Plan: | Dr. Schaepmanlaan |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0355.BPDrSchaepman-VS01 |
Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is geregeld dat bij ruimtelijke plannen met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren het verplicht is om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dat het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, of de gevolgen voor beschermde soorten te verminderen.
Door Ecogroen is in november 2011 een quickscan ecologie uitgevoerd. Het onderzoek is gebaseerd op een veldbezoek en een inventarisatie van bekende verspreidingsgegevens. De consequenties van de beoogde ruimtelijke ingreep op de aanwezige natuurwaarden zijn getoetst aan de Flora- en faunawet en de vigerende gebiedsgerichte natuurbescherming. Naar aanleiding van de resultaten van deze quickscan is in de zomer van 2012 een aanvullend vleermuizen onderzoek en een onderzoek naar Gierzwaluw en Huismus uitgevoerd. Tevens is naar aanleiding van een inspraakreactie de tuinvijver gelegen aan de Dr. Schaepmanlaan 73 onderzocht.
Gebiedsgerichte natuurbescherming.
Op basis van de ligging en de aard van de ruimtelijke ingrepen wordt geschat dat de beoogde plannen geen negatieve effecten hebben op de in de omgeving aanwezige Natura 2000-gebieden, EHS of belangrijke natuurwaarden buiten de EHS.
Wettelijk kader
De Flora- en faunawet verplicht een ieder die ruimtelijke ingrepen of andere activiteiten wil ontplooien, na te gaan in hoeverre dit negatieve effecten kan hebben op van nature in Nederland in het wild voorkomende planten- en diersoorten – ongeacht of deze beschermd zijn of niet. De zorgplicht van artikel 2 uit de Flora- en faunawet stelt dat optredende negatieve effecten zo veel mogelijk vermeden of geminimaliseerd dienen te worden. Voor schade aan juridisch zwaarder beschermde soorten kan de aanvraag van een ontheffing van de Flora- en faunawet bij het Ministerie van EL&I noodzakelijk zijn.
Flora
Tijdens het veldonderzoek zijn geen beschermde soorten binnen de Flora- en faunawet als bedreigde soorten (Rode Lijst) aangetroffen en deze worden gezien de aangetroffen soortensamenstelling en de terreingesteldheid ook niet verwacht. Het nemen van vervolgstappen voor de soortgroep flora is in deze situatie niet aan de orde.
Vleermuizen
Het is belangrijk om voorafgaand aan ruimtelijke ontwikkelingen duidelijkheid te hebben over het al of niet voorkomen van vleermuizen. Alle in Nederland voorkomende vleermuissoorten zijn opgenomen in de Europese Habitatrichtlijn en zodoende strikt beschermd.
Vanwege de geschiktheid van de te slopen panden wordt gericht aanvullend onderzoek naar vleermuizen noodzakelijk geacht. In de eventueel te verwijderen bomen in het plangebied ontbreken mogelijkheden voor vaste verblijfplaatsen voor boombewonende soorten.
Volgens het protocol voor vleermuizen is het in deze situatie noodzakelijk om minimaal vier nachtelijke bezoeken verspreid over het jaar uit te voeren. Specifiek gaat het om twee nachtelijke bezoeken in de periode mei/half juli gericht op kraamkolonies/zomerverblijfplaatsen en twee nachtelijke bezoeken in augustus- september gericht op paarverblijfplaatsen/zomerverblijfplaatsen.
Het onderzoek naar kraamkolonies/zomerverblijfplaatsen is door Ecogroen uitgevoerd tijdens een avond- en ochtendbezoek op respectievelijk 12 juni en 3 juli 2012. Het onderzoek naar paarverblijfplaatsen/zomerverblijfplaatsen is uitgevoerd tijdens twee ochtendbezoeken op 15 augustus en 11 september 2012. Tijdens alle nachtelijke veldbezoeken zijn waarnemingen van foeragerende dieren en vliegroutes van vleermuizen in kaart gebracht. Alle nachtelijke veldbezoeken hebben plaatsgevonden tijdens geschikte weersomstandigheden (droog, weinig wind en temperatuur boven de 10°C).
Tijdens het bezoek op 3 juli is een Gewone dwergvleermuis in de nok van een dak (tussen dakpan en boeiplank) ingevlogen. Naar verwachting betreft het een zomerverblijfplaats van een solitaire Gewone dwergvleermuis die sporadisch de locatie als verblijfplaats gebruikt. Hoewel deze vleermuis aan het begin van het broedseizoen is aangetroffen is deze het hele broedseizoen niet meer aangetroffen, ondanks dat er specifiek naar is gezocht.
Een dergelijke verblijfplaats is niet jaarrond beschermd in de Flora- en faunawet. Bovendien zijn in de omgeving voldoende alternatieve uitwijklocaties aanwezig. In de overige gebouwen zijn tijdens de veldbezoeken geen aanwijzingen aangetroffen voor de aanwezigheid van vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Aangenomen wordt dat deze gebouwen niet in gebruik zijn als (belangrijke) verblijfplaats van vleermuizen.
Vliegroutes en foerageergebied vleermuizen
Tijdens het onderzoek zijn geen vliegroutes van vleermuizen vastgesteld in het plangebied. In en in de directe nabijheid van het plangebied zijn diverse Gewone dwergvleermuizen foeragerend aangetroffen. Foerageergebied van vleermuizen geniet binnen de Flora en faunawetgeving geen juridische bescherming, tenzij het onmisbaar is voor het voortbestaan van een populatie. Dit is in voorliggende situatie niet aan de orde. Het plangebied zal ook na de uitbreiding haar functie als foerageergebied voor vleermuizen behouden en bovendien zijn in de omgeving voldoende alternatieven voorhanden.
Aangezien in de zomer en najaar van 2012 geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen zijn aangetroffen, is het niet aannemelijk dat aankomende winterperiode (2012/2013) overwinterende vleermuizen aanwezig zijn in het plangebied. Daarom zijn er wat betreft verblijfplaatsen van vleermuizen geen beperkingen en kunnen de werkzaamheden aan de bebouwing op korte termijn worden uitgevoerd.
Het wordt aangeraden, indien de planning het toelaat, te werken in de minst kwetsbare perioden van vleermuizen. Dit zijn globaal de perioden eind september – eind oktober en half maart – begin mei.
Gezien het mobiele karakter van vleermuizen is vleermuizenonderzoek juridisch gezien slechts voor een bepaalde periode rechtsgeldig. Uit overleg met de afdeling Flora- en faunawet van het Ministerie van EL&I is gebleken dat er geen richtlijnen zijn ten aanzien van de houdbaarheid van vleermuizenonderzoek, doorgaans wordt een periode van één tot twee jaar aangehouden. Gezien de mogelijke (her)vestiging van vleermuizen in de toekomst dient de volgende strategie aangehouden te worden.
Uitvoering werkzaamheden vóór half maart 2013
Wanneer de werkzaamheden aan de bebouwing vóór circa half maart 2013 uitgevoerd worden, is dit vanuit het oogpunt van vleermuizen - zonder nadere voorwaarden vanuit de Flora- en faunawet mogelijk;
Uitvoering werkzaamheden in de periode half maart 2013 t/m half maart 2015
Wanneer de sloop- en/of renovatiewerkzaamheden uitgevoerd worden in de periode half maart 2013 tot en met half maart 2015 dient rekening gehouden te worden met de mogelijke (her)vestiging van vleermuizen. Om schade aan vleermuizen met zekerheid te voorkomen, dient in de actieve periode van vleermuizen –half maart t/m eind oktober– circa een week voorafgaand aan de start van de werkzaamheden een controlebezoek uitgevoerd te worden om na te gaan of vleermuizen, door bijvoorbeeld (her)kolonisatie, aanwezig zijn (Indien de sloop toch gepland staat in de overwinteringsperiode (begin november - half maart), dan is het van belang om eind oktober het controlebezoek uit te voeren).
Uitvoering werkzaamheden na half maart 2015
Indien het uitvoeren van de werkzaamheden niet haalbaar is voor circa half maart 2015 dan is een volledig actualiserend vleermuizenonderzoek noodzakelijk in het seizoen voorafgaand aan de werkzaamheden.
Grondgebonden zoogdieren
Verspreid in het plangebied zijn vaste verblijfplaatsen van enkele algemeen voorkomende, laag beschermde zoogdiersoorten te verwachten. Vaste verblijfplaatsen van juridisch zwaarder beschermde grondgebonden zoogdieren zijn niet aangetroffen en worden ook niet verwacht.
Broedvogels
Van veel broedvogels zijn nesten alleen gedurende het broedseizoen beschermd. Nestlocaties kunnen dan buiten het broedseizoen zonder overtreding van de Flora- en faunawet verstoord of verwijderd worden. Voor een aantal broedvogelsoorten geldt echter dat de nestlocaties inclusief de functionele omgeving jaarrond beschermd zijn.
Dit betreffen de broedvogels Boomvalk, Buizerd, Gierzwaluw, Grote gele kwikstaart, Havik, Huismus, Kerkuil, Oehoe, Ooievaar, Ransuil, Roek, Slechtvalk, Sperwer, Steenuil, Wespendief en Zwarte wouwGrote gele kwikstaart en Huismus. Voor sommige andere soorten geldt dat de nesten jaarrond beschermd zijn als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.
Uit de quickscan is gebleken dat de bebouwing in het plangebied (potentieel) geschikt is als broedlocatie van Huismus en Gierzwaluw. Overige soorten waarvan de nestlocaties jaarrond beschermd zijn, zijn niet aangetroffen en worden ook niet verwacht.
Tijdens een dagbezoek op 19 april 2012 is gericht onderzoek naar de Huismus uitgevoerd. Dit is voor deze soort het optimale inventarisatiemoment. Tijdens dit bezoek, waarbij specifieke aandacht is uitgegaan naar roepende, territoriale mannetjes, zijn geen broedgevallen vastgesteld.
In juni en juli is extra aandacht verricht naar Gierzwaluwen. Tijdens de onderzoeken zijn geen nestlocaties van Gierzwaluwen aangetroffen in het plangebied.
Het is zodoende niet noodzakelijk om vervolgstappen te nemen ten aanzien van nestlocaties die jaarrond beschermd zijn.
Reptielen, beschermde planten, libellen, dagvlinders en andere ongewervelden
Wegens het ontbreken van permanent oppervlaktewater kan de aanwezigheid van vissen worden uitgesloten, evenals voortplanting van amfibieën. In de bebouwing, ruigte en strooisellaag onder de aanwezige groenstructuren is wel overwintering van laagbeschermde amfibieënsoorten als Bruine kikker, Gewone pad en Kleine watersalamander te verwachten. Geschikte voortplantingswateren voor strikt beschermde amfibieën ontbreken in de directe omgeving van het plangebied. Overwintering van zwaarder beschermde soorten binnen het plangebied is daardoor uit te sluiten.
Gezien de terreingesteldheid en bekende verspreidingsgegevens zijn geen reptielen te verwachten in het plangebied.
In het plangebied zijn geen beschermde of bedreigde (Rode Lijst) ongewervelden en weekdieren aangetroffen. Wegens de afwezigheid van geschikt biotoop ontbreken geschikte voortplantingslocaties voor beschermde ongewervelden en weekdieren binnen het plangebied. Deze zijn dan ook niet te verwachten in het plangebied.
Tuinvijver Dr. Schaepmanlaan 73
Vanwege een inspraakreactie is tijdens een veldbezoek uitgevoerd op 20 juli 2012 de tuinvijver gelegen aan de Dr. Schaepmanlaan 73 onderzocht. Uit de mondelinge mededeling en fotomateriaal van de bewoners is gebleken dat deze vijver in gebruik is door de laag beschermde Bruine kikker. Mogelijk wordt de vijver ook gebruikt door de laag beschermde Gewone pad. Voor laag beschermde soorten geldt automatisch vrijstelling bij ruimtelijke ingrepen. Dezelfde status geldt ook voor Gewone dotterbloem, een soort die aangeplant aanwezig is in de vijverrand.
Er zijn geen strikt beschermde soorten aangetroffen in de vijvers. Gezien de aanwezigheid van diverse vissen in de vijver aan Dr. Schaepmanlaan 73 is dat ook niet waarschijnlijk. Op dit moment zijn er dus geen aanwijzingen dat er sprake is van een strikt beschermde soort in de tuinvijvers. Ecogroen heeft van de desbetreffende bewoner geen toestemming gekregen de vijver te bemonsteren.
Hoewel de verwachtingswaarde zeer beperkt is, wordt aangeraden voorafgaand aan ingrepen in de vijver zekerheid te verkrijgen over de eventuele aanwezigheid van zwaarder beschermde amfibieënsoorten zoals Alpenwatersalamander.
Het aspect Flora en fauna geeft geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkelingen.
Werkzaamheden die broedbiotopen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen dienen te allen tijde te worden voorkomen. Dit is voor de meeste soorten mogelijk door gefaseerd te werken en de uitvoering op te starten in de periode voor half maart en na half juli. Voor het broedseizoen wordt echter geen standaardperiode gehanteerd, maar het is van belang of een broedgeval wordt verstoord, ongeacht de datum.
De quickscan natuurtoets is als Bijlage 3 Quickscan natuurtoets en de aanvullende onderzoeken als Bijlage 4 Aanvullende natuurtoets toegevoegd bij dit plan.