direct naar inhoud van Regels
Plan: Doorwerking wegaanpassing A28
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0355.BPDoorWegA28-VS01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Doorwerking wegaanpassing A28' met indentificatienummer NL.IMRO.0355.BPDoorWegA28-VS01 van de gemeente Zeist.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.8 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.9 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.10 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.11 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.12 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.13 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.14 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.15 peil:
  • a. voor een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
    de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen:
    de hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsverguninng voor bouwen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Bos

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos, boscompensatie en/of bebossing en/of;
  • b. waterberging en waterhuishouding en/of;
  • c. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurlijke waarden die bestaan uit de waarde van het bestaande bos voor flora en fauna;
  • d. extensief recreatief medegebruik.
3.2 Bouwregels

Op de in 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken, ten dienste van de bestemming worden gebouwd (behoudens afwijking) met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 3.2, en toestaan dat andere bouwwerken, worden gebouwd voor het extensieve recreatieve medegebruik en infrastructurele voorzieningen, mits:

  • a. de hoogte niet meer dan 2,5 meter bedraagt;
  • b. de in 3.1 genoemde waarden daardoor niet onevenredig worden aangetast;
  • c. vooraf advies gevraagd aan de gemeentelijke monumentencommissie.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Het is in ieder geval verboden om de in 3.1 genoemde gronden te gebruiken of laten gebruiken:

  • a. voor het aanplanten van bomen ten behoeve van de hout-, fruit- of boomteelt;
  • b. voor het agrarische gebruik anders dan ten behoeve van natuurbeheer;
  • c. voor het winnen van bosstrooisel.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.5.1 Verbod:

Op de in 3.1 genoemde gronden is het verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegde gezag , de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het verharden van gronden;
  • b. het aanbrengen of verwijderen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • d. het verwijderen van houtgewas, het slechten van houtwallen en bosjes en het verwijderen van landschapselementen;
  • e. het beplanten met bomen of struikgewas;
  • f. het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of afvoer van water door onder meer het afdammen, stuwen, bemalen, onderbemalen, het draineren van gronden, en het graven, dempen of anderszins wijzigen en verbeteren van waterlopen, sloten en greppels;
  • g. het plaatsen van hekwerken, schuttingen, afrasteringen of andere werken die een onoverkomelijke belemmering vormen voor de verplaatsing van dieren.
3.5.2 Uitzonderingen:

Het in 3.5.1, genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden;
  • b. noodzakelijk zijn in het kader van boscompensatie;
  • c. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor de omgevingsvergunning voor bouwen is verleend;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

3.5.3 Toetsing:

Een vergunning mag alleen worden geweigerd en moet ook worden geweigerd, indien door de uitvoering van het werk, dan wel door de daarvan (in)direct te verwachten gevolgen, blijvend afbreuk wordt gedaan aan de in lid 1 genoemde waarden, en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

3.5.4 Advies:

Indien de vergunning werken en/of werkzaamheden betreft waarbij de cultuurhistorische waarde van de historische roedenverkaveling in het geding is, moet eerst het advies worden gevraagd van de gemeentelijke monumentencommissie, voordat een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend.

Artikel 4 Bos - Buitenplaats

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos - Buitenplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de ontwikkeling van bos in het kader van boscompensatie;
  • b. de ontwikkeling van een ecologische verbindingszone;
  • c. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van een buitenplaats met cultuurhistorische, landschappelijke en daaraan ondergeschikte natuurwaarden die bestaan uit de samenhang tussen hoofd- en bijgebouwen, het historisch tuin- en park-/bosontwerp, oude bossen en lanen, de bosranden en hellingbos, schrale bermen en de functie van dit tuin en parkbos voor de flora en fauna, en/of;
  • d. extensief recreatief medegebruik.
4.2 Bouwregels

Op de in 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de aanduidingen op de kaart en met een hoogte van maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van een ecoduct en maaiveldpassage maximaal 7 meter mag bedragen.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Naast hetgeen daaromtrent in de algemene gebruiksbepaling in Artikel 10 is bepaald, is het in ieder geval verboden om de gronden te gebruiken of laten gebruiken voor parkeerdoeleinden.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

4.4.1 Verbod:

Op de in 4.1 genoemde gronden is het verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegde gezag , de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het aanleggen, verharden van wegen, voet-, fiets-, ruiter- en andere paden, dagrecreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen, parkeervoorzieningen, en het verwijderen van paden;
  • b. het aanbrengen of verwijderen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. het kappen of vellen van bomen en/of het rooien van houtgewas;
  • d. het beplanten van gronden met houtgewas;
  • e. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • f. het plaatsen van hekwerken, schuttingen, afrasteringen of andere werken die een onoverkomelijke belemmering vormen voor de verplaatsing van dieren.
4.4.2 Uitzonderingen:

Het 4.4.1, genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden zoals het behoud van de zandverstuivingen;
  • b. noodzakelijk zijn in het kader van boscompensatie;
  • c. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor de omgevingsvergunning voor bouwen is verleend;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

4.4.3 Toetsing:

De in 4.4.1 onder a, genoemde vergunning mag alleen en moet worden geweigerd indien door de uitvoering van het werk, dan wel door de daarvan (in)direct te verwachten gevolgen, blijvend afbreuk wordt gedaan aan de in lid 1 bedoelde waarden, en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

4.4.4 Advies:

Over de in 4.4.1 genoemde toetsing vragen burgemeester en wethouders eerst het advies van de gemeentelijke Monumentencommissie, voordat zij een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, verlenen.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bermen en/of;
  • b. waterberging en waterhuishouding en/of;
  • c. groenvoorzieningen (met inbegrip van voet- en fietspaden en daarbij behorende bermen en voorzieningen) en/of;
  • d. beplanting;

alsmede voor:

  • e. ter plaatse van de aanduiding 'natuurwaarden', natuurwaarden.
5.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen' aangewezen gronden zijn uitsluitend met de bestemming verband houdende andere bouwwerken, toegestaan, met een hoogte van niet meer dan 3 meter.

 

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.3.1 Verbod:

Op de in 5.1 genoemde gronden is het verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegde gezag , de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het aanleggen, verbreden of verharden van paden/wegen/parkeergelegenheden en/of andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het kappen of vellen van bomen en/of het rooien van houtgewas;
  • c. het afgraven, vergraven, verlagen, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • d. het aanleggen van onder- en/of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en de daarmee verband houdende constructies en/of installaties.
5.3.2 Uitzonderingen:

Het in 5.3.1, genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden zoals het behoud van de zandverstuivingen;
  • b. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor de omgevingsvergunning voor bouwen is verleend;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

5.3.3 Toetsing:

Een vergunning mag alleen worden geweigerd en moet ook worden geweigerd, indien door de uitvoering van het werk, dan wel door de daarvan (in)direct te verwachten gevolgen, blijvend afbreuk wordt gedaan aan de in lid 1 genoemde waarden, en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
 

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie en/of;
  • b. voet en rijwielpaden en/of;
  • c. parkeervoorzieningen en/of;
  • d. bermen en beplanting en/of;
  • e. straatmeubilair en/of;
  • f. bermen, groenvoorzieningen, en
  • g. water en waterhuishouding;

alsmede voor:

  • h. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm', een geluidscherm;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - overkapping', een overkapping over de A28.
6.2 Bouwregels

Op de voor 'Verkeer' verkeersdoeleinden aangewezen gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken, ten dienste van de bestemming worden gebouwd met een hoogte van maximaal 3 meter, met dien verstande dat:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - overkapping' een overkapping is toegestaan, met een bouwhoogte van maximaal 11,5 meter;
  • b. ecoducten en viaducten zijn toegestaan met een hoogte van maximaal 15 meter.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Naast hetgeen daaromtrent in de algemene gebruiksbepalingen in Artikel 10 van deze regels is bepaald, is het verboden om de in lid 1 bedoelde gronden te gebruiken voor een motorbrandstofverkooppunt.

Artikel 7 Leiding - Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor drinkwaterleidingen en daarbij behorende voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1, mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de andere bestemmingen, uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd, ten behoeve van de betreffende leiding, met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van de bouwregels in 7.2 voor het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  • a. hierdoor geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding en
  • b. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.4.1 Verbod:

Op de in 7.1 genoemde gronden is het verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegde gezag, de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:

  • a. het verharden van gronden;
  • b. het aanbrengen of verwijderen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • d. het verwijderen van houtgewas, het slechten van houtwallen en bosjes en het verwijderen van landschapselementen;
  • e. het beplanten met bomen of struikgewas;
  • f. het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of afvoer van water door onder meer het afdammen, stuwen, bemalen, onderbemalen, het draineren van gronden, en het graven, dempen of anderszins wijzigen en verbeteren van waterlopen, sloten en greppels;
  • g. het plaatsen van hekwerken, schuttingen, afrasteringen of andere werken die een onoverkomelijke belemmering vormen voor de verplaatsing van dieren.
7.4.2 Uitzonderingen:

Het in 7.4.1, genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden;
  • b. noodzakelijk zijn in het kader van boscompensatie;
  • c. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor de omgevingsvergunning voor bouwen is verleend;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

7.4.3 Toetsing:

Een vergunning mag alleen worden geweigerd en moet ook worden geweigerd, indien door de uitvoering van het werk, dan wel door de daarvan (in)direct te verwachten gevolgen, blijvend afbreuk wordt gedaan aan de in lid 1 genoemde waarden, en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

7.4.4 Advies:

Indien de vergunning werken en/of werkzaamheden betreft waarbij de cultuurhistorische waarde van de historische roedenverkaveling in het geding is, moet eerst het advies worden gevraagd van de gemeentelijke monumentencommissie, voordat een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Bestaande en afwijkende maatvoering

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van gebouwen gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemming zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze bestond ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, en destijds in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is gerealiseerd.

9.2 Aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouw-kundige bepalingen;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse transport-leidingen;
  • e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • f. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik

Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van de onbebouwde gronden en/of bouwwerken voor:

  • a. een seksinrichting;
  • b. raamprostitutie;
  • c. prostitutie als het gaat om de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis in gestapelde woningen;
  • d. het opslaan van bouwmaterialen, werktuigen en machines of onderdelen daarvan, vaten, kisten, en dergelijke goederen;
  • e. het opslaan van (onklare) voer- en/of vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • f. het plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens;
  • g. het storten en/of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • h. bewoning als het gaat om vrijstaande bijgebouwen/aan- en uitbouwen;
  • i. andere doeleinden dan waarvoor burgemeester en wethouders vrijstelling hebben verleend.
10.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 10.1 is niet van toepassing op (tijdelijk) gebruik voor de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden en/of bouwwerken.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zijn de gronden naast de overige aangegeven bestemmingen tevens bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening en kunnen krachtens de Provinciale Milieuverordening vanwege de bescherming van het grondwater, beperkingen worden opgelegd aan het gebruik van de gronden en opstallen en voorzieningen.

11.2 milieuzone - waterwingebied

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied ' zijn de gronden naast de overige aangegeven bestemmingen tevens bestemd voor de bescherming van de waterwinning ten behoeve van de drinkwatervoorziening en kunnen krachtens de Provinciale Milieuverordening vanwege de bescherming van de waterwinning, beperkingen worden opgelegd aan het gebruik van de gronden en opstallen en voorzieningen.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Doorwerking wegaanpassing A28'.