direct naar inhoud van Regels
Plan: Bedrijf - co-vergistingsinstallatie Cothen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0352.bgbcotcovergis-bva1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Bedrijf - co-vergistingsinstallatie Cothen met identificatienummer NL.IMRO.0352.bgbcotcovergis-bva1 van de gemeente Wijk bij Duurstede;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-of uitbouw:

een bijbehorend bouwwerk, zijnde een onderdeel van een hoofdgebouw dat door de vorm daarvan onderscheiden kan worden en dat door zijn ligging en/of in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.6 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat geheel of overwegend gericht is op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het fokken of houden van dieren, met uitzondering van paardenhouderijen;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 biomassalocatie:

bedrijf voor de verwerking van organisch materiaal ten behoeve van de opwekking van duurzame energie;

1.11 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.13 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolgde de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.18 co-vergistingsinstallatie:

inrichting waarin het bedrijfsmatig proces van co-vergisting plaatsvindt. Co-vergisting is een biologisch proces waarbij verschillende natte of vloeibare biomassastromen in een co-vergistingsinstallatie zonder zuurstof worden omgezet in biogas;

1.19 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.21 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.22 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.23 peil:
  • 1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein;
1.24 risicovolle inrichting:

een inrichting waarvoor op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.25 scheidingslijn:

een aangegeven lijn ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak met het oog op een verschil in maatvoering en/of gebruik;

1.26 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht. Onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  • 1. seksclub:
    een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht;
  • 2. seksautomaat:
    een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
  • 3. sekswinkel:
    een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;
  • 4. prostitutiebedrijf:
    een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie;
1.27 voorgevel:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.28 voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;

1.29 wonen:

het gehuisvest zijn in een (bedrijfs)woning;

1.30 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.31 zijdelingse bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel die loodrecht of nagenoeg loodrecht staat op de voorste bouwperceelgrens.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. de dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  • b. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • c. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • d. de inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  • e. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
    tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
  • f. de oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwonderdelen als ventilatievoorzieningen, schoorstenen en kroonlijsten buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwhoogte niet meer dan 2 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Co-vergistingsinstallatie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Co-vergistingsinstallatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een co-vergistingsinstallatie en een biomassalocatie met een maximale capaciteit van 100 ton per dag;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. waterlopen;
  • d. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • e. ontsluitingswegen en inritten;
  • f. paden;
  • g. nutsvoorzieningen;

met dien verstande dat de totale oppervlakte van oppervlakteverhardingen maximaal 1 ha mag bedragen.

3.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mogen gebouwen worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. gebouwen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' bedraagt het maximale bebouwingsoppervlak van het bouwvlak de waarde die is aangegeven;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte maximaal de waarde bedragen die is aangegeven.
  • b. Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van een schoorsteen mag maximaal 18 m bedragen, met dien verstande dat er maximaal één schoorsteen is toegestaan;
    • 3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van silo's ten behoeve van de co-vergistingsinstallatie of biomassalocatie mag maximaal 14 m bedragen, met dien verstande dat deze binnen het bouwvlak dienen te worden gerealiseerd;
    • 4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 4 m bedragen met dien verstande dat deze binnen het bouwvlak dienen te worden gerealiseerd.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Voorwaardelijke verplichting

De bouwwerken binnen de bestemming mogen niet eerder worden gebruikt ten behoeve van de doeleinden zoals genoemd in artikel 3.1 lid a, dan nadat de landschappelijke inpassing is gerealiseerd. Hieronder wordt minimaal verstaan:

  • de handhaving en versterking van de windsingel en de verplaatsing en verbreding van de aanwezige sloot aan de oostzijde van het perceel;
  • het aanplanten van een groenrand langs de oostzijde van de aan te leggen toegangsweg;
  • de aanleg van een windsingel aan de westzijde van het perceel;

één en ander in samenhang bezien met het inpassingsplan zoals dat in de toelichting van het bestemmingsplan wordt besproken.

3.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en gebouwen voor de uitoefening van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel en/of bedrijfsgebonden detailhandel;
  • b. een gebruik voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • c. een gebruik voor risicovolle inrichtingen;
  • d. een gebruik voor seksinrichtingen;
  • e. een gebruik voor bewoning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Ondergronds bouwen

Onderkeldering is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en ter plaatse van gebouwen, waarbij de diepte niet meer dan 4,5 m mag bedragen.

5.2 Nutsvoorzieningen

Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen worden opgericht, met dien verstande dat deze -indien het gebouwen betreffen-geen grotere inhoud hebben dan 70 m3 en geen grotere goothoogte dan 4 m, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreffen-geen grotere oppervlakte hebben dan 10 m² en geen grotere bouwhoogte dan 4 m.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

Onder een gebruik strijdig met het plan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting.

Artikel 7 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de ligging en/of afmetingen van de bouwgrens, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwgrens mag met niet meer dan 2 m worden verschoven;
  • b. het bouwvlak mag met niet meer dan 5% worden vergroot;
  • c. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • d. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 8 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Bedrijf - co-vergistingsinstallatie Cothen'.