| Plan: | Hofweide |
|---|---|
| Status: | vastgesteld |
| Plantype: | bestemmingsplan |
| IMRO-idn: | NL.IMRO.0356.BPBN2015HER001-VA03 |
Aan de Hofweide in de wijk Batau-Noord bevindt zich een woonwagenpark bestaande uit een zestal woonwagens. Uit een gemeentelijke inventarisatie in 2011 kwamen meerdere illegale situaties ten aanzien van het gebruik en de bebouwing naar voren. De gemeente heeft daarom in 2012 een legalisatieonderzoek uitgevoerd, waaruit is voortgekomen dat een groot deel van de activiteiten te legaliseren is. Naar aanleiding hiervan heeft er een mediationtraject gelopen tussen gemeente, bewoners van de Hofweide en bewoners van de Hakweide. Daarbij is afgesproken dat burgemeester en wethouders een besluit moeten nemen over alle geconstateerde strijdigheden en de eventuele uitwerking van de wensen van de bewoners aan de Hofweide.
Burgemeester en wethouders hebben vervolgens onderzocht of het wenselijk is dat er nieuwe planologische uitgangspunten ten aanzien van de Hofweide worden geformuleerd. Hierbij is een afweging gemaakt op basis van stedenbouwkundige, ecologische en beheersmatige aspecten. Daarbij zijn ook de wensen van de bewoners betrokken.
Aan de hand van dit onderzoek hebben burgemeester en wethouders op 30 september 2014 ingestemd met nieuwe planologische uitgangspunten voor het woonwagenpark en het omliggende groen. Deze uitgangspunten hebben betrekking op de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de woonwagenlocatie en het groen. Voorliggend bestemmingsplan legt deze planologische uitgangspunten juridisch vast. Na de vaststelling van dit bestemmingsplan blijft voor een deel een illegale situatie bestaan, die handhavend optreden vergt.
Het plangebied betreft de woonwagenlocatie Hofweide in Nieuwegein. Deze locatie ligt in de wijk Batau-Noord. Deze wijk ligt in de noordwestzijde van de gemeente Nieuwegein en wordt begrensd door de Batauweg en de Reinesteijnseweg in het noorden, de A2 in het westen, de Nedereindseweg in het zuiden en de A.C. Verhoefweg in het oosten. Op figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1 Ligging plangebied (bron: bingmaps)
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Batau-Noord 2008', dat op 22 juli 2010 is vastgesteld door de gemeenteraad. In figuur 1.2 is een uitsnede van de plankaart van het vigerende bestemmingsplan weergegeven. Voor het plangebied gelden de bestemmingen 'Wonen' met de aanduiding 'woonwagen', 'Groen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'. In de bestemming 'Groen' geldt deels de dubbelbestemming 'Waterstaat'. Ten oosten van het plangebied ligt binnen de groenbestemming de aanduidingen ecologische verbindingszone.
Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan 'Batau-Noord'
Bestemming 'Wonen'
De woonwagenlocatie heeft de bestemming Wonen. Deze gronden zijn bestemd voor Wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep. Ook geldt de aanduiding 'woonwagen'. Hier zijn maximaal zes standplaatsen voor woonwagens toegestaan.
Binnen deze bestemming zijn verder toegestaan hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en tuinen, erven en paden.
Voor deze locatie is het bestemmingsvlak gelijk aan het bouwvlak. Ter plaatse van de aanduiding 'woonwagen' mogen woonwagens worden gebouwd met een goot- en bouwhoogte van 3,5 respectievelijk 4, meter. Ten minste 45% van de standplaatsen dient onbebouwd en onoverdekt te blijven.
Verder mogen op deze gronden bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd, waarbij voor bijgebouwen geldt dat per standplaats een grondoppervlak van maximaal 30 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 m geldt. Voor overkappingen geldt een bouwhoogte van maximaal 2,7 m.
De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m bedragen, de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2,5 m bedragen.
Bestemming 'Groen'
Rondom de bestemming Wonen ligt een strook met de bestemming Groen. Deze gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen. De gronden ter plaatse van de aanduiding "ecologische verbindingszone" (ten oosten van de locatie) zijn uitsluitend bedoeld voor een ecologische verbindingszone.
Binnen deze bestemming zijn groenvoorzieningen en beplantingen, water, speelvoorzieningen, bouwwerken geen gebouwen zijnde en bijbehorende voorzieningen toegestaan. Voor de gronden met de aanduiding 'ecologische verbindingszone' geldt een aanlegvergunningenstelsel. Hiermee is het behoud van deze zone verzekerd.
Bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'
Deze gronden zijn bestemd voor woonstraten en pleinen, voet- en fietspaden en (loop)bruggen. Verder zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen (waaronder parkeervoorzieningen), groenvoorzieningen en water.
Het bestemmingsplan Hofweide betreft een gedetailleerd plan waarin de nieuwe planologische uitgangspunten voor bouwen en gebruik worden vertaald in een juridische regeling. Door middel van bouwvlakken is duidelijk onderscheid gemaakt tussen waar wel en geen gebouwen mogen worden gebouwd.
Dit bestemmingsplan bestaat uit twee gedeelten: de toelichting en de regels. Het eerste gedeelte betreft de toelichting van dit bestemmingsplan. Hierin wordt na de inleidende paragrafen van Hoofdstuk 1, in Hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de bestaande situatie. Hoofdstuk 4 geeft de relevante beleidskaders weer en in Hoofdstuk 3 wordt een beschrijving van het plan gegeven en hoe het beleid ten aanzien van de verschillende facetten in het bestemmingsplan is vastgelegd. De juridische opzet van het plan wordt in Hoofdstuk 5 uiteengezet en ten slotte wordt in Hoofdstuk 6 de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid verantwoord.
De Regels behorende bij dit bestemmingsplan staan in het tweede deel.
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de bestaande situatie van het plangebied beschreven. Dit hoofdstuk geeft een uitgebreid beeld van alle voor dit bestemmingsplan relevante aspecten. De paragrafen gaan achtereenvolgens in op de ontstaansgeschiedenis van het gebied, de ruimtelijke structuur en de bebouwingsstructuur, maar ook op de aspecten groen en ecologie, archeologie en cultuurhistorie, water, verkeer, de functionele structuur, milieutechnische aspecten, recreatie en sociale veiligheid.
Nieuwegein in groter verband
De gemeente Nieuwegein ligt in het rivierkleigebied van de provincie Utrecht, tussen de gemeenten Utrecht, Houten, Vianen en IJsselstein. De Lek vormt in het zuiden de gemeentegrens van Nieuwegein. In sociaal-economisch opzicht maakt Nieuwegein deel uit van de Utrechtse agglomeratie die ruim een half miljoen inwoners telt. Met een landoppervlak van 2.565 ha is Nieuwegein bepaald klein, maar het inwonertal van 61.011 op 1 mei 2014 maakt het, na Utrecht, Amersfoort, Veenendaal en de Stichtse Vecht, tot de vijfde gemeente van de provincie.
Nieuwegein is een jonge gemeente, in 1971 ontstaan als groeikern na samenvoeging van Jutphaas en Vreeswijk. De gemeentegrenzen zijn in de loop van de tijd onderhevig geweest aan veelvuldige veranderingen als gevolg van het expanderende Utrecht en aanpassingen aan de moderne infrastructuur. De bebouwing wordt vrijwel geheel ingesloten door (moderne) infrastructuur: de rijkswegen A2 en A12 in het westen en noorden en globaal de rijksweg A27 in het oosten en de Lek in het zuiden.
Korte beschrijving plangebied
Het plangebied betreft de woonwagenlocatie Hofweide in Nieuwegein. Deze locatie ligt in de wijk Batau-Noord. Deze wijk ligt in de noordwestzijde van de gemeente Nieuwegein en wordt begrensd door de Batauweg en de Reinesteijnseweg in het noorden, de A2 in het westen, de Nedereindseweg in het zuiden en de A.C. Verhoefweg in het oosten. De wijk heeft een overwegend woonkarakter. De Batauweg vormt één van de ontsluitingswegen van de wijk en ligt direct ten zuiden van de groenstrook die langs de Reinesteijnseweg ligt. De locatie wordt omringd door een groenstrook. Aan de zuid- en oostzijde van de locatie van deze strook liggen woonpercelen. Hierop staan grondgebonden (rij)woningen. Deze liggen aan de Halsterweide en de Hakweide.
De stedenbouwkundige hoofdstructuur van het plangebied omvat een centrale ontsluitingsweg Hofweide met aan weerszijden ruimte voor in totaal 6 standplaatsen voor woonwagens. De woonwagens bestaan in alle gevallen uit één bouwlaag.
De locatie wordt vanaf de Hofweide aan de zuidzijde ontsloten op de Batauweg. Per standplaats is een voorzieningengebouwtje gebouwd.
De woonwagenlocatie wordt omringd door groen. Dit groen maakt deel uit van een groenstructuur door de wijk Batau-Noord die weer onderdeel uitmaakt van de totale groenstructuur van Nieuwegein.
Figuur 2.1 Impressie huidige situatie (bron: google streetview)
Ingebruikname gemeentegrond
De gemeente heeft in 2012 geconstateerd dat iedere woonwagen illegaal gemeentegrond in gebruik heeft genomen en dat vijf van de zes daarop ook zonder vergunning en in strijd met de bestemming bouwwerken hebben geplaatst. Daarnaast is in één geval gemeentegrond verhuurd. Het betreft hier de grond direct achter Hofweide 5. Deze grond (ongeveer 30 m²) was sinds 2000 verhuurd aan de toenmalige bewoner. Later is hierop een schuur geplaatst met toestemming van de gemeente, zij het dat de geplaatste schuur in praktijk groter is dan wat destijds in 2000 is aangevraagd en vergund. Daarmee wordt afgeweken van de verleende vergunning en staat de schuur gedeeltelijk buiten de verhuurde strook. Doordat op deze 10 meter strook een trafohuisje van Eneco staat, kan de bewoner dit deel van het gehuurde echter niet in gebruik nemen.
Stacaravan Hofweide 5
Op het perceel Hofweide 5 staat een tijdelijke stacaravan waarvoor in eerste instantie geen vergunning was afgegeven. Inmiddels is als overbrugging een tijdelijke omgevingsvergunning verleend. Daarnaast is er een omgevingsvergunning verleend voor een nieuwe woonwagen bestaande uit één laag.
Parkeervoorzieningen
Op het openbare weggedeelte op het terrein van de Hofweide hebben de bewoners van Hofweide 3 een parkeerplaats gerealiseerd door dit gedeelte te verharden. Hoewel hier een riool onder doorloopt hoeft deze verharding niet verwijderd te worden: bij eventueel onderhoud kan dit makkelijk verwijderd worden. Daarnaast is een schutting op de parkeerplaats gebouwd zonder de benodigde omgevingsvergunning. Ook is een parkeervoorziening bij Hofweide 1 buiten de grenzen van het woonwagenkamp toegevoegd.
Bebouwing zonder vergunning
Op de woonwagenlocatie is op een aantal plaatsen illegale bebouwing opgericht, waaronder bijvoorbeeld een schuur bij Hofweide 1.
De woonwagenlocatie heeft in totaal zes standplaatsen. Voor het groen is achterstallig onderhoud uitgevoerd waardoor er nu sprake is van een nulsituatie. Tevens is nieuwe aanplant aangebracht. De groenstrook tussen de woonwagenlocatie en de Batauweg is onderdeel van de ecologische hoofdstructuur.
Dit bestemmingsplan is opgesteld om de nieuwe planologische uitgangspunten voor de woongwagenlocatie Hofweide vast te leggen in een juridische regeling. Met het voorliggende plan zijn de volgende doelen beoogd:
In 2012 heeft er een mediationtraject gelopen tussen, gemeente, bewoners van de woonwagenlocatie en bewoners van de Hakweide. In dit traject zijn de wensen van de bewoners met betrekking tot de bouw- en gebruiksmogelijkheden op en rond het terrein geïnventariseerd.
Aan de hand hiervan is onderzocht is of het wenselijk is dat er nieuwe planologische uitgangspunten ten aanzien van de Hofweide worden geformuleerd. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in paragraaf 3.3. Burgemeester en wethouders hebben op 30 september 2014 ingestemd met de nieuwe planologische uitgangspunten. Deze uitgangspunten zijn verwoord in paragraaf 3.4.
De voormalige bewoner van Hofweide 5 huurde gemeentegrond. Dit bood een aanknopingspunt om te inventariseren om alle bewoners gelijke rechten te geven. Vanuit verschillende disciplines is daarom onderzocht of er bezwaren zijn tegen verhuur van een gedeelte van de gemeentegrond langs de sanitaire units aan alle bewoners.
Stedenbouwkundige aspecten
Uit stedenbouwkundig oogpunt kan het grootste deel van de in gebruik genomen gemeentegrond achter alle woonwagens worden verhuurd. Reden hiervoor is dat de ruimtelijke situatie, zoals deze nu is, al langdurig bestaat zonder dat dit tot ruimtelijke problemen aanleiding geeft, en dat tegelijkertijd hiermee de ruimtelijke situatie duidelijker wordt en daardoor beter te handhaven is. Voorwaarde is wel dat de groene barrière, die is aangelegd om de woningen in de wijk en de woonwagens ten behoeve van een ecologische verbindingszone te scheiden, (in beperkte vorm) behouden blijft. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is het gewenst dat er aan de zijde van de Batauweg een afschermende haag geplaatst moet worden. Daarnaast blijkt dat de kadastrale kavelgrenzen aan de zuidzijde van de Hofweide niet op gelijke hoogte liggen. Ruimtelijk gezien is het beter als hier ook een rechte lijn ontstaat. Zodoende is helder wat de grenzen van het terrein zijn. Bovendien is een rechte lijn makkelijker voor het (gemeentelijke) onderhoud.
Ecologische aspecten
In de beleidsnota Sein op Groen uit 1997 (over natuurontwikkeling) heeft de strook langs de Batauweg een ecologische functie. Gronden met deze functie zouden in principe niet verhuurd moeten worden. In dit geval is dat (ruimtelijk gezien) wel mogelijk. Er blijft namelijk in deze situatie wel een voldoende ruime strook van 9 meter met een ecologische functie over. Bovendien wordt het groen rondom de Hofweide ook onderdeel van de ecologische zone.
Beheersmatige aspecten
De aanwezigheid van een overstortriool aan de noordzijde van het woonwagenlocatie zorgt ervoor dat dit gedeelte niet verhuurd kan worden. Op de (gemeentelijke) centrale weg op de woonwagenlocatie hebben de bewoners van Hofweide 3 een parkeerplaats voor twee auto's gerealiseerd door dit gedeelte te verharden. Hoewel hier een riool onder doorloopt hoeft deze verharding niet verwijderd te worden: bij eventueel onderhoud kan dit makkelijk verwijderd worden. De gebouwde schutting op deze parkeerplaats zal, in verband met strijdigheid van de bestemming en het ontbreken van legalisatiemogelijkheden wel moeten worden verwijderd, omdat deze bij onderhoud van het riool niet makkelijk te verwijderen is.
In het groen gelegen achter perceel Hofweide 1 is in het voorjaar van 2014 een zelfbeheerovereenkomst met de bewoners van dit perceel gesloten. Omwonenden waren hiervan op de hoogte. De struiken zijn daar tijdens groot snoeionderhoud door de gemeente verwijderd. Door de bewoners van Hofweide 1 zijn daar vervolgens graszoden neergelegd. De uitstraling van dit stuk grond is netjes. Vanuit deze plaats wordt echter door omwonenden hinder ervaren van spelende kinderen bij illegaal geplaatste speelobjecten. Binnen de nieuwe ruimtelijke kaders is continuering van deze zelfbeheerovereenkomst dan ook niet wenselijk.
Nieuwe begrenzing van de woonwagenlocatie
Op basis van de uitkomsten van bovengenoemde oplossingsrichtingen is de volgende nieuwe ruimtelijke begrenzing van de woonwagenlocatie tot stand gekomen:
Op figuur 3.1 zijn de nieuwe ruimtelijke randvoorwaarden weergegeven.
Figuur 3.1 Ruimtelijke randvoorwaarden Hofweide
Visie op de bebouwingsmogelijkheden
Om de bebouwingsmogelijkheden eerlijk te verdelen is het wel nodig om in een nieuw bestemmingsplan bouwvlakken en percelen op te nemen voor iedere standplaats. Zodoende heeft eenieder vergelijkbare bouwmogelijkheden. Voor het bouwen zullen de volgende bepalingen gaan gelden:
Visie op het openbaar groen
Voor het omliggende groen is achterstallig onderhoud uitgevoerd en is nieuwe aanplant aangebracht waardoor er nu sprake is van een nulsituatie. Dit groen heeft nog tijd nodig om te groeien, daarom is het belangrijk dat dit groen met rust gelaten wordt. Het groen wordt onderdeel van de ecologische verbindingszone. Dit leidt tot het volgende:
Consultatie bewoners en direct omwonenden
De nieuwe planologische uitgangspunten zijn besproken met de bewoners van de woonwagenlocatie. Verder zijn er huisbezoeken bij direct omwonenden geweest waarin de uitgangspunten nader zijn toegelicht. Vanuit de bewoners is de wens uitgesproken om in de woonwagen aan alle vier de zijden dakkapellen of ramen te hebben in verband met brandveiligheid.
Direct omwonenden hebben aangegeven dat een verhoging van de woonwagens niet gewenst is, in verband met de waardedaling van de eigen woning. Verzocht is om eenduidigheid te creëren in erfafscheidingen en woonwagens. Omwonenden hebben de wens uitgesproken dat de groenzone groen moet blijven (hoog groen). Daarnaast heeft een meerderheid aangegeven dat de ervaren overlast minder is dan voorheen.
Door de gevoerde gesprekken zijn een aantal wijzigingen doorgevoerd in het voorliggende bestemmingsplan, namelijk:
Gemotoriseerd verkeer
Het plangebied wordt ontsloten via de Batauweg. De Batauweg is in zuidelijke richting via de Weg naar de Poort en de Weg der Verenigde Naties aangesloten op de rijksweg A2 in de richting van 's-Hertogenbosch. Via de A.C. Verhoefweg kan in noordelijke richting naar de A12 en Utrecht worden gereden. Via de Batauweg in zuidelijke richting is het plangebied tevens ontsloten richting het centrum van Nieuwegein.
Openbaar vervoer
In de directe omgeving ligt ter hoogte van de Hakweide een bushalte. Hier halteren bussen in de richting van Utrecht en het centrum van Nieuwegein.
Langzaam verkeer
Het langzaam verkeer wordt via het omliggend wegennetwerk ontsloten naar de omgeving. De inrichting van het wegennetwerk is door de aanleg van fietssuggestiestroken ingericht conform Duurzaam Veilig.
Parkeren
Parkeren kan op eigen terrein plaatsvinden. De inrichting en de grootte van het terrein biedt daarvoor voldoende ruimte.
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. De initiatiefnemer heeft het Hoogheemraadschap geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de Digitale Watertoets. Deze is uitgevoerd op 18 maart 2015. Hieruit blijkt dat het plan een geringe invloed heeft op de belangen van het Hoogheemraadschap.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied is gelegen in de wijk Batau-Noord te Nieuwegein en betreft een woonwagenlocatie.
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit jonge rivierkleigronden. Er is sprake van grondwatertrap V. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand minder dan 0,40 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand is gelegen op meer dan 1,20 m beneden maaiveld.
Waterkwantiteit
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Aan de noord- en westkant van het plangebied is wel oppervlaktewater aanwezig. Dit betreft tertiair oppervlaktewater met een beschermingszone van 2 m.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op het gemengde rioolstelsel.
Toekomstige situatie
Algemeen
De ontwikkeling in het plangebied bestaat uit het vaststellen van nieuwe planologische uitgangspunten voor het woonwagenkamp Hofweide die bestaan uit een beperkte vergroting van het terrein en de mogelijkheid om woonwagen van twee verdiepingen op te richten. Hierdoor wordt toename in verharding planologisch mogelijk gemaakt. Er zal echter in geen geval sprake zijn van een toename in verharding van meer dan 500 m2. Hierdoor zijn watercompenserende maatregelen niet aan de orde.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Voor de onderhavige woningbouw is dan ook een ontheffing noodzakelijk. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Conclusie
Het bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur.
Het groen ten oosten van de woonwagenlocatie (buiten het plangebied) maakt wel deel uit van de ecologische verbindingszone van de gemeente Nieuwegein. Dit is een beleidsmatige aanwijzing op gemeentelijk niveau.
Wel blijft de zorgplicht uit de Flora- en faunawet van toepassing.
Archeologie
Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Nieuwegein (zie figuur 3.2) is de locatie van het bestemmingsplan aangewezen als een gebied met een hoge verwachtingswaarde. Het plangebied bevindt zich op het Linschotensysteem. Het Linschotensysteem was, gelet op het aantal vindplaatsen, een goede bewoningslocatie in de IJzertijd en Romeinse tijd. Opvallend is de concentratie nederzettingen langs de voormalige restgeul van de Jutphaasstroomgordel en Blokstroomgordel.
Hier geldt een hoge archeologische verwachting voor resten uit de periode ijzertijd-Romeinse tijd en een middelhoge archeologische verwachting voor resten uit de periode midden-steentijd tot de late bronstijd. Circa 150 m ten westen van het plangebied zijn Romeinse resten van een nederzetting aangetroffen bij graaf- en bouwwerkzaamheden.
Figuur 3.2 Uitsnede Archeologische beleidsadvieskaart (RAAP-rapport 2145)
Ter plaatse van het plangebied is aangegeven dat voor bodemingrepen dieper dan 30 cm beneden maaiveld en met een oppervlak groter dan 500 m² een vroegtijdig inventariserend onderzoek noodzakelijk is. In het bestemmingsplan is een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van de mogelijke archeologische waarden ter plaatse.
Cultuurhistorie
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een gebied met cultuurhistorische waarden.
In de directe en nabije omgeving zijn woningen aanwezig. Verder zijn er geen bedrijven aanwezig die van invloed zijn op de milieusituatie in het plangebied, of die belemmerd worden in hun bedrijfsvoering door de beoogde ontwikkeling.
Ter plaatse van de locatie zal dan ook sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect milieuzonering bedrijvigheid staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Uit de risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat er in directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Tevens vindt er in de directe omgeving geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het spoor en het water.
Ten noorden van het plangebied vindt er wel vervoer van gevaarlijke stoffen plaats door een drietal buisleidingen. Dit betreft aardgasleiding A-510, aardgasleiding W-518-03 en een defensiepijpleiding. Door de beperkte afstand tussen het plangebied en de leidingen (circa 70 m) is het plangebied gelegen binnen het invloedsgebied van de leidingen. De beoogde ontwikkeling heeft geen toename in de personendichtheid tot gevolg. Hierdoor zal het groepsrisico in geen geval toenemen. Wel dient het groepsrisico te worden verantwoord.
Figuur 3.3 Uitsnede risicokaart
Verantwoording groepsrisico
Voor het voorliggende bestemmingsplan is wel een verantwoording van het groepsrisico nodig. Bij deze verantwoording zal aandacht besteed worden aan de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied. In het kader van het wettelijk vooroverleg zal hierover advies gevraagd worden aan de veiligheidsregio.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de aanwezigheid van de risicobronnen geen belemmeringen opleveren voor de beoogde ontwikkeling. Het aspect externe veiligheid staat de boogde ontwikkeling niet in de weg.
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in nieuwe planologische uitgangspunten voor de woonwagenlocatie Hofweide. Dit heeft geen verkeersaantrekkende werking tot gevolg. Hierdoor heeft de beoogde ontwikkeling een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (=1,2/µgm3) en draagt dan ook 'niet in betekende mate' bij aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen. De beoogde ontwikkeling is vrijgesteld aan het toetsen aan de grenswaarden. Er wordt dus voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving.
Figuur 3.4 Concentratie stikstofdioxide in 2015 (uitsnede monitoringstool)
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2014 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Batauweg. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedragen 25,7 µg/m³ voor NO2, 24,5 µg/m³ voor PM10 en 15,7 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 14,5 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Ten opzichte van de vigerende planologische situatie is er voor een klein deel van het plangebied sprake van een functiewijziging. Hierdoor dient er rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. De beoogde ontwikkeling voorziet in nieuwe planologische uitgangspunten voor de woonwagenlocatie. Gezien het huidige gebruik als groenvoorziening worden geen bodemverontreinigingen verwacht. Het aspect bodem vormt hierdoor geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Ten oosten van het plangebied loopt een hoofdwatertransportleiding onder de groenstrook door. De beoogde ontwikkeling voorziet geen bebouwing boven deze leiding of in de zakelijke rechtstrook. Hierdoor vormt de aanwezige leiding geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Verder zijn er geen planologisch relevante leidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig in en nabij het plangebied. Er wordt geconcludeerd dat het aspect planologisch relevante leidingen de uitvoering van de beoogde ontwikkeling niet belemmerd.
In het kader van het bestemmingsplan is getoetst welke beleidsstukken op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau relevant zijn. De relevante beleidsstukken zijn in dit hoofdstuk samengevat.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) richt het Rijk zich op zaken die voor Nederland al geheel van belang zijn. Dit zijn bijvoorbeeld:
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft het Rijk de algemene regels aan, waaraan bestemmingsplannen en beheersverordeningen moeten voldoen. In samenhang met het beleid dat is aangegeven in de Structuurvisie, zijn deze regels vooral gericht op het veilig stellen van de nationale belangen waarvoor, gelet op de belangen, beperkingen gelden voor de ruimtelijke besluitvorming op lokaal niveau. Met dit bestemmingsplan zijn geen rijksbelangen in het geding.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro): Ladder voor duurzame verstedelijking
Belangrijk uitgangspunt van het Bro is de toepassing van artikel 3.1.6. van het Bro. Via de ladder voor duurzame verstedelijking stimuleert het Rijk de herstructurering van bestaand stedelijk gebied om de ontwikkeling van nieuwe terreinen te verminderen. Dit draagt bij aan economische dynamiek, zorgvuldig gebruik van ruimte en infrastructuur en behoud van de leefbaarheid van het stedelijk en landelijk gebied.
De 3 stappen in de ladder
In het Bro staan de drie stappen van de ladder beschreven:
De ontwikkeling betreft aanpassing van enkele planologische regels voor de bestaande woonwagenlocatie.
Een dergelijke ontwikkeling wordt niet als een nieuwe stedelijke ontwikkeling gezien als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet noodzakelijk.
Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie, inclusief eerste en tweede partiële herziening (2013)
De provincie beschrijft in zijn Provinciale Ruimtelijke structuurvisie (PRS) het ruimtelijk beleid tot 2028. In de PRS zijn de doelstellingen beschreven, het bijbehorende beleid en de uitvoering van het beleid. Uitvoering van het beleid wordt deels via de Provinciale Ruimtelijke Verordening geregeld.
De provincie wil aantrekkelijk zijn om te wonen, werken en recreëren. Hierop wordt ingezet op drie belangrijke pijlers: een duurzame leefomgeving, vitale dorpen en steden en een landelijk gebied met kwaliteit. Deze pijlers leiden tot de volgende twee beleidsuitgangspunten:
Het plangebied ligt binnen de bebouwingcontour voor het stedelijk gebied. De nieuwe planologische uitgangspunten zijn niet in strijd met de beleidslijn voor verstedelijking. Hiermee past het bestemmingsplan binnen het beleid van de provincie.
Provinciale Ruimtelijke Verordening, inclusief eerste en tweede partiële herziening (2013)
In de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) zijn de belangrijke beleidsuitgangspunten die zijn opgenomen in de PRS vastgelegd. In de PRV zijn regels opgenomen die direct doorwerken in de ruimtelijke plannen van gemeenten. In de verordening is het plangebied aangeduid als 'Stedelijk gebied'.
Ten aanzien van het stedelijk gebied gelden de volgende regels:
Artikel 3.1 Stedelijk gebied
In paragraaf 4.3.4 is ingegaan op het duurzaamheidsbeleid van de gemeente Nieuwegein. Het plan voorziet verder niet in grootschalige verstedelijking zodat een beschrijving over overstromingsgevaar niet noodzakelijk is. Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan artikel 3.1 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening.
Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en Verordening herijking 2016 (ontwerp, 2016)
De provincie heeft de Ontwerp Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (herijking 2016) met bijbehorende Verordening vrij gegeven voor inspraak. Rode draad van het beleid is: blijven zorgen voor de goede balans tussen wonen, werken en recreëren die de regio zo aantrekkelijk maakt.
In de structuurvisie ligt het provinciale ruimtelijke beleid voor de periode 2013-2028 vast. De verordening bevat de bijbehorende regels. Samen geven ze de kaders aan waarbinnen onder meer woningen gebouwd, natuur aangelegd, bedrijven gehuisvest of recreatievoorzieningen ontwikkeld kunnen worden. Deels zijn deze kaders met de herijking aangepast. Daarnaast worden beleidswijzigingen voorgesteld voor experimenteerruimte, duurzame energie, kernrandzones, detailhandel en landbouw.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal
Waterschapsbeleid
In de Waterstructuurvisie is door het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden een langetermijnvisie (voor 2050) en een middellangetermijnvisie (tot 2015) ontwikkeld voor een duurzamer waterbeheer voor het beheersgebied. In het plangebied speelt het ontwikkelen van een duurzaam stedelijk waterbeheer. Het gaat dan met name om schoon oppervlaktewater, het zo lang mogelijk vasthouden, infiltreren, afkoppelen van hemelwater en waar mogelijk aanleggen van een verbeterd gescheiden riolering.
Water voorop!, zo luidt de van het Waterbeheerplan 2010-2015 van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. In dit plan staat hoe het hoogheemraadschap zorgt voor een duurzaam, schoon en veilig watersysteem. Zo'n systeem draagt bij aan een betere leefomgeving van mens, dier en plant. We geven in het waterbeheerplan een overzicht van:
Het gaat hierbij om de beleidsvelden veiligheid, watersystemen en (afval)waterketen in samenhang met de ruimtelijke omgeving, natuur- en milieudoelen en maatschappelijke en klimatologische ontwikkelingen. Het hoogheemraadschap zorgt als waterautoriteit voor veilige dijken, droge voeten en schoon water. Kernwaarden bij onze aanpak zijn: duurzaamheid, kwaliteit, resultaatgerichtheid, innovativiteit en efficiency.
Toetsingskader
Beleid
De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).
Normstelling
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Hierop zijn echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Monumentenwet
De Monumentenwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.
Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Provinciaal archeologiebeleid
Het provinciaal beleid voor de archeologische monumentenzorg is er in de eerste plaats op gericht waardevolle archeologische vindplaatsen in situ te behouden. Dit beleid is nader uitgewerkt en vastgelegd in de provinciale Cultuurnota, de Provinciaal Ruimtelijke Structuurvisie en de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de provincie Utrecht (CHS). Hierin is de omgang van de provincie met cultuurhistorische waarden vastgelegd. Ten slotte verplicht de Provinciale Ruimtelijke Verordening gemeentes om in een bestemmingsplan in specifieke gebieden bestemmingen en regels op te nemen die het behoud van de in het plangebied aanwezige archeologische waarden waarborgen.
De belangrijkste wettelijke taken van de provincie zijn:
Meestal is de gemeente bevoegd gezag. Bij projecten die de gemeentegrenzen overschrijden bij het verlenen van ontgrondingsvergunningen en MER-plichtige ingrepen, ligt het bevoegd gezag formeel bij de provincie. (De provincie heeft de bevoegdheid om archeologische attentiegebieden aan te wijzen wanneer archeologische belangen in (vigerende) bestemmingsplannen (nog) niet voldoende zijn beschermd. Deze attentiegebieden zijn archeologische terreinen die gemeenten verplicht moeten opnemen in hun bestemmingsplan).
Externe veiligheid
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicorelevante inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire RVGS per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden uit het Basisnet Weg en het Basisnet Water opgenomen in de circulaire. In het BTEV worden tevens plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Vooruitlopend op de vaststelling van het BTEV wordt, aan de hand van de Basisnetten, al geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Luchtkwaliteit
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 3.1 weergegeven.
Tabel 3.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
| stof | toetsing van | grenswaarde |
| stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
| fijn stof (PM10)1) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
| 24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer per jaar meer dan 50 µg/m³ | |
| fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekende mate (nibm)
In dit Besluit is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Besluit gevoelige bestemmingen
In dit Besluit is bepaald dat een aantal met name genoemde gevoelige bestemmingen niet zijn toegestaan binnen een afstand van 300 m tot een rijksweg of 150 m tot een provinciale weg, wanneer langs deze wegen sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden uit de Wm. Tot deze functies behoren gebouwen bestemd voor onderwijs aan minderjarigen, kinderopvang, verzorgingstehuizen, verpleegtehuizen en bejaardentehuizen.
Bodem
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak.
In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Planologisch relevante kabels en leidingen
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
Structuurvisie Nieuwegein Verbindt 2030 (2010)
De structuurvisie geeft de visie van de gemeente over Nieuwegein in de periode tot 2030 weer. Binnen de visie worden vier stadsbrede ontwikkelthema's en een aantal ontwikkelzones onderscheiden. De thema's zijn gericht op:
Het plangebied ligt binnen het gebied dat in de structuurvisie is aangeduid als te behouden of te versterken woongebied. De nieuwe planologische uitgangspunten voorzien in behoud en versterking van het woongebied. Zodoende past het bestemmingsplan binnen de uitgangspunten uit de structuurvisie.
Nota parkeernormen (2011)
De Nota parkeernormen 2011-2015 maakt onderdeel uit van het verkeersbeleid voor de gemeente Nieuwegein. De parkeernormen in deze nota vervangen de parkeernormen die zijn opgenomen in de Nota Parkeren van 1999. Het doel van de Nota parkeernormen is het vaststellen van parkeernormen voor nieuwe ruimtelijke plannen en projecten om in de toekomst in de parkeerbehoefte te kunnen voorzien.
Waterplan Nieuwegein (2007)
De gemeente Nieuwegein heeft samen met het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en de Watermaatschappij Vitens een nota Watervisie opgesteld. De visie geeft een integrale beleidsvisie over de wijze waarop zij het waterbeheer in de meest brede zin wil vormgeven.
De nota is in 2004 vastgesteld en is in 2007 gevolgd door de nota Waterplan. Hierin is het ingezette beleid uit de Watervisie uitgewerkt naar concrete voorstellen op het gebied van de waterkwaliteit en het waterbeheer. De Nota Watervisie en het maatregelenprogramma vormen samen het Waterplan Nieuwegein.
Archeologiebeleid (2012)
Om de gemeentelijke rol als beslissend bestuursorgaan adequaat te kunnen vervullen, is een gemeentelijk archeologiebeleid met een eigen (inhoudelijk en bestuurlijk) afwegingskader opgesteld.
De bij het beleid horende archeologische verwachtingskaart geeft op perceelsniveau inzicht in het voorkomen van bekende en te verwachten archeologische waarden. Daarnaast bevat de kaart een informatielaag met mogelijke diepteligging van de te verwachten archeologie en bodemverstoring. De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor een archeologische beleidskaart: aan de verwachtingen worden voorschriften gekoppeld die inzichtelijk maken waar geen onderzoek nodig is, waar wel, en zo ja, wat voor onderzoek.
Deze beleidskaart vormt op zijn beurt de basis voor het aanpassen van bestemmingsplannen en bij de verlening van bouw- en aanlegvergunningen.
Het archeologiebeleid van Nieuwegein onderscheidt tien verschillende waarden archeologie.
Cultuurhistorie
Om adequaat invulling te kunnen geven aan de nieuwe taak van de gemeente om rekening te houden met binnen het bestemmingsplan aanwezige cultuurhistorische waarden, heeft de gemeente een cultuurhistorisch onderzoek laten uitvoeren (Jonge stad, oude kwaliteiten, Een interdisciplinaire studie naar het aardkundig, historisch-geografisch, historisch-bouwkundig en stedenbouwkundig erfgoed in de gemeente Nieuwegein, RAAP, 2013). Het betreft een interdisciplinaire studie naar het aardkundig, historisch-geografisch, historisch-bouwkundig en stedenbouwkundig erfgoed in de gemeente Nieuwegein. Het onderzoek is gemeentebreed opgezet. Hierdoor kunnen onder meer waardevolle structuren optimaal in beeld worden gebracht.
Externe veiligheid (2007)
In de beleidsvisie Externe veiligheid heeft de gemeente Nieuwegein veiligheidsambities geformuleerd naast de risiconormen vanuit de rijksoverheid. In deze visie is aangegeven op welke bedrijventerreinen in Nieuwegein zich risicovolle bedrijven mogen vestigen.
Luchtkwaliteit (2008)
De gemeente Nieuwegein heeft in het Luchtkwaliteitsplan beleid opgesteld om de luchtkwaliteit te verbeteren. Zo wil de gemeente de doorstroming op de wegen in haar grondgebied verbeteren, de verkeersintensiteit beperken, het gebruik van schone voertuigen stimuleren en voldoende afstand creëren tussen wegen en gevoelige bestemmingen.
Duurzaam bouwen (2007)
In de nota 'Bouwen voor de toekomst; duurzaam bouwen beleid gemeente Nieuwegein' is vastgelegd dat de gemeente Nieuwegein bij nieuwbouw/renovatie streeft naar het realiseren van een milieuprestatie van 15% of hoger ten opzichte van de op dat moment geldende gebruikelijke bouwstandaard in Nederland. Daarnaast heeft de gemeenteraad heeft in de nota de volgende basismaatregelen vastgesteld:
De milieuprestatie wordt (bij grote bouwinitiatieven) gemeten met het duurzaam bouwen instrument GreenCalc+-score en weergegeven met een MIG-score (Milieu Index Gebouw). De milieuprestatie kan bij kleinere bouwinitiatieven worden gemeten met het duurzaam bouwen instrument GPR-gebouw. In dit instrument worden de prestaties op de duurzaamheidsthema's energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde beoordeeld en gewogen. GPR-gebouw geeft per thema een waardering op een schaal van 1 tot 10, waarbij een 6,0 staat voor de huidige bouwstandaard. Een GPR-score van 6,9 staat voor 'mainstream duurzaam' en komt overeen met de in Nieuwegein gewenste milieuprestatieverbetering van 15% of hoger.
Energie (2009)
Door het college is het gemeentelijke Klimaatprogramma 2009-2013 vastgesteld. Hierin is het streven geformuleerd om bij nieuwbouwprojecten de energieprestatiecoëfficiënt (EPC) minimaal 10% aan te scherpen ten opzichte van het Bouwbesluit. Daarnaast geldt een streven naar 10% duurzame energie evenals het streven naar aansluiten op en uitbreiden van het stadsverwarmingsnet (indien relevant, zoals in dit gebied). Bij grootschalige ontwikkelingen (> 200 woningen of het equivalent daarvan) wordt op gebiedsniveau gestreefd naar een EnergiePrestatie op Locatie (EPL) van 7,0 tot 8,0.
In het Collegeprogramma 2010-2014 is aangegeven dat Nieuwegein streeft naar een klimaatneutrale duurzame stad in 2040.
Het bestemmingsplan Hofweide kent een juridische opzet met gedetailleerde bestemmingsregeling. In het bestemmingsplan zijn de nieuwe planologische uitgangspunten ten aanzien van het bouwen en het gebruik vastgelegd. Tevens worden de schutting bij de Hakweide en de parkeerplaatsen aan de noord en zuidzijde van de Hofweide gelegaliseerd. Tot slot voorziet dit plan in duidelijke bouw- en gebruiksregels die de basis vormen voor handhaving van strijdige situaties en het beëindigen van overlast.
Het bestemmingsplan bestaat uit de plankaart (verbeelding) en de regels. Deze twee onderdelen zijn juridisch bindend. Daarnaast maakt de toelichting deel uit van het bestemmingsplan. Deze onderdelen staan niet los van elkaar, maar dienen in nauwe samenhang te worden gelezen.
De regels vormen, samen met de plankaart, het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van de bestaande en nieuwe bebouwing. De regels zijn onderverdeeld in vier onderdelen, die in afzonderlijke hoofdstukken zijn ondergebracht.
Hoofdstuk 1: Inleidende regels
In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van een aantal in het plan voorkomende begrippen. In artikel 2 is opgenomen op welke wijze de in het plan voorgeschreven maten dienen te worden gemeten. Door het geven van begripsomschrijvingen en aanwijzingen voor het meten wordt de interpretatievrijheid verkleind en daardoor de duidelijkheid en de rechtszekerheid vergroot.
Hoofdstuk 2: Bestemmingsplanregels
In dit hoofdstuk is de bestemming en de daarbij behorende gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de in het plangebied voorkomende gronden aangegeven.
Hoofdstuk 3: Algemene regels
Dit hoofdstuk bevat algemene regels, zoals algemene bouwregels en algemene afwijkingsregels.
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
Het laatste hoofdstuk bevat regels voor de overgang tussen het oude (vigerende) bestemmingsplan en het nieuwe bestemmingsplan en de slotregel.
In de navolgende paragrafen worden de verschillende onderdelen van de regels nader toegelicht, uitgezonderd de inleidende bepalingen.
In het hoofdstuk bestemmingsregels zijn in de planregels de bestemming opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruikgemaakt van aanduidingen om toegestaan gebruik nader te specificeren.
Bedrijf (Artikel 3)
De bestaande nutsvoorziening is bestemd voor 'Bedrijf'. Om geen andere activiteiten mogelijk te maken is hier de aanduiding 'nutsvoorziening' opgenomen.
Groen (Artikel 4)
De bestemming Groen is opgenomen voor het gebied rondom de woonwagenlocatie. De strook groen langs de A.C. Verhoefweg is specifiek aangeduid als ecologische verbindingszone. Voor de locatie langs de Hakweide, waar in het vigerende bestemmingsplan nu nog een verkeersbestemming is opgenomen, is ook de bestemming Groen opgenomen. In de huidige situatie is uitsluitend openbaar groen aanwezig en een (illegaal geplaatste) schutting. Deze schutting wordt in het voorliggende bestemmingsplan gelegaliseerd door middel van een passende bouwregeling.
Verkeer - Verblijfsgebied (Artikel 5)
De Hofweide heeft de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.
Wonen - Woonwagenstandplaats (Artikel 6)
De woonwagenlocatie heeft de bestemming 'Wonen - Woonwagenstandplaats'. De bestaande woonwagens hebben een individueel een bouwvlak gekregen. Binnen elk bouwvlak mag ten hoogste één woonwagen worden gebouwd. De vorm van het bouwvlak is dusdanig weergegeven dat een vrije ruimte van 2,5 m aanwezig is tussen de woonwagens, die tevens als parkeerplaats kan dienen. De standplaats van de woonwagen Hofweide 1 heeft in verband met de planologische uitgangspunten een specifieke aanduiding 'woonwagenstandplaats' gekregen (zie paragraaf 3.4 Nieuwe planologische uitgangspunten).
Op de verbeelding is daarnaast de maximum goot- en bouwhoogte van woonwagens weergegeven en is het maximum bebouwingspercentage van 55% aangeduid. In de regels zijn daarnaast bepalingen voor bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde opgenomen. Voor dakkapellen en dakopbouwen is een specifieke regeling opgenomen. Tot slot bevat het artikel ook een regeling ten aanzien van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf.
Leiding - Water (Artikel 7)
In de groenstrook langs de A.C. Verhoefweg ligt een hoofdwatertransportleiding. Deze is beschermd door middel van de dubbelbestemming 'Leiding - Water'.
Waarde - Archeologie - 4 (Artikel 8)
Ter bescherming van de mogelijke archeologische waarden in het gebied is één dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 4 opgenomen. Waarde - Archeologie - 4 is opgenomen ter plaatse van een zone met een hoge kans op het aantreffen van archeologische waarden. Hierbij dient bij werkzaamheden dieper dan 30 cm en een plangebied groter dan 500 m² een omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Vroegtijdig archeologisch onderzoek is een verplichting bij de aan te vragen omgevingsvergunning.
Waterstaat (Artikel 9)
De gronden langs de watergang ten westen en noorden van het plangebied hebben een waterstaatkundige functie. Ter bescherming van de waterstaatkundige functie is de dubbelbestemming 'Waterstaat' opgenomen.
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.
Antidubbelregel (Artikel 10)
De antidubbeltelbepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het open gebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening.
Algemene bouwregels (Artikel 11)
Dit artikel bevat een algemene regeling voor een geringe overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen. Deze overschrijding dient wel beperkt te zijn.
Algemene afwijkingsregels (Artikel 12)
In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen een omgevingsvergunning voor het afwijken kan worden verleend voor overschrijding van de bouwgrenzen, voor zover deze afwijkingen niet onder de regel 'algemene bouwregels' valt te scharen.
In het afsluitende onderdeel van de regels komt de overgangs- en slotregel aan de orde.
Overgangsrecht (Artikel 13)
De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).
Slotregel (Artikel 14)
Deze regel bevat de titel van het plan.
Het bestemmingsplan maakt geen aangewezen bouwplannen mogelijk zoals bedoeld in artikel 6.12 van de Wro. Het opstellen van een exploitatieplan is dan ook niet noodzakelijk.
Het voorontwerp heeft ter inzage gelegen van 21 januari 2016 tot en met 3 februari 2016, vooraf gegaan aan een op 20 januari 2016 gehouden inloopavond voor bewoners en omwonenden van de Hofweide. Gedurende deze periode kon een ieder een inspraakreactie indienen. Van deze gelegenheid is gebruik gemaakt. De ingekomen reacties zijn beantwoordt in de 'Notie beantwoording inspraak' zoals opgenomen in Bijlage 1.
Het ontwerp bestemmingsplan heeft van 11 november 2016 tot en met 29 december 2016 ter inzage heeft gelegen. Gedurende deze periode zijn er geen zienswijzen ingediend.