direct naar inhoud van Regels
Plan: Kerkdwarsweg 2019
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0352.cotkerkdwarswg19-bva1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Kerkdwarsweg 2019 met identificatienummer NL.IMRO.0352.cotkerkdwarswg19-bva1 van de gemeente Wijk bij Duurstede;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden bedrijf:

een bedrijf, gericht op het verlenen van diensten en/of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), zoals is opgenomen in de bij dit plan behorende Bijlage 1 Staat van aan huis verbonden bedrijf; als ook ondergeschikte detailhandel ten dienste van het aan huis verbonden bedrijf, dat uitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 aan huis verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, als ook ondergeschikte detailhandel ten dienste van het dienstverlenend beroep, dat uitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 aan- of uitbouw:

een bijbehorend bouwwerk, zijnde een onderdeel van een hoofdgebouw dat door de vorm daarvan onderscheiden kan worden en dat door zijn ligging en/of in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of overige bouwwerken;

1.9 bed & breakfast:

overnachtingsaccommodatie, in een (bedrijfs)woning of daarbij behorend bijgebouw of bedrijfsgebouw, geëxploiteerd door de bewoner(s) van de betreffende woning, bedoeld voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben;

1.10 begane grond:

de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau;

1.11 bergbezinkbassin:

waterberging ter reducering van de overstortfrequentie en/of -hoeveelheid;

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.15 bijgebouw:

een bijbehorend bouwwerk, zijnde een al dan niet vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.17 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.18 bouwperceel:

aaneengesloten stuk grond, waarop volgens de regels één of meer gebouwen kunnen staan die op zich zelf of gezamenlijk het bestemmingsdoel kunnen verwezenlijken;

1.19 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen, aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Een internetwinkel of webshop wordt alleen als detailhandel aangemerkt als de mogelijkheid bestaat ter plaatse producten af te halen;

1.23 erker:

een bijbehorend bouwwerk in één bouwlaag aan de voor- en/of zijgevel van een hoofdgebouw;

1.24 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, indien meer gebouwen op het bouwperceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.26 huishouden:

de leefvorm of samenlevingsvorm van een alleenstaande of een gezin, waaronder mede wordt begrepen:

  • de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg, met eigen voorzieningen van ten hoogste twee verwanten of andere personen;
  • een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband, daaronder begrepen een woongroep van mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking;
  • de gezamenlijke huisvesting van een groep van maximaal 4 personen die gebruik maken van de gemeenschappelijke voorzieningen in de woning;
1.27 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.28 overige bouwwerken:

bouwwerken, niet zijnde hoofdgebouwen of bijbehorende bouwwerken;

1.29 overkapping:

een bijbehorend bouwwerk, zijnde een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en met maximaal twee wanden is omgeven;

1.30 peil:

de hoogte van de weg;

1.31 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht. Onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  • seksclub:
    een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht;
  • seksautomaat:
    een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
  • sekswinkel:
    een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;
  • prostitutiebedrijf:
    een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie;
1.32 vloeroppervlakte:

totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten in een gebouw;

1.33 voorgevel:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.34 voorgevelrooilijn:

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;

1.35 wonen:

het gehuisvest zijn in een woning;

1.36 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.37 zijdelingse bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel die loodrecht of nagenoeg loodrecht staat op de voorste bouwperceelgrens.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. de dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  • b. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  • c. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen;

  • d. dakkapel en goothoogte:
    bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, mits de karakteristiek van het schuine dak behouden blijft;

  • e. de inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  • f. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
    tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

  • g. de oppervlakte van een bouwwerk:
    de maten buitenwerks, waarbij dakoverstekken tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.

2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwonderdelen als ventilatiekanalen, schoorstenen, balkons, antennes, kroonlijsten, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, luifels en liftschachten buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de horizontaal uitstekende delen niet meer bedraagt dan 1 meter en de overschrijding van de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 meter.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie voor de ontsluiting van aanliggende gronden, met daarbij inbegrepen, voet- en fietspaden, bermen, en dergelijke;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groen- en speelvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  • g. bergbezinkbassin;
  • h. (ondergrondse) afvalinzamelpunten;
  • i. straatmeubilair;
  • j. kunstwerken.

3.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen gebouwen en overkappingen, ten dienste van de in artikel 3.1 onder a en e genoemde functies, worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte mag maximaal 4 m bedragen;
    • 2. de oppervlakte van overkappingen mag maximaal 20 m2 bedragen;
    • 3. de inhoud van gebouwen mag maximaal 70 m3 bedragen.
  • b. Op deze gronden mogen overige bouwwerken worden gebouwd en geldt dat:
    • 1. de bouwhoogte maximaal 9 m mag bedragen.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beperkte bebouwing' mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd die geen negatieve invloed hebben op de werking en het onderhoud van het bergbezinkbassin.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroep en/of bedrijf;
  • b. mantelzorg;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. bergbezinkbassin;

met de daarbij behorende:

  • e. groen- en speelvoorzieningen;
  • f. tuinen, erven en paden;
  • g. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beperkte bebouwing' zijn uitsluitend erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van het bijbehorende hoofdgebouw en waarvoor de bouwregels gelden als bedoeld in artikel 4.2.4 onder a, met dien verstande dat de bebouwing geen negatieve invloed heeft op de werking en het onderhoud van het bergbezinkbassin;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' zijn geen bouwwerken toegestaan.

4.2.2 Hoofdgebouwen

Op deze gronden mogen hoofdgebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal hoofdgebouwen ten hoogste het aangegeven aantal bedragen;
  • b. een hoofdgebouw mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • c. overschrijding van de bouwvlakken is uitsluitend toegestaan voor ondergeschikte bouwonderdelen;
  • d. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen volledig worden bebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' het bebouwingspercentage voor hoofdgebouwen maximaal de waarde mag bedragen die is aangegeven;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' mag de goothoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven;
  • g. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens van niet aaneengebouwde zijden van hoofdgebouwen dient ten minste 3 m te bedragen.

4.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Op deze gronden mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen op minimaal 1 m achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw gebouwd te worden;
  • b. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag maximaal 5,5 m bedragen, indien de afstand tot de zijdelingse perceelgrens meer bedraagt dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte mag maximaal 3 m bedragen, indien de afstand tot de zijdelingse perceelgrens minder bedraagt dan 3 m;
  • e. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • f. de maximale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij eenzelfde woning mag niet meer dan 50 m2 bedragen;
  • g. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt 0 m of minimaal 1 m.

4.2.4 Overige bouwwerken

Op deze gronden mogen overige bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. voor de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte voor de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte achter de voorgevelrooilijn mag maximaal 2 m bedragen;
  • b. het aantal vlaggenmasten mag maximaal 1 per hoofdgebouw bedragen, waarvan de bouwhoogte maximaal 6 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen terreinafscheidingen of vlaggenmasten zijnde, mag maximaal 3 m bedragen.

4.2.5 Erkers

Voor de voorgevelrooilijn mogen erkers gebouwd worden aan het op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:

  • a. de diepte maximaal 1 m mag bedragen;
  • b. de breedte maximaal 2/3 van de breedte van de gevel mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen, dan wel 30 cm boven de eerste verdiepingsvloer indien deze meer bedraagt.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf mag maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m2 vloeroppervlakte, met dien verstande dat:

  • a. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning;
  • b. het gebruik niet mag leiden tot onevenredige belemmeringen voor de omliggende functies;
  • c. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein dient te worden voorzien;
  • d. de woonfunctie op het perceel als hoofdfunctie in stand blijft en het voorgestane gebruik een ondergeschikte toevoeging hieraan is;
  • e. de activiteiten geen detailhandel, seksinrichtingen, bed & breakfast of horeca mogen betreffen.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.3 onder e ten behoeve van het toestaan van een bed & breakfast als activiteit in of bij een woning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteit vindt plaats in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen;
  • b. de activiteit veroorzaakt geen ernstige hinder voor het woonmilieu;
  • c. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • d. de gebruiksoppervlakte mag niet meer bedragen dan 50 m2;
  • e. ten behoeve van de bed & breakfast zijn maximaal 6 slaapplaatsen verdeeld over maximaal 2 kamers toegestaan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Ondergronds bouwen

Onderkeldering is uitsluitend toegestaan onder gebouwen en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 3 m mag bedragen.

6.2 Afdekking gebouwen

Voor zover in de regels maximale goot- en bouwhoogten zijn bepaald, geldt de regel dat:

  • gebouwen worden gebouwd met een kap waarvan de minimale dakhelling niet minder dan 25° mag bedragen en de maximale dakhelling niet meer dan 65° mag bedragen, dan wel;
  • gebouwen worden afgedekt met een plat dak met dien verstande dat de bouwhoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan de aangegeven goothoogte.

6.3 Goothoogte aan- en uitbouwen

Daar waar in dit plan het bouwen van aan- en uitbouwen is toegestaan, geldt in aanvulling op de regels dat de goothoogte van aan- en uitbouwen tevens de hoogte van de eerste verdiepingsvloer vermeerderd met maximaal 30 cm mag bedragen.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Onder een gebruik strijdig met het plan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor permanente bewoning, met uitzondering van het gebruik voor mantelzorg.

Artikel 8 Overige regels

8.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren
8.1.1 Parkeernormen
  • a. Een omgevingsvergunning voor nieuwbouw, verbouw, uitbreiding of wijziging van functies kan alleen worden verleend indien in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, conform de op het moment van toetsing geldende gemeentelijke parkeernormen, zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Wijk bij Duurstede.
  • b. De onder a gerealiseerde parkeergelegenheid dient in stand te worden gehouden.

8.1.2 Afwijken van de parkeernormen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.1.1, indien invulling wordt gegeven aan de voorwaarden voor afwijking, zoals vastgelegd in de Nota Parkeernormen Wijk bij Duurstede.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Kerkdwarsweg 2019'.