Plan: | Austerlitz Noord 1e herziening |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0355.BPHerzAusNoord-VS01 |
1.1 plan:
Het bestemmingsplan 'Austerlitz Noord 1e herziening' met identificatienummer NL.IMRO.0355.BPHerzAusNoord-VS01 van de gemeente Zeist;
1.2 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aaneengebouwde woning
een woning die onderdeel uitmaakt van minimaal drie aaneengebouwde woningen
1.6 ambachtelijke bedrijven:
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen die verband houden met het ambacht.
1.7 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 bebouwingspercentage:
de oppervlakte van de bebouwing binnen het bouwvlak, het woningvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.
1.10 bedrijf aan huis:
het door de bewoners bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten:
a. die in de van deze regels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten zijn aangeduid als categorie 1 of 2, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft de gevolgen voor de omgeving, en
b. die geen horeca of detailhandel zijn, behoudens detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse uitgeoefende bedrijfsactiviteit, in de woning en bijbehorende bouwwerken.
1.11 beroep aan huis:
het door de bewoners beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, maatschappelijk en daarmee gelijk te stellen gebied, in de woning en de bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie.
1.12 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag - en administratieruimten en dergelijke.
1.13 bestaande gebouw, inhoud, omvang:
gebouw, inhoud, omvang zoals die of dat bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan.
1.14 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.15 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.16 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.17 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. Een carport (zonder wanden) wordt als bijbehorend bouwwerk beschouwd.
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.19 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.20 bouwlaag:
een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat aan de onder- en bovenzijde door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren wordt begrensd, met uitzondering van kelder en kap.
1.21 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.22 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.23 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.24 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.25 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.26 hoofdgebouw:
een gebouw, dat binnen een bouwperceel door constructie of afmetingen als hét of één van de belangrijkste valt aan te merken.
1.27 peil
Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte terrein voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning met betrekking tot bouwen.
1.28 twee- aaneen gebouwde woning
Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen.
1.29 voorgevel:
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels.
1.30 voorgevelrooilijn:
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen.
1.31 vrijstaande woning:
Een woning die hoogstens door middel van de bijbehorende bouwwerken met een andere woning verbonden is en waarvan geen van de beide zijgevels van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens staan.
1.32 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten en wadi's.
1.33 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.
1.34 wooneenheid:
eenheid in de vorm van een woning of een zorgwoning.
1.35 zijdelingse perceelgrenzen:
de grenzen van een bouwperceel aan de zijkanten van het bijbehorende hoofdgebouw.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de nokhoogte:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 de verticale bouwdiepte:
vanaf het peil tot de bovenkant van de onderste vloer van het gebouw.
De voor "Bos" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
In afwijking van hetgeen onder 3.1.1 is bepaald mogen de voor 'Bos' aangewezen gronden, met uitzondering van gronden waar de gebiedsaanduiding 'overige zone - grondwal' op van toepassing is, tevens worden gebruikt voor recreatief gebruik door de respectievelijke eigenaren, zonder openbare functie.
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 3.1, mogen uitsluitend andere bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Bos' worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen voor zover de onder 3.1.1 sub a bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast.
Voor het bouwen van nutsvoorzieningen als bedoeld in artikel 3.1 sub b gelden de volgende bepalingen:
Artikel 14 is van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: .
a. groenvoorzieningen;
b. watergangen en waterpartijen;
c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
d. fiets- en voetpaden, in- en uitritten en andere ondergeschikte verhardingen;
e. speelvoorzieningen
f. overige bij de bestemming behorende voorzieningen.
Op en in de gronden als bedoeld in lid 4.1 mogen uitsluitend bij de bestemming behorende andere bouwwerken worden gebouwd, met dien ten verstande dat de bouwhoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan hierna is aangegeven:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
licht- en andere masten | 10 m |
speelvoorzieningen | 5 m |
beeldende kunst | 4 m |
overige andere bouwwerken | 3 m |
De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen.
Op en in de gronden als bedoeld in artikel 5.1, mogen uitsluitend worden gebouwd of opnieuw worden gebouwd:
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in artikel 5.2.1 gelden de volgende eisen:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop een gebouw | 2 meter |
overige erf- en perceelsafscheidingen | 1 meter |
overige andere bouwwerken | 2 meter |
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
licht- en andere masten | 10 m |
beeldende kunst | 8 m |
speelvoorzieningen | 5 m |
overige andere bouwwerken | 3 m |
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de stedenbouwkundige, landschappelijke inpassing en ligging van bouwwerken.
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen;
b. beroep of bedrijf aan huis;
c. tuinen en erven;
d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
e. parkeervoorzieningen ten dienste van de bestemming.
Op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 7.2.1 gelden de volgende bepalingen:
de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop een gebouw |
2 m |
overige erf- en perceelsafscheidingen | 1 m |
overige andere bouwwerken | 3 m |
Het bevoegd gezag kan in een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de omvang en situering van de bebouwing vanwege de:
a. ruimtelijke structuur;
b. een architectonische en/of ecologische ontwikkeling;
c. de verkeersveiligheid;
d. het behoud van parkeergelegenheid op eigen terrein;
e. de aansluiting op structurele groenelementen;
f. de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van lid 7.2 voor meer vierkante meters bijbehorende bouwwerken ten behoeve van lichamelijk gehandicapten, met dien ten verstande dat:
De gezamenlijke brutovloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep - of bedrijf aan huis mag niet meer bedragen dan 30% van de totale brutovloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 100 m2.
Naast hetgeen daaromtrent in de Algemene gebruiksregels in artikel 12 is bepaald, moet als strijdig gebruik in ieder geval worden aangemerkt, het gebruik van de in lid 7.5 bedoelde gronden, die onbebouwd zijn, voor:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.5.2 onder d ten behoeve van het wonen in een vrijstaand bijgebouw, indien:
a. daarvoor dringende sociaaleconomische redenen bestaan;
b. vooraf vaststaat dat het tijdelijke huisvesting betreft; en
c. het aantal zelfstandige woningen niet wordt vergroot.
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op en in de gronden als bedoeld in lid 8.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:
bouwwerken | max. bouwhoogte |
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein met daarop een gebouw | 2 meter |
overige erf- en perceelafscheidingen | 1 meter |
Het bevoegd gezag kan in een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de omvang en situering van de bebouwing vanwege de:
De gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een beroep - of bedrijf aan huis mag niet meer bedragen dan 30% van de totale bruto vloeroppervlakte van de betreffende woning en de bijbehorende bouwwerken, en in ieder geval niet meer dan 100 m2.
Naast hetgeen daaromtrent in de Algemene gebruiksregels in artikel 12 is bepaald, moet als strijdig gebruik in ieder geval worden aangemerkt, het gebruik van de in lid 8.1 bedoelde gronden, die onbebouwd zijn, voor:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.4.2 onder d ten behoeve van het wonen in een vrijstaand bijgebouw, indien:
De voor "Waarde - Archeologie hoog" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Op de voor "Waarde - Archeologie - hoog" bestemde gronden is het verboden om zonder een afwijking zoals bedoeld in artikel 9.3 te bouwen of te laten bouwen krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en).
Het onder artikel 9.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:
Onder een handelen in strijd met het bepaalde in artikelen 9.2.1 wordt ook aangemerkt het faseren of splitsen van bouwwerkzaamheden of werkzaamheden met het kennelijk oogmerk om het verbod in artikel 9.2.1 te ontduiken.
Het bevoegd gezag kan onder beperkingen afwijken van het verbod in artikel 9.2.1 en de volgende voorschriften aan de afwijking verbinden:
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een afwijking winnen zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de afwijking archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de afwijking moeten worden verbonden.
Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen dient in het belang van de archeologische monumentenzorg door aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen een rapport te worden overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
Tevens kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
Artikel 14 is van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie (hoog)" de regels en verbeelding van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Voor het bouwen onder een gebouw gelden de volgende regels:
Het vloerniveau van beganegrondvloeren dient ten minste 0.20 meter boven het aangrenzende maaiveld te liggen.
De omgevingsvergunning voor het bouwen kan alleen worden verleend als bij nieuwbouw dan wel bij de vergroting van een bestaand bouwwerk wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, zoals opgenomen in de Parkeerbeleidsnota Zeist van 3 mei 2004. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met deze wijziging.
Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van:
een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
Het is verboden de in de artikelen 3 tot en met 8 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het plan voor:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren.
Werken en werkzaamheden | Artikel 3 Bos |
Artikel 9 Waarde – Archeologie hoog |
||
a | aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met uitzondering van het aanleggen van kavelpaden en verhardingen ten behoeve van in- of uitritten, tot elk een oppervlakte van 60 m²; |
+ |
||
b | verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, anders dan normaal spit en ploegwerk, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet; |
+ |
+ |
|
c | het ophogen en egaliseren van de gronden, waaronder het aanleggen van geluid- en andere wallen; |
+ |
+ |
|
d | aanleggen en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen; |
+ |
+ |
|
e | het verlagen van het grondwaterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap. | + |
+ | |
f | aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; | + | + | |
g | vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen, die de dood of ernstige beschadiging daarvan ten gevolge hebben of kunnen hebben; |
+ |
+ |
|
h | het uitvoeren van graafwerkzaamheden, grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden (incl. diepploegen, ontginnen en het aanleggen van drainage) dieper dan 0,3 meter onder maaiveld; - vanaf een oppervlakte van meer dan 100 m² binnen de bestemming Waarde - Archeologie hoog; - vanaf een oppervlakte van meer dan 1000 m² binnen de bestemming Waarde - Archeologie middelhoog |
+ |
+ |
|
i | het aanbrengen van diepwortelende beplantingen; |
+ |
+ |
|
j | bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters. |
Het in artikel 14.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
Werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 14.1, zijn slechts toelaatbaar:
Het plan kan worden aangehaald als:
Regels van het Bestemmingsplan 'Austerlitz Noord 1e herziening'.