direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Zuwe Overlangbroek 2022
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0352.bgbzuweoverlangb-wva1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Zuwe Overlangbroek 2022" van de gemeente Wijk bij Duurstede.

1.1 Aanleiding en doel

Staatsbosbeheer heeft een aantal percelen ten noorden van het buurtschap Overlangbroek aangekocht met als doel deze om te vormen tot natuur. Overlangbroek ligt ten noordoosten van Wijk bij Duurstede in de gelijknamige gemeente. Het projectgebied is opgedeeld in twee fasen. De eerste fase is in afbeelding 1 aangeduid als B en betreft het deel van het projectgebied wat als 'Natuur' is bestemd. Fase 2 is aangeduid als A en betreft het deel van het projectgebied wat nog een agrarische bestemming heeft en middels voorliggend wijzigingsplan wordt gewijzigd naar de bestemming 'Natuur'. Om het plangebied te bereiken worden een tijdelijke bouwweg aangelegd op de naastgelegen agrarische percelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0352.bgbzuweoverlangb-wva1_0001.png"

Afbeelding 1: Uitsnede satellietfoto, totale projectlocatie (rood) ter indicatie weergegeven met tijdelijke bouwweg (geel). Deel A: bestemd als Agrarisch. Deel B: bestemd als Natuur.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Met dit wijzigingsplan wordt de bestemming van de percelen, kadstraal bekend als Langbroek, sectie C, nummers 156, 157 en 165, ten oosten van Wijk bij Duurstede gewijzigd. Het plangebied ligt ten noorden van het buurtschap Overlangbroek aan de Langbroekerdijk. Het plangebied is weergegeven in afbeelding 2 en 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0352.bgbzuweoverlangb-wva1_0002.png"

Afbeelding 2: ligging wijzigingsgebied in groter verband.

afbeelding "i_NL.IMRO.0352.bgbzuweoverlangb-wva1_0003.png"

Afbeelding 3: kadastrale situatie met begrenzing wijzigingsgebied.

1.3 Vigerende plannen

Ter plaatse van het bestemmingsplangebied vigerende de volgende bestemmingsplannen en voorbereidingsbesluiten:

  • Voorbereidingsbesluit hyperscale datacenters, vastgesteld op 16 februari 2022.
  • Paraplubestemmingsplan Kleinschalige winturbines, vastgesteld op 12 oktober 2021.
  • Verklaring voorbereiding provinciale ruimtelijke verordening geitenhouderijen provincie Utrecht, vastgesteld op 11 juni 2018.
  • Bestemmingsplan Buitengebied 2015, vastgesteld op 9 maart 2016.

Van voorgenoemde bestemmingsplannen en besluiten is enkel bestemmingsplan 'Buitengebied 2015' relevant voor de beoogde ontwikkeling. Ter plaatse van het plangebied gelden de volgende bestemmingen en aanduidingen:

  • Agrarisch
  • Waarde - Archeologie 4
  • Waarde - Ecologische hoofdstructuur
  • Waarde - Natuur en landschap
  • milieuzone - Natura 2000
  • milieuzone - stiltegebied

De enkelbestemming 'Agrarisch' biedt geen ruimte om de gronden te gebruiken als natuur, waardoor sprake is van strijdig gebruik. Wel is in de enkelbestemming een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in artikel 3.7.2. Met het opstellen van voorliggend wijzigingsplan wordt hiervan gebruik gemaakt.

1.4 Wijzigingsvoorwaarden

Ter plaatse van het plangebied geldt de bestemming 'Agrarisch'. In artikel 3.7.2 van het bestemmingsplan Buitengebied 2015 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de gronden te wijzigen naar de bestemming 'Bos' of 'Natuur' ten behoeve van de realisatie van de ecologische hoofdstructuur (thans Natuurnetwerk Nederland) en/of de ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden. Aan de wijzigingsbevoegdheden zijn de volgende wijzigingsvoorwaarden verbonden:

  • 1. de wijziging is uitsluitend toegestaan als de in het gebied aanwezige natuurwaarden, landschapswaarden, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden en hydrologische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • 2. de wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.


Doel van de herinrichting van de gronden en daarmee van de wijziging van de bestemming 'Agrarisch' in de bestemming 'Natuur' is het verbeteren van de landschaps- en hydrologische waarden ter plaatse. Dit wordt nader toegelicht in Hoofdstuk 2. Er vindt geen aantasting plaats van archeologische en cultuurhistorische waarden. Hier wordt in Hoofdstuk 4 nader op ingegaan.


De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen. Zie hiervoor ook Hoofdstuk 3 en Hoofdstuk 4.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van de toelichting is de planbeschrijving opgenomen, met zowel de huidige als toekomstige inrichting. Hoofdstuk 3 gaat in op het beleidskader, voor zover afwijkend van of aanvullend op het vigerende moederplan. Hoofdstuk 4 gaat over de uitvoeringsaspecten die voor dit plangebied relevant zijn. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische opzet waarbij de verbeelding en planregels worden besproken. Tot slot volgt in hoofdstuk 6 een beschrijving van de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Huidige situatie

Het plangebied betreft een drietal agrarische weilanden met diverse kavelsloten en greppels. Middenop het plangebied staan twee solitaire bomen. De percelen zijn uitsluitend bereikbaar via het erf van een agrarisch bedrijf langs de Langbroekerdijk. Ten westen ligt hoofdzakelijk agrarisch graslang, ten noorden een bos, ten oosten natuurgebied en ten zuiden de achtererven van bedrijven en woningen langs de Langbroekerdijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0352.bgbzuweoverlangb-wva1_0004.png"

Afbeelding 4: luchtfoto met begrenzing plangebied.

Toekomstige situatie

Staatsbosbeheer is voornemens een gebied ten noorden van het buurschap Langbroek te herinrichten als natuur. Voor de gehele ontwikkeling van Zuwe Overlangbroek zijn een reeks ingrepen voorzien. Het deel binnen de bestemming'Natuur' wordt als eerst aangelegd en daarom buiten beschouwing gelaten in voorliggend wijzigingsplan. De werkzaamheden voorzien binnen de grenzen van het wijzigingsplan betreffen de volgende maatregelen:

  • Ontgraven voedselrijke toplaag, laagdikte 0,05-0,40m1.
  • Verwijderen bestaande duikers
  • Aanbrengen nieuwe duikers
  • Aanbrengen gronddam in bestaande watergangen t.b.v. compartimentering
  • Ontgraven watergang aan zuidzijde perceel voor realisatie hoger peilregime
  • Aanbrengen regelwerken voor peilbeheer, twee kantelstuwen, In het midden en aan de zuidzijde van het gebied en een noodvoorziening (LOB-stuw) aan de westzijde
  • Aanbrengen beplanting (elzen en wilgen) langs de insteek van de watergangen
  • Realisatie onderhoudsstroken aan de noordelijke en zuidelijke rand van de percelen
  • Tussenliggende greppels verbinden met watergangen

afbeelding "i_NL.IMRO.0352.bgbzuweoverlangb-wva1_0005.png"  

Afbeelding 5: plangebied met maatregelen en begrenzing wijzigingsgebied in geel.

Hoofdstuk 3 Beleid

In het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 2015 zijn alle ontwikkelingen, inclusief die via wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden mogelijk worden gemaakt, getoetst aan het beleid van Rijk, provincie en gemeente. Daarmee is geborgd dat ook de ontwikkeling die mogelijk gemaakt wordt met dit wijzigingsplan, passend is in het genoemde beleid.

Sinds de vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied 2015 is veel gewijzigd in het actueel geldende beleid. Daarom wordt het plan in dit hoofdstuk getoetst aan het actueel geldende beleid.

3.1 Nationaal niveau

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is één integrale visie, waarin het duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland tot 2050 staat omschreven. Het uitgangspunt van deze visie is dat ruimtelijke ingrepen niet afzonderlijk van elkaar kunnen plaatsvinden, maar dat ze van elkaar afhankelijk zijn.

De NOVI is op 11 september 2020 vastgesteld en inmiddels in werking treden. In de NOVI benoemt het Rijk benoemt 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid, inclusief de maatschappelijke opgaven en de rol van het Rijk in het uitvoeren van deze opgaven. De maatschappelijke opgaven zijn in vier prioriteiten samengevat:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio's;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Bovendien is de druk op de fysieke leefomgeving in Nederland groot, waardoor verschillende belangen betreft ruimtelijke ontwikkelingen nu en dan botsen. Hoewel wordt gestreefd het implementeren van de diverse belangen, is dit niet altijd mogelijk. Soms dienen scherpe keuzes gemaakt worden en moeten belangen afgewogen worden. Om dit te bewerkstelligen omvat de NOVI drie afwegingsprincipes:

  • Combinatie van functies gaan vóór enkelvoudige functies;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  • Afwentelen wordt voorkomen.

Conclusie

Voorliggend plan voorziet in een nieuwe ruimtelijke kwaliteit binnen het landelijk gebied en draagt daarmee bij aan een goede leefklimaat in het buitengebied van de gemeente Wijk bij Duurstede.

3.1.2 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

De aanleg van nieuwe natuur hoeft niet te worden gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Een toets aan de ladder van duurzame verstedelijking kan in relatie tot het voorgenomen initiatief dan ook achterwege blijven.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

3.2 Provinciaal niveau

3.2.1 Provinciale omgevingsvisie

De huidige Omgevingsvisie voor de provincie Utrecht is op 10 maart 2021 vastgesteld door Provinciale Staten en is op 1 april 2021 in werking getreden. Met deze omgevingsvisie wil de provincie een doorkijk maken over hoe provincie Utrecht er in 2050 uit ziet. De Omgevingsvisie bevat algemeen geldend beleid en specifiek beleid voor de verschillende delen van de provincie Utrecht. Voor het omgevingsbeleid hanteert de provincie twee centrale uitgangspunten:

  • We kiezen gebiedsgericht voor integrale, toekomstgerichte oplossingen waarmee we de Utrechtse kwaliteiten per saldo behouden of versterken, zo nodig met compenserende maatregelen.
  • We concentreren en combineren nieuwe ontwikkelingen, om zorgvuldig om te gaan met schaarse ruimte en kwaliteiten en door ontwerp en innovatie te stimuleren. Er blijft ook ruimte beschikbaar voor lokale opgaven.


Met voorgaande uitgangspunten in het achterhoofd wordt gewerkt om de Utrechtse kwalteiten te behouden of te versterken. De Utrechtse kwaliteiten zijn de kwaliteiten die belangrijk zijn voor de uitstraling en aantrekkelijkheid van de provincie Utrecht en voor het behoud van een duurzame en veilige leefomgeving. Het gaat om:

  • de groene kwaliteiten, zoals natuur, landschap en erfgoed;
  • de blauwe kwaliteiten, zoals bodem, water en lucht;
  • de rode kwaliteiten, zoals economische ontwikkeling, bereikbaarheid, energie en een vitaal bebouwd gebied;
  • de sociale kwaliteiten zoals voorzieningen, sociale samenhang, cultureel aanbod en inclusiviteit.

Het plangebied ligt binnen de regio U16. Deze regio beslaat de stad Utrecht en het grootste deel van de provincie. Onderstaand een opsomming van de provinciale visie middels de vastgelegde zoneringen welke relevant zijn voor het plan. Concrete regels staan in de omgevingsverordening en voor de toetsing aan deze regels wordt verwezen naar paragraaf 3.2.2.

Ter plaatse van het plangebied geldt de zone van het 'Stiltegebied'. Doel van de provincie is de geluidhinder te beperken en uiteindelijk terug te brengen tot maximaal 60dB in 2040. Voorliggend initiatief voorziet in natuurontwikkeling en draagt hier positief aan bij.

Het gebied waar het wijzigingsplan binnen ligt is aangeduid als 'Beschermingszone drinkwaterwinning' en 'zoekgebied drinkwaterwinning'. Voorliggend initiatief voorziet in een stuk natuurontwikkeling, waarbij geen negatieve effecten op het grondwater verwacht worden.

Het plangebied is onderdeel van het 'overstroombaar gebied'. De voorgenomen natuurontwikkeling past binnen de visie voor dit gebied.

Het plangebied is onderdeel van het 'Landschap Rivierengebied'. De provincie heeft beleid opgesteld om de kernkwaliteiten van dit landschap te bepalen en regels opgesteld om deze te behouden (zie paragraaf 3.2.2.)

Zuwe Overlangbroek is onderdeel van 'CHS - Historische buitenplaatszone'. De provincie heeft zichzelf als doel gesteld om de cultuurhistorische waarden te beschermen en daar waar mogelijk te benutten.


Het gebied waar het wijzigingsplan binnen ligt is aangeduid met 'realiseren en verbeteren Natuurnetwerk Nederland'. Om de provinciale opgave voor verbetering van de biodiversiteit te halen zetten wij in de regio U16 in op realisatie van 641 hectare natuur in het Natuurnetwerk Nederland en circa 1783 hectare in de Groene contour. Voorliggend planvoornemen voorziet in de inrichting van nieuwe natuur en draagt daarmee bij aan deze opgave.


Conclusie
Het plan past wel binnen de Omgevingsvisie Provincie Utrecht.

3.2.2 Interim omgevingsverordening provincie Utrecht

Om de Omgevingsvisie in de praktijk goed te laten werken, zijn op onderdelen regels nodig. Deze regels zijn vastgelegd in één omgevingsverordening. Omdat de invoering van de Omgevingswet is uitgesteld en de provincie alvast aan de slag wil met de uitvoering van het beleid in de Omgevingsvisie, is de Interim Omgevingsverordening provincie Utrecht opgesteld. Deze wordt vervangen door de Omgevingsverordening provincie Utrecht 2022 op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt.

Op 22 kaartbeelden zijn middels zoneringen alle provinciale regels opgenomen. Onderstaand worden alle van toepassing zijnde zoneringen benoemd, met eventueel van toepassing zijnde regels.

Overstroombaar gebied

Bovengenoemde zonering is van toepassing op het gehele plangebied. Aan de zonering is de volgende instructieregel toegevoegd:

  • 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen Overstroombaar gebied bevat bestemmingen en regels die rekening houden met overstromingsrisico’s. Binnendijks is dit van toepassing op kwetsbare en vitale objecten en woonwijken en bedrijventerreinen. Buitendijks is dit ook van toepassing op individuele woningen en bedrijven.
  • 2. De motivering op een bestemmingsplan bevat een beschrijving van het door de gemeente te voeren beleid ter zake en de wijze waarop met het overstromingsrisico is omgegaan.

Voorliggend wijzigingsplan voorziet enkel in natuurontwikkeling en niet in kwetsbare en vitale objecten. Derhalve is deze regel niet relevant voor het initiatief.

Amsterdam-Rijnkanaal en de Lek

Bovengenoemde zonering is van toepassing op het gehele plangebied. De voor deze zonering geldende instructieregel voorziet in een rangorde in het geval van waterschaartste. De regel heeft geen directe gevolgen voor het initiatief.

Verplichte peilbesluiten

Bovengenoemde zonering is van toepassing op het gehele plangebied. De regel bepaald dat de beheerder verplicht is een peilbesluit te nemen voor het gehele gebied. De voorziene peilwijziging voor Zuwe Overlangbroek wordt middels een watervergunning aangevraagd bij de beheerder. Hiermee wordt voldaan aan het gestelde in de instructieregel.

Gebied dempen oppervlaktewaterlichaam & gebied ligplaatsen

Bovengenoemde zoneringen zijn van toepassing op het gehele plangebied. De zoneringen zien toe op regels en ontheffingensplichten voor activiteiten met woonschepen, vaartuigen en andere drijvende voorwerpen, havens en aanlegplaatsen. Dit is niet van toepassing op voorliggend plan.

Gebied klein open bodemenergiesysteem & Kwetsbare strategische grondwatervoorraad

Bovengenoemde zoneringen zijn van toepassing op het gehele plangebied. Voorliggend plan voorziet niet in een bodemenergiesysteem of een ingreep welke negatieve invloed heeft op de grondwatervoorraad. Derhalve zijn er vanuit deze zoneringen geen bezwaren op het initiatief.

Gebied landschappelijke waarden

Bovengenoemde zonering is van toepassing op het gehele plangebied. Voor de zonering geldt het volgende toepassingsbereik:

  • storten van stoffen of inrichten van een stortplaats;
  • ophogen of egaliseren van gronden; en
  • inrichten of hebben van een rommelterrein.

De voorgenomen inrichting voorziet in geen van de voorgenoemde toepassingen, waardoor er geen sprake is van een ontheffingsplicht.

Ten einde de realisatie van nieuwe locaties voor wind- en zonne-energie te reguleren gelden de volgende zoneringen voor het plangebied:

  • Energie
  • Verstedelijkingsverbod Landelijk gebied
    Windenergie en Zonnevelden
  • WInturbines kleiner dan 20 meter

Voorgenomen ontwikkeling voorziet uitsluitend in natuurontwikkeling, waardoor deze zoneringen niet relevant zijn voor onderhavig initiatief.

Natuurnetwerk Nederland
De planlocatie is aangeduid als Natuurnetwerk Nederland. In de instructieregels zijn diverse regels toegedicht aan de zonering van het Natuurnetwerk Nederland, waaronder:

  • 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen het natuurnetwerk Nederland bevat bestemmingen en regels die strekken tot bescherming, instandhouding, verbetering en ontwikkeling van de kwaliteit, de wezenlijke kenmerken en waarden en samenhang van het natuurnetwerk Nederland.
  • 2. De motivering van een bestemmingsplan bevat een onderbouwing waaruit blijkt dat aan de voorwaarden is voldaan.

Het doel van voorliggend wijzigingsplan is om de omzetting van agrarische percelen naar natuur mogelijk te maken. Met deze bestemmingswijziging wordt het natuurlijke karakter planologisch vastgemaakt, wat de bescherming van het gebied beter mogelijk maakt. Voor verdere onderbouwing wordt verwezen naar hoofdstuk 2.


Wel is tijdens de werkzaamheden mogelijk sprake van tijdelijke aantasting van het Natuurnetwerk Nederland. De ingreep is beperkt van aard en na afronding van de werkzaamheden is binnen enkele jaren sprake van een versterking van de natuurwaarden.

Houtopstanden

De planlocatie ligt geheel in het buitengebied, waardoor de regeling t.b.v. het vellen van houtopstanden Wnb van toepassing is. Het kappen van bomen is niet voorzien, waardoor in het kader van de meldingsplicht geen verdere actie noodzakelijk is.

CHS - Historische buitenplaatszone & uitzondering verstedelijkingsverbod Landelijk gebied

Bovengenoemde zoneringen zijn van toepassing op het gehele plangebied. In de bijbehorende regel is bepaald dat een bestemmingsplan moet voorzien in een motivering van de wijze waarop rekening is gehouden met deze waarde. Voorgenomen initiatief voorziet enkel in natuurontwikkeling, waarbij fysiek slechts een beperkte ingreep is voorzien. Het aspect cultuurhistorie is verder toegelicht in paragraaf 4.9.

Landschap Rivierengebied

Het plangebied ligt geheel in de zonering van Landschap Rivierengebied. Dit betekend dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een gebied gelegen in een landschap moet voorzien in een motivering van de voorkomende kernkwaliteiten en de wijze waarop met de bescherming van de kernkwaliteiten is omgegaan.

Voor het landschap Rivierengebied wil de provincie de volgende kernkwaliteiten behouden:

  • 1. schaalcontrast van zeer open naar besloten;
  • 2. samenhangend stelsel van rivier - uiterwaard - oeverwal - kom;
  • 3. samenhangend stelsel van hoge stuwwal - flank - kwelzone - oeverwal – rivier;
  • 4. de Kromme Rijn als vesting en vestiging.

Voorliggend plan voorziet enkel in het mogelijk maken van natuurontwikkeling op een aantal agrarische percelen, gelegen binnen het Natuurnetwerk Nederland. De fysieke ingreep is zeer beperkt en heeft geen invloed op de genoemde samenhangende stelsels. Daarmee past het binnen de kernkwaliteiten.

Landbouwstabiliseringsgebied

Bovengenoemde zonering is van toepassing op het gehele plangebied. De zonering bevat regels voor uitbreiding van een agrarisch bouwperceel. Voorliggend initiatief voorziet enkel in de realisatie van natuurontwikkeling, waardoor deze regel niet van toepassing is.

Landelijk gebied & recreatiewoningen

Bovengenoemde zoneringen zijn van toepassing op het gehele plangebied. De zoneringen voorzien in regels voor bestemmingsplannen welke voorzien in de bouw van (recreatie)woningen. Voorliggend initiatief maakt geen (recreatie)woningen mogelijk, waardoor deze regel niet van toepassing is.

Detailhandel buiten bestaand winkelgebied

Bovengenoemde zonering is van toepassing op het gehele plangebied. De zonering bevat regels voor het vestigen van detailhandel buiten bestaand winkelgebied. Voorliggend initiatief maakt geen detailhandel mogelijk, waardoor deze regel niet van toepassing is.

Stiltegebied - Stille kern

Bovengenoemde zoneringen zijn van toepassing op het gehele plangebied. Bij deze zonering behoren een reeks aan regels en bepalingen met als doel het stille karakter van het gebied te beschermen. Voorgenomen initiatief voorziet in het omzetten van agrarisch weidegebied (al onderdeel van Natuurnetwerk Nederland) in Natuur, in de vorm van extensief beheerd weidegebied. Daarmee heeft de toekomstige inrichting geen negatieve invloed op het stiltegebied.

Tot slot zijn een aantal algemene regels opgenomen welke middels een zonering ook van toepassing zijn op het plangebied:

  • Faunaschade
  • Handhaving
  • Overgangsbepalingen
  • Slotbepalingen

De regels hebben geen invloed op voorliggend plan.


Conclusie
Het plan voldoet wel aan de Interim Omgevingsverordening provincie Utrecht.

3.3 Gemeentelijk niveau

3.3.1 Omgevingsvisie Kromme Rijngebied

De omgevingsvisie Kromme Rijngebied is de omgevingsvisie (structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening) voor de buitengebieden van de gemeenten Houten, Bunnik en Wijk bij Duurstede. De gemeente Wijk bij Duurstede stelde deze structuurvisie voor haar grondgebied vast op 18 april 2017. De omgevingsvisie wijkt af van de structuurvisie Wijk bij Duurstede 2020.

De omgevingsvisie maakt uitnodigingsplanologie mogelijk. Hiertoe zijn verschillende gebieden met ieder zijn eigen gebiedskwaliteiten gedefinieerd. Het plangebied is gelegen in het gebied 'Essenhakhoutzone Langbroekerwetering'.


Onderhavig plan betreft geen Essenhakhoutperceel of heeft invloed op dergelijke percelen. De historische verkaveling blijft met voorliggend plan in tact en wordt niet aangepast. Als laatste is een peilverhoging voorzien waardoor sprake is van hogere grondwaterstanden in het gebied, wat aansluit op de kwaliteitenlijst.


Conclusie

De natuurontwikkeling Zuwe Overlangbroek draagt bij aan de natuurwaarden in de Essenhakhoutzone Langbroekerwetering. Dit plan draagt specifiek bij aan het verhogen van grondwaterstanden door de voorgenomen peilwijziging.

Hoofdstuk 4 Uitvoeringsaspecten

4.1 Milieueffectrapportage

4.1.1 Wettelijk kader

Op grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is het noodzakelijk om ten behoeve van een bestemmingsplan dat kaderstellend is voor, of een besluit neemt over, projecten met grote milieugevolgen een milieueffectrapportage te doorlopen (gesloten spoor). Onderdeel C van de bijlage Besluit m.e.r. (de 'C-lijst') geeft de aard en omvang van dergelijke projecten. Van andere projecten moet het bevoegd gezag beoordelen of deze projecten belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen hebben (m.e.r.-beoordeling). Deze projecten staan in onderdeel D van de bijlage Besluit m.e.r. (de 'D-lijst'). Hierbij geldt sinds de aanpassing van het Besluit m.e.r. per 1 april 2011 de omvang als richtwaarde en niet als absolute drempelwaarde. Daarom is altijd een toets noodzakelijk of sprake is van een project met grote milieugevolgen zodra een project één of meer van de beschreven activiteiten in Onderdeel D bevat, ongeacht de omvang van deze activiteiten. Deze toets, de zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling, dient plaats te vinden aan de hand van de criteria van Bijlage III, van de EU-richtlijn m.e.r. De hoofdcriteria waaraan moet worden getoetst zijn: kenmerken van de projecten, plaats van de projecten en kenmerken van het potentiële effect. Het mag duidelijk zijn dat wanneer een project ruim beneden de omvang uit de bijlage van het Besluit m.e.r. blijft, deze beoordeling beknopt kan zijn. Als blijkt dat aanzienlijke nadelige milieugevolgen niet zijn uit te sluiten, is alsnog een volledige m.e.r.-beoordeling of m.e.r.-procedure nodig.


In afbeelding 6 zijn bovenstaande regels schematisch weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.0352.bgbzuweoverlangb-wva1_0006.png"

Afbeelding 6 Schematische weergave m.e.r.-(beoordelings)plicht


Op basis van artikel 7.6 van de Wet milieubeheer kunnen Provinciale Staten als aanvulling op de 'C-lijst' uit het Besluit m.e.r. in de provinciale milieuverordening (of provinciale omgevingsverordening) extra activiteiten met gevallen, plannen en besluiten aanwijzen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben en dus m.e.r.-plichtig zijn. Provinciale Staten van Utrecht hebben in de Provinciale Ruimtelijke Verordening Utrecht geen extra activiteiten met gevallen, plannen en besluiten aangewezen die m.e.r.-plichtig zijn.


In aanvulling op het voorgaande is er nog een zijspoor, het open spoor, waardoor een plan m.e.r.-plicht kan gelden. Dit is het geval wanneer significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten. Dan geldt de verplichting tot uitvoeren van een Passende Beoordeling in het kader van de Wet natuurbescherming en daarmee de verplichting tot het uitvoeren van een plan m.e.r.

4.1.2 Situatie plangebied

De wijzigingsbevoegdheid om de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Natuur' maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2015'. Voor het bestemmingsplan 'Buitengebied 2015' is een plan-m.e.r. (CSO, 23 april 2014 en aanvulling 4 december 2014) uitgevoerd. In het plan-m.e.r. zijn alle ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt onderzocht, ook die via afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid.


Op basis van het uitgevoerde plan-m.e.r. kan gesteld worden dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn als gevolg van het planvoornemen en dat het plan louter bijdraagt aan de ontwikkeling van natuurwaarden.

4.1.3 Conclusie

Uit het uitgevoerde plan-m.e.r. is voldoende gebleken dat er geen significant negatieve effecten optreden als gevolg van de wijzigingsbevoegdheid. Dit wijzigingsplan is dan ook uitvoerbaar voor wat betreft het aspect milieueffectrapportage.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

4.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) en of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

In de handreiking wordt onderscheid gemaakt tussen twee omgevingstypen: een rustige woonwijk en gemengd gebied. In een gemengd gebied mag een kleinere richtafstand dan in een rustige woonwijk worden aangehouden. De richtafstanden mogen dan met één 'afstandstap' worden teruggebracht.

4.2.2 Analyse

In de directe omgeving van de betreffende percelen in dit wijzigingsplan bevinden zich geen milieugevoelige functies. Nieuwe natuur kan volgens de Wet ammoniak en veehouderij (Wav) niet aangewezen worden als een zeer kwetsbaar gebied. Ruimtelijke plannen waarin ruimte voor nieuwe natuur wordt vastgelegd vormen in het kader van de Wav daarom geen belemmering voor de nabije veehouderijen. De bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende agrarische bedrijven worden niet onevenredig beperkt.

4.2.3 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat het aspect bedrijven en milieuhinder de uitvoering van dit wijzigingsplan niet in de weg staat.

4.3 Verkeer

4.3.1 Inleiding

In het belang van een goede ruimtelijke ordening moet sprake zijn van een aanvaardbare afwikkeling van alle soorten verkeer. Bij ruimtelijke planning dienen verkeerskundige aspecten afgewogen te worden, omdat deze van grote invloed zijn op het doelmatig functioneren van verschillende functies. Wanneer nieuwe ontwikkelingen worden gepland, is het van belang te onderzoeken welke effecten dit heeft op de verkeerskundige situatie om zo nodig passende maatregelen te kunnen nemen.

4.3.2 Analyse en conclusie

In het plangebied wordt geen (gemotoriseerd) verkeer toegelaten. Het aspect verkeer is dan ook niet relevant voor dit plan.

4.4 Luchtkwaliteit

4.4.1 Inleiding

Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

4.4.2 Analyse

Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.

Onderhavig plan omvat geen woningen of andere noemenswaardige verkeersaantrekkende functies en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.

4.4.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.5 Geluid

4.5.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.

4.5.2 Analyse

In dit wijzigingsplan worden geluidgevoelige of –producerende bestemmingen, zoals woningen en scholen niet mogelijk gemaakt. Het aspect geluid hoeft dan ook niet te worden onderzocht.

4.5.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.6 Externe veiligheid

4.6.1 Inleiding

Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.

4.6.2 Analyse

In het plangebied vindt natuuraanleg plaats. Dit is geen kwetsbare of beperkt kwetsbare activiteit.

4.6.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.7 Bodemkwaliteit

4.7.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

4.7.2 Analyse

Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage bij voorliggende toelichting.


In het bodemonderzoek wordt geconcludeerd dat er geen sprake is van bodemverontreinigingen. Het bodemonderzoek is voorgelegd aan de omgevingsdienst en er zijn geen opmerkingen op gemaakt.

4.7.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.8 Archeologie

4.8.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

Wet op de Archeologische Monumentenzorg

In de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) zijn de uitgangspunten van het in 1992 ondertekende Europese Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. In deze wet is vastgelegd dat gemeenten in het kader van ruimtelijke ordening ook rekening dienen te houden met het archeologisch erfgoed.


Gemeenten moeten op basis van het Verdrag van Malta inventariserend archeologisch onderzoek hebben verricht en de verwachtingswaarden in het hele grondgebied in beeld hebben zodat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan een passende regeling kan worden getroffen om aanwezige archeologische waarden te beschermen. Uitgangspunt van de WAMZ is om archeologische waarden te beschermen, zonder meer maatschappelijke last te veroorzaken dan nodig is. Wat er moet gebeuren, verschilt per gebied en regio, dus niet alle activiteiten zijn even ingrijpend.


De WAMZ heeft vier belangrijke pijlers:

archeologische waarden moeten zo veel mogelijk in de bodem (in situ) worden bewaard, omdat de bodem de beste conserveringsomgeving is;

  • archeologie moet tijdig worden meegenomen in de procedures van ruimtelijke planvorming;
  • de verstoorder van het bodemarchief betaalt de kosten van archeologisch vooronderzoek en noodzakelijke volwaardige opgravingen, voorzover die kosten redelijkerwijs kunnen worden toegerekend aan de verstoorder;
  • gemeenten en provincies krijgen een belangrijke rol in de verankering van archeologie in hun ruimtelijke plannen en omgevingsvergunningen; zij krijgen de ruimte om omgevingsvergunningvoorwaarden genuanceerd in te vullen.


Erfgoedwet

In het kader van de modernisering van de Monumentenwet is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat in een bestemmingsplan niet alleen een beschrijving moet staan op welke wijze rekening gehouden wordt met aanwezige of te verwachten monumenten in de grond (archeologie), maar ook met de aanwezige cultuurhistorische waarden. Op 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988, samen met enkele andere wetten op het gebied van de bescherming van cultureel erfgoed, samengevoegd tot de Erfgoedwet. Met de Erfgoedwet wil de overheid het cultureel erfgoed in Nederland beter beschermen. De wet regelt de omgang met Rijksbeschermde gebouwde en archeologische monumenten en de beschermde stads- en dorpsgezichten.

Gemeente Wijk bij Duurstede

Voor het grondgebied van de gemeente Wijk bij Duurstede is een gemeentelijke archeologische en cultuurhistorische inventarisatiekaart opgesteld. Deze gebieden zijn ook opgenomen in het vigerende bestemmingsplan. Het overgrote deel van het plangebied is aangeduid als 'Kom, zeer laag' en heeft geen archeologische dubbelbestemming. Twee kleinere delen zijn aangeduid als 'Dekzandrug onder kom' en hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Ter plaatse van deze dubbelbestemming zijn slechts minimale werkzaamheden voorzien in vorm van het plaatsen een duiker onder een dam (2x).

afbeelding "i_NL.IMRO.0352.bgbzuweoverlangb-wva1_0007.png"

Afbeelding 7: uitsnede archeologische en cultuurhistorische inventarisatiekaart

4.8.2 Analyse

Het planvoornemen voorziet in de herbestemming van een gebied van de huidige bestemming 'Agrarisch' naar 'Natuur' om de voorgenomen natuurontwikkeling mogelijk te maken. Voor het uitvoeren van werkzaamheden binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' geldt dat pas sprake is van een onderzoeksplicht (en vergunningsplicht) indien werkzaamheden een groter oppervlak beslaan dan 5000m2 (ongeacht de diepte) óf dieper gaan dan 100cm (ongeacht de oppervlakte). In de bestaande watergang wordt een lobstuw geplaatst, deze gaat niet dieper dan 100cm beneden het huidige maaiveld en de bodem van de watergang. De nieuwe duiker met een diameter van 500mm en een lengte van 8 meter wordt dieper dan 100cm geplaatst in een bestaande dam in de huidige watergang. Gezien de dam vermoedelijk later is aangelegd dat de oorspronkelijke watergang kan aantasting van het archeologisch bodemarchief op voorhand uitgesloten worden. Archeologisch onderzoek is derhalve niet aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0352.bgbzuweoverlangb-wva1_0008.png"

Afbeelding 8: ligging lobstuw (rood) en nieuwe duiker (geel) binnen begrenzing plangebied (paars) met vigerend bestemmingsplan als onderlegger.

4.8.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor het wijzigen van de bestemming agrarisch naar natuur. De dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie 4' blijft van kracht, maar als er t.z.t. werkzaamheden worden verricht die vergunningplichtig zijn dient beoordeeld te worden of archeologisch onderzoek dan alsnog nodig is.

4.9 Cultuurhistorie

4.9.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

4.9.2 Analyse

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart met percelering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0352.bgbzuweoverlangb-wva1_0009.png"

Afbeelding 9: uitsnede CHW Wijk bij Duurstede (percelering).

Het plangebied is onderdeel van cultuurhistorisch waardevolle percelering. Na de aanleg van de langbroekwetering in 1125 is het gehele gebied ontgonnen en tot op de dag van vandaag houdt deze historische percelering goed stand. Oorspronkelijk waren niet alle percelen van de ontginning geschikt voor landbouw waardoor percelen voorheen zijn beplant met bos en later weer zijn gekapt, zie ook onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0352.bgbzuweoverlangb-wva1_0010.png"

Afbeelding 10: het gebruik in respectievelijk 1850, 1950 en nu.

Ten zuiden van het plangebied grenst het eigendom van Kasteel Zuilenberg. Het kasteel staat kort langs de Langbroekrdijk en is omgeven door bomen en hoog opgaande beplanting. De voorgenomen inrichting van het wijzigingsgebied beperkt zich tot ingrepen in het watersysteem, afplaggen van percelen, een peilwijziging en de aanplant van een enkele rij elzen op de grens van de twee zuidelijke kadastrale percelen en de richting van de percelering. Met deze ingrepen worden de cultuurhistorische waarden van het gebied en de nabijgelegen historische bebouwing niet aangetast.

Onderstaand de uitsnede uit de gemeente CHW zonder percelering. Hieruit blijkt dat het bosgebied ten noorden van het plangebied is aangeduid als waardevol bosperceel. Dit bosperceel maakte in het verleden onderdeel uit van Kasteel Zuilenberg. De voorgenomen bestemmingswijziging heeft geen nadelige effecten op het bosperceel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0352.bgbzuweoverlangb-wva1_0011.png"

Afbeelding 9: uitsnede CHW Wijk bij Duurstede (zonder percelering).

4.9.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

4.10 Natuurwaarden

4.10.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:

  • gebiedsbescherming;
  • soortenbescherming;
  • bescherming van houtopstanden.
4.10.2 Analyse

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt nabij de volgende Natura 2000-gebiedem:

  • Kolland & Overlangbroek, ca. 0,2km
  • Rijntakken, ca. 2,5km

Door menselijke invloeden in het tussenliggende gebied zijn negatieve effecten door visuele verstoring als gevolg van het realiseren van nieuwe natuur op Natura 2000-gebieden uitgesloten. Met de uit te voeren werkzaamheden zal er tijdelijk mogelijk sprake zijn van lokale geluid- en lichtoverlast. Tussen het plangebied en het Natura-2000 gebied is een kasteel, buurtschap en doorgaande weg aanwezig met licht- en geluidverstoring in de vorm van o.a. lantaarnpalen en verkeer. De tijdelijke licht- en geluid verstoring door de werkzaamheden leiden naar verwachting op een afstand van minimaal 200m niet tot verstoring in het Natura 2000-gebied. De ingreep draagt niet bij aan verreikende effecten zoals verontreiniging en verdroging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0352.bgbzuweoverlangb-wva1_0012.png"

Afbeelding 11: ligging van het plangebied ten opzichte van de meest nabijgelegen Natura 2000-gebieden (bron: Natura 2000 Network Viewer)

Op 1 juli 2021 is de Wet stikstofdepositie en het bijbehorende Besluit stikstofreductie en natuurverbetering in werking getreden. Ingevolge het nieuwe artikel 2.9a juncto artikel 2.5 Besluit stikstofreductie en natuurverbetering wordt de stikstofdepositie vanwege bouw- en aanlegactiviteiten buiten beschouwing gelaten bij de beoordeling van de vergunningplicht. De gebruiksfase is natuur, waardoor de stikstofsituatie niet veranderd. Er is geen sprake van een negatief effect op de omliggende Natura2000-gebieden.

Het plangebied is gelegen in het Natuur Netwerk Nederland (NNN) in een gebied aangekaart als ''natuur''. Binnen de beoogde ontwikkelingen wordt de bestaande natuur binnen het NNN omgevormd naar natuur met een andere beheertype. Het huidige beheertype van het plangebied is N12.02 ''Kruiden- en faunarijk grasland'' (afbeelding 17). Volgens kaartbank Utrecht wordt het plangebied met de eerste prioriteit omgevormd van het kruiden- en faunarijk grasland naar beheertype N10.01 ''Nat schraalland''. Het prioriteit en de beheertype wijken door de beoogde ontwikkelingen niet af. Negatieve effecten door de ontwikkelingen worden op het NNN niet verwacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0352.bgbzuweoverlangb-wva1_0013.png"

Afbeelding 12: begrenzing NNN met huidig beheertype en plangrens wijzigingsplan in blauw.

Soortenbescherming
De volgende soorten zijn aangetroffen:

Soorten   Aanpak  
Vogels: binnen het plangebied liggen potentiele nestlocaties.   Rekening houden met broedseizoen.  
Algemeen voorkomende soorten: het plangebied is geschikt als potentieel leefgebied val algemeen voorkomende soorten. De omgeving bied voldoende alternatief leefgebied tijdens de werkzaamheden.   Rekening houden met zorgplicht en opstellen ecologisch werkprotocol.  
Vleermuizen: rondom het plangebied zijn diverse elementen die kunnen fungeren als fourageergebied/vliegroute voor vleermuizen.   Rekening houden met kunstmatige verlichting bij inrichtingswerkzaamheden.  
Poelkikker: het grasland vormt een migratieroute tussen de landhabitat en de voortplatingswateren.   Werken buiten migratieperiode (halt maart-half april).  
Ringslang: de sloot aan de westgrens van het plangebied is geschikt als leefgebied voor de ringslag. Uit waarnemingen van Staatsbosbeheer komt naar voren dat de ringslag in het hele gebied voor kan komen. Binnen het plangebied liggen geen broeihopen.   De werkzaamheden worden perceel voor perceel uitgevoerd zodat de aanwezige ringslangen zich tijdig kunnen verplaatsen naar een naastgelegen perceel. Bij de werkzaamheden zal een (boswachter) ecoloog adviseren t.b.v. de ringslag.  
Grote modderkruiper: In 2019 en 2020 zijn sporen aangetroffen van de grote modderkruiper in de meest westelijke watergang, aangrenzend op het plangebied.   Het huidige planvoornemen voorziet niet in werkzaamheden in deze watergang, waardoor negatieve effecten uitgesloten kunnen worden.  
Platte schijfhoorn: de soort kan niet uitgesloten worden in de waterlopen in het plangebied. Het aanpassen en herontwikkelen kan leiden tot negatieve effecten.   Geadviseerd wordt om nader soortenonderzoek uit te voeren middels eDNA.  
Sleedoornpage: mogelijk eitjes op waardplanten. De eitjes zijn zichtbaar in winterperiode (november t/m maart).   Indien eitjes aanwezig zijn op waardplanten die verdwijnen, worden deze door een (boswachter) ecoloog van Staatsbosbeheer overgezet naar waardplanten in de directe nabijheid.  

Op basis van bovenstaande uitkomsten is mogelijk sprake van nader onderzoek ten behoeve van mogelijk aanwezige beschermde soorten. De uitkomsten staan de herbestemming van het terrein tot natuur niet in de weg, maar dienen voor aanvang van de werkzaamheden wel afgerond te worden.

Bescherming van houtopstanden
Binnen het plangebied worden geen bomen gekapt ten behoeve van de natuurontwikkeling. Er is geen sprake van een omgevingsvergunning of een meldplicht in het kader van de Wet natuurbescherming.

4.10.3 Conclusie

Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan. Wel dient rekening gehouden te worden met het afronden van onderzoekstrajecten voor mogelijk aanwezige beschermde soorten.

4.11 Waterparagraaf

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR). De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.

De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

4.11.1 Onderzoek

In het kader van voorliggend initiatief is een watertoets opgesteld. De volledige watertoets is opgenomen als bijlage bij dit plan. In deze paragraaf zijn de belangrijkste conclusies opgenomen.

Hemel- en afvalwater

Het projectgebied zal natuurvriendelijk ingericht worden en er is dus geen sprake van toename van verhard oppervlak of van omgang met afvalwater. Hierom hoeft geen rekening gehouden te worden met het realiseren van waterberging en overstortvoorzieningen.

Effecten voorgenomen peilwijzigingen

Binnen het projectgebied is de verwachting dat de grondwaterstand stijgt door de peilstijging van het oppervlaktewater. Momenteel bevindt de GHG zich circa 0 - 0,7 m onder het maaiveld en dit zal dus door de peilstijging dichter bij het maaiveld liggen. Doordat de effecten op het oppervlakwater in de omgeving geminimaliseerd worden, is de verwachting dat het effect op de grondwaterstand buiten het projectgebied ook minimaal is.

Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg is het initiatief voorgelegd aan HDSR. Voorafgaand aan de realisatie van het project dient een watervergunning aangevraagd te worden. Met het hoogheemraadschap is overeengekomen dat de effecten van de peilwijziging worden uitgewerkt bij de vergunningsaanvraag. Voor de planologische procedure zijn er geen bezwaren.

4.11.2 Conclusie

Op basis van de uitgevoerde watertoets komt naar voren dat er vanuit het aspect water geen belemmeringen zijn voor de realisatie van nieuwe natuur met de daarbij voorziene peilwijzigingen.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

Voor dit wijzigingsplan zijn de regels van het 'moederplan' Buitengebied 2015 van toepassing. Voor de juridische planopzet wordt dan ook verwezen naar hoofdstuk 7 in de toelichting op het moederplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid


Financiële uitvoerbaarheid

Een bestemmingsplan dient economisch uitvoerbaar te zijn, waardoor het plan inzicht moet geven in de financiële uitvoerbaarheid.


Voor de realisatie van nieuwe natuur Zuwe Overlangbroek is een projectbudget beschikbaar gesteld door Staatsbosbeheer. Realiseringskosten en planschade ten gevolge van de realisatie van nieuwe natuur Zuwe Overlangbroek komen voor rekening van dit projectbudget.


Hiermee is de financiële uitvoerbaarheid van het project zeker gesteld.


Grondexploitatiewet

Dit bestemmingsplan maakt geen bouwplan als bedoeld in afdeling 6.4 Wet ruimtelijke ordening mogelijk. Op basis van de Grondexploitatiewet (afdeling 6.4 Wet ruimtelijke ordening) hoeft in dit geval geen exploitatieplan vastgesteld te worden.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid


Vooroverleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan (lees ook wijzigingsplan), overleg pleegt met instanties, zoals omliggende gemeenten, waterschappen, provinciale diensten en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In het kader van het vooroverleg is er één reactie binnengekomen van HDSR. De reactie heeft geleid tot een aanpassing in de waterparagraaf. De verdere detaillering wordt afgehandeld bij de aanvraag van een watervergunning.


Zienswijzen

Op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening heeft het ontwerpwijzigingsplan vanaf 2 februari 2023 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Er is 1 zienswijze ingediend, welke niet heeft geleid tot aanpassingen van het plan. Wel is een ambtshalve wijziging doorgevoerd in de toelichting.