direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Rumelaarseweg 46 plus Perceel I 191
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0351.WZ2012bgbrw46pi191-ow01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding en aanleiding

In verband met de verbreding van de A12 tussen Utrecht en Veenendaal is een smalle, lange bosstrook verdwenen. Ter compensatie daarvan zijn 26 faunapassages aangelegd om de doorsnijding die de weg en de spoorlijn veroorzaken, te verzachten. Eén daarvan is het ecoduct Rumelaar dat de verbinding vormt tussen het gelijknamige landgoed en de omgeving van het Leersumse Veld. Dit ecoduct kan een belangrijke rol gaan spelen ten behoeve van de uitwisseling van dieren van de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug die deze passage als doorgang naar de Gelderse Vallei gebruiken. Ten noorden van het ecoduct wordt -aanvullend- een ander deel van de natuurcompensatie gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WZ2012bgbrw46pi191-ow01_0003.png"

Afbeelding 1: Ecoduct Rumelaar met in het midden aan de onderzijde van de afbeelding de woning aan de Rumelaarseweg 46.

Teneinde het ecoduct optimaal te laten functioneren is het zaak dat zo min mogelijk sprake is van verstorende elementen in de directe omgeving daarvan. Daarbij kan worden gedacht aan onder meer woningen. Mede om die reden is besloten de woning aan de Rumelaarseweg 46, die direct naast het ecoduct is gelegen, te verplaatsen naar een andere locatie binnen het landgoed. Andere redenen zijn het feit dat de woning door de ligging in de nabij van de A-12 ook hinder ondervindt van het weg- en railverkeer en het fijn stof. Voorts vormen het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A-12 en de ligging van een brandstofleiding ten zuiden van de woning ook een (gezondheids)risico voor de bewoners.

Het voorliggende wijzigingsplan voorziet in de planologische verankering van het plan om de woonfunctie op het perceel Rumelaarseweg 46 te beëindigen en te verplaatsen naar het kadastrale perceel sectie I, nummer 191 te Woudenberg. Beide locaties zijn gelegen binnen het Landgoed Ringelpoel. Daarnaast voorziet dit wijzigingsplan in het toekennen van een natuurbestemming aan de gronden ten noorden van het ecoduct Rumelaar.

Om deze wijziging door te kunnen voeren, is het noodzakelijk om de gronden van het perceel Rumelaarseweg 46 met de bestemming "Wonen" te wijzigen in de bestemming "Natuur" en de gronden van het kadastrale perceel, sectie I, nummer 191 met de bestemming "Agrarisch" worden gewijzigd in de bestemming "Wonen".

Het bestemmingsplan Buitengebied 2010 voorziet in deze ontwikkeling door middel van een wijzigingsbevoegdheid die in het plan is opgenomen. Het bestemmingsplan is opgesteld op grond van artikel 3.1 Wro en wordt als ontwerp ter inzage gelegd. Tegelijkertijd worden betrokken instanties om advies gevraagd.

1.2 Ligging en begrenzing plangebieden

Het bestemmingsplan heeft betrekking op twee afzonderlijke percelen in het buitengebied van Woudenberg (zie afbeelding 2). Het perceel waar de nieuwe woning wordt gerealiseerd ligt aan dat deel van de Rumelaarseweg dat bereikbaar is via de Rottegatsteeg en de Strubbelenburg (locatie Ruimzicht). Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Woudenberg, sectie I, nummer 191. Het andere perceel betreft het perceel met de bestaande woning aan de Rumelaarseweg 46.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WZ2012bgbrw46pi191-ow01_0004.jpg"

Afbeelding 2: ligging plangebieden

1.3 Inhoud van het wijzigingsplan

Het wijzigingsplan Rumelaarseweg 46 plus Perceel I 191 vormt de planologische verankering van de verplaatsing van de woning aan de Rumelaarseweg 46 naar het perceel I 191 en de omvorming van het perceel aan de Rumelaarseweg 46 naar natuur.

Het wijzigingsplan bestaat uit de volgende onderdelen: een verbeelding, alsmede een toelichting daarop. De regels verwijzen naar de regels van het bestemmingsplan Buitengebied 2010 waarop dit wijzigingsplan betrekking heeft. De toelichting is niet juridisch bindend maar vormt wel een belangrijk onderdeel omdat hierin de achtergronden en overwegingen die aan het wijzigingsplan ten grondslag liggen.

De regels en verbeelding vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan en moeten in relatie met elkaar worden gelezen en begrepen. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de regels van bestemmingsplan Buitengebied 2010 onverkort van toepassing zijn. Het wijzigingsplan is opgesteld volgens de RO standaarden 2012.

1.4 Leeswijzer

Na deze algemene inleiding zal in de komende hoofdstukken aandacht worden besteed aan: de bestaande situatie, de beoogde ontwikkelingen en toetsing aan de in het bestemmingsplan Buitengebied gestelde voorwaarden voor wijziging, het ruimtelijk beleidskader, het cultuurhistorisch kader, het natuurkader, de milieuhygiënische aspecten en de uitvoerbaarheid (hoofdstukken 2 en 3).

Gelet op het feit dat de ontwikkelingen die met voorliggend wijzigingsplan worden geregeld al hun grondslag vinden in het recent vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied 2010, is in voornoemde hoofdstukken in beginsel volstaan met een verwijzing daarnaar. Voor zover sprake is van nieuwe ontwikkelingen, zoals nieuw vastgesteld beleid, heeft een aanvulling plaatsgevonden.

Hoofdstuk 2 Voorwaarden toepassing wijzigingsbevoegdheid

2.1 Geldend bestemmingsplan

Beide plangebieden vallen onder de werking van het Bestemmingsplan Buitengebied 2010 dat is vastgesteld op 23 september 2010.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WZ2012bgbrw46pi191-ow01_0005.jpg"

Afbeelding 3: uitsnede plankaart Bestemmingsplan Buitengebied 2010,

bron: www.ruimtelijkeplannen.nl

In dit bestemmingsplan heeft de locatie Ruimzicht de bestemming "Agrarisch" (zie afbeelding 3). Tevens is aan deze gronden de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 3" toegekend. Daarnaast is een aantal aanduidingen opgenomen in de vorm van een wro-zone - wijzigingsgebied 1, die de begrenzing vormt van het betreffende agrarische perceel, en wijzigingsgebied 7 dat een ruimere begrenzing kent. De wijzigingsbevoegdheid voor wijzigingsgebied 1 voorziet in de wijziging van de gronden van Agrarisch naar Wonen ten behoeve van het verplaatsen van de woning aan de Rumelaarseweg 46. De wijzigingsbevoegdheid voor wijzigingsgebied 7 voorziet in het wijzigen van de bestemmingen Agrarisch en Agrarisch met Waarden in de bestemmingen "Bos" en "Natuur".

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WZ2012bgbrw46pi191-ow01_0006.jpg"

Afbeelding 4: uitsnede plankaart Bestemmingsplan Buitengebied 2010,

bron: www.ruimtelijkeplannen.nl

De woning aan de Rumelaarseweg 46 heeft in het bestemmingsplan de bestemming "Wonen" (zie afbeelding 4). De naastgelegen percelen hebben de bestemming "Agrarisch". Daarnaast is een aantal aanduidingen opgenomen in de vorm van wro-zones. De wro-zone - wijzigingsgebied 8 volgt de begrenzing van de bestemming "Wonen". Het als wijzigingsgebied 7 aangeduide gebied kent een ruimere begrenzing maar omvat tevens onderhavig perceel. Een zone langs de rijksweg en de spoorlijn is aangeduid als wro-zone, wijzigingsgebied 3.

De wijzigingsbevoegdheid voor wijzigingsgebied 3 voorziet in de wijziging van de gronden met de bestemming "Wonen" in de bestemming Natuur". De wijzigingsbevoegdheid voor wijzigingsgebied 7 voorziet in het wijzigen van onder meer de bestemming "Agrarisch" in de bestemmingen "Bos" en "Natuur". De wijzigingsbevoegdheid voor wijzigingsgebied - 8 voorziet in de mogelijkheid om de bestemming "Wonen te wijzigen in de bestemming "Agrarisch met waarden - landschaps- en natuurwaarden" en de bestemming "Natuur".

Beide percelen liggen in het gebied dat is aangeduid als reconstructiewetzone - verwevingsgebied.

In hoofdstuk 2 wordt beschreven welke wijzigingsbevoegdheden uit het bestemmingsplan Buitengebied 2010 gebruikt worden voor dit wijzigingsplan. Voorts zal worden getoetst of voldaan kan worden aan de voorwaarden uit deze wijzigingsbevoegdheden.

2.2 Wijzigingsvoorwaarden

Om gebruik te kunnen maken van deze wijzigingsbevoegdheden moet worden voldaan aan de voorwaarden die opgenomen zijn in de betreffende wijzigingsbevoegdheden. De relevante voorwaarden uit deze wijzigingsbevoegdheden luiden voor de verschillende onderdelen als volgt:

Voor het wijzigen van Agrarisch naar Wonen (artikel 35.4 Wro-wijzigingszone wijzigingsgebied 1):

  • a. wijziging is noodzakelijk voor de verplaatsing van de woning Rumelaarseweg 46;
  • b. er is ten hoogte één woning toegestaan;
  • c. de inhoud van de woning inclusief aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 600 m3;
  • d. de goothoogte van de woning bedraagt ten hoogste 6 meter en de bouwhoogte ten hoogste 10 meter;
  • e. de oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 80 m²;
  • f. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 meter en de bouwhoogte ten hoogste 6 meter;
  • g. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • h. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van de waterhuishouding en –kwaliteit ter plaatse.

Voor het wijzigen van Wonen naar Agrarisch met waarden / Natuur (artikel 35.11 Wro - zone wijzigingsgebied 8 en artikel 35.6 Wro-zone wijzigingsgebied 3) geldt als voorwaarde dat:

  • a. de gronden gebruiksvrij dienen te zijn verworven;

en

  • b. het terrein is verworven voor de inrichting als natuurgebied of ecologische verbindingszone, dan wel hebben de eigenaar en gebruiker schriftelijk ingestemd met de natuurontwikkeling;
  • c. wijziging leidt niet tot:
  • een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • negatieve effecten op de waterhuishouding; alvorens de wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder.

Voor het wijzigen van Agrarisch naar Agrarisch met waarden / Natuur (artikel 35.10 Wro-zone wijzigingsgebied 7):

  • a. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van landschaps- en natuurwaarden;
  • b. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende, bestaande agrarische bedrijven.

2.3 Toetsing wijzigingsvoorwaarden

De voorwaarden vermeld in artikel 35.4 komen, met uitzondering van het vermelde in onder sub h, overeen met de bouwregels die opgenomen zijn in de bestemming 'Wonen' van het geldende bestemmingsplan. De aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van de woning zal worden getoetst aan de hierboven vermelde bouwregels.

Het regenwater van de verharde oppervlakten (dakvlakken en verhardingen) van de nieuwe woning zal worden geïnfiltreerd in de bodem. Het afvalwater zal worden aangesloten op de gemeentelijke riolering. De uitvoering van het initiatief heeft daarmee geen nadelige gevolgen door de waterhuishouding en waterkwaliteit. Aan de vermelde voorwaarden wordt met het voorliggende wijzigingsplan voldaan.

Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat het perceel I 191 de bestemming Agrarisch heeft en geen sprake is van specifiek te beschermen landschaps- of natuurwaarden anders dan het algemeen gewaardeerde agrarische cultuurlandschap. Het bouwperceel is zodanig gesitueerd dat bestaande houtwallen en laanstructuren gehandhaafd blijven en ook het zicht op de omgeving blijft grotendeels intact. Op grond daarvan kan worden gesteld dat geen sprake is van een onevenredige aantasting van de landschapsstructuur. Door bij de plaatsbepaling van het bouwvlak een afstand van 20 meter aan te houden tot de bosrand, is bovendien vulling gegeven aan de aanbeveling uit het ecologisch onderzoek.

Burgemeester en wethouders kunnen gebruik maken van de bevoegdheid, zoals vermeld in art 35.11 van de regels, ingeval de gronden gebruiksvrij zijn verworven. De gronden waarvan de woonfunctie komt te vervallen zijn in eigendom van het Landgoed Ringelpoel en behoeve dus niet te worden verworven. Aan deze voorwaarde wordt voldaan.

Landgoed Ringelpoel heeft aangegeven dat het perceel aan de Rumelaarseweg 46 wordt ingericht als natuurlijk grasland, waarmee wordt voldaan aan de in artikel 35.6 opgenomen voorwaarden. Door de wijziging komt de bestaande woning te vervallen en wordt gesloopt. Dit heeft tot gevolg dat de minder verstoring plaatsvindt in de gerealiseerde en in ontwikkeling zijnde ecologische verbindingszone. De ecologische verbindingszone wordt bovendien robuuster doordat deze wordt uitgebreid. Deze ontwikkeling heeft daarmee een gunstig effect op de ontwikkelingsmogelijkheden van naast gelegen percelen. Omliggende agrarische bedrijfspercelen liggen op ruime afstand waardoor ook deze niet (onevenredig) worden belemmerd. Door het slopen van de woning en het verwijderen van de verhardingen op het erf neemt het verharde oppervlak af waardoor het water beter kan infiltreren in de bodem en minder vervuild raakt, bijvoorbeeld door olie van geparkeerde auto's op het erf. Daarmee wordt tevens voldaan aan de voorwaarde dat geen sprake mag zijn van negatieve effecten op de waterhuishouding.

Geconcludeerd kan worden dat voldaan wordt aan alle aan de wijzigingsbevoegdheid verbonden randvoorwaarden. De wijzigingsbevoegdheid kan daarmee worden toegepast.

Hoofdstuk 3 Toetsingsgronden

Het vervallen van de woonfunctie op het perceel Rumelaarseweg 46 en de omzetting van deze gronden in de bestemming "Natuur" behoeft, buiten een toets in het kader van de Flora en faunawet in verband met de sloop, verder geen toetsing aan de hieronder vermelde aspecten omdat deze wijziging geen nadelige effecten heeft op de aanwezige waarden. In aanvulling op hoofdstuk 2 wordt de mogelijkheid tot de bouw van een nieuwe woning op perceel, kadastraal bekend sectie I nummer 191 getoetst aan de volgende aspecten.

3.1 Archeologie

Het perceel waarop de nieuwe woning is voorzien (I 191) heeft zoals in paragraaf 2.1 reeds aangegeven de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 3 (artikel 27). Deze bestemming is toegekend aan gronden waarvoor op grond van de archeologische beleidsadvieskaart een 'middelhoge' verwachting geldt. Dit is blijkens afbeelding 6 voor onderhavig perceel het geval.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WZ2012bgbrw46pi191-ow01_0007.jpg"

Afbeelding 6: uitsnede archeologische beleidsadvieskaart

bron: https://secure.woudenberg.eu/nieuws-en-actualiteit/bestemmingsplannen_42575/item/archeologische-b eleidskaart_12843.html

Deze gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de te verwachten archeologische waarden. Ingevolge het bepaalde in lid 27.2 mag op deze gronden slechts worden gebouwd indien B&W beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt het opstellen niet nodig is, dan wel de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overgelegd waaruit blijkt dat de archeologische waarde van de betrokken locatie in voldoende mate is vastgesteld. Deze bepalingen zijn niet van toepassing aldus 27.2 sub c onder 2 bij bouwwerken die een oppervlakte hebben van ten hoogste 1000m.²

Het bestemmingsvlak heeft een oppervlakte van 800m2 en mag slechts gedeeltelijk worden bebouwd. Dit wijzigingsplan voorziet dan ook niet in ingreep die deze normen overschrijdt. Een nader onderzoek kan daarom achterwege blijven.

3.2 Milieuaspecten

3.2.1 Akoestiek

Aangezien de plannen voorzien in de bouw van een nieuwe geluidgevoelige functie (wonen), is een akoestisch onderzoek in beginsel noodzakelijk. In beginsel bevindt zich langs elke weg waar men harder mag rijden dan 30km/uur een geluidszone. Binnen een geluidszone moet voor het realiseren van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen onderzoek worden gedaan naar de optredende geluidsbelasting.

De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging ten opzichte van het (binnen)stedelijk gebied:

Stedelijk gebied  
1 - 2 rijstroken   200m  
3 of meer rijstroken   350m  
Buitenstedelijk gebied  
1 - 2 rijstroken   250m  
3-4 rijstroken   400m  
5 of meer rijstroken   600m  

Voor het plangebied zijn in beginsel de volgende wegen relevant:

  • Rijksweg A12: 100-120 km/u in buitenstedelijk gebied met vijf of meer rijstroken
  • Rottegatsteeg: 60 km weg in buitenstedelijk gebied met één of twee rijstroken
  • Rumelaarseweg: 60km weg in buitenstedelijk gebied met één of twee rijstroken

De afstand van locatie Ruimzicht tot rijksweg A12 bedraagt meer dan 1 km, daarmee ligt het plangebied buiten de geluidszone van de A12. De afstand van locatie Ruimzicht tot de Rottegatsteeg bedraagt ruim 500meter, daarmee ligt het plangebied ook buiten de geluidszone van deze weg. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

De Rumelaarseweg is ter plaatse van het plangebied afgesloten voor doorgaand gemotoriseerd verkeer. Gelet op de ligging en de functie van de weg, die is bedoeld voor de ontsluiting van drie woningen / boerderijen en recreatief langzaam verkeer, is het aannemelijk dat de etmaal intensiteiten over de Rumelaarseweg in dit gebied dermate laag zijn (<500 vervoersbewegingen per dag) dat de geluidbelasting vanwege het wegverkeer niet boven de voorkeursgrenswaarde van 48dB uitkomt. Om die reden is geen akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting op de gevel.

Gelet op de afstand tot de spoorlijn van 1 km kan ook het onderzoek naar de geluidsbelasting vanwege het spoorwegverkeerslawaai achterwege blijven.

3.2.2 Bodemkwaliteit

Het is wettelijk geregeld in de Bouwverordening dat bouw pas kan plaatsvinden als de bodem geschikt is (gemaakt) voor het beoogde doel. Daarom dient bij iedere nieuwbouwactiviteit, zoals die van een nieuwe woning, de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te worden gebracht. Het onderzoek mag in beginsel niet ouder zijn dan 5 jaar en moet een vastgestelde informatiekwaliteit bieden, NEN 5725 voor een historisch onderzoek en NEN 5740 voor een verkennend bodemonderzoek.

De bodemkwaliteit van de gronden voor de bouw van de nieuwe woning op het op het perceel sectie I, nummer 191, is onderzocht door middel van een verkennend bodemonderzoek. Het onderzoek is uitgevoerd door Grondvitaal BV. Doel van het onderzoek was het vaststellen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem. De resultaten van het onderzoek zijn als Bijlage 1 aan het wijzigingsplan toegevoegd.

Voor de betreffende gronden gold als onderzoekshypothese "onverdacht". Deze onderzoekshypothese kan op grond van de onderzoeksresultaten van de grondwatermonsters heel strikt genomen niet gehandhaafd blijven. Het grondwater is lichtverontreinigd met Barium. De aangetroffen concentratie is echter van lichte aard en geeft geen aanleiding tot nader onderzoek. De invloed op de volksgezondheid en het milieu is nihil.

Uit de toetsing van de analyseresultaten aan de Circulaire Bodemsanering 2009 blijkt dat de gemeten gehalten in de ondergrond vanaf 0,0 tot 2,0 m onder maaiveld beneden de achtergrondwaarden liggen.

Algemene conclusie luidt dat met betrekking tot het voorgenomen gebruik van de onderzochte locatie zijn ten aanzien van het aspect bodem geen beperken aan te geven.

3.2.3 Externe veiligheid

In het Besluit Externe Veiligheid zijn de risiconormen vastgelegd voor bedrijven met gevaarlijke stoffen. Het besluit heeft tot doel om zowel individuele burgers, als groepen een minimum

beschermingsniveau te bieden tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen. Gemeenten en provincies

moeten de normen uit het besluit naleven bij het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen en

bij het verlenen van milieuvergunningen. Het besluit is van toepassing op Wm-vergunningplichtige

risicovolle inrichtingen en/of de nabijgelegen beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten.

De verdeling tussen beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten is gemaakt om bepaalde groepen

mensen in het bijzonder te beschermen. Hierbij spelen het aantal, de verblijftijd, de fysieke of

psychische gesteldheid van mensen en de aanwezigheid van adequate vluchtmogelijkheden een rol.

Een woning wordt aangemerkt als een kwetsbaar object.

Raadpleging van de Risicokaart (afbeelding 5) leert dat zich in de buurt van de nieuw te bouwen woning geen risicovolle inrichtingen bevinden. Ook ligt de locatie (ruim) buiten de risicocontouren van de A12, de spoorlijn Utrecht - Arnhem en de buisleiding van Defensie die parallel aan deze tracés loopt. Vanuit het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de met dit plan beoogde wijziging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WZ2012bgbrw46pi191-ow01_0008.jpg"

Afbeelding 5: uitsnede Risicokaart,

bron: http://nederland.risicokaart.nl/risicokaart.html

3.2.4 Luchtkwaliteit

De Wet Luchtkwaliteit is op 15 november 2007 in werking getreden en vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005'. De wet is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:

  • negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken;
  • mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.


De wet voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.


Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe wet geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer dan 3%) ten opzichte van de grenswaarde (een grenswaarde van 3% staat gelijk aan de bouw van circa 1500 woningen met één ontsluitingsweg);
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.

Het wijzigingsplan voorziet in het verplaatsen van een woonfunctie waarbij feitelijk geen sprake is van het toevoegen van nieuwe woningen. De luchtkwaliteit zal hierdoor niet verslechteren.

De nieuwe woonfunctie wordt op grotere afstand van de A-12 geprojecteerd waardoor er sprake zal zijn van een verbetering van de leefkwaliteit ten opzichte van de oude woonsituatie. Een nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.

Hoewel woningen niet zijn aangemerkt als gevoelige bestemming in het kader van het Besluit Gevoelige Bestemmingen (luchtkwaliteitseisen), is in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel gekeken naar de afstand van de nieuwe woning tot de rijksweg. De afstand tot een gevoelige bestemming dient ingevolge het Besluit ten minste 300 meter te bedragen. De afstand tot de nieuwe locatie en de rijksweg bedraagt ruim 1 km. Geconcludeerd kan worden dat vanuit het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de met dit plan beoogde wijziging.

3.2.5 Vormvrije M.E.R.-beoordeling

Op 1 april 2011 is het nieuwe Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging die daarin is aangebracht, is de regel dat bij een m.e.r.-beoordelingsprocedure de toetsing aan de drempelwaarden in de D-lijst alleen niet toereikend is. Indien een activiteit een omvang heeft die onder de grenswaarden ligt, dient op grond van de selectiecriteria in de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling te worden vastgesteld of belangrijke nadelige gevolgen van de activiteit voor het milieu kunnen worden uitgesloten. Pas als dat het geval is, is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.

In het kader van de wijziging van het Besluit m.e.r. is een handreiking opgesteld waarmee dat kan worden bepaald. Voor de daarbij horende toets van de activiteit wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gebruikt. Uit deze toets kunnen twee conclusies volgen: belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten of belangrijke nadelige milieueffecten zijn niet uitgesloten.

In het eerste geval is de activiteit niet m.e.r.(-beoordelings)-plichtig in het andere geval dient een m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd en de bijbehorende procedure te worden gevolgd.

In het plangebied is sprake van het verplaatsen van een woonfunctie binnen een landgoed waardoor een milieuhygienisch/ruimtelijk probleem wordt opgelost. Dit wordt niet aangemerkt als een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit.

In de directe omgeving van plangebied liggen geen beschermde Natura 2000 gebieden. Het gebied maakt geen deel uit van de EHS, maar is aangewezen als 'groene contour-gebied. Door de uitvoering van het wijzigingsplan zal het aantal mensen in en rond het plangebied niet toenemen. Uit de onderzoeksresultaten van het ecologisch onderzoek, zoals vermeld in paragraaf 3.3. blijkt er geen negatieve uitstraling van de ingreep op de natuur in de omgeving is te verwachten.

Op basis hiervan wordt geconcludeerd worden dat het milieubelang van ten behoeve van het wijzigingsplan in voldoende mate is afgewogen en dat er geen nadelige effecten van deze ontwikkeling op het milieu zijn te verwachten.

3.3 Natuurwaarden

3.3.1 Natuurbeschermingswet

De Natuurbeschermingswet (Nbw) beschermt alleen de op grond van deze wet aangewezen

gebieden, de zogenaamde speciale beschermingszones. De Natuurbeschermingswet is in oktober

2005 in werking getreden. Met deze wet zijn de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn van de Europese

Unie omgezet in nationale regelgeving, wat heeft geresulteerd in de aanwijzing van 126 Europees

beschermde natuurgebieden, de zogeheten Natura 2000- gebieden. Op grond van deze wetgeving is

het in en in de nabijheid van Natura 2000-gebieden en beschermde natuurmonumenten verboden om

zonder vergunning activiteiten of handelingen uit te voeren in een speciale beschermingszone als

deze, gelet op de instandhoudingdoelstellingen van het gebied, die de kwaliteit van de habitats

zouden kunnen doen verslechteren of een verstorend effect zouden kunnen hebben op de soorten

waarvoor het gebied is aangewezen.

De dichtstbijzijnde Natura 2000 gebied zijn "Groot Zandbrink, Binnenveld en Kolland & Overlangbroek". Als kanttekening wordt opgemerkt dat Groot Zandbrink weliswaar is aangemeld als Natura 2000 gebied, maar dat de minister inmiddels heeft verzocht Groot Zandbrink van de lijst te schrappen. Dit is nog niet gebeurd. In de wijde omgeving van het plangebied bevinden zich voorts de volgende beschermde natuurmonumenten: Groot Zandbrink, Schoolsteegbosjes en het Meeuwenkampje. De afstand tot de Natura 2000 gebieden en de beschermde natuurmonumenten is gelet op de locatie van het plangebied en de beoogde ingrepen, echter van dien aard dat deze geen belemmeringen of extra randvoorwaarden meebrengen. Het plangebied maakt geen deel uit van en is niet in de nabijheid van Natura 2000-gebieden gelegen, zodat geen vergunning hoeft te worden aangevraagd uit hoofde van de Nbw.

3.3.2 Strategische milieubeoordeling / Plan-m.e.r.

Sinds juli 2001 is ook de Europese richtlijn Strategische Milieubeoordeling (21-7-2001) van

toepassing. De omzetting naar Nederlands recht (Wet milieubeheer) heeft plaatsgevonden in de

Natuurbeschermingswet (Nbw). Een Strategische Milieu Beoordeling (SMB) of Plan-m.e.r. is verplicht

bij wettelijk of bestuursrechtelijk voorgeschreven plannen die mogelijk belangrijke gevolgen voor het

milieu hebben (aanzienlijke effecten). Daarbij moet worden gedacht aan structuurplannen,

bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen en wijzigingsplannen.

Als een dergelijk plan aan de orde is, dient te worden onderzocht of het een plan is dat het kader

vormt voor toekomstige m.e.r.-plichtige activiteiten zoals vermeld in de onderdelen C en D van de

bijlage bij het Besluit MER, zo ja dan dient er een Plan-m.e.r. te worden gemaakt. Voorliggende

bouwplannen komen niet voor in de genoemde bijlagen. Dat betekent dat in beginsel geen

milieurapport hoeft te worden gemaakt, tenzij op grond van de Habitatrichtlijn of de Vogelrichtlijn een

passende beoordeling zou moeten worden gemaakt. Gelet op het gestelde in de voorgaande

paragraaf is ook dat niet aan de orde.

3.3.3 EHS, nee, tenzij

De provincie Utrecht heeft in de structuurvisie uitwerking gegeven aan het contourenbeleid en de ecologische hoofdstructuur (EHS). Op ingrepen in of in de nabijheid van de EHS is het 'nee, tenzij regime' van toepassing. Uit afbeelding 7 blijkt dat het plangebied geen deel uitmaakt van de EHS, wel ligt het binnen een gebied dat is aangeduid met een 'groene contour'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WZ2012bgbrw46pi191-ow01_0009.jpg"

Afbeelding 7: uitsnede kaart Natuur uit Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie,

bron: http://ruimtelijkeplannen.provincie-utrecht.nl/

In de 'groene contourgebieden' wordt de nieuwe natuur niet langer door de provincie aangelegd (en betaald) maar hier liggen wel kansen voor het realiseren van duurzame ecologische kwaliteiten die van belang zijn voor het realiseren van de EHS. In deze gebieden stimuleert de provincie de vrijwillige realisatie van nieuwe natuur via onder andere het rood-voor-groen instrument. Op de groene contour is het nee, tenzij regime niet van toepassing. Wel geldt in deze gebieden dat onomkeerbare ingrepen en processen, zoals grootschalige verstedelijking, die het realiseren van natuur in deze gebieden onmogelijk maken, voorkomen zullen worden.

Concluderend kan worden opgemerkt dat met de verplaatsing van de woning plaatsvindt binnen een groene contourgebied waarbij de woning wordt verplaatst naar een locatie buiten de bufferzone van een sub-TOP gebied dat binnen de EHS is gelegen. Bovendien neemt door het verplaatsen van de woning de verstorende werking op het recent gerealiseerde ecoduct af. Zoals in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie is gesteld, is het nee, tenzij regime niet van toepassing op groene contourgebieden. De plannen zijn kleinschalig en staan daarmee de mogelijkheden om natuur te realiseren niet in de weg. De plannen zijn daarmee niet strijdig met het provinciaal beleid ten aanzien van de EHS.

3.3.4 Flora- en faunawet

Bij elk project, elke locatie of activiteit geldt bovendien een algemene 'zorgplicht' uit hoofde van de

Flora- en faunawet. Deze zorg houdt in ieder geval in dat: "een ieder die weet of redelijkerwijs kan

vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden

veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan

worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden

gevergd, teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden

voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken".

Doel van de Ff-wet is het duurzaam garanderen van het voortbestaan van de in het kader van deze

wet beschermde plant- en diersoorten. Om de instandhouding daarvan te waarborgen moeten de

negatieve effecten van de voorgenomen ingreep zoveel mogelijk voorkomen en beperkt worden.

Daarom is voor een aantal planten en dieren een beschermende verbodsbepaling opgenomen in de

Ff-wet. Gevolg hiervan is dat door middel van ecologisch onderzoek in beeld dient te worden

gebracht welke waarden in het gebied voorkomen en wat de effecten van de voorgenomen ingreep

op die waarden zullen zijn.

In het kader van voorliggende plannen is daarom op beide locaties onderzoek gedaan naar de binnen het plangebied voorkomende natuurwaarden in het kader van de Flora- en Faunawet. De resultaten van het onderzoek maken als Bijlage 2 deel uit van dit bestemmingsplan. Het onderzoek is uitgevoerd in de periode van juni tot oktober 2012. Uit het onderzoek komt naar voren dat beide locaties zich in een soortenrijk gebied bevinden, maar dat het aantal soorten dat bescherming geniet beperkt is. Op de locatie van de bestaande woning één licht beschermde plantensoort is vastgesteld (akkerklokje), vijf soorten strikt beschermde zoogdieren (vier soorten vleermuizen en de das) en vijftien soorten broedvogels. Verder is nog één licht beschermde soort uit de categorie waterjuffers en libellen (tengere pantserjuffer) waargenomen.

Concluderend kan worden gesteld dat met uitvoering van de plannen, mits de bestaande woning buiten het broedseizoen wordt gesloopt, de bepalingen van de Flora- en faunawet niet zullen worden overtreden. Als broedseizoen wordt in de regel de periode van 15 maart tot 15 juli aangehouden. Desalniettemin wordt aanbevolen om voorafgaand aan de sloop in het vroege voorjaar of de nazomer, te (laten) controleren of er geen bezette vogelnesten aanwezig zijn. Als dat wel het geval is, dienen de werkzaamheden te worden uitgesteld totdat het nest verlaten is. Door enkele aanvullende maatregelen te treffen kunnen de aanwezige natuurwaarden bovendien worden behouden / versterkt. Deze randvoorwaarden zijn waar mogelijk verwerkt in de verbeelding door het bouwvlak op de aanbevolen afstand van 20 meter tot de bosrand te positioneren.

3.3.5 Conclusie

Concluderend kan worden gesteld dat het gebied niet in of in de nabijheid van een speciale beschermingszone (Natura 2000) ligt, dan wel in de directe omgeving van een beschermd natuurmonument. Ook komen de voorgenomen activiteiten niet voor op de lijst met activiteiten zoals vermeld in de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit MER.

Het plangebied ligt buiten de rode contouren en buiten de EHS, maar binnen een groene contourgebied, waardoor het nee, tenzij regime niet van toepassing is. De plannen zijn kleinschalig en staat niet in de weg aan het realiseren van nieuwe natuur binnen de groene contour. Doordat in de nabijheid van het ecoduct een woning wordt gesloopt, wordt het functioneren hiervan verbeterd door de plannen. De plannen hebben daarmee een positief effect.

In het kader van de Ff-wet is onderzoek gedaan naar de in beide plangebieden voorkomende natuurwaarden. Concluderend kan worden gesteld dat met uitvoering van de plannen, mits de bestaande woning buiten het broedseizoen wordt gesloopt, de bepalingen van de Flora- en faunawet niet zullen worden overtreden. Als broedseizoen wordt in de regel de periode van 15 maart tot 15 juli aangehouden. Desalniettemin wordt aanbevolen om voorafgaand aan de sloop in het vroege voorjaar of de nazomer, te (laten) controleren of er geen bezette vogelnesten aanwezig zijn. Als dat wel het geval is, dienen de werkzaamheden te worden uitgesteld totdat het nest verlaten is. Door enkele aanvullende maatregelen te treffen kunnen de aanwezige natuurwaarden bovendien worden behouden / versterkt.

3.3.6 Watertoets

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is

beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn. De samenvatting van de watertoets is opgenomen als Bijlage 3.

Het waterschap heeft aangegeven dat in het plangebied geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden liggen, die zijn aangewezen voor regionale waterberging. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op

basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.

Voor de verdere uitwerking en concretisering van de beoogde ontwikkeling, geeft het waterschap aan dat rekening gehouden moet worden met een aantal algemene en gebiedsspecifieke aandachtspunten voor water:

  • 1. Vasthouden - bergen - afvoeren

Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.

  • 2. Schoon houden - scheiden - schoon maken

Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen of randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. Het waterschap verwijst hierbij naar de beslisboom voor het afkoppelen van verhard oppervlak, die te vinden is op de website van het waterschap.

3.4 Nieuw beleid

3.4.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. Daarmee is de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.


Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Wel zijn er 13 nationale belangen opgenomen in de SVIR, die nader zijn uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken kunnen bij of krachtens provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.


In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de 'oude' ontwerp AMvB Ruimte die in 2009 al aan inspraak is onderworpen, en deels uit nieuwe onderwerpen.

Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden. Het betreft alleen die regels uit het eerdere ontwerp van de AMvB Ruimte (d.d. 2 juni 2009), die als nationaal belang in de nog vast te stellen Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) worden herbevestigd: Project Mainportontwikkeling, Rotterdam, Kustfundament, Grote Rivieren (exclusief Maas), Waddenzee en waddengebied, Defensie en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.


Enkele bepalingen zijn hier echter van uitgezonderd. Deze hebben betrekking op provinciaal medebewind en op afwijkingsmogelijkheden en kunnen pas in werking treden op het moment waarop is voorzien in een wettelijke grondslag voor provinciaal medebewind en voor de mogelijkheid tot afwijking van algemene regels. Dit betekent tevens dat de artikelen ten behoeve van nationaal belang 13) Erfgoederen van inwerkingtreding uitgezonderd zijn.


De overige in de SVIR opgenomen nationale belangen, behalve die voor belang buisleidingen, worden neergelegd in een ontwerpwijziging van het Barro. De wijziging van het Barro treedt op een nader te bepalen tijdstip in werking. Het betreft de nationale belangen: Rijksvaarwegen, Grote Rivieren (alleen Maas), Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, EHS, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied.

De opname van het onderwerp buisleidingen in het Barro wordt uitgesteld in afwachting van de behandeling van de Structuurvisie Buisleidingen. In het Barro worden regels gesteld omtrent de planologische bescherming van de EHS. De realisering van de EHS is een taak van de provincie. De gronden van het voorliggende bestemmingsplan zijn gelegen in de EHS / bestaande - nieuwe natuur. Kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 3.3.Natuurwaarden waarin de resultaten van het ecologisch onderzoek zijn beschreven.

3.4.2 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 - 2028

De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 – 2028 en Verordening (beiden vastgesteld 4 februari 2013) geven het ruimtelijk beleid van de provincie Utrecht weer. De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) is een structuurvisie onder de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening. Op grond van de Wro heeft de PRS alleen een zelfbindende werking. Het is bindend voor de provincie, niet voor andere partijen. De PRS gaat daarom vergezeld van een Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) die bindend is voor de gemeenten. De PRV beperkt zich tot onderwerpen die in de PRS zijn aangemerkt als provinciaal belang. Echter, niet alles wat van provinciaal belang is staat zonder meer in de PRV. Bij het beleid in de PRS is telkens aangeven of en zo ja wat van dat beleid via de PRV doorwerkt naar gemeenten.

De provincie Utrecht baseert haar voorgenomen ontwikkeling tot 2025 op drie pijlers:

  • een duurzame leefomgeving;
  • vitale dorpen en steden;
  • landelijk gebied met kwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WZ2012bgbrw46pi191-ow01_0010.jpg"

Afbeelding 8: Uitsnede Visiekaart Provinciale Structuurvisie 2013 - 2028

bron: http://www.puzzelenmetdeprovincie.nl/publish/library/562/visiekaart_prs.pdf

Voorgenomen ontwikkeling landelijk gebied

Ontwikkeling van de kwaliteit van het landelijk gebied is noodzakelijk omdat deze bijdraagt aan het vestigingsmilieu. Uiteraard is daarbij essentieel dat stad en land goed met elkaar zijn verbonden.

De aantrekkelijkheid van het landschap wordt in belangrijke mate bepaald door de kernkwaliteiten. De door de provincie voorgestane ontwikkeling richt zich op behoud en versterking van de kernkwaliteiten. Dit sluit vaak aan bij de cultuurhistorie van het landschap.

Op grond van Europees beleid heeft de provincie ook een verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de natuur. Biodiversiteit en beleefbare natuur dragen echter ook bij aan het aantrekkelijke vestigingsklimaat van de provincie. Verbetering van de wisselwerking tussen het bodem-, en watersysteem, de natuur en het menselijk handelen, moet een kwaliteitsverbetering van de natuur opleveren. Dit is door de provincie uitgewerkt in de vorm van de aanwijzing van de Ecologische Hoofd Structuur en de aanwijzing van 'groene contour' gebieden, zoals beschreven in paragraaf 3.3.

Algemeen geldt dat de provincie een terughoudend beleid voert ten aanzien van nieuwe stedelijke functies in het buitengebied. Daar waar nieuwe stedelijke functies kunnen bijdragen aan de provinciale belangen in het landelijk gebied, bieden wij speelruimte via ons kwaliteitsinstrumentarium. Zo mogelijk wordt, op gebiedsniveau en in samenspraak met de gemeente kwaliteitsverbetering gestimuleerd. Regels hiervoor zijn opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

Beide plangebieden maken deel uit van het landschap van de Gelderse Vallei (zie afbeelding 8). Bij ontwikkelingen in het landschap van dient de kleinschaligheid ervan te worden behouden. Daarnaast wordt aandacht gevraagd voor het waarborgen, versterken en ontwikkelen van de contrasten in de te onderscheiden deelgebieden van de Gelderse Vallei.

Concluderend kan worden gesteld dat onderhavige plannen kleinschalig zijn en bijdragen aan de realisatie van de EHS in de vorm van het realiseren van robuuste ecologische verbindingen. Daarnaast vormt onderhavig wijzigingsplan een uitwerking van de bevoegdheid zoals deze is opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied 2010 waarbij de provincie als gesprekspartner betrokken is geweest. Er zijn vanuit provinciaal beleid geen belemmeringen die in weg staan aan uitvoering van de plannen die met onderhavig wijzigingsplan worden verankerd.

3.4.3 Ontwerp Structuurvisie Woudenberg 2030

In de Structuurvisie van de Gemeente Woudenberg zijn de denklijnen verwoord voor de ruimtelijke invulling ten aanzien van wonen, werken en recreëren voor de periode tot 2030. De Structuurvisie biedt tevens kaders voor de toekomst om te anticiperen op ontwikkelingen en kansen te bieden om tot ontwikkelingen te komen. Het beleid is gericht op het verbinden, combineren en vernieuwen van de landschappelijke en ruimtelijke kwaliteiten en structuren tot een sterk raamwerk: het ruimtelijk economisch structuurbeeld voor 2030.

Voor onderhavige plannen is relevant dat het behoud van landgoederen met hun eigen kwaliteiten en groenstructuren het uitgangspunt is. Daarnaast geldt dat het meer beleefbaar maken, benutten en opstellen van de landgoederen als uitgangspunt om zodoende de aantrekkelijkheid van het buitengebied voor recreanten te verbeteren. Ten aanzien van wonen staat behoud van de bestaande woonkwaliteit centraal. Gestreefd wordt naar een vitale woongemeente met een bijpassend en compleet voorzieningenniveau. Om in de eigen behoeften te voorzien, wil de gemeente voldoende woningbouwmogelijkheden behouden.

De landbouw wordt gezien als belangrijke functie in het buitengebied. In landbouwontwikkelingsgebieden wordt ruimte geboden aan uitbreiding en de ontwikkeling van intensieve veehouderij. Daarnaast wordt hier gestreefd naar versterking van het groen- en landschapsbeheer, voor zover dit de ontwikkeling van de intensieve veehouderij niet belemmert. Naast intensivering, is in toenemende mate sprake van verbreding in de vorm van kleinschalige economische nevenactiviteiten of lokaal geproduceerde (biologische) streekproducten. De gemeente biedt mogelijkheden voor een bredere invulling met recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van kleinschalige activiteiten van gecombineerde sectoren die leiden tot een structuurversterking.

De gemeente streeft per saldo naar een goede balans tussen het te realiseren (stedelijke) programma, de gewenste ruimtelijke kwaliteit en het financieel resultaat. De gemeente stuurt daarbij op minimaal een neutraal resultaat voor alle ruimtelijke opgaven tezamen. Voor particuliere initiatieven worden afspraken gemaakt ten aanzien van kostenverhaal in een exploitatieovereenkomst of – als dat niet mogelijk is – via een exploitatieplan.

Concluderend kan worden gesteld dat voorliggende plannen niet concreet worden beschreven in de (ontwerp) Structuurvisie, maar geen belemmering vormen voor de uitvoering van de plannen en visie die daarin is beschreven. Zoals beschreven in paragraaf 3.5 zullen afspraken worden gemaakt over kostenverhaal.

3.5 Uitvoerbaarheid

3.5.1 Economische uitvoerbaarheid

De gronden waarop onderhavig plan betrekking heeft zijn eigendom van Landgoed Ringelpoel. De realisatie van de plannen vindt plaats voor rekening en risico van de initiatiefnemer. Het is aannemelijk dat de middelen die vrijkomen uit de uitgifte van de bouwkavel voor de nieuwe woning voldoende zullen zijn om de sloopkosten van de bestaande woning aan de Rumelaarseweg 46 te dekken. De kosten voor de omvorming en het beheer van de agrarische gronden naar natuur zijn grotendeels afgedekt met subsidiegelden.

Daarnaast zullen in het kader van het bepaalde in afdeling 6.4 Wro afspraken worden gemaakt tussen initiatiefnemer en de gemeente inzake kostenverhaal en de realisatie van andere onderdelen, zoals het slopen van de bestaande woning en de te realiseren nieuwe natuur, alsmede het op te stellen inrichtingsplan voor de nieuwe bouwkavel. De afspraken hierover zullen worden vastgelegd in een anterieure overeenkomst. De kosten voor de gemeente zijn hiermee 'anderszins verzekerd' als bedoeld in artikel 6.12 lid 2 onder a Wro, waardoor geen verplichting ontstaat om een exploitatieplan vast te stellen.

3.5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Dit wijzigingsplan zal volgens de daarvoor geldende procedures worden gepubliceerd en ter inzage worden gelegd.

Hoofdstuk 4 Conclusie

Op basis van wat in de voorgaande hoofdstukken is beschreven is de conclusie dat het omzetten van de woonfunctie in een natuurfunctie voor het perceel Rumelaarseweg 46 en de bouw van een nieuwe woning op het perceel sectie I, nummer 191 voldoen aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening en dat aan de voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheden wordt voldaan.