direct naar inhoud van Regels
Plan: Ossenwaard 6 en 15 0001, Cothen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0352.bgbossenwrd6en15-bva1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan:

het bestemmingsplan Ossenwaard 6 en 15 0001, Cothen met identificatienummer NL.IMRO.0352.bgbossenwrd6en15-bva1 van de gemeente Wijk bij Duurstede.

1.2 Bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorene regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aan huis verbonden bedrijf:

een bedrijf, gericht op het verlenen van diensten en/of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), dat is opgenomen in categorie 1 of 2 van de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, als ook ondergeschikte detailhandel ten dienste van het aan huis verbonden bedrijf en webwinkels zonder afhaalmogelijkheid, dat uitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.4 Aan huis verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, kunstzinnig, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, als ook ondergeschikte detailhandel ten dienste van het dienstverlenend beroep, dat uitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.5 Aan- en uitbouw:

een bijbehorend bouwwerk, zijnde een onderdeel van een hoofdgebouw dat door de vorm daarvan onderscheiden kan worden en dat door zijn ligging en/of in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm; functionele ondergeschiktheid is niet vereist.

1.6 Aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 Aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 Aaneengebouwde woning:

een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen.

1.9 Aardkundige waarden:

geologische, geomorfologische en bodemkundige verschijnselen, die representatief zijn voor de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van het landschap, zoals hoogteverschillen of variaties in de samenstelling van de bodem.

1.10 Archeologische verwachting:

De aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten.

1.11 Archeologische waarde:

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten.

1.12 Bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde.

1.13 Bed & breakfast:

overnachtingsaccommodatie, in een (bedrijfs)woning of daarbij behorend bijgebouw of bedrijfsgebouw, geëxploiteerd door de bewoner(s) van de betreffende woning, bedoeld voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben.

1.14 Begane grond:

de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.

1.15 Bestaand:
  • met betrekking tot bebouwing:
    legale bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
  • met betrekking tot gebruik:
    het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel toegestaan krachtens een omgevingsvergunning.
1.16 Bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 Bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 Bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.19 Bijgebouw:

een bijbehorend bouwwerk, zijnde een al dan niet vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.20 Bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.21 Bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.22 Bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.23 Bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 Bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.25 Bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten.

1.26 Bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.27 Detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen, aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Een internetwinkel of webshop wordt alleen als detailhandel aangemerkt als de mogelijkheid bestaat ter plaatse producten af te halen.

1.28 Ecologische hoofdstructuur (EHS):

een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Het netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe nog te realiseren natuurgebieden en verbindingszones tussen de gebieden. Enkele beheersgebieden, landbouwgebieden waar agrarisch natuurbeheer wordt ingezet om een bijdrage te leveren aan de biodiversiteit en aan het functioneren van de EHS maken ook onderdeel uit van de EHS. Binnen de EHS liggen ook Natura 2000-gebieden. Deze worden planologisch niet anders behandeld dan de rest van de EHS. De Natura 2000-gebieden zijn van Europese betekenis en worden ook beschermd door rijkswetgeving.

1.29 Extensief recreatief medegebruik:

extensieve vorm van recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatief gebruik is toegestaan. Onder extensief recreatief medegebruik wordt onder andere verstaan fietsen, wandelen, (sport)vissen, kanoën, boerengolf en daarmee gelijk te stellen activiteiten, zulks met uitsluiting van gemotoriseerd vaarverkeer.

1.30 Gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 Gereedmelden:

melden aan de gemeente dat (ver)bouw van woning of bouwwerk gereed is.

1.32 Hoofdgebouw:

Een pand, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.33 Horeca:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of mee te nemen waren worden verstrekt en/of het exploiteren van zaal- en vergaderaccommodatie en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

1.34 Huishouden:

de leefvorm of samenlevingsvorm van een alleenstaande of een gezin, waaronder mede wordt begrepen:

  • de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg, met eigen voorzieningen van ten hoogste twee verwanten of andere personen;
  • een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband, daaronder begrepen een woongroep van mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking;
  • de gezamenlijke huisvesting van een groep van maximaal 4 personen die gebruikmaken van de gemeenschappelijke voorzieningen in de woning.
1.35 Kampeermiddel:

niet als een bouwwerk aan te merken tent, vouwwagen, kampeerauto, caravan of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor tijdelijk recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.36 Kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een constructie van hellende dakvlakken.

1.37 Kleinschalige dagrecreatieve activiteiten:

activiteiten gericht op een recreatieve dagbesteding, die in omvang en publieksaantrekkende werking niet als grootschalig zijn aan te merken.

1.38 Mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.39 Nevenactiviteiten:

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht ondergeschikt is aan de op de in dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie van een bestemming, zoals bijvoorbeeld zorglandbouw, recreatie, agrarische kinderopvang, boerderij-educatie, agrarisch natuur- en landschapsbeheer en de productie en verkoop van streekproducten.

1.40 Opgraving:

De ontsluiting van een archeologische vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen. Opgravingen worden verricht door een erkende partij en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificatie in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.41 Oppervlakte bebouwing:

Som van de oppervlakten van de verticale projectie van bebouwing.

1.42 Overige bouwwerken:

Bouwwerken, geen gebouw zijnde en geen bijbehorend bouwwerk zijnde.

1.43 Peil:
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
1.44 Prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.45 Recreatieverblijf:

een onderkomen, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen.

1.46 Seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht. Onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  • seksclub:
    een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht;
  • seksautomaat: een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
  • sekswinkel:
    een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;
  • prostitutiebedrijf:
    een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.47 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

1.48 Streekproducten:

producten die zijn voortgebracht op agrarische bedrijven gelegen in de gemeente Wijk bij Duurstede of in direct aangrenzende gemeenten.

1.49 Trekkershut:

Recreatieverblijf met slaap- en kookgelegenheid, zonder verwarming of sanitaire voorzieningen, met een oppervlakte van maximaal 20 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3,5 m, waarin permanente bewoning niet is toegestaan.

1.50 Verblijfsrecreatie:

recreatief nachtverblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen en/of recreatieverblijven.

1.51 Vloeroppervlak(te):

de totale oppervlakte van de ruimten in een gebouw, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt.

1.52 Voorgevel:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.53 Voorgevelrooilijn

denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een gebouw loopt tot aan de zijdelingse bouwperceelsgrenzen.

1.54 Vrijstaand bijgebouw

Bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat niet tegen de woning is aangebouwd.

1.55 Woning:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.56 Zijdelingse bouwperceelgrens:

De grens van een bouwperceel die loodrecht of nagenoeg loodrecht staat op de voorste bouwperceelgrens.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. de dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  • b. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • c. dakkapel en goothoogte:
    bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, mits de karakteristiek van het schuine dak behouden blijft;
  • d. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen;
  • e. de inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  • f. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
    tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
  • g. de oppervlakte van een bouwwerk:
    maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.

2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwonderdelen als ventilatiekanalen, schoorstenen, balkons, antennes, kroonlijsten, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, luifels, liftschachten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de horizontaal uitstekende delen niet meer bedraagt dan 0,5 m en de overschrijding van de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 2 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch gebruik;
  • b. extensief recreatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  • c. wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. (erf)beplanting;
  • g. nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 1 m mag bedragen;
  • b. de oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 10 m2 bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Voorwaardelijke verplichting

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1 onder a en b, indien niet binnen 2 jaar na de vaststelling van dit plan:

  • a. de bestaande gebouwen zijn verwijderd, alsmede;
  • b. uitvoering is gegeven aan de aanleg en instandhouding van de inrichtingsmaatregelen conform de als bijlage 2 opgenomen Landschappelijke inpassingsschets.

3.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het uitoefenen van een niet grondgebonden veehouderij;
  • b. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
  • c. het opslaan van mest en kuilvoer buiten het bouwvlak;
  • d. mestvergisting en -verwerking;
  • e. het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen ten behoeve van de boom- en fruitteelt binnen een afstand van 50 m van bestemmingsvlakken van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies, met uitzondering van bestaand gebruik waarbij de bestaande afstand als minimale afstand dient te worden aangehouden. Onder voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies worden verstaan alle functies waar geregeld en gedurende langere perioden mensen verblijven;
  • f. het aanleggen van waterbassins;
  • g. het aanleggen van paardenbakken;
  • h. het uitoefenen van nevenactiviteiten;
  • i. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden voor verblijfsrecreatie.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Zonnepanelen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 ten behoeve van de plaatsing van zonnepanelen op onbebouwde gronden, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de zonnepanelen beslaan een totale oppervlakte van niet meer dan 50 m2;
  • b. de zonnepanelen worden direct aansluitend aan het agrarisch bouwvlak of een bestemmingsvlak waarbinnen een woning is toegestaan, gesitueerd;
  • c. aangetoond dient te worden dat binnen het agrarisch bouwvlak of het bestemmingsvlak als bedoeld onder b, onvoldoende ruimte aanwezig is voor plaatsing van zonnepanelen;
  • d. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  • e. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van landschappelijke karakteristieken en landschapswaarden.

3.4.2 Spuitvrije zone

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.3.2 onder e voor een kleinere afstand tot bestemmingsvlakken, onder de voorwaarde dat het woon- en leefklimaat en/of het verblijfsklimaat van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies niet onevenredig wordt aangetast.

3.4.3 Paardenbakken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.3.2 onder g voor aanleg van paardenbakken buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. een paardenbak dient direct aansluitend aan het agrarisch bouwvlak of een gebouw met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - schuur' of een bestemmingsvlak waarbinnen een woning is toegestaan, gesitueerd te worden;
  • b. de oppervlakte van de paardenbak mag niet meer dan 800 m2 bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de afscheiding rond de paardenbak mag niet meer dan 1,5 m bedragen;
  • d. er mogen geen lichtmasten worden opgericht;
  • e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  • f. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • g. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologische hoofdstructuur' leidt het gebruik niet tot significante aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken van de bij het gebied behorende natuurdoelen en natuurkwaliteit.

3.4.4 Verblijfsrecreatie: minicamping

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.3.2 onder i voor verblijfsrecreatie in de vorm van een minicamping, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de activiteiten vinden uitsluitend plaats aansluitend aan het bouwvlak;
  • b. maximaal 25 kampeermiddelen zijn toegestaan;
  • c. uitsluitend in de periode 15 maart - 31 oktober mogen kampeermiddelen aanwezig zijn;
  • d. maximaal 5 hooiberg- of trekkershutten zijn toegestaan;
  • e. de oppervlakte per hooiberg- of trekkershut bedraagt maximaal 20 m2;
  • f. het totaal van hooiberg- of trekkershutten en kampeerplaatsen mag maximaal 28 bedragen;
  • g. de oppervlakte van voorzieningen ten behoeve van de verblijfsrecreatie mag maximaal 100 m2 bedragen;
  • h. de voorzieningen ten behoeve van de verblijfsrecreatie worden in beginsel binnen bestaande bebouwing gerealiseerd, nieuwbouw is alleen mogelijk indien minimaal eenzelfde oppervlakte aan bebouwing wordt afgebroken;
  • i. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • j. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid ter plaatse van de aanduiding bouwvlak;
  • k. het gebruik leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • l. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  • m. de in de omgeving aanwezige functies en waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • n. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • o. ten behoeve van de verblijfsrecreatie vindt geen buitenopslag plaats;
  • p. er in het buitengebied van de gemeente Wijk bij Duurstede niet meer dan 15 omgevingsvergunningen voor een minicamping worden verleend;
  • q. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologische hoofdstructuur' leidt het gebruik niet tot significante aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken van de bij het gebied behorende natuurdoelen en natuurkwaliteit.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Ecologische hoofdstructuur

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen naar de als bijlage bij deze regels opgenomen bestemming 'Bos' of 'Natuur' ten behoeve van de realisatie van de ecologische hoofdstructuur en/of ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging is uitsluitend toegestaan als de in het gebied aanwezige natuurwaarden, landschapswaarden, archeologische waarden, cultuurhistorische waarden en hydrologische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroep en/of bedrijf;
  • c. mantelzorg in de woning en/of bijgebouwen;

met de daarbij behorende:

  • d. wegen en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. (erf)beplanting, groenvoorzieningen en tuinen;
  • h. nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Woningen

Op deze gronden mogen woningen worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 600 m3;
  • b. de goothoogte mag maximaal 6 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag maximaal 10 m bedragen;
  • d. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens van niet aaneengebouwde zijden van woningen dient ten minste 3 m te bedragen;
  • e. herbouw van een bestaande woning is uitsluitend toegestaan op de bestaande locatie binnen het bestemmingsvlak;
  • f. per bestemmingsvlak is één woning toegestaan.

4.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Op deze gronden mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken worden ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd op ten hoogste 25 m afstand van de woning;
  • c. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag maximaal 5,5 m bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde woning behorende bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 50 m2 bedragen;
  • f. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken zoals bedoeld onder e wordt niet meegerekend de oppervlakte van aan de woning aangebouwde bijbehorende bouwwerken met een woonfunctie die gezamenlijk met de woning een inhoud hebben van niet meer dan 600 m3;
  • g. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens van bijbehorende bouwwerken bedraagt 0 m of ten minste 1 m.

4.2.3 Overige bouwwerken

Op deze gronden mogen overige bouwwerken worden gebouwd en geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken inhoud

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder a ten behoeve van een grotere inhoud van een woning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 800 m3.

4.3.2 Herbouw woning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder e ten behoeve van het verplaatsen van de woning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de voormalige woning wordt binnen 3 maanden na gereedmelding van de nieuwe woning gesloopt;
  • b. bij verplaatsing mag een aaneengebouwde of gestapelde woning niet omgezet worden naar een vrijstaande woning;
  • c. de woning wordt op maximaal 20 m van de voormalige woning gebouwd;
  • d. met betrekking tot wegverkeergeluid wordt een aanvaardbaar woonklimaat gerealiseerd;
  • e. de in de omgeving aanwezige functies en waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden;
  • h. voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 4.2.1 onder a tot en met d.

4.3.3 Bijbehorende bouwwerken aan huis verbonden beroep en/of bedrijf

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder f ten behoeve van een grotere oppervlakte tot maximaal 75 m2 ten behoeve van een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf.

4.3.4 Sloop-bonusregeling

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder f ten behoeve van een grotere oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte mag maximaal 50% bedragen van de oppervlakte van de te slopen bestaande bijbehorende bouwwerken, die voorkomen binnen het bestemmingsvlak, met een maximum van 250 m2;
  • b. aan de omgevingsvergunning wordt de voorwaarde verbonden dat de te slopen bijbehorende bouwwerken binnen een nader te bepalen redelijke termijn worden gesloopt;
  • c. uitsluitend legaal gebouwde bijbehorende bouwwerken komen in aanmerking voor deze sloop - bonusregeling;
  • d. rijks- en gemeentelijke monumenten en bijbehorende bouwwerken met de aanduiding 'karakteristiek' komen niet in aanmerking voor deze regeling;
  • e. de in de omgeving aanwezige functies en waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • f. de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden worden niet onevenredig aangetast.

4.3.5 Oppervlakte bijbehorende bouwwerken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder e ten behoeve van een grotere oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt geen gebruikgemaakt van de sloop-bonusregeling van artikel 4.3.4 omdat sprake is van een bijzondere situatie. Deze bijzondere situatie bestaat eruit dat er een bijbehorend bouwwerk aanwezig is waarvan het ruimtelijk gewenst is dat deze blijft bestaan, dan wel in de bestaande of kleinere omvang wordt her- of verbouwd, ten behoeve van een passende ruimtelijke ontwikkeling;
  • b. de oppervlakte bedraagt maximaal 200 m2;
  • c. de in de omgeving aanwezige functies en waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • d. de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden worden niet onevenredig aangetast.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Parkeren
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw bedoeld voor wonen of een ander soort verblijf van mensen op een bouwperceel wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat voldoende parkeerplaatsen zullen worden aangelegd.
  • b. Wanneer sprake is van voldoende parkeerplaatsen wordt bepaald aan de hand van de minimum parkeerkencijfers zoals opgenomen in publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van CROW, met dien verstande dat het totale aantal benodigde parkeerplaatsen wordt afgerond op het dichtstbijzijnde hele getal.
  • c. Parkeerplaatsen worden aangelegd binnen het bestemmingsvlak.
  • d. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder b:
    • 1. indien het voldoen aan deze bepaling door bijzondere omstandigheden op zwaarwegende bezwaren stuit, of;
    • 2. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeerplaatsen wordt voorzien;
    • 3. indien gemotiveerd kan worden uitgegaan van een verminderde behoefte aan parkeerplaatsen.
  • e. Het onder a en b bepaalde is niet van toepassing ingeval een bouwwerk ten gevolge van een calamiteit geheel verloren is gegaan en dit bouwwerk, indien en voor zover sprake is van dezelfde functie en omvang, wordt herbouwd en op gelijke wijze in het aantal parkeerplaatsen wordt voorzien als voor de calamiteit feitelijk het geval was, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

4.4.2 Aan huis verbonden beroep en/of bedrijf

Voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf bedraagt de maximale oppervlakte 75 m2, waarbij maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het aan huis gebonden bedrijf betreft een activiteit uit de categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of een daarmee gelijk te stellen activiteit;
  • b. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning;
  • c. het gebruik leidt niet tot onevenredige belemmeringen voor de omliggende functies;
  • d. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • e. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid ter plaatse van het bestemmingsvlak;
  • f. ondergeschikte detailhandel is alleen mogelijk ten dienste van het aan huis verbonden beroep en/of bedrijf;
  • g. er vindt geen buitenopslag plaats;
  • h. de activiteiten betreffen geen seksinrichtingen of horeca.

4.4.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het uitoefenen van nevenactiviteiten voor zover afwijkend van de in artikel 4.1 omschreven nevenactiviteiten;
  • b. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, met uitzondering van het gebruik voor mantelzorg.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Aan huis verbonden beroep en/of bedrijf: oppervlakte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.4.2 voor een beroep of bedrijf aan huis in een grotere oppervlakte dan 75 m2, mits wordt voldaan aan de volgende aanvullende voorwaarden:

  • a. de noodzaak uit oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de maximale oppervlakte voor de beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten bedraagt 250 m2;
  • c. de activiteiten vinden plaats in bestaande gebouwen;
  • d. indien de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en voormalige bedrijfsgebouwen meer bedraagt dan 300 m2 dient de extra oppervlakte gesloopt te worden;
  • e. de voorwaarden uit artikel 4.4.2 onder a tot en met h blijven onverkort van kracht.

4.5.2 Nevenactiviteiten: kleinschalige dagrecreatieve activiteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.4.3 onder a voor nevenactiviteiten in de vorm van kleinschalige dagrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. voor zover de activiteiten plaatsvinden in gebouwen bedraagt de totale vloeroppervlakte maximaal 150 m2;
  • b. de nevenactiviteit vindt in beginsel binnen bestaande bebouwing plaats, nieuwbouw is alleen mogelijk indien minimaal eenzelfde oppervlakte aan bebouwing wordt afgebroken;
  • c. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid ter plaatse van het bestemmingsvlak;
  • d. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • e. de in de omgeving aanwezige functies en waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • f. het gebruik leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  • h. ten behoeve van de nevenactiviteiten vindt geen buitenopslag plaats.

4.5.3 Verblijfsrecreatie: bed & breakfast

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.4.3 onder b voor verblijfsrecreatie in de vorm van bed & breakfast, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. bed & breakfast wordt binnen bestaande bebouwing gerealiseerd;
  • b. maximaal vijf bed & breakfast appartementen ten behoeve van de overnachting van in totaal maximaal 10 personen zijn toegestaan;
  • c. de oppervlakte per appartement maximaal 30 m2 bedraagt;
  • d. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • e. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid ter plaatse van het bestemmingsvlak;
  • f. het gebruik leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  • h. in het gehele buitengebied van de gemeente Wijk bij Duurstede mogen niet meer dan 40 omgevingsvergunningen voor een bed & breakfast accommodatie worden verleend.

Artikel 5 Waarde - Aardkunde

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Aardkunde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aardkundige waarden.

5.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het verwijderen, vernielen en/of aantasten van de aardkundige waarden.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
    • 2. het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
    • 3. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
  • b. De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist indien het werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden betreffen, die:
    • 1. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van:
      • onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen;
      • de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
      • reeds uitgevoerd of in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
    • 2. dienen tot uitvoering van bouwactiviteiten waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend.
  • c. Werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aardkundige waarden.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, in afwijking van de bouwregels voor de andere daar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken worden opgericht indien:

  • a. de bouwwerken betrekking hebben op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
  • b. de bouwwerken maximaal 2,5 m uit bestaande funderingen worden opgericht;
  • c. ten behoeve van de bouwwerken bodemingrepen plaatsvinden met een diepte van maximaal 50 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte);
  • d. de bouwwerken een oppervlakte hebben van maximaal 500 m2 (ongeacht de diepte van bodemingrepen).

6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2, indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de ter plaatse aanwezige archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
6.3.2

Aan een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.3.1 kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder, of in afwijking van, een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen en ontgraven van de bodem;
    • 2. het slopen en/of verwijderen van muurwerk, ondergrondse kelders en bouwwerken en funderingen onder het bestaande maaiveld;
    • 3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 4. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    • 5. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
    • 6. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    • 7. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
    • 8. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
    • 9. het aanleggen van bos of boomgaard;
    • 10. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    • 11. het scheuren van grasland;
    • 12. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
  • b. De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist indien het werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden betreffen, die:
    • 1. betrekking hebben op bodemingrepen met een diepte van maximaal 50 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte);
    • 2. een oppervlakte van maximaal 500 m2 hebben (ongeacht de diepte van bodemingrepen);
    • 3. betrekking hebben op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden;
    • 4. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van:
      • onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen;
      • de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
      • ploegen;
    • 5. dienen tot uitvoering van bouwactiviteiten waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend;
    • 6. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch vooronderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een daartoe erkende partij.
  • c. De onder b sub 1, 2 en 3 genoemde uitzonderingsbepalingen gelden niet indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een uitzonderingsbepaling van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 m van het onderhavige terrein.
  • d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
  • e. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' wordt gewijzigd naar de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze bestemming voldoende bescherming biedt voor de ter plaatse voorkomende archeologische waarden;
  • b. de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' wordt gewijzigd naar de als bijlage opgenomen bestemming 'Waarde - Archeologie 2' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de wijziging noodzakelijk is ter bescherming van ter plaatse voorkomende archeologische waarden;
  • c. de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 4

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, in afwijking van de bouwregels voor de andere daar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken worden opgericht indien:

  • a. de bouwwerken betrekking hebben op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
  • b. de bouwwerken maximaal 2,5 m uit bestaande funderingen worden opgericht;
  • c. ten behoeve van de bouwwerken bodemingrepen plaatsvinden met een diepte van maximaal 100 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte);
  • d. de bouwwerken een oppervlakte hebben van maximaal 5000 m2 (ongeacht de diepte van bodemingrepen).

7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2, indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de ter plaatse aanwezige archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
7.3.2

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.3.1 kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder, of in afwijking van, een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen en ontgraven van de bodem;
    • 2. het slopen en/of verwijderen van muurwerk, ondergrondse kelders en bouwwerken en funderingen onder het bestaande maaiveld;
    • 3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 4. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    • 5. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
    • 6. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    • 7. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
    • 8. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
    • 9. het aanleggen van bos of boomgaard;
    • 10. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    • 11. het scheuren van grasland;
    • 12. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
  • b. De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist indien het werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden betreffen, die:
    • 1. betrekking hebben op bodemingrepen met een diepte van maximaal 100 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte);
    • 2. een oppervlakte van maximaal 5000 m2 hebben (ongeacht de diepte van bodemingrepen);
    • 3. betrekking hebben op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden;
    • 4. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van:
      • onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen;
      • de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
      • ploegen;
    • 5. dienen tot uitvoering van bouwactiviteiten waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend;
    • 6. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch vooronderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een daartoe erkende partij.
  • c. De onder b sub 1, 2 en 3 genoemde uitzonderingsbepalingen gelden niet indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een uitzonderingsbepaling van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 m van het onderhavige terrein.
  • d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
  • e. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen in die zin dat:

  • a. De bestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt gewijzigd naar de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' of de als bijlage opgenomen bestemming 'Waarde - Archeologie 2' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de wijziging noodzakelijk is ter bescherming van ter plaatse voorkomende archeologische waarden;
  • b. De bestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.

Artikel 8 Waarde - Ecologische hoofdstructuur

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologische hoofdstructuur' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de wezenlijke waarden en kenmerken van de bij het gebied behorende natuurdoelen en natuurkwaliteit welke tot uitdrukking komen in:

  • de bestaande en potentiële waarden van het ecosysteem waaronder ook begrepen worden de vereiste omgevingsfactoren zoals donkerte, bodem, water en milieu;
  • de robuustheid en de aaneengeslotenheid van de EHS;
  • de aanwezigheid van bijzondere soorten;
  • de aanwezigheid van essentiële verbindingen (bijvoorbeeld foerageer- en migratieroutes).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Bestaande bebouwing

Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven voorschriften ten aanzien van:

  • a. de goot- en bouwhoogte;
  • b. de inhoud;
  • c. de afdekking van gebouwen;
  • d. de afstand tot de weg;
  • e. de afstand tot de bouwperceelgrens;
  • f. de afstand tot gebouwen;

zijn de bestaande maten, hellingen, dan wel afstanden eveneens toegestaan.

10.2 Ondergronds bouwen

Onderkeldering is uitsluitend toegestaan onder gebouwen en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 3 m mag bedragen.

10.3 Afdekking gebouwen
  • a. voor zover een bouwwerk wordt voorzien van een kap mag de dakhelling niet minder dan 15° en niet meer dan 65° bedragen;
  • b. voor zover bouwwerken worden afgedekt met een plat dak mag de bouwhoogte van de bouwwerken niet meer mag bedragen dan de van toepassing zijnde maximale goothoogte.

10.4 Nutsvoorzieningen

Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen worden opgericht, met dien verstande dat deze - indien het gebouwen betreffen - geen grotere inhoud hebben dan 70 m3 en geen grotere goothoogte dan 4 m, en - indien het bouwwerken, geen gebouw zijnde, betreffen - geen grotere oppervlakte hebben dan 10 m2 en geen grotere bouwhoogte dan 4 m.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

Onder een gebruik strijdig met het plan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, met uitzondering van het gebruik voor mantelzorg.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Ossenwaard 6 en 15 0001, Cothen'.