direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Beheersverordening Binnenstad Nieuwegein
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0356.BVBI2017-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot de beheersverordening

De binnenstad van Nieuwegein is volop in beweging. De afgelopen jaren is tot de nodige (her)ontwikkeling gekomen. Met de vaststelling van het Operationeel Ontwikkelingsplan 2013 (verder OOB 2013) is de weg ingezet naar een toekomstbestendige doorontwikkeling van het centrum van Nieuwegein tot een echt bruisend stadshart.

Voor de binnenstad tekent zich daarmee een grote planologische opgave af. Het huidige bestemmingsplan Binnenstad 2007 voorziet daar niet in. Actualisatie van het bestemmingsplan is noodzakelijk. Het nieuwe bestemmingsplan moet dan ook uitnodigend zijn voor de verdere ontwikkeling van de binnenstad. Een plan dat de kansen die nu voor ons liggen als vertrekpunt heeft en aansluit bij de wensen van afnemers, het maatschappelijke veld en de Nieuwegeiners.

Het huidige bestemmingsplan expireert echter op 29 maart 2017. In de tijd gezien is het niet haalbaar om het OOB 2013 tijdig om te zetten naar een breed gedragen en actueel bestemmingsplan. Ter overbrugging geldt daarom deze beheersverordening.

Actualiseringsplicht

In de Wet ruimtelijke ordening (verder Wro) is de plicht opgenomen om voor het gehele grondgebied van de gemeente over actuele ruimtelijke plannen te beschikken, dat wil zeggen plannen niet ouder dan 10 jaar. De gemeente spant zich ervoor in om de actualiseringsopgave tijdig voor alle afzonderlijke bestemmingsplannen af te ronden. Voor een deel van de plannen is dat om uiteenlopende redenen niet haalbaar. Voor die plangebieden kan de gemeenteraad een verordening vaststellen waarin het beheer van dat gebied, in overeenstemming met het bestaande feitelijke of planologisch toelaatbare gebruik, wordt geregeld. Een dergelijke beheersverordening is het juridisch bindende kader voor het toelaatbare ruimtelijke gebruik dat van de gronden binnen de daartoe behorende gebieden mag worden gemaakt. Met deze beheersverordening wordt voldaan aan de uit de Wro voortvloeiende actualiseringsplicht. Nu de Wro geen voorbereidingsprocedure kent voor de beheersverordening, is het mogelijk om alsnog tijdig een gemeentedekkend ruimtelijk juridisch-planologisch kader vast te stellen.

1.2 Doel van de beheersverordening

Het doel van deze beheersverordening is het vastleggen van de geldende juridisch-planologische rechten. Het ruimtelijke beleid voor dit plangebied, dat nu is neergelegd in verschillende bestemmingsplannen, wordt daarmee vervangen door deze beheersverordening.

Hoofdstuk 2 Juridische aspecten

2.1 Geldende planologische regelingen

Binnen het plangebied zijn de volgende bestemmingsplannen van kracht:

Bestemmingsplan   Vastgesteld   Deelgebied  
Binnenstad   29 maart 2007   1  
Binnenstad herziening   25-02-2012   2  

Voorts is incidenteel met toepassing van de bevoegdheden van de artikelen 11, 15, 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), dan wel artikel 3.22 (Wro), dan wel artikel 2.12 Wabo medewerking verleend aan afwijkende bouw- en gebruiksinitiatieven. Deze gelden als bestaande rechten.

Van de bovenstaande geldende planologische regelingen zijn alleen die geldende planologische regelingen van kracht, daar waar de deelgebieden zich overlappen met de verbeelding van de bovenstaande geldende regelingen. Voor de begrenzingen van de deelgebieden zie 2.2 Begrenzing van het plangebied.

2.2 Begrenzing van het plangebied

De onderstaande afbeelding geeft de plangrens aan van de beheersverordening. Voor het bepalen van de plangrenzen is aansluiting gezocht bij de huidige plangrenzen van de geldende bestemmingsplannen, met dien verstande dat de Zuidstedeweg deels niet meegenomen wordt. Deze weg wordt meegenomen in het bestemmingsplan Batau.

afbeelding "i_NL.IMRO.0356.BVBI2017-VA01_0001.jpg"

Begrenzing beheersverordening

2.3 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen

Op 1 november 2014 is de AMvB "Quick wins" (Stb. 2014, nummer 333) en op 29 november 2014 is de Reparatiewet BZK 2014 (Stb. 2014-458) van kracht geworden. De AMvB wijzigt artikel 3.1.2 (lid 2) van het Besluit ruimtelijke ordening terwijl de Reparatiewet enkele bepalingen in de Woningwet herziet. Het eerste artikel legt expliciet vast dat een bestemmingsplan regels mag bevatten die betrekking hebben op een bevoegdheid waarvan de uitoefening afhankelijk is gesteld van beleidsregels. De aanpassing van de Woningwet komt er op neer dat de stedenbouwkundige bepalingen uit de gemeentelijke bouwverordeningen niet meer van toepassing zijn op na 29 november 2014 nieuw vast te stellen bestemmingsplannen of beheersverordeningen en in ieder geval volledig vervallen op 1 juli 2018.

Gezien het nieuwe artikel 3.1.2 Bro bestaat de mogelijkheid om via algemene regels in het bestemmingsplan op de parkeerbehoefte te kunnen sturen. Daarom is artikel 4 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen aan de regels van deze verordening toegevoegd.

Deze regels sluiten aan bij artikel 2.5.30 van de gemeentelijke Bouwverordening. In deze regels wordt uitdrukkelijk uitgegaan van regulering bij het aanvragen en verlenen van omgevingsvergunningen.

Hoe wordt bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid?

De vraag hoe wordt bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid wordt beantwoord in het Nota Parkeernormen 2011-2015. In de nota wordt aangegeven hoe het aantal parkeerplaatsen bij bepaalde functies moet worden berekend. Op deze wijze wordt ten aanzien van de hiervoor genoemde punten een duidelijk houvast geboden voor het beoordelen van aanvragen van een omgevingsvergunning.

2.4 Toelichting juridische regeling

De Wro schrijft in artikel 3.38 voor dat geen ruimtelijke ontwikkelingen mogen worden voorzien voor de gebieden die tot de beheersverordening behoren. Aan die voorwaarde wordt voldaan.

De beheersverordening bestaat uit een analoge en digitale verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en regels zijn juridisch bindend, de toelichting is juridisch niet bindend maar helpt bij de interpretatie van de verbeelding en de regels. De regels zijn als volgt ingedeeld:

  • Inleidende regels (Hoofdstuk 1). Dit hoofdstuk omvat artikel 1 Begrippen. In dit artikel worden de begrippen die in de regels zijn opgenomen nader gedefinieerd. Het definiëren van begrippen vergroot de duidelijkheid en de rechtszekerheid.
  • Beheerregels (Hoofdstuk 2). De beheerregels bevatten voor elk deelgebied een regeling voor het beheer van het bestaande gebruik.
  • Overgangs- en slotregels (Hoofdstuk 3). Het overgangsrecht is opgenomen in artikel 5, de slotregel in artikel 6.

De onderhavige beheersverordening legt de bestaande situatie vast en stelt met het oog op het beheer van die bestaande situatie regels vast voor het gebruik en het bouwen. Onder de bestaande situatie verstaat deze verordening het gebruik en de bebouwing conform het geldende bestemmingsplan, waaronder tevens plannen ex artikel 11 Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) zijn begrepen en voorts,

  • inclusief de na inwerkingtreding van het desbetreffende bestemmingsplan genomen besluiten bij of krachtens de artikelen 11, 15 en 19 van de WRO, dan wel de artikel 3.6, 3.10, 3.22 en 3.23 (Wro) dan wel artikel 2.12 Wabo, één en ander zoals blijkt uit het gemeentelijke bouwarchief en het bestemmingsplan Sectorplan Standplaatsen met de imrocode NL.IMRO.0356.NG2013001-VA03 welke op 19 februari 2015 door de gemeenteraad van de gemeente Nieuwegein is vastgesteld;
  • exclusief de daarvan deel uitmakende nadere eisen regelingen, wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsplichten. Deze zijn per deelgebied in de regels benoemd en daarmee buiten toepassing van deze verordening verklaard.

Deze beheersverordening wordt digitaal beschikbaar gesteld. De bij de beheersverordening behorende bestanden worden gekoppeld aan een contour (gecodeerd volgens de Praktijkrichtlijn Gebiedsgerichte Besluiten). Daarmee voldoet de beheersverordening aan de digitale verplichting overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.2.3 Bro.

Het overgangsrecht is vormgegeven op de wijze die is voorgeschreven in artikel 5.1.1 Bro.

Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid

De beheersverordening is opgesteld op basis van de geldende bestemmingsplannen. Het betreft uitsluitend het vastleggen van de bestaande juridische-planologische situatie. Hiervoor zijn dan ook geen aanvullende onderzoeken noodzakelijk.

Daarnaast zijn er ontwikkelingen meegenomen waarvoor een vrijstellings-, ontheffings- of projectprocedure is doorlopen. In deze procedures zijn de uitvoerbaarheidsaspecten aan de orde gekomen en is geconcludeerd dat deze geen belemmeringen opleveren.

Onderzoek en afwegingen ten aanzien van de uitvoering is in deze verordening dan ook niet aan de orde.