direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Voskuilerdijk 12
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0351.WPVoskuilerdijk12-vg01

Toelichting

behorende bij het Voskuilerdijk 12

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Voskuilerdijk 12 is de voormalige bedrijfslocatie van een vogelasiel aanwezig. De eigenaar is voornemens de bedrijfsvoering definitief op te heffen, maar wil wel blijven wonen op het perceel. Om die reden is een functiewijziging naar een woonbestemming nodig, waardoor de aanwezige bedrijfswoning wordt bestemd als een burgerwoning. Daarvoor is dit wijzigingsplan opgesteld.

1.2 Ligging en begrenzing

Het perceel Voskuilerdijk 12 is gelegen in het noordelijke buitengebied van Woudenberg. Het perceel is op circa 4 km ten noordoosten van de dorpskern van Woudenberg gelegen. Ten zuiden van het perceel is het dorp Scherpenzeel gelegen. Kadastraal is het perceel bekend als gemeente Woudenberg, sectie A, nummer 1299.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WPVoskuilerdijk12-vg01_0001.jpg"

Ligging in de omgeving

Het plangebied van dit wijzigingsplan wordt alleen gevormd door het genoemde perceel, voor zover dat nu een bedrijfsbestemming heeft.

1.3 Geldend bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010', in combinatie met de reparatieherziening 'Buitengebied 2013'. Het bestemmingsplan 'Buitengebied 2010 is vastgesteld door de gemeenteraad op 23 september 2010. Het bestemmingsplan 'Buitengebied 2013 (herziening)' is vastgesteld door de gemeenteraad op 27 juni 2013.

Voor het plangebied geldt de bestemming 'Bedrijf', met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vogelasiel'. Middels deze aanduiding is ter plaatse een vogelasiel toegestaan. Bedrijfsbebouwing en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, moeten binnen het bouwvlak gebouwd worden. Er geldt een maximale oppervlakte aan gebouwen en overkappingen van 700 m2. Tevens geldt een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 en 6 meter. Per bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan, met een maximale inhoudsmaat van 600 m3. Voor de bedrijfswoning geldt een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 en 6 meter. De maximale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bedraagt 80 m2 per bedrijfswoning.

Verder geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2'. Hiermee zijn deze gronden mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische waarden. Er geldt een onderzoeksplicht voor archeologisch onderzoek bij bodemingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 0,4 meter onder het maaiveld.

Verder is de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WPVoskuilerdijk12-vg01_0002.jpg"

Uitsnede plankaart met het plangebied globaal in rood omkaderd

In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de functiewijziging naar een woonbestemming. Deze wijzingsbevoegdheid is toereikend om te voorzien in de beoogde functiewijziging. In hoofdstuk 4 wordt op de bij de wijzigingsbevoegdheid horende voorwaarden ingegaan.

1.4 Werkwijze en opzet van de toelichting

Deze toelichting vangt in hoofdstuk 2 aan met een beschrijving van het initiatief. In het daarop volgende hoofdstuk wordt stilgestaan bij het relevante beleidskader. In hoofdstuk 4 vindt de toetsing aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheden plaats. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 de uitvoerbaarheid aangetoond en wordt ingegaan op enkele, andere planologische aspecten. In hoofdstuk 6 wordt de juridische planopzet toegelicht. Afsluitend zijn de resultaten van inspraak en overleg opgenomen.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het initiatief

2.1 Omgeving

Het plangebied is gelegen in het Woudenbergse buitengebied tussen de kernen van Woudenberg en Scherpenzeel. Het plangebied is op ongeveer 4 km ten noordoosten van de kern van Woudenberg gelegen en ongeveer 2 km ten noordwesten van de kern van Scherpenzeel. Het landschap is voornamelijk te typeren als slagenlandschap. Dit is een vrij grootschalig landschap met een regelmatige rechthoekige verkaveling en rechte wegen. Het landschap heeft een open karakter. Beplanting is voornamelijk aanwezig langs de wegen en rond de erven. Het grondgebruik is overwegend agrarisch. De agrarische erven staan verspreid in het landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WPVoskuilerdijk12-vg01_0003.jpg"

Luchtfoto omgeving met het plangebied globaal in rood omkaderd

2.2 Plangebied

Het plangebied is op circa 150 meter ten zuiden van de Voskuilerdijk gelegen, midden in het open agrarische landschap. De Voskuilerdijk is een relatief lange erftoegangsweg die in het zuiden, via de Oud Willaer, aansluit op de provinciale weg tussen Woudenberg en Scherpenzeel, de N224. De Voskuilerdijk 12 heeft dan ook een relatief lange inrit vanaf de Voskuilerdijk. Ten noordoosten van het perceel is een bosperceel aanwezig. Langs de Voskuilerdijk zijn enkele andere agrarische erven aanwezig.

In het plangebied is een woning met overkapping aanwezig. Ook zijn er enkele bedrijfs- en bijgebouwen aanwezig. Deze bedrijfsgebouwen behoorden tot het vogelasiel dat in het plangebied gevestigd was. Inmiddels zijn deze bedrijfsactiviteiten beëindigd. In totaal gaat het om 9 bouwwerken, met een totale oppervlakte van circa 335 m2. De bebouwing is middenin het plangebied gegroepeerd. De bebouwing is bouwkundig in goede staat en betreft geen cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Voor het overige bestaat het plangebied voornamelijk uit opgaande beplantingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WPVoskuilerdijk12-vg01_0004.jpg"

Luchtfoto met het plangebied globaal in rood omkaderd

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WPVoskuilerdijk12-vg01_0005.jpg"

Foto's woning met overkapping

2.3 Voornemen

Het plangebied heeft momenteel een bedrijfsbestemming, waar een vogelasiel is toegestaan. Van deze bedrijfsvoering is echter geen sprake meer. De eigenaar van het perceel wil graag blijven wonen op het perceel, maar dat is conform de huidige bestemming niet mogelijk als er geen bedrijf geëxploiteerd wordt. De eigenaar wil dan ook gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid om de bestemming te wijzigen naar een woonbestemming. Via deze wijze kan het beoogde gebruik wel op een legale wijze plaatsvinden.

Gelijktijdig met de functieverandering zullen een aantal bouwwerken gesloopt worden. Het gaat om een volière, kantoor, kippenhok en een overkapping. Op onderstaande afbeelding is een overzicht weergeven van alle bebouwing, inclusief de te slopen gebouwen. In totaal zal er circa 129 m2 gesloopt worden.

In het geldende bestemmingsplan is een maximale inhoudmaat voor woningen inclusief aan- en uitbouwen geregeld. Om die reden wordt de volière die tegen de woning aangebouwd is niet gezien als bijgebouw, maar wordt bij de inhoud van de woning gerekend. Circa 206 m2 aan bouwwerken zal gehandhaafd blijven. Daarmee wordt nagenoeg voldaan aan het bepaalde onder de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan onder de bestemming 'Bedrijf', namelijk dat er maximaal 200 m2 aan bijgebouwen op het perceel mag staan na functiewijziging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WPVoskuilerdijk12-vg01_0006.jpg"

Overzicht bebouwing

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is vastgesteld op 11 september 2020. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. In totaal zijn er 21 nationale belangen gevormd:

  • 1. Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  • 2. Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit.
  • 3. Waarborgen en versterken van grensoverschrijdende en internationale relaties.
  • 4. Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • 5. Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften.
  • 6. Waarborgen en realiseren van een veilig, robuust en duurzaam mobiliteitssysteem.
  • 7. In stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit.
  • 8. Waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving.
  • 9. Zorg dragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten.
  • 10. Beperken van klimaatverandering.
  • 11. Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening, die in 2050 CO2-arm is, en de daarbij benodigde hoofdinfrastructuur.
  • 12. Waarborgen van de hoofdinfrastructuur voor transport van stoffen via (buis)leidingen.
  • 13. Realiseren van een toekomstbestendige, circulaire economie.
  • 14. Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit).
  • 15. Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoende beschikbaarheid van zoetwater.
  • 16. Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat.
  • 17. Realiseren en behouden van een kwalitatief hoogwaardige digitale connectiviteit.
  • 18. Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie.
  • 19. Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang.
  • 20. Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit.
  • 21. Ontwikkelen van een duurzame visserij.

Om ook daadwerkelijk uitvoering te geven aan de NOVI, is de Uitvoeringsagenda 2021-2024 opgesteld. Hierin zijn vier prioriteiten benoemd:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De NOVI is een permanent en aanpasbaar proces. Er wordt uitgegaan van een terugkerende cyclus van vier jaar. Jaarlijks, in het voorjaar, is er een nationale NOVI-conferentie over de voortgang van de uitvoering, nieuwe ontwikkelingen en inzichten. Ook wordt een tweejaarlijkse monitor uitgevoerd door het Planbureau voor de Leefomgeving. Elke vier jaar vindt een uitgebreide beleidsevaluatie plaats, evenals een onderzoek naar de mening van burgers en wordt de NOVI zo nodig aangepast.

Toetsing

Uit de NOVI volgen geen uitgangspunten en/of randvoorwaarden voor de herontwikkeling van het plangebied. Met onderhavige ontwikkeling zijn geen nationale belangen in het geding.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Met het vastgestelde Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (30 december 2011), ook wel Barro genoemd, geeft het Rijk algemene regels voor bestemmingsplannen en wordt een aantal van de nationale ruimtelijke belangen uit de voormalige Nota Ruimte gewaarborgd. Doel van dit besluit is bepaalde onderwerpen uit de SVIR te verwezenlijken, dan wel te beschermen. Het gaat hierbij om de volgende onderwerpen:

  • rijksvaarwegen;
  • hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • elektriciteitsvoorzieningen;
  • buisleidingen van nationaal belang van gevaarlijke stoffen;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • primaire waterkeringen buiten het kustfundament, en
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)

Toetsing

Gelet op de ligging van het plangebied, alsmede de aard en omvang van de beoogde planontwikkeling dat in het voorliggende bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, wordt geconcludeerd dat er geen strijdigheid is met het nationaal ruimtelijk belang, zoals neergelegd in het Barro. Voornoemde onderwerpen hebben geen betrekking op het plangebied.

3.1.3 Ladder duurzame verstedelijking

Artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro luidt sinds 1 juli 2017 als volgt: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

De 'nieuwe ladder' vergt niet meer dat de 'actuele regionale behoefte' wordt beschreven, volstaan kan worden met de 'behoefte'. Relevant is of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling in de zin van het Bro. Artikel 1.1.1, lid 1 Bro geeft de volgende definitie aan stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Voor woningbouwlocaties geldt volgens jurisprudentie (zie de overzichtsuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zaaknummer 201608869/1 d.d. 28 juni 2017) dat er 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling indien er meer dan 11 woningen worden gerealiseerd. Voor 'wonen' is het daarom de lijn, dat er vanaf 12 woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling.

Toetsing

Met onderhavig plan wordt een bedrijfsbestemming gewijzigd naar een woonbestemming. De bedrijfswoning wordt daarmee een reguliere woning. Daarmee is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van het Bro.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Provincie Utrecht

De Omgevingsvisie van de provincie Utrecht is vastgesteld door de Provinciale Staten op 10 maart 2021. De Omgevingsvisie is opgesteld om te zorgen voor een blijvend aantrekkelijke provincie. Via haar ruimtelijk beleid draagt de provincie bij aan een kwalitatief hoogwaardige fysieke leefomgeving, waarin het ook in de toekomst plezierig wonen, werken en recreëren is. De Omgevingsvisie is uitgewerkt aan de hand van 7 thema's en 3 regio's. De thema's zijn als volgt:

  • 1. Stad en land gezond.
  • 2. Klimaatbestendig en waterrobuust.
  • 3. Duurzame energie.
  • 4. Vitale steden en dorpen.
  • 5. Duurzaam, gezond en veilig bereikbaar.
  • 6. Levend landschap, erfgoed en cultuur.
  • 7. Toekomstbestendige natuur en landbouw.

De drie regio's zijn U16, Amersfoort en Foodvalley.

De Omgevingsvisie geeft de ruimtelijke ambities weer van de provincie Utrecht. Hierin staat welke doelstellingen de provincie van provinciaal belang acht, welk beleid bij deze doelstellingen hoort én hoe dit beleid uitgevoerd wordt. Deels loopt deze uitvoering via de Interim Omgevingsverordening, die tegelijk met de Omgevingsvisie is vastgesteld. Op grond van de Wro heeft de Omgevingsvisie alleen een zelfbindende werking. Het is bindend voor de provincie, niet voor andere partijen. De Interim Omgevingsverordening zorgt voor doorwerking van het beleid en is bindend voor de gemeenten.

3.2.2 Interim Omgevingsverordening

De Interim Omgevingsverordening van de provincie Utrecht is vastgesteld door de Provinciale Staten op 10 maart 2021. De omgevingsverordening bevat algemene regels die gemeenten in acht moeten nemen bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen. In de omgevingsverordening staan geen regels die direct doorwerken naar de burgers. In de omgevingsverordening zijn alleen de algemene regels opgenomen, die noodzakelijk zijn voor het waarborgen van de provinciale belangen.

De omgevingsverordening geeft soms harde ruimtelijke grenzen aan. Soms wordt volstaan met de verplichting om een ruimtelijke keuze voor een bepaald beleidsaspect goed te onderbouwen. Daarnaast bevat de omgevingsverordening ook regels die voortvloeien uit het Barro. Bij de verordening zijn verschillende kaarten opgenomen. Navolgend worden de voor het plangebied relevante bepalingen besproken.

Watersysteem

Op de kaart 'watersysteem' is het plangebied gelegen binnen een overstroombaar gebied. Artikel 2.10 bepaalt hierover het volgende:

  • 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen Overstroombaar gebied bevat bestemmingen en regels die rekening houden met overstromingsrisico’s. Binnendijks is dit van toepassing op kwetsbare en vitale objecten en woonwijken en bedrijventerreinen. Buitendijks is dit ook van toepassing op individuele woningen en bedrijven.
  • 2. De motivering op een bestemmingsplan bevat een beschrijving van het door de gemeente te voeren beleid ter zake en de wijze waarop met het overstromingsrisico is omgegaan.

Toetsing

Het plangebied is binnendijks gelegen en met onderhavig plan wordt niet voorzien in woonwijken en bedrijventerreinen. Derhalve hoeft geen rekening gehouden te worden met overstromingsrisico's.

Cultuurhistorie en landschap

Op de kaart 'cultuurhistorie en landschap' is het plangebied gelegen in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur, nader aangeduid als 'militair erfgoed'. Artikel 7.7 bepaalt hierover het volgende:

  • 1. In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties gelegen in de Cultuurhistorische hoofdstructuur wordt rekening gehouden met de waarden van de Cultuurhistorische hoofdstructuur en worden regels gesteld ter bescherming en benutting van deze waarden
  • 2. Als waarden van de Cultuurhistorische hoofdstructuur gelden de kernkwaliteiten, bedoeld in de Bijlage 14 Cultuurhistorie bij deze verordening, voor de volgende gebieden:
    • a. de Historische buitenplaatszone, die bestaat uit de deelgebieden Stichtse Lustwarande, Langbroekerwetering, Vecht, Amersfoortseweg (Wegh der Weegen), Laagte van Pijnenburg, Valleilandgoederen, Amelisweerd, Kasteel de Haar, Landgoed Linschoten, Maarsbergse Flank en Prattenburg-Remmerstein;
    • b. het Militair erfgoed, dat bestaat uit de deelgebieden Nieuwe Hollandse Waterlinie, Oude Hollandsche Waterlinie, Grebbelinie en Soesterberg en omgeving;
    • c. het Agrarisch cultuurlandschap, dat bestaat uit de deelgebieden Lopikerwaard, Kockengen-Kamerik-Zegveld, Westbroek, Linschoten, Ronde Venen, Soester Eng, Cope-ontginningscomplex Hei- en Boeicop e.o. en Zouweboezem;
    • d. de Historische infrastructuur, die bestaat uit de deelgebieden Route Impériale, Via Regia en Wegh der Weegen; en
    • e. de Archeologisch waardevolle zone, die bestaat uit de deelgebieden Utrechtse Heuvelrug, Limes en Dorestad.
  • 3. De motivering van een bestemmingsplan bevat:
    • a. een beschrijving van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden; en
    • b. een beschrijving en motivering van de wijze waarop rekening is gehouden met deze waarden.

Voor onderhavig plan gaat het om de waarden van het militaire erfgoed dat gevormd wordt door de Grebbelinie. De waarden hiervan zijn als volgt beschreven:

De Grebbelinie is een zestig kilometer lange waterlinie, gelegen in de Gelderse Vallei tussen de voormalige Zuiderzee en de Nederrijn. De linie is vanaf het midden van de achttiende eeuw aangelegd om de vijand uit het oosten te weren. De Grebbelinie is een samenhangend verdedigingsstelsel van liniedijk, keerkaden, aarden verdedigingswerken, sluizen, waterlopen, inundatie- en schootsvelden. In 1939/40 is de linie versterkt met loopgraven, tankgrachten en kazematten om een Duitse aanval uit het oosten tegen te houden. De hoofdweerstandslijn, gevormd door het Valleikanaal met liniedijk en de Eem boven Amersfoort, werd toen uitgebreid met een voorpostenlijn en een stoplijn als achterste begrenzing. In 1944/45 is door de Duitse bezetter de ‘Pantherstellung’ deels op de Grebbelinie aangelegd. De verdediging in de breedte is uniek aan deze linie. De forten markeren de plaats van de linie in het landschap, zij liggen op strategische plekken, gebouwd ter verdediging van een acces, zoals (spoor)wegen en stroomruggen. De openheid van de voormalige inundatiegebieden versterkt de beleving van de linie. De Grebbelinie is nog grotendeels ongeschonden aanwezig en manifesteert zich als een groen lint door het landschap.

Van de Grebbelinie willen we de volgende kernkwaliteiten behouden:

  • a. het unieke, in samenhang met het landschap ontworpen negentiende en twintigste-eeuwse hydrologische en militairverdedigingssysteem, bestaande uit een samenhangend stelsel van onder andere forten, dijken, kanalen en inundatiekommen;
  • b. groen en overwegend rustig karakter;
  • c. openheid.

Toetsing
Dit bestemmingsplan voorziet in de bestemmingswijziging naar de bestemming 'Wonen'. In totaal zal er 129 m2 aan bedrijfs- en bijgebouwen gesloopt worden. Door deze afname van de bebouwing zal de openheid versterkt worden. In het plangebied zijn geen verdedigingssystemen aanwezig. Dit bestemmingsplan heeft dan ook geen negatieve invloed op de waarden van de Grebbelinie en het bijbehorende landschap.

Cultuurhistorie en landschap

Op de kaart 'cultuurhistorie en landschap' is het plangebied gelegen binnen het landschap Gelderse Vallei. Artikel 7.9 bepaalt hierover het volgende:

  • 1. Landschap bestaat uit Landschap Eemland, Landschap Gelderse Vallei, Landschap Groene Hart, Landschap Rivierengebied en Landschap Utrechtse Heuvelrug.
  • 2. De kernkwaliteiten zijn per gebied vastgelegd in de Bijlage 15 Kernkwaliteiten Landschap bij deze verordening.
  • 3. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een gebied gelegen in Landschap bevat:
    • a. bestemmingen en regels ter bescherming van de voorkomende kernkwaliteiten; en
    • b. geen bestemmingen of regels die nieuwe activiteiten toestaan die de kernkwaliteiten onevenredig aantasten.
  • 4. De motivering van een bestemmingsplan bevat een beschrijving van de voorkomende kernkwaliteiten en de wijze waarop met de bescherming van de kernkwaliteiten is omgegaan.

De kernkwaliteiten voor het landschap Gelderse Vallei zijn als volgt:

  • 1. rijk gevarieerde kleinschaligheid;
  • 2. Stelsel van beken, griften en kanalen;
  • 3. Grebbelinie;
  • 4. overgang van Vallei naar stuwwal (luwe Flank).

Toetsing

De kleinschaligheid van het landschap is in het plangebied en de omgeving niet aanwezig. De omgeving wordt juist gekenmerkt door een vrij grootschalige, landschappelijke openheid. Onderhavig plan verandert niets aan het stelsel van beken, griften en kanalen. Dit bestemmingsplan doet geen afbreuk aan de landschappelijke kwaliteiten die samenhangen met de Grebbelinie. De genoemde kernkwaliteiten van de Gelderse Vallei worden in dit bestemmingsplan afdoende beschermd.

Wonen, werken en recreëren

Op de kaart 'wonen, werken en recreëren' is het plangebied gelegen binnen 'landelijk gebied'. Artikel 9.2 bepaalt hierover het volgende:

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen Landelijk gebied laat geen verstedelijking toe, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

Toetsing

Onderhavig plan maakt geen nieuwe verstedelijking mogelijk. Het betreft enkel de bestemmingswijziging naar een woonbestemming. De woning is reeds aanwezig.

Conclusie

Onderhavige ontwikkeling is in overeenstemming met de Interim Omgevingsverordening.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Woudenberg 2030

De structuurvisie Woudenberg 2030 is vastgesteld door de gemeenteraad op 24 januari 2019. In de structuurvisie geeft het gemeentebestuur zijn visie over de ruimtelijke invulling voor het wonen, werken en recreëren in Woudenberg voor de komende jaren tot 2030.

Richting 2030 zet Woudenberg in op het verbinden, combineren en vernieuwen van haar kwaliteiten. Een groot deel van deze kwaliteiten is opgehangen aan de landschappelijke en ruimtelijke (verkeers)structuur van Woudenberg, maar versterken elkaar op dit moment onvoldoende. Ze bestaan als het ware naast elkaar. Van west naar oost: recreatie rondom het Henschotermeer en de Pyramide van Austerlitz --> wonen en centrumvoorzieningen in de kern --> werken en horeca op bedrijventerrein Parallelweg en bij hotel Schimmel --> cultuurhistorie bij het Valleikanaal en de Grebbelinie en ten noorden en zuiden daarvan landbouw, natuur en landgoederen. Door het ruimtelijk verbinden en combineren van deze sectoren ontstaat een sterk raamwerk: het ruimtelijk economisch structuurbeeld voor 2030. Hierin benut Woudenberg (de mogelijkheden van) haar kwaliteiten ten volle. Niet alleen door deze te verbinden en te combineren, maar ook door deze:

  • Te vernieuwen: Centrum van Woudenberg tot aantrekkelijk boodschappen-, winkel- en verblijfsgebied voor bewoners en recreanten;
  • Te transformeren te herstructureren en te herontwikkelen: verschillende bedrijventerreinen waarvan bedrijventerrein Parallelweg en de spoorzone de grootste zijn;
  • Te versterken: woningbouw in Woudenberg Oost en op verschillende inbreidingslocaties;
  • Te verbreden: landbouw met verschillende agrarische nevenfuncties;
  • Te beschermen: de intrinsieke waarde van de natuur, landschap en cultuurhistorie. Indien mogelijk dan kunnen deze ook beter benutbaar en beleefbaar worden gemaakt.

Woudenberg ligt in een divers en kwalitatief hoogwaardig landschap. Het groen in de bebouwde kom en het buitengebied van Woudenberg maken de gemeente een aantrekkelijke plaats met een goede woon- en leefkwaliteit. De historisch aanwezige groenstructuur is ontstaan door ontginningen in de Gelderse Vallei en wordt begrensd door de stuwwal van de Utrechtse Heuvelrug. De vallei wordt doorsneden met beken en er zijn veel historische landschapselementen aanwezig zoals houtwallen, elzensingels en historische lanen. Ook zijn in het landschap nog landschapstypen te herkennen zoals het slagen- en kampenlandschap. Hiermee vormt het landschap onmiskenbaar de onderlegger van de gemeente. Het laat niet alleen de geschiedenis en het heden zien, maar is (zeker in het buitengebied) ook een kapstok om toekomstige ontwikkelingen van haar gebruikers aan op te hangen. Deze gebruikers zijn: de agrarische sector, de landgoederen, de intrinsieke waarden van natuur en recreatie. Al eeuwenlang zijn dit de medegebruikers van het landschap. Vroeger hoofdzakelijk de agrarische sector, maar vandaag de dag is het landschap multifunctioneel in gebruik met verschillende functies. Functies die bovendien niet langer naast elkaar staan, maar steeds meer met elkaar samenwerken en in combinatie een sterk recreatief en economisch concept zijn voor het buitengebied.

Toetsing

De gemeentelijke structuurvisie bevat geen specifieke uitgangspunten voor de beoogde functieverandering. In meer algemene zin leidt dit bestemmingsplan wel tot een versterking van de ruimtelijke structuur. Door het verdwijnen van bebouwing wordt het slagenlandschap in het buitengebied van Woudenberg beter herkenbaar en de landschappelijke zone, tussen de Utrechtse Heuvelrug en de dorpskern, wordt versterkt. Ook zal het primaat van de landbouw in het buitengebied niet aangetast worden.

Conclusie

Onderhavig plan is in overeenstemming c.q. niet in strijd met de structuurvisie.

Hoofdstuk 4 Toetsing aan de wijzigingsregels

4.1 Algemeen

Voor het beoogde gebruik van het perceel is een functieverandering nodig naar een woonbestemming. In het bestemmingsplan is binnen de bestemming 'Bedrijf' een wijzigingsbevoegdheid opgenomen (artikel 7.6.1) voor het wijzigen van de bestemming 'Bedrijf' naar de bestemming 'Wonen'. Deze wijzigingsbevoegdheid wordt hierna aangehaald en getoetst.

4.2 Wijzigingsbevoegdheid

7.6.1 Wijzigen bestemming Bedrijf naar Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Bedrijf wijzigen in de bestemming Wonen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond moet zijn dat het bedrijf is beëindigd;
  • b. de wijziging in de bestemming Wonen omvat het gehele bestemmingsvlak, waarbij het aantal woningen niet mag worden vergroot;
  • c. bij wijziging van de gronden met de aanduiding ´bedrijfswoning uitgesloten´ mag ten hoogste één woning worden gebouwd, mits vooraf vaststaat dat binnen het betreffende bouwvlak alle voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt, met uitzondering van de bebouwing, die als bijgebouwen bij de woning kunnen, en gezien de maximale oppervlaktebepalingen, mogen worden aangemerkt;
  • d. de oppervlakte van de te slopen bedrijfsbebouwing als bedoeld onder c bedraagt ten minste 1.000 m2, met inachtneming van hetgeen onder e is bepaald;
  • e. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing mag niet worden gesloopt;
  • f. bij wijziging van de gronden zonder de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' mag ten hoogste het aantal bestaande woningen worden gebouwd/gehandhaafd, mits vooraf vaststaat dat binnen het betreffende bouwvlak alle voormalige (agrarische) bedrijfsgebouwen worden gesloopt, met uitzondering van bebouwing tot maximaal 200 m2 per woning, die als bijgebouwen bij de woning worden aangemerkt, met inachtneming van hetgeen onder e is bepaald;
  • g. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Toetsing

  • a. Er is geen sprake meer van een bedrijf in het plangebied. Al enige tijd is de eigenaar gestopt met het exploiteren van het vogelasiel.
  • b. Onderhavig plan wijzigt het hele bestemmingsvlak van de bedrijfsbestemming naar een woonbestemming. Het aantal woningen blijft gelijk.
  • c. Deze voorwaarde is niet van toepassing. De gronden in het plangebied hebben namelijk niet de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'.
  • d. Deze voorwaarde is niet van toepassing.
  • e. Er is geen cultuurhistorisch waardevolle bebouwing aanwezig in het plangebied.
  • f. Het aantal bestaande woningen blijft gehandhaafd. Daarnaast worden, op nagenoeg 200 m2 na, alle gebouwen gesloopt. In paragraaf 2.3 is dit nader toegelicht.
  • g. Naastgelegen percelen zijn op meer dan 180 meter vanaf het plangebied gelegen. Daarnaast voorziet onderhavig plan niet in nieuwe milieugevoelige functies, enkel de bestaande woning blijft gehandhaafd. Hierdoor zullen de omliggende (agrarische) bedrijven niet onevenredig in hun gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden aangetast worden. In paragraaf 5.1.2 wordt verder ingegaan op milieuzoneringen.

4.3 Conclusie

De beoogde vormwijziging voldoet aan de voorwaarden van beschreven wijzigingsbevoegdheid.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid en overige aspecten

5.1 Milieuaspecten

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In deze paragraaf worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.

5.1.1 Bodem

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.

Toetsing

Onderhavig plan voorziet in een functiewijziging van een bedrijfsbestemming naar een woonbestemming. Dit plan voorziet niet in een nieuwe woning. Praktisch verandert er niets op het perceel. Bijna 20 jaar lang is het perceel alleen gebruikt ten behoeve van het bestaande bedrijf. In deze periode is op het perceel alleen hobbymatig vee gehouden. Verder hebben er geen bodemverontreinigende activiteiten plaatsgevonden. Daarnaast is er geen asbest aanwezig op de daken en ook zijn er ook geen (ondergrondse) tanks aanwezig. Kortom, ondanks de wijziging naar een gevoeligere bestemming, zal het praktische bodemgebruik feitelijk niet veranderen. Een bodemonderzoek is derhalve niet noodzakelijk. De bodemkwaliteit staat de uitvoerbaarheid van onderhavig plan niet in de weg.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gebruikt. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.

Toetsing

Onderhavig plan voorziet in een milieugevoelige functie: de woonbestemming. Derhalve is alleen sprake van inwaartse zonering. In de omgeving van het plangebied zijn de volgende milieubelastende functies aanwezig:

  • Een intensieve veehouderij aan de Voskuilerdijk 20. Hier worden melkvee en vleesvarkens gehouden. Deze veehouderij is op nagenoeg 200 meter vanaf de woning aan de Voskuilerdijk 12 gelegen.
  • Een intensieve veehouderij aan de Voskuilerweg 58. Ook hier worden vleesvarkens gehouden. Deze veehouderij is op 170 meter vanaf de woning aan de Voskuilerdijk 12 gelegen.

Overige milieubelastende functies zijn op ruimere afstand gelegen.

Voor beide veehouderijen geldt milieucategorie 4.1, met een richtafstand van 200 meter voor geur, 30 meter voor stof en 50 meter voor geluid. Op het geuraspect na wordt aan de richtafstanden voldaan. Voor het geuraspect volgen echter de aan te houden vaste afstanden uit de Wet geurhinder en veehouderij, namelijk 50 meter buiten de bebouwde kom. In dat kader is de aanwezige woning echter al een bestaande woning. Het betreft een bedrijfswoning, die geen onderdeel is van een veehouderij. Voor de beide veehouderijen is deze woning reeds een woning van een derden. Door de bedrijfswoning om te vormen tot burgerwoning, verandert het beschermingsniveau van deze woning niet. Er zal sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat in het plangebied. De veehouderijen zijn immers op ruime afstand gelegen.

Milieuzoneringen staan de uitvoerbaarheid van onderhavig plan niet in de weg.

5.1.3 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de planologische medewerking aan nieuwe ontwikkelingen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is alleen gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen: de Voskuilerdijk.

Toetsing

Hoewel onderhavigplan voorziet in een nieuwe, geluidgevoelige woonbestemming, is de woning als geluidgevoelig object reeds aanwezig. Akoestisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.

Op de geluidskaaart van Atlas Leefomgeving ligt de woning aan de Voskuilerdijk 12 op de grens van de zones met een geluidbelasting van <45 dB en 46-50 dB (Lden). De GGD heeft een methode ontwikkeld om via een zogenaamde GES (gezondheideffectscreening) aan te geven wat de geluidskwaliteit in een leefomgeving is. Dit gebeurt in de zogenaamde GES score. Deze loopt van 0 t/m 8, waarbij een score 0 zeer goed is en een score van 8 zeer onvoldoende. Een geluidbelasting van Lden 43-47 dB is aan te merken als goed. Een geluidbelasting van Lden 48-52 dB is aan te merken als redelijk. Gezien de afstand van de woning tot aan de weg, en het feit dat de woning nagenoeg in de zone met een geluidbelasting van <45 dB (Lden) ligt, wordt er vanuit gegaan dat er voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB en dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.4 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.

Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of
  • het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of
  • de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren.

Toetsing

Onderhavig bestemmingsplan voorziet in de bestemmingswijziging van een bedrijfsbestemming naar een woonbestemming waardoor een bedrijfswoning wordt omgezet naar burgerwoning. Daarmee valt dit onder de Regeling niet in betekende mate bijdragen. Een luchtkwaliteitsonderzoek is niet nodig.

5.1.5 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer, de Wet ruimtelijke ordening en de Wabo de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.

  • Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt (verder: PR-contour).
  • Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WPVoskuilerdijk12-vg01_0007.jpg"

Uitsnede risicokaart met de locatie van het plangebied in de rode cirkel aangeduid

Toetsing

Uit bovenstaande uitsnede van de risicokaart blijkt dat het plangebied niet binnen de invloedsfeer van bevi-bedrijven of transportassen van gevaarlijke stoffen gelegen is.

Uit advies van de Veiligheidsregio Utrecht blijkt dat er wel een relevante risicobron aanwezig is: het BRZO bedrijf van Appeldoorn Chemical Logistics BV. Bij deze inrichting kan een ongeval plaatsvinden waarbij zeer toxische stoffen vrijkomen die een toxische wolk kunnen veroorzaken. De effecten van een toxische wolk kunnen tot op een afstand van ongeveer 3000 meter dodelijk zijn.

Gezien de bebouwingsdichtheid langs de weg zal het groepsrisico ver onder de oriënterende waarde liggen. Verder maakt dit plan geen ontwikkeling mogelijk die leidt tot een relevante toename van de persoonsdichtheid langs deze weg. Hierdoor worden groepsrisicoberekeningen niet noodzakelijk geacht.

Op grond van het Bevb kan de verantwoording beperkt blijven indien het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde bedraagt en/of het groepsrisico met minder dan 10% toeneemt. In het buitengebied wordt de waarde 0,1 maal de oriëntatiewaarde nergens overschreden en neemt het groepsrisico niet toe. Hierna wordt de verantwoording van het groepsrisico beperkt toegelicht waarin de volgende verantwoordingselementen worden meegenomen:

  • Personendichtheid en de hoogte van het groepsrisico vóór en na realisatie van het plan;
  • Mogelijkheden voor zelfredzaamheid van de bevolking;
  • Mogelijkheden voor de hulpverlening en bestrijding van een ramp.

Personendichtheid en de hoogte van het groepsrisico vóór en na realisatie van het plan

De personendichtheid rondom het plangebied is zeer gering. Dit plan zorgt er niet voor dat de personendichtheid in het plangebied toeneemt. Dit plan voorziet namelijk alleen in een bestemmingswijziging.

Mogelijkheden voor zelfredzaamheid van de bevolking

De bevolking in het buitengebied bestaat grotendeels uit zeer zelfredzame personen. Er zijn weinig grote groepen mensen of groepen met een grotere kwetsbaarheid in het buitengebied aanwezig. Daarnaast betreft onderhavig plan een functiewijziging voor een bestaande woning. Daarom wordt geacht dat de zelfredzaamheid van de bewoners voldoende is om zichzelf, eventueel met hulp van gezinsleden, in geval van aan ramp in veiligheid te kunnen brengen. Bij een toxische wolk is het advies om binnen te blijven.

Mogelijkheden voor de hulpverlening en rampenbestrijding

Bij een incident dient de brandweer snel te kunnen beschikken over voldoende bluswater, zowel primaire alsook secundaire of tertiaire (open water), om een incident adequaat te kunnen bestrijden. Dit plan voorziet in een functiewijziging, waarbij een aantal bouwwerken gesloopt worden en de bestaande, vergunde woning blijft staan. Op het perceel zijn meerdere brandblussers en een brandslang aanwezig. Daarnaast is er achter de woning een vijver waaruit water onttrokken kan worden. Om deze redenen worden de mogelijkheden voor hulpverlening en rampenbestrijding voldoende geacht en ziet initiatiefnemer geen aanleiding om extra maatregelen te nemen.

5.1.6 Milieueffectrapportage

Dit bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De milieueffecten zijn onderzocht in deze paragraaf. Daaruit volgt geen aanleiding om tot een (vormvrije) m.e.r.--beoordeling over te gaan.

5.2 Archeologie, cultuurhistorie en monumenten

Op 20 juli 2021 is het gemeentelijke archeologiebeleid geactualiseerd. Op de archeologische waarden- en verwachtingskaart is het plangebied grotendeels gelegen in een gebied met een hoge archeologische verwachting. Op de archeologische beleidskaart is dit vertaald naar 'Waarde - Archeologie 4 - hoge archeologische verwachting'. Hier geldt als ondergrens voor archeologisch onderzoek een oppervlakte van 100 m2 én een diepte van 0,3 m -mv.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WPVoskuilerdijk12-vg01_0008.jpg"

Uitsnede archeologische waarden- en verwachtingskaart

Toetsing

Er wordt met dit bestemmingsplan niet voorzien in de realisatie van nieuwe gebouwen. Er zullen enkel bouwwerken gesloopt worden. Het is derhalve niet nodig een archeologisch onderzoek uit te voeren.

In het plangebied zelf zijn geen bijzondere cultuurhistorische waarden aanwezig. Wel is het plangebied gelegen in het cultuurhistorisch waardevolle Grebbelinielandschap. Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe bouwmogelijkheden gerealiseerd. Tevens verdwijnen een aantal bouwwerken op het perceel, wat het landschap ten goede komt. De cultuurhistorische waarden van de Grebbelinie worden niet negatief beïnvloed. Monumenten zijn niet aanwezig in het plangebied.

5.3 Ecologie

Soortenbescherming

Het plangebied betreft nu een bedrijfsperceel, die gelegen is in het buitengebied van Woudenberg. Deze ontwikkeling betreft een functiewijziging naar een woonbestemming. Het is onwaarschijnlijk dat er beschermde soorten aanwezig zijn in/op de te slopen bouwwerken. Het kippenhok, de volière en de overkapping zijn namelijk niet geïsoleerd. Het kantoor is volledig dicht en er zijn geen holten en spleten die mogelijkheid verschaffen voor vleermuizen om in het gebouw te komen. Voor zover bekend zijn er geen jaarrond beschermde nesten aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WPVoskuilerdijk12-vg01_0009.jpg"

Te verwijderen bouwwerken (volière, kantoor, kippenhok, overkapping)

Gebiedsbescherming

Uit een handreiking van de Rijksoverheid (januari 2020) is op te maken dat de bouw van 50 woningen op een locatie op een afstand van 7000 meter van een Natura-2000 gebied, geen effect zal hebben op dat gebied. Het plangebied ligt op meer dan 11 kilometer vanaf het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Veluwe'. Tevens voorziet onderhavig plan niet in nieuwe bouwwerken. Op voorhand is dan ook al uit te sluiten dat onderhavig plan een negatieve invloed heeft op Natura 2000-gebieden. Een Aerius-berekening is voor dit plan dan ook niet noodzakelijk.

Circa 30 meter ten noorden van het plangebied ligt het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Dit plan voorziet alleen in een bestemmingswijziging en de sloop van enkele bouwwerken. Gezien de kleinschaligheid van deze ontwikkeling wordt aangenomen dat er geen significante negatieve effecten optreden op het NNN.

5.4 Waterparagraaf

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.

Toetsing

Voor onderhavig plan is via www.dewatertoets.nl een digitale vergunningscheck uitgevoerd. Het resultaat is opgenomen als Bijlage 1 bij deze toelichting. Hieruit is gebleken dat in het plangebied geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging liggen. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor het onderhavige plan een positief wateradvies gegeven.

Onderhavig plan voorziet in een bestemmingswijziging waarbij niet voorzien wordt in nieuwe bouwmogelijkheden. Er worden enkel een aantal bouwwerken gesloopt. Onderhavig plan verandert dan ook niets aan de waterhuishouding. Ook aan de omliggende sloten en watergangen zal niets veranderen door onderhavig plan.

Negatieve effecten op de waterhuishouding zijn niet aan de orde.

5.5 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen. Onderhavig wijzigingsplan voorziet niet een bouwplan in de zin van de Bro. Derhalve is het vaststellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk.

Met de initiatiefnemer is een overeenkomst gesloten. Hierin is geregeld dat alle kosten die samenhangen met het onderhavig wijzigingsplan voor rekening komen van initiatiefnemer. Deze herziening heeft derhalve voor de gemeente geen financiële gevolgen.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

De wijzigingsbevoegdheid voor het wijzigen van de functie naar een woonbestemming voorziet alleen in het wijzen van het bestemmingsvlak. Met dit plan wordt dan ook alleen de plankaart van het bestemmingsplan Buitengebied 2013 (herziening) gewijzigd. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt overgenomen uit de archeologische beleidskaart van de gemeente Woudenberg. Met dit wijzigingsplan wordt dan ook niet in nieuwe bestemmingsregels voorzien. De geldende regels blijven onverkort gelden. Voor de geldende regels van de verschillende bestemmingen en aanduidingen wordt verwezen naar de regels van bestemmingsplan Buitengebied 2013 (herziening).

Toch bevat dit plan ook eigen regels. Om te voldoen aan wettelijke eisen en om te zorgen voor een goed raadpleegbaar plan wordt in de aanhef van de regels de beoogde wijziging doorgevoerd en wordt bepaald waar het plan overgaat: het wijzigen van de plankaart. Daarnaast gaat het over de administratieve bepalingen die een wijzigingsplan met zich meebrengt. In artikel 1 zijn drie definities opgenomen (plan, wijzigingsplan, bestemmingsplan), om dit wijzigingsplan goed te definiëren en om daarbij de juridische binding met bestemmingsplan Buitengebied 2013 (herziening) aan te geven. Uit de definitie voor wijzigingsplan volgt dat de plankaart van toepassing is. Wettelijk zijn voor wijzigingsplannen overgangsregels en een anti-dubbeltelbepaling voorgeschreven. Deze zijn opgenomen in de artikelen 5 en 6. Verder heeft dit plan een eigen slotregel: artikel 7.

Hoofdstuk 7 Inspraak en overleg

7.1 Vooroverleg

Het concept van dit wijzigingsplan is toegezonden aan de provincie Utrecht in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Daarnaast is dit concept toegezonden aan de Veiligheidsregio Utrecht, de gemeente Woudenberg en het waterschap Vallei en Veluwe. Dit concept is niet toegezonden aan de Rijksoverheid, aangezien er geen nationale belangen in het geding zijn.

Zowel het waterschap Vallei en Veluwe als de provincie Utrecht hebben aangegeven geen opmerkingen te hebben op dit plan. De Veiligheidsregio Utrecht heeft in haar advies aangegeven rekening te houden met het BRZO bedrijf van Appeldoorn Chemical Logistics BV. Dit advies is overgenomen. In het advies is verder beschreven dat de bereikbaarheid en zelfredaamheid voldoende geacht worden. Tot slot constateert de veiligheidsregio dat het plan niet voldoet aan art. 6.30 van het Bouwbesluit 2012. Dit artikel eist dat op maximaal 40 m van het bouwwerk bluswater onttrokken kan worden met een capaciteit van ten minste 30 m3/h. In paragraaf 5.1.5 is toegelicht dat het om een bestaande woning gaat en er op het terrein voldoende voorzieningen voor hulpverlening en rampenbestrijding aanwezig zijn.

7.2 Voorontwerp

De ontwikkeling die dit plan mogelijk maakt, heeft een beperkte invloed op zijn omgeving. Andere, bebouwde percelen zijn op ruime afstand gelegen. Daarom heeft geen voorontwerp van dit plan voor inspraak ter inzage gelegen.

Gezien de participatiewijzer van de gemeente Woudenberg en de kleinschaligheid van dit plan heeft een beperkte participatie plaatsgevonden. Initiatiefnemer heeft de bewoners van de Voskuilerdijk 58 en Voskuilerweg 20 middels een gesprek geïnformeerd over het planvoornemen. De bewoners hebben aangegeven geen bezwaren te hebben tegen dit plan. Dit gaf dan ook geen aanleidingen om het plan aan te passen. Omdat de overige bebouwde percelen op ruimere afstand gelegen zijn, zijn die bewoners niet geïnformeerd. Dit plan maakt geen ingrijpende veranderingen mogelijk, maar enkel een functiewijziging naar wonen.

7.3 Ontwerp

Het ontwerp van dit wijzigingsplan heeft van 11 mei 2022 tot en met 21 juni 2022 ter inzage ter inzage gelegen. Toen zijn geen zienswijzen ingediend.