Plan: | Middenblok |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0356.BPUHL2021HER001-VA02 |
Nieuwegein heeft als onderdeel van de regio Utrecht samen met het Rijk en de provincie Utrecht een Woondeal voor de regio gesloten. Het doel hiervan is om de woningbouwproductie te versnellen, de betaalbaarheid vergroten en excessen aanpakken. Het Middenblok in het gebied Lekboulevard Hoog Zandveld is onderdeel van deze woondeal.
Voor het Middenblok zijn al langer woningbouwplannen. Omdat ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan nog geen concrete invulling en bijbehorend woningbouwprogramma voor deze locatie beschikbaar was, is destijds een uit te werken woonbestemming opgenomen. Hiermee heeft de gemeenteraad aan het college van burgemeester en wethouders de plicht meegegeven om een uitwerkingsplan op te stellen. Dit uitwerkingsplan moet voldoen aan de uitwerkingsregels die in het bestemmingsplan opgenomen zijn.
In het voorliggende plan wordt invulling gegeven aan de uitwerkingsplicht. Tevens wordt aangetoond dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan de uitwerkingsregels, de eisen van een goede ruimtelijke ordening en actuele inzichten.
Het plangebied grenst aan de westzijde aan het Lotusplantsoen. De noord- en westzijde worden begrensd door de Dopheide en de Ratelaar. De zuidzijde van het plangebied grenst aan het parkeerterrein behorende bij het winkelcentrum Hoogzandveld. Figuur 1.1 geeft de ligging van het plangebied weer.
Figuur 1.1 Ligging plangebied (bron: ArcGis luchtfoto 2020)
Het geldende bestemmingsplan ter plaatse betreft 'Lekboulevard - Hoog Zandveld Centrum', vastgesteld op 21 december 2011. De gronden zijn bestemd voor 'Wonen - Uit te werken'. Deze gronden zijn (na uitwerking) bestemd voor maatschappelijke functies tot een maximum oppervlakte van 2.400 m2, wonen, parkeren en mantelzorg.
Figuur 1.2 Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Lekboulevard - Hoog Zandveld Centrum'
In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van het te realiseren bouwplan. Vervolgens vindt in hoofdstuk 3 toetsing aan de uitwerkingsregels plaats. Dit wordt gevolgd door toetsing aan het relevante beleidskader (hoofdstuk 4) en de omgevingsaspecten (hoofdstuk 5). Hoofdstuk 6 geeft een beschrijving van de juridische regeling. Tenslotte wordt in hoofdstuk 7 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan toegelicht.
Het plangebied ligt in het zuiden van Nieuwegein. Het ligt in de wijk Hoogzandveld, tegen de wijken Zandveld en Lekboulevard aan. Deze wijken dateren uit de jaren '70 en '80 en liggen tegen de zuidrand van Nieuwegein. De zuidgrens van de wijken wordt bepaald door de Lekdijk. De wijken bestaan voornamelijk uit grondgebonden rijwoningen. Aan de Lekboulevard en aan de Zandveldseweg staan ook flatgebouwen.
Het centrumgebied van de wijken, waartoe ook het plangebied behoort, ligt in de wijk Hoog Zandveld. Het bevat diverse voorzieningen, zoals het wijkwinkelcentrum, een kerk, kinderopvang en medische voorzieningen.
Figuur 2.1: Ligging plangebied (bron: Arcgis luchtfoto 2020)
Het plangebied wordt ontsloten door de Lupinestraat naar de Zandveldseweg. De Zandveldseweg is een belangrijke gebiedsontsluitingsweg die door Nieuwegein heen loopt. Richting het noordoosten is het centrumgebied van Nieuwegein te bereiken. Richting het westen sluit de Zandveldseweg aan op de Rijksweg A2. Daarnaast is het gebied goed ontsloten door het openbaar vervoer. Aan de oostzijde bevindt zich een halte van de sneltram richting Utrecht Centraal. Tevens bevindt zich aan de Zandveldseweg ter hoogte van 't Veerhuis een bushalte waar bussen richting Utrecht en Vianen halteren.
Het plangebied betreft het gebied tussen de parkeerplaats bij het winkelcentrum en het Lotusplantsoen in. Het winkelcentrum vormt het hart van het centrumgebied. Een aantal jaar geleden is dit winkelcentrum vernieuwd zodat het voldoet aan de eisen van deze tijd. In het centrum zijn zowel winkels voor de dagelijkse boodschappen gevestigd als non-food winkels en een apotheek. Het heeft daarmee een belangrijke functie voor dit deel van Nieuwegein.
Ten westen van het plangebied ligt een park, het Lotusplantsoen. In het Lotusplantsoen staan een kerkgebouw en een Brede School. Dit park sluit aan op groen- en waterstructuren die door de woonwijken lopen. Onder andere op de Rietput ten westen van het Lotusplantsoen, die overloopt in de groenstructuur rondom de Kromme IJssel en het IJsselbos.
Ter plaatse van het plangebied was tot 2014 een scholencomplex gevestigd. Sinds de sloop van de school is het plangebied ingericht als grasveld. Aan de randen staan enkele bomen.
De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van maximaal 50 woningen en 240 m2 aan maatschappelijke voorzieningen. Deze kaders zijn opgenomen in de bestemming 'Wonen - Uit te werken'. Door middel van het vaststellen van voorliggend uitwerkingsplan, wordt invulling gegeven aan de uitwerkingsplicht en kan ter plaatse worden gebouwd.
Er zijn nog geen concrete plannen voor de locatie. De gronden zijn in eigendom van de gemeente. De gemeente zal via een tender de ontwikkelaar selecteren.
De regels van het uitwerkingsplan zullen samen met de beeldkwaliteitskaders voor deze locatie de uitgangspunten vormen waarbinnen het ontwerp kan worden uitgewerkt.
Wel heeft de gemeente op basis van de uitwerkingsregels en recente inzichten een ruimtelijke randvoorwaardenkaart opgesteld. Deze gaat uit van een bouwblok met frontvormige bebouwing. Het bouwblok wordt aaneengesloten gebouwd, dit uit zich als een solitair element dat niet verstrooid is. Aan de buitenzijde komt een overgangszone prive-openbaar. In het blok vindt het parkeren plaats. Door het blok komt tevens een openbaar wandelpad. Dit verbindt het centrumgebied met het Lotusplantsoen dat ten westen van het plangebied ligt. De bestaande bomen aan de rand van het gebied blijven zoveel mogelijk behouden.
Figuur 2.2: Ruimtelijke randvoorwaardenkaart (bron: gemeente Nieuwegein)
In het beeldkwaliteitsplan dat is vastgesteld bij het bestemmingsplan 'Lekboulevard - Hoog Zandveld' is het volgende opgenomen:
Architectuur
Het "Middenblok" is een wat groter bouwvolume. De verschillende functies en woningtypologieën zijn architectonisch afleesbaar. Hierdoor krijgt het gebouw een geleding. De massa, de architectuur en de materialisering zijn afgestemd op de parkachtige setting. Het woonblok heeft een alzijdige oriëntatie, wat om een specifieke architectonische benadering vraagt. Dit komt mede tot uiting in de geveltextuur: buitenkant "hard", ter plaatse van het park in combinatie met "zacht"; binnenkant overwegend "zacht". Het privé parkeren wordt binnen het woonblok geregeld.
Buitenruimte
Het woonblok wordt gekenmerkt door een groot binnenhof. Dit privégebied onderscheidt zich van de "echte" publieke ruimte door specifieke functies zoals bergingen en privé parkeerplaatsen. Direct grenzend aan het woonblok is het openbare parkeren geregeld. Langs de zuidgevel komt een breed trottoir voor de bereikbaarheid van de mogelijk maatschappelijke functies. Direct aan de westgevel grenst het Lotusplantsoen. De afscheidingen privé/ openbaar worden met het woonblok mee ontworpen en zijn onderdeel van de architectuur en/of onderdeel van het park.
In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling getoetst aan de uitwerkingsregels die in het geldende bestemmingsplan 'Lekboulevard - Hoog Zandveld Centrum' zijn opgenomen. De uitwerkingsregels luiden als volgt.
14.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken de in lid 14.1 genoemde bestemming nader uit, met inachtneming van de volgende uitwerkingsregels:
Mede op basis van deze uitwerkingsregels is de ruimtelijke randvoorwaardenkaart, zoals hiervoor besproken, opgesteld.
Bestemmingsomschrijving
De beoogde ontwikkeling met woningbouw past binnen de kaders als gesteld binnen de bestemmingsomschrijving van de bestemming 'Wonen - Uit te werken'.
Uitwerkingsregels
Ad a.
De genoemde maximum bouwhoogtes zijn opgenomen op de verbeelding.
Ad b
In de regels is opgenomen dat het maximum aantal woningen 50 bedraagt.
Ad c
Op de verbeelding is aan de west- en zuidzijde een aanduiding opgenomen waar maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan. In de regels is vervolgens opgenomen dat maximaal 240 m2 is toegestaan. Er wordt dus geen gebruik gemaakt van de maximale ruimte die de uitwerkingsregels bieden.
Ad d
In de regels zijn geen beperkingen op genomen ten aanzien van woningtypologie. Gestapelde woningen zijn daarmee ook toegestaan.
Ad e
Deze regel is opgenomen in de bouwregels.
Ad f
Deze regel is opgenomen in de bouwregels.
Af g
Aan de parkzijde is op de verbeelding een aanduiding 'park' opgenomen. Deze strook is mede bestemd voor tuinen en groenvoorzieningen.
Conclusie
Er wordt voldaan aan de uitwerkingsregels zoals opgenomen in artikel 14 van bestemmingsplan 'Lekboulevard - Hoog Zandveld Centrum'.
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.
In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050
Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:
Nationale belangen
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de ‘nationale belangen’. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.
De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.
Voor dit project relevante nationale belangen zijn:
Keuzes
De belangrijkste keuzes zijn:
Wonen is voor dit project het meest relevant. Tot 2030 moeten er ongeveer 1 miljoen woningen gebouwd worden. Dit zal grote impact hebben op de ruimtelijke ordening.
Er wordt zoveel mogelijk gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, zodat open ruimtes en groen tussen steden behouden blijft. De nieuwe woningen moeten betaalbaar en goed bereikbaar zijn. Bewoners moeten tevens een prettige, gezonde en veilige leefomgeving ervaren. Dat vergt grote investeringen in openbaar vervoer, veilige fiets- en wandelpaden, meer groen, ontmoetingsruimte en wateropvang in de stad, en goede verbindingen met recreatiegebieden in de nabijheid van de stad. Met deze aanpak van verstedelijking wordt niet alleen het woningaanbod, maar ook de leefomgevingskwaliteit in de stad verbeterd.
Barro
Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van andere overheden, is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) opgesteld. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden en bevat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. In het gebied gelden geen rechtstreeks doorwerkende belangen.
Toetsing
Het mogelijk maken van de nieuwe woningen in het bestaand stedelijk gebied van Nieuwegein past binnen het rijksbeleid.
Zorgvuldig ruimtegebruik is het uitgangspunt van de (rijks)overheid. Om dit principe te borgen is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6). Hieruit volgt dat alle ruimtelijke besluiten die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, aandacht moeten besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte in de relevante regio worden beschreven. Voor stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied moet ook worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd.
Toetsing
Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van die ontwikkeling, in relatie tot de omgeving. Uit de handreiking ladder voor duurzame verstedelijking (bron: Infomil) en jurisprudentie blijkt dat een ontwikkeling van minder dan 12 woningen of minder dan 500 m2 niet wordt gezien als stedelijke ontwikkeling.
In dit geval is echter sprake van een gebied waarvoor een uitwerkingsplicht geldt. Uit een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 april 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1155) blijkt dat de mate waarin een uitwerkingsplicht keuzemogelijkheden biedt ten aanzien van de op te nemen functies en de omvang daarvan bepalend is voor de vraag of er een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid van het Bro.
Ook in een eerdere uitspraak van de Afdeling van 24 februari 2016 (zaaknummer 201506618/1.R6) is bepaald dat een dergelijk onderzoek in uitwerkingsplannen feitelijk niet meer hoeft te worden gedaan.
In dit geval wordt geconcludeerd dat geen sprake is van ruime uitwerkingsmogelijkheden. Het kan alleen een nieuw woongebied worden en er is sprake van een nog onbenutte planologische mogelijkheid.
Wel is zonder meer behoefte aan de woningen in het plangebied. Nieuwegein heeft met 15 andere gemeenten in de regio Utrecht (U16) samen met het Rijk en de Provincie een Woondeal voor Utrecht gesloten. Het doel is om de woningbouwproductie te versnellen, de betaalbaarheid te vergroten en excessen aan te pakken. Het Middenblok maakt deel uit van de woondeal. Het doel van de woondeal is om het plan snel op de markt te zetten zodat de bouw snel kan worden gestart.
Op 10 maart 2021 is de omgevingsvisie provincie Utrecht vastgesteld. In deze Omgevingsvisie leg de provincie de integrale lange termijn ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving van de provincie Utrecht vast.
De wens is dat de provincie Utrecht het groene, gezonde en slimme middelpunt van Nederland blijft, ook in 2050. Daarbij staat de provincie voor een flinke uitdaging: het aantal inwoners, woningen, banen en verplaatsingen groeit fors. Het grondgebied is te klein om al deze ruimtevragers los van elkaar een plek te bieden. Onze grootste opgave is daarmee de vraag hoe wij de verschillende functies ruimtelijk met elkaar kunnen combineren.
Met het omgevingsbeleid wordt een bijdrage geleverd aan een gezonde en veilige leefomgeving in de provincie Utrecht. Het gaat daarbij in de eerste plaats om de fysieke omgeving. Denk aan woonmilieus (dichtheid en type bebouwing), de aanwezigheid van voorzieningen (winkels, openbaar vervoer, scholen, ziekenhuizen, etc.), de mate van functiemenging voor aantrekkelijke woon-, werk- en leefmilieus en de kwaliteit van groen en water in de leefomgeving. Maar zeker zo belangrijk is de sociale omgeving en de veiligheid van de leefomgeving. Om prettig te kunnen wonen, moeten mensen zich thuis kunnen voelen. En mensen moeten zich veilig voelen, zowel sociaal als in het verkeer. Ook een gezonde leefomgeving is belangrijk. Het gaat dan zowel om zaken die te maken hebben met het milieu, als om de mate waarin de openbare ruimte de bewoners uitnodigt om gezonde keuzes te maken in wonen, werken, recreatie en vervoer.
Het provinciaal beleid is verder uitgewerkt in de omgevingsverordening. In paragraaf 4.2.2 wordt de ontwikkeling getoetst aan het provinciaal beleid.
Gelijktijdig met de Omgevingsvisie is de Interim Omgevingsverordening vastgesteld. De interim omgevingsverordening bevat instructieregels over taken en bevoegdheden van gemeenten en waterschappen. Daarnaast bevat de interim omgevingsverordening direct werkende regels. Dit zijn regels die rechtstreeks gelden voor bedrijven, burgers en andere initiatiefnemers bij het uitvoeren van een activiteit.
Lokale spoorwegen
Het plangebied bevindt zich in de kaart 'lokale spoorwegen' voor een deel binnen de beschermingszone van het beperkingengebied lokale spoorwegen. Binnen deze zone zijn geen nieuwe gebouwen toegestaan. Wel kan hier ontheffing voor worden verleend.
In bijlage 1 is het beperkingengebied geprojecteerd op de verbeelding van dit bestemmingsplan. Hieruit blijkt dat het beperkingengebied niet geldt ter plaatse van het bouwvlak. Het uitwerkingsplan is dus in lijn met de interim Omgevingsvergunning.
Figuur 4.1: Uitsnede kaart 'lokale spoorwegen'
Verstedelijking
Binnen de kaart 'Wonen, werken en recreëren kaart 2' valt het plangebied binnen het stedelijk gebied.
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen Stedelijk gebied kan bestemmingen en regels bevatten voor woningbouw mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:
Voor de gemeente Nieuwegein zijn 5.464 woningen opgenomen in het programma.
De woningbouwlocatie Middenblok is onderdeel van deze opgave en is hiermee in lijn met het provinciaal beleid.
Figuur 4.2: Uitsnede kaart 'Wonen, werken en recreëren kaart 2'
Tenslotte wordt opgemerkt dat het plan niet leidt tot extra bodemdaling. Geconcludeerd kan worden dat het uitwerkingsplan in lijn is met het provincie beleid.
Omgevingsvisie Nieuwegein verstedelijkt en vergroent (2020)
De omgevingsvisie geeft de visie van de gemeente over Nieuwegein in de periode tot 2040 weer. In deze omgevingsvisie staat de ambitie centraal dat iedere
ontwikkeling in Nieuwegein bijdraagt aan de volgende doelen:
A. versterking van de ruimtelijke kwaliteit
B. verduurzamen van de stad
C. borgen van de veiligheid van inwoners
D. gezond stedelijk leven voor iedereen
Binnen de gemeente wordt zorg gedragen voor een woningvoorraad die aansluit op de wensen en behoeftes van alle inwoners. Dit gaat om een woningaanbod dat toekomstbestendig is en geschikt voor jonge gezinnen, starters en doorstromers, maar ook voor ouderen en mensen met een beperking of een zorgbehoefte, die (ondersteund) zelfstandig willen blijven wonen. Op locaties rond voorzieningen en zorg wordt voorrang gegeven aan de realisatie van woningen voor ouderen en bewoners met een fysieke beperking. De vraag naar woningen neemt nog steeds toe. Binnen de gemeente is op de locaties uit het woningbouwprogramma 2030 ruimte voor circa 7500 woningen, mits in balans met mobiliteit en voorzieningen in de stad.
Toetsing
In de omgevingsvisie is het plangebied opgenomen als locatie binnen woningbouwprogramma's 2017 tot 2030. Daarnaast valt het plangebied ook binnen een woon-zorg cirkel voorzieningen. Binnen een dergelijke cirkel, en dus ook in het plangebied, stuurt de gemeente bij toevoeging van woningen op voorrang voor ouderen en mensen met een fysieke beperking of ondersteuningsvraag.
Figuur 4.3: Uitsnede kaart 'Weergave van de energietransitie en woningbouwopgave'
Toetsingskader
Nederland heeft zich gecommiteerd aan de internationale afspraken uit het Klimaatakkoord van Parijs. Conform de vastgestelde Klimaatwet streeft Nederland ernaar om de uitstoot van CO2 in 2050 met 95% te hebben gereduceerd ten opzichte van 1990 (en 49% in 2030). De gemeente Nieuwegein wil in 2040 een klimaatneutrale stad zijn (raadsbesluit 2017 'Routekaart Energieneutraal Nieuwegein 2040'). Op het gebied van energieneutraal en duurzaam bouwen zijn normen vastgelegd in Bouwbesluit. Vanaf 2021 moeten alle nieuwe gebouwen bijna energieneutrale gebouwen (BENG) zijn. De gemeente heeft in haar Omgevingsvisie vastgelegd dat we gaan voor een duurzame stad, dat wil zeggen: energieneutraal, klimaatbestendig, circulair en duurzaam gebouwd. Om te voorkomen dat het energievraagstuk groter wordt door de toevoeging van nieuwbouw zet de gemeente daarbij in op GPR 8 en ten minste op energieneutrale bouw (BENG3=100%) en ten minste 'nul-op-de-meter' voor nieuwbouw van grondgebonden woningen. Nieuwe daken worden vanzelfsprekend optimaal benut voor zon op dak en klimaatadaptatie.
Onderzoek
Het plangebied ligt buiten de boringsvrije zone die is ingesteld rondom de drinkwaterwinning van Vitens aan het Hollandse Jaagpad. Dat betekent dat er geen dieptebeperking geldt voor het eventueel aanleggen van bodemlussen voor een bodemwarmtepomp of WKO-systeem (monobron of doublet). Binnen het plangebied zijn grondgebonden woningen en appartementen voorzien. Het realiseren van energieneutrale appartementen lijkt kansrijk met een optimale dakbenutting voor zonopwekking (met hoogrendementpanelen van >210 Wp per m2 paneel in een aaneengesloten oost-west-opstellingswijze). Het realiseren van grondgebonden nul-op-de-meter nieuwbouwwoningen is zondermeer mogelijk. In Nieuwegein zijn afgelopen jaren al NOM-appartementen en verschillende types grondgebonden woningen gerealiseerd.
Conclusie
Er zijn kansen om invulling te geven aan energieneutraal en duurzaam bouwen. Dit wordt in het traject verder uitgewerkt.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit uit de D-lijst onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Onderzoek en conclusie
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat. In dit uitwerkingsplan worden maximaal 50 woningen en 240 m2 maatschappelijke voorzieningen mogelijk gemaakt. Dit blijft daarmee (ruim) onder de drempelwaarde. Dit betekent dat kan worden volstaan met een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'.
In bijlage 2 is de aanmeldnotitie voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling opgenomen. De bijlage die horen bij deze notitie zijn te vinden in de bijlage van deze toelichting. Uit de aanmeldnotitie blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Op 14 december 2021 heeft het college besloten dat voor deze ontwikkeling geen MER nodig is.
Toetsingskader
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.
Voor de beoogde ontwikkeling wordt de parkeerbehoefte en verkeersgeneratie berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 381 en het Koersdocument Parkeren 2020 - 2025 van de gemeente Nieuwegein, hierna te noemen parkeernormenbeleid. Voor het te hanteren kencijfer wordt uitgegaan van een stedelijkheidsgraad van sterk stedelijk, schil centrum. In het Koersdocument Parkeren 2020 - 2025 wordt voor de veel voorkomende functies parkeernormen geformuleerd.
Ontsluiting
Het plangebied wordt ontsloten via de Lupinestraat richting de Zandveldseweg. Richting het noordoosten is het centrumgebied van Nieuwegein te bereiken. Richting het westen sluit de Zandveldseweg aan op de Rijksweg A2. Daarnaast bevindt zich aan de oostzijde een halte van de sneltram richting Utrecht Centraal. Tevens bevindt zich aan de Zandveldseweg ter hoogte van 't Veerhuis een bushalte waar bussen richting Utrecht en Vianen halteren.
Verkeersgeneratie en afwikkeling
In de bestaande situatie is het perceel van de beoogde ontwikkeling ingericht als grasveld en deze genereert geen verkeer. In de toekomstige situatie is op het perceel woningen en maatschappelijke functies beoogd. Hier worden 50 woningen en maximaal 240 m2 bvo maatschappelijke voorzieningen. Dit zorgt voor een verkeerstoename. Voor het berekenen van de verkeerstoename voor de maatschappelijke functie wordt aangesloten bij het kencijfer kantoor met baliefunctie (CROW publicatie 381). Het woningtype staat nog niet vast, daarom is voor de verkeersgeneratie van woningen worst-case uitgegaan van koop, huis, twee onder 1 kap. Tabel 1 toont de verkeerstoename in mvt/etmaal en hier wordt uitgegaan van het gemiddelde van de bandbreedte.
Functie | Aantal | kencijfer* | Weekdag gemiddelde mvt/etmaal | Werkdag gemiddelde mvt/etmaal |
Kantoor (met baliefunctie) | 240 m2 bvo | 9,9 Per 100 m2 bvo | 23,76 | 31,6 |
Koop, huis, twee onder 1 kap | 50 | 7,7 per woning | 385 | 428 |
Totaal | 408,76 | 459,6 |
*sterk stedelijk, rest bebouwde kom (omrekeningsfactor naar werkdag kantoor 1,33, omrekenfactor woningen 1,11)
Op basis van de uitgangspunt genereert de beoogde ontwikkeling 409 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag en 460 mvt/etmaal op een gemiddelde werkdag.
De verkeersgeneratie neemt hiermee toe met 460 mvt/etmaal op een werkdag. Verwacht wordt dat de capaciteit van de omliggende wegen voldoende is en deze toename aan verkeer hierop zal dit niet leiden tot knelpunten.
Parkeren
De parkeerbehoefte dient berekend te worden op basis van het Koersdocument Parkeren 2020 - 2025. In de regels is geborgd dat hier aan voldaan moet worden.
Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Ten aanzien van geluidhinder is de Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst. Voor het onderhavige plan is geluidhinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang.
Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geluidgevoelige functies. Akoestisch onderzoek is noodzakelijk als de woningen binnen de geluidzone vallen van gezoneerde wegen. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidbelasting te worden onderbouwd.
Toetsing en conclusie
Voor de beoogde ontwikkeling is onderzocht of voldaan wordt aan een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat, zie bijlage 3 . Uit het akoestisch onderzoek blijkt het volgende:
Als de karakteristieke geluidwering van de gevels voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit 2012 zal een aanvaardbaar geluidniveau in de woningen worden bereikt. Hiermee staat het aspect geluid de ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.
Onderzoek
Het plangebied ligt in een woonwijk met naast woningen verschillende maatschappelijke en gemengde functies. Het omgevingstype van het plangebied kan het best beschreven worden als gemengd gebied. Het plangebied ligt op een afstand van 50 meter tot een gemengde functie. Hier is een supermarkt aanwezig. Hiervoor geldt milieucategorie 1 met een richtafstand van 0 meter in gemengd gebied. Aan de richtafstand wordt voldaan. De supermarkt wordt dan ook niet in zijn bedrijfsvoering beperkt.
De nieuwe maatschappelijke bestemming staat maximaal bedrijven van milieucategorie 2 toe. Hiervoor geldt een afstand van 10 meter in gemengd gebied. De dichtstbijzijnde woning ligt op een afstand van 50 meter. Aan de richtafstand wordt voldaan en ter plaatse van de woningen kan een goed woon- en leefmilieu worden gegarandeerd.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).
Onderzoek en conclusie
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in een functiewijziging. De bestemming wonen blijft gehandhaafd. Omdat de bestemming niet wijzigt, is bodemonderzoek in het kader van het bestemmingsplan niet noodzakelijk. In het kader van de aanvraag omgevingsvergunning bouw zal een bodemonderzoek uitgevoerd worden.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft. Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichting (Bevi), zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
Overeenkomstig de risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, zijn in de omgeving geen relevante risicovolle inrichtingen aanwezig.
Op een afstand van 640 meter ligt de A2 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6 contour van deze weg. Het invloedsgebied van de A2 is 880 meter waar het plangebied binnen ligt. Omdat het plangebied op grotere afstand dan 200 meter van de weg ligt is een berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk. Wel dient een beknopte verantwoording gegeven te worden.
Ten zuiden van het plangebied op een afstand van circa 600 meter ligt de Lek waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De PR 10-6 contour is 0 meter waar het plangebied buiten valt. Het invloedsgebied is 90 meter waar het plangebied ook buiten valt.
Ten westen van het plangebied ligt de aardgasleiding W-518-05 op een afstand van 500 meter. Het invloedsgebied van de aardgasleiding is 70 meter waar het plangebied buiten valt. In de omgeving van het plangebied wordt verder geen gevaarlijke stoffen vervoerd over het spoor.
Beknopte verantwoording van het groepsrisico
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn.
De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van en incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering te allen tijde een belangrijke rol.
Het plangebied wordt ontsloten op de Lupinestraat. De Lupinestraat is een doorgaande weg waarmee het plangebied aangesloten is op het regionale wegennet. Het gedegen wegennetwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede. Zo kan bijvoorbeeld via meerdere aanvalswegen een mogelijke brand geblust worden. Daarnaast kan via Korenbloemstraat van de bron af worden gevlucht.
Zelfredzaamheid
Ter plaatse van het plangebied wordt woningbouw en maatschappelijke voorzieningen mogelijk gemaakt. De aanwezige personen zullen over het algemeen dan ook zelfredzaam zijn. Aanwezige kinderen, ouderen en gehandicapten worden wel beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ouders/verzorgers de verminderd zelfredzame personen kunnen begeleiden.
Als gevolg van een incident met toxische stoffen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in dit scenario is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen, denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid. De alarmering van de aanwezigen wordt momenteel nog gerealiseerd middels het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Dit systeem wordt de komende jaren uitgefaseerd. Het waarschuwingssysteem wordt vervangen door een totaal pakket aan alarmeringsmiddelen, waaronder de calamiteitenzenders, de sirenes, crisis.nl, NL-Alert en het gebruik van sociale media.
Conclusie
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de A2. Vanwege de afstand tot de A2 vormt het groepsrisico geen beperkingen voor het bestemmingsplan. Uit de beknopte verantwoording blijkt daarnaast dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Verder zijn in de omgeving geen relevante risicobronnen aanwezig voor het plangebied. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.1 weergegeven.
Tabel 5.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijnstof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijnstof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
De ontwikkeling betreft de bouw van 50 woningen en 240 m2 maatschapelijke voorzieningen. Uit de paragraaf 5.3 Verkeer en parkeren blijkt dat de totale verkeersgeneratie van het plan 409 mvt/etmaal (weekdaggemiddelde) is. Uit de NIBM-tool (tabel 5.2) blijkt dat het plan een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 heeft. Het plan is daardoor vrijgesteld van verdere toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving.
Tabel 5.2 NIBM-tool
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan met behulp van de NSL-monitoringstool die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Zandveldseweg. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruim onder de grenswaarden liggen. De concentraties langs deze weg bedragen; 25.7 µg/m3 voor NO2, 19.9 µg/m3 voor PM10 en 12.1 µg/m3 voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 7.5 dagen. Aangezien direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de maatgevende weg ligt.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Toetsingskader
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de vogelrichtlijn
Onderzoek en conclusie
Gebiedsbescherming
In bijlage 4 is de stikstofberekening toegevoegd waarin berekend is of de ontwikkeling leidt tot stikstofdepositie. Hieruit blijkt dat er in de gebruiksfase van de beoogde ontwikkeling geen sprake is van extra stikstofdepositie op Natura 2000. Het plan vindt op geruime afstand plaats van Natura 2000-gebied. Directe negatieve effecten zoals verdroging en verstoring zijn derhalve uitgesloten.
Soortenbescherming
Binnen het plangebied bevindt zich een bomenrij. Om te bepalen of met de ontwikkeling de Wet natuurbescherming wordt overtreden, is een quickscan ecologie uitgevoerd. Deze quickscan is toegevoegd in bijlage 5. In het projectgebied zijn mogelijk beschermde functies van vleermuizen aanwezig. Vleermuizen kunnen gebruik maken van de boomholte en ruimte onder de schors als verblijfplaats. Nader onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen wordt uitgevoerd. Indien blijkt dat maatregelen nodig zijn, zullen deze getroffen worden in of in de omgeving van het plangebied.
De groenstructuren in het projectgebied kunnen worden gebruikt door algemene broedvogels als nestlocatie. Ten aanzien van broedvogels wordt aanbevolen de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren (globaal 15 maart tot 1 augustus). Indien werkzaamheden tijdens het broedseizoen plaats moeten vinden dient een aanvullende inspectie op broedvogels door een ecoloog te worden uitgevoerd om overtredingen te voorkomen.
Toetsingskader
Sinds 1 juli 2016 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is d bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Onderzoek en conclusie
Archeologie
Het plangebied valt in een Archeologisch Waardevol Verwachtingsgebied (AWV) 4. Dit betekent dat er een middelhoge verwachting geldt voor het Laat Mesolithicum tot en met het Midden Mesolithicum. Hierbij geldt dat bij plangebieden groter dan 2.500 m2 en bodemingrepen dieper dan 300 cm, archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Deze dubbelbestemming is opgenomen op de verbeelding van het uitwerkingsplan.
Cultuurhistorie
Op basis van de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente (RAAP rapport 'Jonge stad oude kwaliteiten') zijn er geen gebouwde of landschappelijke cultuurhistorische waarden in of nabij het plangebied aanwezig.
Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Aanleiding
Elk bestemmingsplan moet een beschrijving bevatten van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding en de uitkomst van het overleg met het waterschap (artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening).
Waterbeheer en watertoets
Voor ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen is het nodig om een watertoets uit te voeren. Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen. Ruimtelijke plannen moeten voorzien zijn van een waterparagraaf. Hiervoor moet het proces van de watertoets worden doorlopen. Het waterschap kijkt of in een plan voldoende rekening is gehouden met de waterhuishouding ter plaatse en geeft een wateradvies.
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden. Het hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
Waterkoers 2016-2021
Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden heeft haar ambities en langetermijnvisie vastgelegd in het waterbeheerplan Waterkoers 2016–2021 (http://www.waterschaponline.nl/hdsr/). De Waterkoers is een koersdocument om te sturen op hoofdlijnen met als overkoepelende doel 'Samen werken aan een veilige, gezonde en prettige leefomgeving'. In de Waterkoers wordt op een niet-planmatige manier over het waterschapswerk gesproken. Waterschapswerk is hierbij breder dan enkel beheer van water.
Water is een belangrijke pijler van een veilige, gezonde en prettige leefomgeving. Vanuit die achtergrond werkt Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden samen met de ruimtelijke ordening aan bescherming tegen overstromingen, een gezond grond- en oppervlaktewatersysteem en het zuiveren van afvalwater.
Ruimtelijke adaptatie
Het klimaat verandert: Hogere temperaturen, een sneller stijgende zeespiegel, nattere winters, heftigere buien en kans op drogere zomers. Daar moeten we ook, volgens het KNMI, in de toekomst in Nederland rekening mee houden. De verwachting van het KNMI is dat het klimaat in Nederland in 2050 ongeveer overeen zal komen met het huidige klimaat in Zuid-Frankrijk. Maar ook nu al is de klimaatverandering merkbaar.
Extreme neerslag, droogte en hitte kunnen leiden tot maatschappelijke ontwrichting. Dit geeft aanleiding om aanpassing van de inrichting van de bebouwde omgeving aan het veranderende klimaat te agenderen en aan te werken. Dit beleid is in 2015 vastgelegd in de Deltabeslissing voor Nederland. In de Deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie heeft het Deltaprogramma voorstellen opgenomen om de ruimtelijke inrichting van Nederland klimaatbestendig en waterrobuust te maken. Alle overheden en marktpartijen zijn daar samen verantwoordelijk voor. De Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie heeft als doel:
Gemeentelijk beleid
Het jaarplan 2020 en de Watervisie uit 2004 vormen samen het Waterplan van de gemeente Nieuwegein. De gemeente Nieuwegein beschikt ook over een verbreed gemeentelijk rioleringsplan waarin het beleid voor de zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater zijn opgenomen.
Het klimaat verandert. We krijgen te maken met meer en heftigere regenbuien, langere droge periodes en meer hete zomerse dagen en nachten. Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen moeten we nu al stap voor stap investeren in een klimaat bestendige inrichting van de stad. De gemeente heeft eind 2014 zowel de landelijke als de regionale Intentieverklaring Ruimtelijke Adaptatie ondertekend. Eind 2018 is de visie klimaatadaptatie vastgesteld en het uitvoeringsprogramma 2019-2022.
Beleid van de gemeente is om bij herstructurering, renovatie en nieuwbouw inrichtingsmaatregelen mee te nemen die het plan klimaatbestendig en waterrobuust te maken. Maatregelen die de gevolgen van klimaatverandering verzachten (de zogenaamde klimaatadaptieve maatregelen) zorgen ook voor een groenere wijk met ruimte voor water. Hierdoor dragen deze maatregelen tevens bij aan een aantrekkelijkere leefomgeving. Voorbeelden van maatregelen zijn groene pleinen, gevels en daken, voorzieningen voor (tijdelijke) waterberging, schaduwwerking, gebruik koele bouwmaterialen.
Huidige situatie
Het plangebied bestond voorheen uit bebouwing. Sinds 2014 is de bebouwing verwijderd en heeft het een uit te werken bestemming wonen. Door de ligging in de kern Nieuwegein is de bodem in het plangebied niet gekarteerd. In de omgeving zijn kalkloze en kalkhoudende poldervaaggronden aanwezig en sprake van een grondwatertrap III. Dat wil zegen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand minder dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddelde laagste grondwatertrap varieert tussen de 0,8 en 1,2 m beneden maaiveld. Het plangebied ligt gemiddeld 1,3 meter boven NAP.
Waterkwantiteit
Binnen het plangebied en in de omgeving zijn geen watergangen aanwezig. Het plangebied bestaat in de feitelijk huidige situatie uit braakliggende gronden alleen in het westen ligt een klein gedeelte verharding (100 m2).
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied ligt niet in de kern- of beschermingszone van een waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is voorzien van een verbeterd gescheiden rioolstelsel. In het verbeterd gescheiden rioolstelsel wordt het vervuilde deel van het regenwater middels een rioolgemaal (hoek Zonnebloemstraat-Waterlelie) afgevoerd naar de rioolwaterzuivering, het schone regenwater wordt vertraagd afgevoerd naar het oppervlaktewater. Het huishoudelijk afvalwater wordt rechtstreeks via het stamriool afgevoerd naar het hoofdrioolgemaal van het Hoogheemraadschap aan de Geindijk.
Toekomstige situatie
Binnen het plangebied worden maximaal 50 woningen mogelijk gemaakt en 240 m2 maatschappelijke voorzieningen.
Bodem en grondwater
De beoogde ontwikkeling heeft geen negatief effect op de bodem of grondwater.
Waterkwantiteit
In de randvoorwaarden voor het uitwerkingsplan is opgenomen dat het plangebied 30% onverhard moet zijn. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 5.000 m2. Het plangebied bestaat daarmee in de toekomstige situatie uit maximaal 3.500 m2 verhard en minimaal 1.500 m2 onverhard oppervlak. Voor de toename aan verhard oppervlak geldt een compensatieplicht van 15%. Dit is 525 m2 water.
In de handreiking klimaatadaptief bouwen zijn aanvullende prestatie-eisen voor het bergen en infiltreren van water binnen het plangebied. Zie hiervoor de paragraaf klimaat adaptatie.
Tabel 5.2 Overzicht toename verhard oppervlak
Onderdeel | Huidige situatie | Toekomstige situatie | Toename verhard oppervlak |
Verhard | 100 m2 | 3.500 m2 | |
Onverhard (Groen) | 4.900 m2 | 1.500m2 | |
Totaal | 3.400 m2 |
Veiligheid en waterkeringen
De beoogde ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem wordt gebruik gemaakt van duurzame, niet-uitloogbare materialen, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Afvalwaterketen en riolering
De beoogde woningen worden aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel. Conform de Leidraad Riolering en het Gemeentelijk Rioleringsplan wordt voor nieuwbouw een gescheiden rioleringsstelsel aangelegd zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Overig afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Klimaatadaptatie
Voor een klimaatbestendig Nieuwegein zet de gemeente in op een groene leefomgeving met veel aandacht voor water van een goede kwaliteit. Dit is verder uitgewerkt in het Uitvoeringsprogramma Klimaatadaptatie 2019–2022. Op basis van de handreiking klimaatadaptief bouwen gelden er prestatie eisen voor de beoogde ontwikkeling op het gebied van wateroverlast, droogte en hitte. Hieronder zijn per thema de doelen en prestatie-eisen die gelden voor de beoogde ontwikkeling opgenomen:
Tabel 2 Prestatie-eisen voor de beoogde ontwikkeling op het gebied van klimaat adaptatie
Thema | Doel | Prestatie eis |
Wateroverlast | Hevige neerslag leidt niet tot schade aan gebouwen, infrastructuur en voorzieningen. Vitale functies en voorzieningen blijven beschikbaar. | In het plangebied treedt bij extreem hevige neerslag geen schade op (bij 70 mm in een uur) aan bebouwing, infrastructuur en aan vitale voorzieningen en vitale voorzieningen blijven functioneren (bij 90mm in een uur) (hoofdwegen, drinkwater en energie) Op privaat terrein wordt een groot deel van de neerslag (50mm, met range tussen 40-70mm) van een hevige bui (1/100 jaar, 70mm in een uur) verwerkt (geïnfiltreerd, vastgehouden en/of geborgen) in voorzieningen op privaat terrein of in daarvoor bestemde (extra) voorzieningen in het plangebied. De voorzieningen voeren de eerste 24 uur vertraagd (niet extra) af en zijn in maximaal 60 uur weer beschikbaar (range 48- 60 uur). De (her)ontwikkeling of (her)inrichting gebeurt waterneutraal en leidt niet tot extra aanvoer/afvoer van water. Hemelwater wordt zoveel mogelijk vastgehouden en hergebruikt in het plangebied. |
Droogte | Hevige neerslag leidt niet tot schade aan gebouwen, infrastructuur en voorzieningen. Vitale functies en voorzieningen blijven beschikbaar. | De inrichting van het plangebied is infiltratieneutraal bij uitbreidingslocaties en infiltratiepositief bij herontwikkeling of herinrichting (minimaal 50 % van de jaarneerslagsom, dit komt overeen met circa 12 mm) |
Hitte | Tijdens hitte biedt de gebouwde omgeving een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving | Tenminste 40% schaduw in het plangebied op de hoogste zonnestand (21 juni) voor verblijfsplekken en gebieden waar langzaam verkeer zich verplaatst en minimaal 30% op buurtniveau. Koele, schaduwrijke verblijfsplekken zijn op loopafstand (300 meter) aanwezig en openbaar toegankelijk. 40% van alle horizontale en verticale oppervlakten wordt warmtewerend of verkoelend ingericht. De koeling van gebouwen leidt niet tot opwarming van de (verblijfs)ruimte in de directe omgeving. |
Conclusie
Op basis van de minimale eis van het waterschap bedraagt de benodigde waterberging 158 m3 (0,45 x 3.500 m2) en op basis van het ambitieniveau 175 m3 (0,50 x 3.500 m2) in voorzieningen op privaat terrein of in daarvoor bestemde (extra) voorzieningen in het plangebied. Met de watercompensatie en prestatie-eisen op het gebied van klimaat adaptatie heeft de ontwikkeling geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Methodiek
Het uitwerkingsplan bestaat uit drie delen: de toelichting, de regels en de verbeelding. De regels en de verbeelding hebben een juridisch bindende status en moeten in samenhang worden bezien. De toelichting geeft uitleg over hetgeen in de regels en de verbeelding is vastgelegd, en helpt bij de interpretatie hiervan.
Toelichting bestemming
Op de verbeelding is één bestemming opgenomen. Op de voor 'Wonen' bestemde gronden zijn maximaal 50 woningen mogelijk. Ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' is tevens 240 m2 maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Op de verbeelding zijn de maximum bouwhoogtes opgenomen. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie). De beoogde ontwikkeling betreft een gemeentelijk initiatief op gemeentelijke gronden. De gemeente geeft de gronden uit voor ontwikkeling. Het plan zal door een particuliere ontwikkelaar worden ontwikkeld. Het plan is daarom economisch uitvoerbaar.
Bij het opstellen van dit plan is de wettelijk voorgeschreven procedure doorlopen. Conform artikel 3.1.1. van het Bro is overleg gevoerd met betrokken instanties en overheden. Dat zijn in dit geval de Provincie Utrecht en het Hoogheemraadschap Stichtse Rijnlanden.
Dit vooroverleg heeft informeel plaatsgevonden. In overleg met de provincie is de toelichting aangevuld. Er heeft een toets plaatsgevonden naar de ligging van het beperkingengebied van de regiotram, er is aangegeven onder welke naam het project is opgenomen in het regionale programma wonen en er is toegevoegd dat de ontwikkeling niet tot bodemdaling leidt.
Naar aanleiding van het overleg met het Hoogheemraadschap is de waterparagraaf herschreven. Het uitgangspunt is dat de watercompensatie en de prestatie-eisen op het gebied van klimaatadaptatie binnen het plangebied opgelost moeten worden. Deze eisen zijn verwerkt in de waterparagraaf.
Het ontwerp van het uitwerkingsplan heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.