direct naar inhoud van Regels
Plan: Wijk bij Duurstede, herontwikkeling Hoogstraat, De Heul en Langbroekseweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0352.wbdhoogheullangb-bva1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Wijk bij Duurstede, herontwikkeling Hoogstraat, De Heul en Langbroekseweg met identificatienummer NL.IMRO.0352.wbdhoogheullangb-bva1 van de gemeente Wijk bij Duurstede.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aaneengebouwde woningen:

woningen die deel uitmaken van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen, niet zijnde gestapelde woningen.

1.6 aan huis verbonden bedrijf:

een bedrijf, gericht op het verlenen van diensten en/of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), dat is opgenomen in categorie 1 of 2 van de bij deze regels behorende bijlage 1 'Staat van bedrijfsactiviteiten'; als ook ondergeschikte detailhandel ten dienste van het aan huis verbonden bedrijf en webwinkels zonder afhaalmogelijkheid, dat uitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 aan huis verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, als ook ondergeschikte detailhandel ten dienste van het dienstverlenend beroep, dat uitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.8 aan- of uitbouw:

een bijbehorend bouwwerk, zijnde een onderdeel van een hoofdgebouw dat door de vorm daarvan onderscheiden kan worden en dat door zijn ligging en/of in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm; functionele ondergeschiktheid is niet vereist.

1.9 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten.

1.10 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.13 bed & breakfast:

overnachtingsaccommodatie, in een (bedrijfs)woning of daarbij behorend bijgebouw of bedrijfsgebouw, geëxploiteerd door de bewoner(s) van de betreffende woning, bedoeld voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben.

1.14 begane grond:

de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.

1.15 begane grondvloer:

het met de straat gelijk liggende gedeelte van een gebouw.

1.16 bestaand:
  • met betrekking tot bebouwing:
    legale bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
  • met betrekking tot gebruik:
    het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dan wel toegestaan krachtens een omgevingsvergunning.
1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bijgebouw:

een bijbehorend bouwwerk, zijnde een al dan niet vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.20 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.21 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.22 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.23 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.24 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.26 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.28 consumentenvuurwerk:

vuurwerk dat is ingedeeld in CE categorie 1, 2 of 3 en dat krachtens het Vuurwerkbesluit (AMvB d.d.22 januari 2002) is aangewezen als vuurwerk dat geschikt is voor particulier gebruik.

1.29 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.30 dakopbouw:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.31 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen, aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Een internetwinkel of webshop wordt alleen als detailhandel aangemerkt als de mogelijkheid bestaat ter plaatse producten af te halen.

1.32 dienstverlening:

het op het publiek gerichte aanbieden, verkopen en/of leveren van commerciële en/of maatschappelijke diensten, zoals reisbureaus, kapsalons, uitzendbureaus, bankfilialen en makelaarskantoren.

1.33 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 geluidgevoelige ruimte:

geluidsgevoelige ruimte als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder, alsmede artikel 1.1 sub d van het Besluit geluidhinder.

1.35 gestapelde woning:

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen.

1.36 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.37 horeca:

een bedrijf of instelling zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 2 'Staat van Horeca-activiteiten', waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of mee te nemen waren worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

1.38 huishouden:

de leefvorm of samenlevingsvorm van een alleenstaande of een gezin, waaronder mede wordt begrepen:

  • de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg, met eigen voorzieningen van ten hoogste twee verwanten of andere personen;
  • een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband, daaronder begrepen een woongroep van mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking;
  • de gezamenlijke huisvesting van een groep van maximaal 4 personen die gebruik maken van de gemeenschappelijke voorzieningen in de woning.
1.39 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening – niet zijnde detailhandel – al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie.

1.40 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling.

1.41 kunstwerk:

een door mensenhanden gemaakt bouwwerk, voorbehouden aan onderdelen van infrastructuur.

1.42 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.43 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.44 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen een transformatorstation, een rioolgemaal, een pompstation, een gasdrukregelstation, een telefooncentrale en een zendmast.

1.45 ondergeschikte horeca:

een niet zelfstandige horecafunctie, welke ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie.

1.46 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.47 overkapping:

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en met maximaal twee wanden is omgeven.

1.48 overkapping ten behoeve van buitenverkoop

bouwwerken en voorzieningen die gedurende het hele jaar aanwezig zijn ten behoeve van het matigen van weersinvloeden en ter ondersteuning van de buitenverkoop.

1.49 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.50 parkeergelegenheid:

elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van motorvoertuigen.

1.51 parkeernorm:

het aantal benodigde parkeerplaatsen per eenheid van een bepaalde functie.

1.52 peil:

de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.53 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.54 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht. Onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  • seksclub:
    een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht;
  • seksautomaat:
    een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van filmvoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
  • sekswinkel:
    een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en beelddragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;
  • prostitutiebedrijf:
    een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.55 supermarkt:

een detailhandelsbedrijf met een winkelvloeroppervlak van meer dan 500 m2 en een grote verscheidenheid aan artikelen, merendeels levensmiddelen, waarbij sprake is van zelfbediening door de klanten.

1.56 twee-aaneen gebouwde woning:

een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen.

1.57 vloeroppervlakte:

totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten in een gebouw.

1.58 volumineuze detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen van enige omvang te weten auto's, fietsen, banden, boten, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen.

1.59 voorgevel:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.60 voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.

1.61 voorste bouwperceelgrens:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde bouwperceelgrens, met dien verstande dat indien een bouwperceelgrens gericht is op meerdere wegen of is gericht op meerdere openbare ruimtes, de bouwperceelgrens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.62 vrijstaande woning:

een woning bestaande uit een bouwmassa van één vrijstaand hoofdgebouw.

1.63 winkelvloeroppervlakte:

de in een winkel voorkomende oppervlakte die in gebruik is voor uitstalling en directe verkoop van detailhandelsartikelen. Het betreft de inpandige, voor het publiek zichtbare en toegankelijke vloeroppervlakte, inclusief die van eventueel voorkomende etalage, vitrine, tochtsluis, toonbank- en kassaruimte (inclusief loopruimte voor het personeel daarachter), alsmede de oppervlakte ten behoeve van schappen, paskamers, winkelwagens en lege dozen. Niet mee gerekend worden kantoren, kantines, toiletten, magazijnruimte, ontvangst goederenruimte en verwerkingsruimte (waaronder bak-off ruimte).

1.64 wonen:

het gehuisvest zijn in een (bedrijfs)woning.

1.65 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.66 zakelijke dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten en/of het leggen van contacten of het uitvoeren van commerciële handelingen, uitgezonderd detailhandel.

1.67 zijdelingse bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel die loodrecht of nagenoeg loodrecht staat op de voorste bouwperceelgrens.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
  • a. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  • b. dakkapel en goothoogte:

bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, mits de karakteristiek van het schuine dak behouden blijft;

  • c. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, tenzij anders is bepaald in hoofdstuk 2;

  • d. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  • e. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

  • f. de oppervlakte van een bouwwerk:

de maten buitenwerks, waarbij dakoverstekken tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.

2.2

In afwijking van het bepaalde in artikel 2.1 ten aanzien van de goothoogte en bouwhoogte geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m) ten opzichte van NAP' en  'maximum bouwhoogte (m) ten opzichte van NAP' de maximum goothoogte respectievelijk maximum bouwhoogte ten opzichte van NAP.

2.3 Ondergeschikte bouwonderdelen:

Bij het meten worden ondergeschikte bouwonderdelen als ventilatiekanalen, luchtbehandelingsinstallaties, schoorstenen, balkons, antennes, kroonlijsten, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, luifels en liftschachten buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de horizontaal uitstekende delen niet meer bedraagt dan 1 meter en de overschrijding van de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 meter.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Detailhandel

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, met dien verstande dat:
    • 1. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1' uitsluitend zijn bestemd voor detailhandel in agrarische, dier- en tuinbouwgoederen en -benodigdheden;
    • 2. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' uitsluitend zijn bestemd voor een supermarkt;
  • b. ondergeschikte horeca;

met de daarbij behorende:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. erven en paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. waterpartijen.

3.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
    • 2. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen volledig worden bebouwd;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven.
  • b. Op deze gronden mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping 1' een overkapping ten behoeve van buitenverkoop worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte mag maximaal 5 m bedragen;
    • 2. de maximale oppervlakte aan overkappingen ten behoeve van buitenverkoop mag niet meer dan 410 m² bedragen.
  • c. Op deze gronden mogen overkappingen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte mag maximaal 4 m bedragen;
    • 2. de maximale oppervlakte aan overkappingen mag maximaal 50 m2 bedragen, met dien verstande dat dit niet geldt voor overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping 1'.
  • d. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
      • de bouwhoogte voor de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag maximaal 2 m bedragen;
      • de bouwhoogte achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag maximaal 3 m bedragen;
      • de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - terreinafscheiding' mag maximaal 4,5 m bedragen.
    • 2. het aantal vlaggenmasten mag maximaal 6 bedragen, waarvan de bouwhoogte maximaal 10 m mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruiken van gronden en bouwwerken voor:
    • 1. het in enigerlei vorm opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, waaronder begrepen puin en afvalstoffen, tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
    • 2. het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, vaar- en vliegtuigen, en voertuigen, dan wel onderdelen daarvan, tenzij dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
    • 3. een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
    • 4. een supermarkt, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
  • b. Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - uitbreiding supermarkt' voor een supermarkt, tenzij voorzien is in de aanleg en instandhouding van groenvoorzieningen overeenkomstig de Inrichtingstekening die als bijlage 3 bij de regels is opgenomen.
  • c. Voor detailhandel als bedoeld in lid 3.1 onder a sub 1 geldt dat:
    • 1. het winkelvloeroppervlak (wvo) inclusief buitenverkoop niet meer mag bedragen dan 1.500 m²;
    • 2. het opslaan van consumentenvuurwerk tot 10.000 kg is toegestaan;
    • 3. de oppervlakte van ondergeschikte horeca niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak met een maximum van 40 m².
  • d. Voor een supermarkt als bedoeld in lid 3.1 onder a sub 2 geldt dat:
    • 1. het winkelvloeroppervlak (wvo) maximaal 1.540 m2 mag bedragen;
    • 2. in afwijking van het bepaalde in sub 1 mag het winkelvloeroppervlak maximaal 1.890 m2 bedragen, uitsluitend indien het gebruik van de gronden met de aanduiding 'overige zone - te beëindigen supermarkt 1' óf de aanduiding 'overige zone - te beëindigen supermarkt 2' voor een supermarkt is beëindigd en beëindigd blijft.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 onder a en lid 3.3 onder b en c ten behoeve van het toestaan van andere vormen van detailhandel, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden niet onevenredig aangetast;
    • 2. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
    • 3. de detailhandelsstructuur wordt niet onevenredig aangetast;
    • 4. de verkeersveiligheid is niet in het geding.

Artikel 4 Gemengd - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. op de begane grond:
    • 1. detailhandel;
    • 2. dienstverlening;
    • 3. maatschappelijke voorzieningen;
    • 4. horeca, behorend tot categorie 1A, 1B1, 2A en 2B van bijlage 2 'Staat van Horeca-activiteiten';
    • 5. een supermarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
    • 6. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf;
  • b. op de verdieping:
    • 1. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf;
    • 2. een algemene verblijfsruimte (kantine) ten behoeve van de op de begane grond gevestigde supermarkt;

met de daarbij behorende:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. tuinen, erven en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. waterpartijen.

4.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. een hoofdgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd, met dien verstande dat:
      • woningen uitsluitend gestapeld mogen worden gebouwd;
    • 2. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen volledig worden bebouwd;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven.
  • b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
      • de bouwhoogte voor de voorgevellijn mag maximaal 1 m bedragen;
      • de bouwhoogte achter de voorgevellijn mag maximaal 3 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van pergola's en bouwwerken ten behoeve van het opwekken van zonne-energie mag maximaal 4 m bedragen, gemeten vanaf de afgewerkte vloer van de binnentuin;
    • 3. loopbruggen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - loopbrug', met dien verstande dat de bouwhoogte van loopbruggen maximaal 13 m mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3 m bedragen.

4.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
    • 2. volumineuze detailhandel;
    • 3. een supermarkt, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
  • b. Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het gebruik van gebouwen ten behoeve van een supermarkt als bedoeld in lid 4.1 onder a sub 5, tenzij:
      • het gebruik van de gronden met de aanduidingen 'overige zone - te beëindigen supermarkt 1' en 'overige zone - te beëindigen supermarkt 2' voor een supermarkt is beëindigd en beëindigd blijft.
  • c. Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het in gebruik nemen van gebouwen ten behoeve van de in lid 4.1 onder a en b genoemde functies, tenzij:
      • in de aangrenzende bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' is voorzien in de aanleg van voldoende parkeergelegenheid, voor die functies die in gebruik zijn. Onder voldoende parkeergelegenheid wordt verstaan de aanleg van tenminste 229 autoparkeerplaatsen en 96 fietsparkeerplaatsen in geval alle functies in gebruik zijn. Indien een deel van de functies in gebruik is, wordt overeenkomstig figuur 5 (in samenhang met tabel 6, 8, 9 en 10) uit bijlage 5 'Parkeervraag (De Heul)' bepaald wat onder voldoende parkeergelegenheid dient te worden verstaan.
  • d. Voor detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en horecabedrijven als bedoeld in lid 4.1 onder a sub 1 tot en met 4 geldt dat het brutovloeroppervlak (bvo) gezamenlijk niet meer mag bedragen dan 1.019 m2.
  • e. Voor horecabedrijven als bedoeld in lid 4.1 onder a sub 4 geldt dat het bruto vloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 450 m2, met dien verstande dat het maximum brutovloeroppervlak per horecabedrijf niet meer mag bedragen 250 m2.
  • f. Voor een supermarkt als bedoeld in lid 4.1 onder a sub 5 geldt dat het winkelvloeroppervlak (wvo) maximaal 1.500 m2 mag bedragen.
  • g. Het aantal woningen binnen de bestemming 'Gemengd - 1' mag niet meer bedragen dan 104.
  • h. Voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf bedraagt de maximale oppervlakte 50 m², waarbij maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning mag worden gebruikt, met dien verstande dat:
    • 1. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning;
    • 2. het gebruik niet mag leiden tot onevenredige belemmeringen voor de omliggende functies;
    • 3. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein dient te worden voorzien;
    • 4. de activiteiten geen detailhandel, seksinrichtingen, bed & breakfast of horeca mogen betreffen.

Artikel 5 Gemengd - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroep en/of bedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • b. maatschappelijke voorzieningen, waaronder uitsluitend worden verstaan:
    • 1. kinderopvang;
    • 2. tandartsen en apotheken;

met de daarbij behorende:

  • c. (ontsluitings)wegen, voet- en fietspaden;
  • d. groen- en speelvoorzieningen;
  • e. tuinen, erven en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen hoofdgebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. een hoofdgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd, met dien verstande dat:
      • woningen worden uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woningen' gebouwd;
      • gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen als bedoeld in lid 5.1 onder b worden uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - maatschappelijke voorziening' gebouwd;
    • 2. overschrijding van de bouwvlakken is uitsluitend toegestaan voor ondergeschikte bouwonderdelen;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m) ten opzichte van NAP' mag de goothoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m) ten opzichte van NAP' mag de bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
    • 6. in afwijking van het bepaalde onder 5 mag de bouwhoogte van een woning maximaal 10 m bedragen;
    • 7. voor woningen gelden verder de volgende aanvullende regels:
      • hoofdgebouwen worden uitsluitend aaneen, twee-aaneen of vrijstaand gebouwd;
      • de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt ten minste 2 m aan de niet-aaneengebouwde zijde(n) van het hoofdgebouw, tenzij het de perceelsgrens met het openbaar toegankelijk gebied betreft. In zulks geval mag het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
      • de diepte van aaneengebouwde woningen mag maximaal 10 m bedragen;
      • de diepte van twee-aaneengebouwde woningen mag maximaal 12 m bedragen;
      • de diepte van vrijstaande woningen mag maximaal 15 m bedragen.
  • b. Bij woningen mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd;
    • 2. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte mag maximaal 5 m bedragen;
    • 4. het bebouwingspercentage van het achtererfgebied mag maximaal 50% bedragen, met dien verstande dat de maximale oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen in het achtererfgebied niet meer dan 50 m² mag bedragen;
    • 5. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt 0 m of ten minste 1 m;
    • 6. in afwijking van het bepaalde onder 1 mogen erkers (voor de voorgevellijn) worden gebouwd, met dien verstande dat:
      • de diepte maximaal 1 m mag bedragen;
      • de breedte maximaal 2/3 van de breedte van de gevel mag bedragen;
      • de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen, dan wel 30 cm boven de eerste verdiepingsvloer indien deze meer bedraagt.
  • c. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
      • de bouwhoogte voor de voorgevellijn mag maximaal 1 m bedragen;
      • de bouwhoogte achter de voorgevellijn mag maximaal 2 m bedragen;
      • de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen bedraagt maximaal 3 m;
    • 2. het aantal vlaggenmasten mag maximaal 3 bedragen, waarvan de bouwhoogte maximaal 10 m mag bedragen;
    • 3. voor de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde gelden de volgende regels:
      • de bouwhoogte voor de voorgevellijn mag maximaal 2 m bedragen.
      • de bouwhoogte achter de voorgevellijn mag maximaal 3 m bedragen.

5.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het aantal woningen binnen de bestemming 'Gemengd - 2' mag niet meer bedragen dan 10;
  • b. Voor maatschappelijke voorzieningen als bedoeld in lid 5.1 onder b geldt dat het bruto vloeroppervlak niet meer mag bedragen dan 1.500 m2;
  • c. Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het gebruik van gebouwen ten behoeve van kinderdagopvang, tenzij:
      • met een akoestisch onderzoek is aangetoond dat de langtijdgemiddelde binnenwaarde in geluidgevoelige ruimten van de woningen aan de Hoogstraat 10, 12 en 16 niet meer bedraagt dan 35 dB(A) etmaalwaarde en deze woningen beschikken over een geluidluwe buitenruimte, al dan niet na het treffen van geluidwerende voorzieningen;
      • en dat het langtijdgemiddelde niveau ter plaatse van de gevels van de Hoogstraat 10 en 12 ten hoogste respectievelijk 51 dB(A) en 53 dB(A) bedragen gedurende de dagperiode;
  • d. Voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf mag maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m2 vloeroppervlakte, met dien verstande dat:
    • 1. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning;
    • 2. het gebruik niet mag leiden tot onevenredige belemmeringen voor de omliggende functies;
    • 3. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein dient te worden voorzien;
    • 4. de woonfunctie op het perceel als hoofdfunctie in stand blijft en het voorgestane gebruik een ondergeschikte toevoeging hieraan is;
    • 5. de activiteiten geen detailhandel, seksinrichtingen, bed & breakfast of horeca mogen betreffen.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaald in lid 5.1 sub b ten behoeve van het toestaan van andere vormen van maatschappelijke voorzieningen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de behoefte aan de ontwikkeling wordt aangetoond door middel van een toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking als bedoeld in artikel artikel 3.1.6. lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening;
    • 2. aangetoond wordt dat kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 3. aangetoond wordt dat de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad, waaronder in ieder geval wordt begrepen dat alle relevantie milieu-planologische aspecten worden onderzocht.
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.3 sub d onder 5 ten behoeve van het toestaan van een bed & breakfast als activiteit in of bij een woning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de activiteit vindt plaats in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen;
    • 2. de activiteit veroorzaakt geen ernstige hinder voor het woonmilieu;
    • 3. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
    • 4. de gebruiksoppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m²;
    • 5. ten behoeve van de bed & breakfast zijn maximaal 6 slaapplaatsen verdeeld over maximaal 2 kamers toegestaan.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder wadi's;
  • d. erven en paden;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. noodontsluitingen;
  • g. een voetbalkooi, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - voetbalkooi'.

6.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  • b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van een voetbalkooi mag maximaal 6 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van speeltoestellen mag maximaal 4,5 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 3,5 m bedragen.

Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen, voet- en fietspaden, bermen, bruggen, bushaltes en dergelijke;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groen- en speelvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. geluidwerende voorzieningen;
  • g. voorzieningen ten behoeve van duurzame energieopwekking;
  • h. winkelwagenstallingen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - winkelwagenstalling';
  • i. erf- en terreinafscheidingen;
  • j. terrassen ten behoeve van horeca in de aangrenzende bestemming 'Gemengd - 1';
  • k. bergbezinkbassin;
  • l. (ondergrondse) afvalinzamelpunten;
  • m. straatmeubilair;
  • n. reclamezuilen;
  • o. objecten van beeldende kunst;
  • p. kunstwerken.

7.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen gebouwen en overkappingen, ten dienste van de in lid 7.1 onder a, e en h genoemde bestemmingen, worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte mag maximaal 4 m bedragen;
    • 2. de oppervlakte van een overkapping mag maximaal 20 m² bedragen;
    • 3. de inhoud van gebouwen mag maximaal 70 m3 bedragen.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping 2' overkappingen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte mag maximaal 4,5 m bedragen.
  • c. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen mag maximaal 3 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van een erfafscheiding ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - erfafscheiding' maximaal 3 m mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw of overkapping zijnde mag maximaal 9 m bedragen.

Artikel 8 Waarde - Archeologie - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, in afwijking van de bouwregels voor de andere daar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken worden opgericht indien:

  • a. de bouwwerken betrekking hebben op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
  • b. de bouwwerken op maximaal 2,5 m van de bestaande funderingen van het te vervangen bouwwerk of de te vervangen bouwwerken worden opgericht;
  • c. ten behoeve van de bouwwerken bodemingrepen plaatsvinden met een diepte van maximaal 50 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte);
  • d. de bouwwerken een oppervlakte hebben van maximaal 100 m² (ongeacht de diepte van bodemingrepen).

8.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2, indien:
    • 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de ter plaatse aanwezige archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  • b. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder, of in afwijking van, een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen en ontgraven van de bodem;
    • 2. het slopen en/of verwijderen van muurwerk, ondergrondse kelders en bouwwerken en funderingen onder het bestaande maaiveld;
    • 3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 4. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    • 5. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
    • 6. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    • 7. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
    • 8. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
    • 9. het aanleggen van bos of boomgaard;
    • 10. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    • 11. het scheuren van grasland;
    • 12. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
  • b. De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist indien het werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden betreffen, die:
    • 1. betrekking hebben op bodemingrepen met een diepte van maximaal 50 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte);
    • 2. een oppervlakte van maximaal 100 m2 hebben (ongeacht de diepte van bodemingrepen);
    • 3. betrekking hebben op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden;
    • 4. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van:
      • onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen;
      • de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
      • ploegen;
    • 5. dienen tot uitvoering van bouwactiviteiten waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend;
    • 6. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch vooronderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een daartoe erkende partij.
  • c. De onder b sub 1, 2 en 3 genoemde uitzonderingsbepalingen gelden niet indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een uitzonderingsbepaling van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 meter van het onderhavige terrein.
  • d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
  • e. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' wordt gewijzigd naar de bestemming 'Waarde - Archeologie - 3' of 'Waarde - Archeologie - 4' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze bestemming voldoende bescherming biedt voor de ter plaatse voorkomende archeologische waarden;
  • b. de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.

Artikel 9 Waarde - Archeologie - 3

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, in afwijking van de bouwregels voor de andere daar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken worden opgericht indien:

  • a. de bouwwerken betrekking hebben op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
  • b. de bouwwerken op maximaal 2,5 m van de bestaande funderingen van het te vervangen bouwwerk of de te vervangen bouwwerken worden opgericht;
  • c. ten behoeve van de bouwwerken bodemingrepen plaatsvinden met een diepte van maximaal 50 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte);
  • d. de bouwwerken een oppervlakte hebben van maximaal 500 m² (ongeacht de diepte van bodemingrepen).

9.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2, indien:
    • 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de ter plaatse aanwezige archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  • b. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder, of in afwijking van, een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen en ontgraven van de bodem;
    • 2. het slopen en/of verwijderen van muurwerk, ondergrondse kelders en bouwwerken en funderingen onder het bestaande maaiveld;
    • 3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 4. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    • 5. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
    • 6. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    • 7. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
    • 8. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
    • 9. het aanleggen van bos of boomgaard;
    • 10. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    • 11. het scheuren van grasland;
    • 12. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
  • b. De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist indien het werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden betreffen, die:
    • 1. betrekking hebben op bodemingrepen met een diepte van maximaal 50 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte);
    • 2. een oppervlakte van maximaal 500 m2 hebben (ongeacht de diepte van bodemingrepen);
    • 3. betrekking hebben op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden;
    • 4. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van:
      • onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen;
      • de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
      • ploegen;
    • 5. dienen tot uitvoering van bouwactiviteiten waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend.
    • 6. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch vooronderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een daartoe erkende partij.
  • c. De onder b sub1, 2 en 3 genoemde uitzonderingsbepalingen gelden niet indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een uitzonderingsbepaling van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 meter van het onderhavige terrein.
  • d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
  • e. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen in die zin dat:

  • a. De bestemming 'Waarde - Archeologie - 3' wordt gewijzigd naar de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze bestemming voldoende bescherming biedt voor de ter plaatse voorkomende archeologische waarden;
  • b. De bestemming 'Waarde - Archeologie - 3' wordt gewijzigd naar de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de wijziging noodzakelijk is ter bescherming van ter plaatse voorkomende archeologische waarden;
  • c. De bestemming 'Waarde - Archeologie - 3' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Vervangende bouwregel

Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven maatvoeringseisen ten aanzien van:

  • de goot- en bouwhoogte;
  • de oppervlakte;
  • de inhoud;
  • de afdekking van gebouwen;
  • de afstand tot de voorgevellijn;
  • de afstand tot de bouwperceelgrens,

zijn de bestaande maten, dakhellingen, dan wel afstanden eveneens toegestaan.

11.2 Ondergronds bouwen

Onderkeldering is uitsluitend toegestaan onder gebouwen en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 5 m onder peil mag bedragen.

11.3 Afdekking gebouwen

Voor zover ter plaatse van de aanduidingen 'maximum goothoogte (m) ten opzichte van NAP' en 'maximum bouwhoogte (m) ten opzichte van NAP' goot- en bouwhoogten zijn aangegeven geldt de regel dat, indien gebouwen worden afgedekt met een plat dak, de bouwhoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan de aangegeven goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m) ten opzichte van NAP'.

11.4 Goothoogte aan- en uitbouwen

Daar waar in dit plan het bouwen van aan- en uitbouwen is toegestaan, geldt in aanvulling op de regels dat de goothoogte van aan- en uitbouwen tevens de hoogte van de eerste verdiepingsvloer vermeerderd met maximaal 30 cm mag bedragen.

11.5 Nutsvoorzieningen

Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen worden opgericht, met dien verstande dat deze -indien het gebouwen betreffen- geen grotere inhoud hebben dan 70 m³ en geen grotere goothoogte dan 4 m, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreffen- geen grotere oppervlakte hebben dan 10 m² en geen grotere bouwhoogte dan 4 m.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

Onder een gebruik strijdig met het plan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, met uitzondering van het gebruik voor mantelzorg.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Parkeren
13.1.1 Parkeernormen

Voor zover in hoofdstuk 2 geen specifieke regels zijn gesteld ten aanzien van parkeren, dient bij het wijzigen van het bestaande gebruik en/of het bouwen op grond van de regels in hoofdstuk 2, voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid, conform de Nota Parkeernormen Wijk bij Duurstede die als bijlage 4 bij deze regels is opgenomen.

13.1.2 Afwijken van de parkeernormen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.1.1, indien invulling wordt gegeven aan de voorwaarden voor afwijking, zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Wijk bij Duurstede die als bijlage 4 bij deze regels is opgenomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Wijk bij Duurstede, herontwikkeling Hoogstraat, De Heul en Langbroekseweg'.