direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf - 1
Plan: Windpark Nieuwegein
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0356.BPWINDPARK-VA03

Artikel 3 Bedrijf - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de vestiging van bedrijven tot en met categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • b. verkeersvoorzieningen, waaronder ontsluitingswegen en langzaamverkeersroutes;
  • c. parkeervoorzieningen, waarbij de volgende parkeernormen van toepassing zijn:
    • 1. 1 parkeerplaats per 50 m² bvo kantoor;
    • 2. 1 parkeerplaats 125 m² bvo bedrijfsruimte;
    • 3. 1 parkeerplaats per 200 m² bvo showroom/magazijnruimte;
  • d. groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. gebouwen dienen voor minimaal 30% in de gevellijn te worden gebouwd;
  • c. gebouwen voor zover gelegen direct aan de rijksweg A27 dienen in, dan wel parallel aan de bouwvlakgrenzen gebouwd te worden;
  • d. de afstand tussen gebouwen onderling bedraagt ten minste 5 m;
  • e. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 12 m;
  • f. het bebouwingspercentage bedraagt ten hoogste 70% van het bouwperceel;
  • g. het oppervlak van bouwpercelen bedraagt ten hoogste 45.000 m²;
  • h. de goothoogte van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 m en het oppervlak bedraagt ten hoogste 25 m²;
  • i. ondergronds bouwen is toegestaan tot een diepte van 2 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de uitoefening van (perifere) detailhandel is niet toegestaan;
  • b. kantoren zijn niet toegestaan;
  • c. wonen is niet toegestaan;
  • d. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • e. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • f. activiteiten uit kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • g. parkeervoorzieningen zoals bedoeld in lid 3.1 onder c op de gronden voor zover gelegen tussen bedrijfsgebouwen (en het verlengde daarvan zijn) en wegen (A27) zijn niet toegestaan;
  • h. buitenopslag van goederen op de gronden voor zover gelegen tussen bedrijfsgebouwen (en het verlengde daarvan) en wegen (A27) is niet toegestaan.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2:

  • a. om het maximum bebouwingspercentage met 10% te verhogen tot 80%;
  • b. om de bouwhoogte te verhogen naar 18 m voor gebouwen;
  • c. voor het vergroten van de maximale omvang van bouwpercelen, mits dit in overeenstemming is met de beoogde parcelering, waarbij in acht genomen wordt dat:
    • 1. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen;
    • 2. de functionele en ruimtelijke structuur niet onevenredig worden aangetast;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
    • 4. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijdingsmogelijkheden zijn gewaarborgd;
    • 5. op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is c.q. zijn.

3.4.2 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1 onder a om bedrijven toe te laten uit ten hoogste categorie 5.1, waarbij:

  • a. de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving niet mag toenemen;
  • b. bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling dienen te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking;
  • c. voor het beoordelen van gevolgen voor de waterwinning wordt door het bevoegd gezag vooraf advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

3.4.3 Afwijken ten behoeve van Bevi-inrichtingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.3 onder d om een Bevi-inrichting toe te staan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico of – indien van toepassing – de afstand, zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Bevi jo artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, is gelegen:
    • 1. binnen het bouwperceel van de Bevi-inrichting;
    • 2. op gronden met de bestemming Verkeer, Groen of Water;
  • b. bij het verlenen van de omgevingsvergunning dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.

3.4.4 Afwijken ten behoeve van buitenopslag

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.3 onder h om buitenopslag in de zone tussen bedrijfsgebouwen en de A27 toe te staan onder de voorwaarde dat er vanaf de A27 geen zicht is op de buitenopslag.