direct naar inhoud van 5.3 Bestemmingsbepalingen
Plan: Drinkwaterproductiebedrijf Hooglandse Jaagpad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0356.BPOH2010HER001-VA02

5.3 Bestemmingsbepalingen

Aan het gehele terrein van Vitens waar de nieuwe bebouwing wordt gebouwd en de nieuwe toegangsweg wordt aangelegd, is de bestemming 'Bedrijf - Nutsbedrijf' toegekend. Deze gronden zijn bestemd voor een nutsbedrijf ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Ondergeschikte groenvoorzieningen, bermen, parkeervoorzieningen en opslagterrein zijn tevens toegelaten. Alle gebouwen moeten centraal op het terrein worden gebouwd, binnen de twee aangegeven bouwvlakken. Het hoofdgebouw mag enkel in een gedeelte van het bouwvlak worden opgericht. De hoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 13,5 meter, met een goothoogte van maximaal 5,5 meter aan de voorzijde en maximaal 9,5 meter aan de achterzijde. Voor de bijgebouwen gelden lagere goot- en bouwhoogten.

Het zuidelijke deel van het huidige terrein van Vitens krijgt de bestemming 'Natuur'. Deze gronden worden met nieuwe natuur ingericht om de negatieve effecten op de EHS teniet te doen. De gronden worden daarom bestemd voor de ontwikkeling van natuur en landschappelijke waarden. Extensief recreatief medegebruik wordt ook toegelaten. Gebouwen zijn niet toegestaan. Overige bouwwerken zijn slechts toegestaan tot een hoogte van maximaal drie meter.

Het open water en de bijbehorende oevers en taluds zijn bestemd als 'Water'. Deze bestemming is toegekend aan de sloot ten zuiden van het plangebied. Dit is van belang om de ruimtelijke scheiding tussen de bebouwingsstrook en de open weilanden te waarborgen. Ook de calamiteitenvijver heeft de bestemming 'Water' gekregen.

In verband met de gasleiding is een dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook' opgenomen. Tot vier meter aan weerszijden van de aardgastransportleiding geldt dat de gronden mede zijn bestemd voor een ondergrondse aardgastransportleiding. Dit betekent dat niet zonder meer mag worden gebouwd. Ook geldt in beginsel een verbod op het uitvoeren van werken en werkzaamheden. Het voornemen dient eerst getoetst te worden aan de belangen van de gasleiding. Een omgevingsvergunning kan enkel worden verleend, wanneer het veilig functioneren van de gasleiding niet in het geding is.