Plan: | Woudenberg - Dashorsterweg 41 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0351.WPDashorsterweg41-vg01 |
Het perceel Dashorsterweg 41 ligt op landgoed Dashorst in het buitengebied van Woudenberg. In 2008 is een bestemmingsplan gemaakt om de landbouwfunctie op het perceel te vervangen door een woonfunctie. Destijds is gekozen voor de inrichtingsvariant 'Gehucht', waarmee werd aangesloten bij het principe dat historisch gegroeide boerenerven gezamenlijk uitgroeiden toe een klein gehucht met meerdere woningen. In 2010 is dit planologisch verankerd in het bestemmingsplan 'Buitengebied'.
Veel potentiële gegadigden haakten echter af vanwege het feit dat de te realiseren woningen (te) dicht op elkaar moesten worden gebouwd. Om die reden heeft het landgoed in 2016 een alternatief inrichtingsvoorstel laten uitwerken, dat weliswaar voort bouwt op het 'twee erven-principe' maar waarbij de woningen vrijstaand gebouwd konden worden. In 2019 is het bestemmingsplan 'Herziening Dashorst' vastgesteld, waarin dit alternatieve verkavelingsvoorstel planologisch is verankerd.
Om de compactheid en eenheid van het erf te benadrukken, zijn de woningen georiënteerd op het omringende landschap, maar is de oriëntatie van Groot Dashorst leidend voor de indeling van het erf. Om te voorkomen dat de nieuwe bebouwing te veel afbreuk zou kunnen doen aan de kwaliteit van het landschap, zijn op de verbeelding van het bestemmingsplan bouwvlakken aangegeven en is een onderverdeling gemaakt tussen 'voorerfgebied' en 'achtererfgebied'. Om verrommeling tegen te gaan, geldt in beginsel dat hoofdgebouw en bijbehorend bouwwerk bij voorkeur worden geïntegreerd in 1 gebouw. Waar dat niet mogelijk of niet wenselijk is, dienen bijbehorende bouwwerken binnen de grenzen van het oorspronkelijke 'achtererfgebied' te worden gebouwd. Om te voorkomen dat het erf zich verder uitbreidt, dienen de gevels van de woningen die naar buiten zijn gericht als 'voorgevel' te worden beschouwd. Het tussenliggende gebied dient als (achter)erf te worden beschouwd. Deze uitgangspunten zijn ook vertaald naar de planregels van het bestemmingsplan.
Op 2 oktober 2019 is een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een vrijstaande woning. Vervolgens is in 2020 geconstateerd dat de woning in afwijking van de verleende vergunning gedeeltelijk buiten het bouwvlak is gerealiseerd. Aan de noordzijde van de woning is bovendien een aanbouw gerealiseerd in de vorm van een 'veranda' / overdekt terras. Daarbij werd verondersteld dat deze aanbouw (vergunningvrij) kon worden gerealiseerd omdat men deze in het achtererfgebied bouwde. Zoals hiervoor reeds toegelicht, dienen de naar 'buiten' gerichte gevels als 'voorgevel' te worden beschouwd. Daardoor kon de veranda niet vergunningvrij worden gebouwd. Naast de woning is, aan de oostzijde, bovendien een fundering gestort voor een vrijstaand bijgebouw. Door de gemeente is vastgesteld dat zowel de woning (gedeeltelijk) buiten het bouwvlak is gebouwd en dat ook de fundering van het vrijstaande bijgebouw niet in het 'achtererfgebied' is gerealiseerd.
Ter legalisering van deze geconstateerde afwijkingen is namens de eigenaar van de woning Dashorsterweg 41 een principeverzoek ingediend. In reactie op dit principeverzoek is door de gemeente Woudenberg aangegeven dat zij bereid zijn om via een wijzigingsprocedure medewerking te verlenen aan legalisatie van de woning en de aanbouw in de vorm van een veranda. Aanvullend heeft het college aangegeven bereid te zijn om via een buitenplanse afwijkingsbevoegdheid (bijlage ii Bor) ook het bijgebouw te legaliseren. De aanvraag hiervoor kan worden ingediend, nadat het wijzigingsplan van de woning onherroepelijk is geworden.
Voorliggend wijzigingsplan voorziet zodoende in de legalisering van de deels buiten het bouwvlak gerealiseerde woning met aanbouw (veranda).
Het perceel Dashorsterweg 41 ligt in het buitengebied van Woudenberg. Op afbeelding 1 is de ligging weergegeven. De topografische kaart geeft de huidige verkaveling nog niet weer.
Afbeelding 1: Plangebied op topografische kaart van 2020 Bron: www.topotijdreis.nl
Het perceel is kadastraal bekend gemeente Woudenberg, sectie 02, nummer 1550.
Het perceel valt onder de werking van het bestemmingsplan herziening Dashorst dat op 11 juli 2019 is vastgesteld. Hierin hebben de betreffende gronden de enkel bestemming 'Wonen' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2'.
Het wijzigingsplan bestaat uit de volgende onderdelen: een verbeelding en planregels alsmede een toelichting daarop. De regels verwijzen naar de regels van het bestemmingsplan 'Herziening Dashorst', waarin dit wijzigingsplan zijn grondslag vindt. De toelichting is niet juridisch bindend, maar vormt wel een belangrijk onderdeel, omdat hierin de achtergronden en overwegingen die aan het wijzigingsplan ten grondslag liggen, zijn beschreven.
Onderhavig bestemmingsplan heeft betrekking op bouwvlak ter plaatse van het perceel Dashorsterweg 41. Via dit wijzigingsplan wordt het bouwvlak op de verbeelding zodanig verschoven dat de woning geheel in het bouwvlak staat. De begrenzing van het wijzigingsplan loopt daarom gelijk met de grenzen van het bestaande en het verschoven bouwvlak, zoals dat binnen de bestemming 'Wonen' is aangegeven.
De regels en verbeelding vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan en moeten in relatie met elkaar worden gelezen en begrepen. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de regels van het bestemmingsplan 'Herziening Dashorst' onverkort van toepassing zijn.
De toelichting bij dit bestemmingsplan bestaat uit 6 hoofdstukken. Na de inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de huidige en toekomstige situatie. In hoofdstuk 3 worden de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid beschreven. In hoofdstuk 4 wordt het relevante beleid voor het wijzigingsplan behandeld. De verschillende milieu- en omgevingsaspecten die van invloed kunnen zijn op de ruimtelijke ontwikkeling komen aan bod in hoofdstuk 5. Afgesloten wordt met hoofdstuk 7 waarin de focus op de aspecten economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid (de procedure) ligt.
Zoals hiervoor reeds aangegeven, is de woning op het perceel Dashorstweg 41 gedeeltelijk buiten het bouwvlak gebouwd. Uit een terreinmeting (zie bijlage 1 Terreinmeting) blijkt dat de woning in de uiterste noordoost hoek van het bouwvlak is gebouwd. De afstand waarmee de grens van het bouwvlak wordt overschreden, varieert maar bedraagt maximaal circa 2,20m. Aan de noordzijde van de woning is een aanbouw gerealiseerd in de vorm van een veranda / overdekt terras. Deze aanbouw heeft een lengte van 3,60m. De totale overschrijding bedraagt daarmee maximaal 5,80m. Zie afbeelding 2 voor een situatietekening van de ligging van de gerealiseerde woning ten opzichte van het bouwvlak.
De uiteindelijke locatiekeuze voor de woning is ingegeven door de wens om binnen de kadastrale begrenzing van de percelen, op alle percelen zoveel mogelijk privacy voor de bewoners te creëren. De eigenaar van het onderhavige perceel gaf er, mede gelet op de reeds bestaande woningen op het erf en het omringende landschap, de voorkeur aan de woning zoveel mogelijk in de noordoost hoek van het bouwvlak te positioneren.
Vervolgens is er daarbij van uitgegaan dat de veranda aan de noordzijde van de woning kan worden gezien als aanbouw die (in beginsel) ook buiten het bouwvlak gebouwd mag worden. Daarbij heeft men zich – achteraf gezien – kennelijk onvoldoende rekenschap gegeven van de specifieke situatie en de daarop toegesneden specifieke regeling in het bestemmingsplan met betrekking tot 'voorerf' en 'achtererf'. Zodoende is de woning met de bijbehorende veranda, deels buiten het bouwvlak gebouwd.
Afbeelding 2: Situatietekening ligging gerealiseerde woning (rode en roze (stippel)lijn) ten opzichte van het bouwvlak (zwarte lijn) Bron: Meetbv, bewerking Adviesbureau Haver Droeze BNT
In het wijzigingsplan wordt het op de verbeelding aangegeven bouwvlak verschoven, zodat de gerealiseerde woning (met veranda) geheel binnen het bouwvlak ligt.
Afbeelding 3: Nieuwe verbeelding
Bron: Haver Droeze BNT
Het perceel Dashorsterweg 41 valt onder de werking van het bestemmingsplan 'Herziening Dashorst' dat op 11 juli 2019 is vastgesteld (zie afbeelding 4). Het bestemmingsplan is een herziening van het bestemmingsplan 'Buitengebied Woudenberg geconsolideerd' en voorziet in de splitsing van het meest westelijk gelegen bouwvlak op het perceel, zodat in plaats van 2 geschakelde woningen, 2 vrijstaande woningen kunnen worden gebouwd. Tevens voorziet het bestemmingsplan in een specifieke regeling voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken.
Afbeelding 4: Bestemmingsplan Herziening Dashorst Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl
Voor het gebied is in 2008 door Taken Landschapsarchitectuur en Ecologie een inrichtingsplan uitgewerkt voor functieverandering van agrarisch naar wonen voor boerderij Groot – en Klein Dashorst als alternatieve duurzame economische drager voor het landgoed Dashorst. Beide erven zijn via een laan met elkaar verbonden die via de monumentale schaapskooi loopt. Deze plannen zijn in 2010 in het 'Bestemmingsplan Buitengebied' planologisch verankerd.
Veel potentiële gegadigden haakten echter af vanwege het feit dat de te realiseren woningen (te) dicht op elkaar gebouwd dienden te worden. Om die reden heeft het landgoed in 2016 een alternatief inrichtingsvoorstel laten uitwerken dat weliswaar voort bouwt op het twee erven-principe, maar waarbij de woningen vrijstaand worden gebouwd met enige onderlinge afstand.
Om de compactheid en de eenheid van het erf te benadrukken, wordt tussen de woningen op strategische plaatsen beplanting aangeplant c.q. teruggebracht. De woningen zelf zijn georiënteerd op het omringende landschap, waarbij de oriëntatie van Groot Dashorst leidend blijft. Om te voorkomen dat de bijbehorende bouwwerken in de vorm van (vrijstaande) bijgebouwen afbreuk doen aan de kwaliteit van het landschap is expliciet aandacht besteed aan de vraag welk deel van het erf moet worden beschouwd als 'achtererfgebied' en welk deel als 'voorerf'.
Om verrommeling tegen te gaan geldt in beginsel dat hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken bij voorkeur worden geïntegreerd in één gebouw. Waar dat niet wenselijk of mogelijk is, dienen bijbehorende bouwwerken binnen de grenzen van het oorspronkelijke 'achtererfgebied' te worden gebouwd. Om te voorkomen dat het erf zich verder uitbreidt worden de gevels van de nieuw te bouwen woningen die 'naar buiten zijn gericht' als voorgevel beschouwd. Het tussenliggende gebied dient als achtererfgebied te worden beschouwd (zie afbeelding 5). Deze uitgangspunten zijn, net zoals dat al was gedaan in het toen geldende plan door middel van een aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' vertaald naar de planregels en de verbeelding van het bestemmingsplan 'Herziening Dashorst'.
Afbeelding 5: situatie voorerf / achtererf Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl / Bestemmingsplan Landgoed Dashorst, paragraaf 2.4
Artikel 3.6.2 van het bestemmingsplan 'Herziening Dashorst' biedt de mogelijkheid voor burgemeester en wethouders om het bouwvlak te wijzigen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
De woning is weliswaar gedeeltelijk buiten het bouwvlak, maar wel geheel binnen het bestemmingsvlak gebouwd (zie afbeelding 2). Om de woning te legaliseren, kan het bouwvlak verschoven worden zodanig dat de hele woning, inclusief de aangebouwde veranda, binnen het bouwvlak ligt zonder dat het bouwvlak daarbij buiten de bestemmingsgrens van het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt gelegd. Aan deze voorwaarde kan zodoende worden voldaan.
Met betrekking tot de vraag in hoeverre toepassing van de wijzigingsbevoegdheid leidt tot een onevenredige aantasting van het landschap kan worden opgemerkt, dat het de wens is om de nieuwe bebouwing onderdeel te laten uitmaken van het cluster Groot Dashorst. Bij de begrenzing en de vorm van het bestemmingsvlak 'Wonen' en de daarbinnen aangegeven bouwvlakken is nadrukkelijk rekening gehouden met dit principe. Door het bouwvlak te verplaatsen, wijzigt de onderlinge positionering van de woningen ten opzichte van elkaar met enkele meters. De grenzen van het bestemmingsvlak worden echter niet doorsneden, zoals onder a uiteengezet. De ruimtelijke begrenzing van dit cluster wordt versterkt door het aanplanten van kavelgrens beplanting.
Wat betreft het feit dat de gerealiseerde locatie van de woning afwijkt van de in het inrichtingsplan voorgestelde locatie kan worden opgemerkt dat ook elders binnen het cluster is gekozen voor een enigszins afwijkende oriëntatie van een nieuw te bouwen woning. Deze keuzes verdragen zich echter met de losse setting van dergelijke erven binnen het kampenlandschap. Zodoende kan worden gesteld dat toepassing van de wijzigingsbevoegdheid niet leidt tot een onevenredige aantasting van het landschap. Daarmee is voldaan aan de voorwaarde dat toepassing van de wijzigingsbevoegdheid niet leidt tot een onevenredige aantasting van het landschap.
De maatvoeringseisen voor woningen worden met voorliggend plan niet gewijzigd ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Met uitzondering van de positionering van de woning, is het bouwplan dan ook in overeenstemming met de maatvoeringseisen voor woningen in het bestemmingsplan, zodat aan de voorwaarde is voldaan dat de maatvoeringseisen uit het bestemmingsplan ten aanzien van woningen in acht worden genomen.
De woning wordt binnen de grenzen van het bestemmingsvlak 'Wonen' gepositioneerd. De gekozen locatie brengt mee dat op alle percelen sprake is van 'maximale privacy'. Doordat de overschrijding van de bouwgrenzen relatief beperkt is en de afstand tot omliggende (agrarische) bedrijven relatief groot is, leidt aanpassing van het bouwvlak niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
Daarmee kan worden gesteld dat aan alle wijzigingsvoorwaarden kan worden voldaan, zodat legalisering via toepassing van de wijzigingsbevoegdheid mogelijk is.
In dit hoofdstuk worden alleen de beleidsstukken behandeld die zijn vastgesteld nadat het bestemmingsplan 'Herziening Dashorst' in werking is getreden. Voor het overige relevante beleid wordt verwezen naar het bestemmingsplan 'Herziening Dashorst'.
De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en beschrijft op nationaal niveau een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving. De NOVI beschrijft de manier waarop men op rijksniveau wil werken aan de volgende 4 prioriteiten: ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie, duurzaam economisch groeipotentieel, sterke en gezonde steden en regio's en als laatste toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied. Als uitgangspunt geldt dat Nederland mooier en sterker wordt gemaakt door voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. Omgevingskwaliteit is daarbij een kernbegrip en omvat zowel ruimtelijke kwaliteit als de milieukwaliteit.
In de NOVI wordt uitgegaan van een integrale aanpak tussen overheden en maatschappelijke organisaties met meer regie vanuit het Rijk. In de NOVI geeft het Rijk de kaders en de richting aan voor zowel nationale als decentrale keuzes. Bij de afweging van belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving zowel boven- als ondergronds voorop. De NOVI onderscheidt daarbij 3 afwegingsprincipes: 1) combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies, 2) kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal, en 3) afwentelen wordt voorkomen. De NOVI gaat vergezeld van een Uitvoeringsagenda, die waar nodig jaarlijks wordt geactualiseerd, en waarin is aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. Tevens staat hierin een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op verschillende beleidsterreinen.
Met het oog op de klimaatbestendigheid van Nederland moeten functies die gebruik maken van de fysieke leefomgeving meer worden afgesteld op de eigenschappen van het bodem-watersysteem. Ook dient de infrastructuur voor energie beter te worden afgestemd op de toename van transport en opslag van duurzame energie. Daarnaast is er een opgave voor het realiseren van bronnen van duurzame energie. In de NOVI worden richtingen meegegeven die bij de inpassing van energie-infrastructuur aandacht vragen met het oog op de kwaliteit van de leefomgeving.
Vanuit de wens om de economie en energievoorziening duurzaam en circulair te maken en de kwaliteit van de leefomgeving te versterken, wordt ingezet op het actief clusteren van (grootschalige) logistieke functies op logistieke knooppunten langs (intern)nationale corridors. Om de steden sterk, aantrekkelijk en gezond te houden wordt gewerkt aan een goed bereikbaar netwerk van steden en regio's. Om te voorzien in de grote actuele woonbehoefte is een pakket aan maatregelen voorgesteld; ontwikkeling vindt plaats in lijn met de ambities van de integrale verstedelijkingsstrategie, zoveel mogelijk in bestaand stedelijk gebied, klimaatbestendig en natuurinclusief. Grote open ruimten tussen de steden dienen daarbij hun groene karakter te behouden. Tegelijkertijd moet het aanbod en de kwaliteit van het groen in de stad worden versterkt en de aansluiting op het groene gebied buiten de stad worden verbeterd.
De waarde van de natuur, het landschap en de toekomst van de landbouw staan onder druk, waarbij het verbeteren van de biodiversiteit niet alleen een ecologische maar ook economische uitdaging is. Voor de lange termijn wordt gewerkt aan een geleidelijke en zorgvuldige herindeling van het landelijk gebied, gericht op kringlooplandbouw in goed evenwicht met natuur en landschap. Op deze manier ontstaat een aantrekkelijk landelijk gebied waar het prettig wonen, werken en recreëren is. Anderzijds blijft op deze manier ook ruimte voor economisch vitale landbouw als belangrijkste drager van het platteland.
De concrete uitwerking van deze ambities vindt op plan- en projectniveau plaats. Het plan is in overeenstemming met de uitgangspunten voor een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied, doordat vrijgekomen agrarische bedrijfsbebouwing is gesloopt en het erf een passende nieuwe functie heeft gekregen. Daarnaast vormen de woningen een bron van inkomsten van het landgoed waar dit erf deel van uitmaakt, zodat deze ook op deze manier bijdragen aan de instandhouding van het (gewaardeerde) cultuurlandschap in dit gebied. De NOVI staat niet in de weg aan de vaststelling van dit wijzigingsplan.
Het provinciale ruimtelijke beleid van Utrecht is vastgelegd in de Omgevingsvisie Provincie Utrecht en de Interim Omgevingsverordening Provincie Utrecht. De Omgevingsvisie en Interim Omgevingsverordening zijn op 10 maart 2021 vastgesteld en op 1 april 2021 in werking getreden. De beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie werken via de Interim Omgevingsverordening door op gemeentelijk niveau. Daarnaast hebben GS de Ontwerp Omgevingsverordening ter inzage gelegd. De Omgevingsverordening treedt in werking op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt, naar verwachting is dat op 1 juli 2022.
Voor de gewenste ontwikkeling is van belang dat het perceel zich in het Landelijk Gebied bevindt waar op grond van artikel 9.2 Interim Omgevingsverordening nieuwe stedelijke functies in beginsel niet zijn toegestaan. In artikel 1 Interim Omgevingsverordening is aangegeven dat van verstedelijking sprake is als een bestemmingsplan ten opzichte van het vigerende regime nieuwe mogelijkheden biedt voor vestiging of uitbreiding van stedelijke functies.
Het begrip 'stedelijke functie' is in datzelfde artikel gedefinieerd als 'een functie die door de intensiteit van de bebouwing en gebruik, door afhankelijkheid van geconcentreerde infrastructuur en door de intensieve wisselwerking met andere functies primair is aangewezen op of verbonden is met aaneengesloten bebouwd gebied'. Woningen en woongebieden worden in de Interim Omgevingsverordening expliciet benoemd als 'stedelijke functie'.
Toets
De voorgenomen ontwikkeling betreft niet de nieuwvestiging of uitbreiding van stedelijke functies, maar het verplaatsen van een bestaande - planologisch als zodanig reeds bestemde - woning. De Provinciale Omgevingsvisie en de Interim Omgevingsverordening staan vaststelling van dit wijzigingsplan dat voorziet in het verschuiven van het bouwvlak niet in de weg.
In het kader van een ruimtelijke procedure dient voor diverse milieu- en omgevingsaspecten te worden aangetoond dat het plan uitvoerbaar is. Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling dient inzichtelijk gemaakt te worden of er vanuit milieuhygiënisch oogpunt belemmeringen en/of beperkingen aanwezig zijn voor de directe omgeving en de beoogde ontwikkeling zelf. In dit hoofdstuk wordt voor de beoogde ontwikkeling nader ingegaan op de verschillende aspecten.
Sinds 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. Deze wet bundelt de daarvoor bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Het is een integrale wet die betrekking heeft op de museale objecten, musea, monumenten en archeologie op het land en onder water. Om het archeologisch erfgoed beter te beschermen, dient de gemeente bij het vaststellen van een ruimtelijk plan rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachte monumenten.
Als behoud in de bodem geen optie is, dan worden archeologische resten opgegraven. De initiatiefnemer van een ruimtelijk plan dat bodemverstoring tot gevolg heeft, is verantwoordelijk voor de planologische en financiële inpassing van het archeologisch onderzoek. Een bouwplan dient te voorzien in maatregelen om archeologische overblijfselen volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie te documenteren en de informatie en vondsten te behouden.
Toets
In het geldende bestemmingsplan 'Herziening Dashorst' heeft het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2'. Hieruit volgt een onderzoeksplicht wanneer ingrepen plaatsvinden in de bodem die een oppervlakte overstijgen van 100 m2 en dieper dan 0,4 m de bodem in gaan. Indien de ingrepen onder deze drempels blijven kan onderzoek achterwege blijven. Dit is het geval. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de met dit wijzigingsplan voorziene aanpassing van het bouwvlak.
Algemene bedrijvigheid
Onderdeel van een goede ruimtelijke ordening is het zorgen voor een goede milieuzonering: de overheid dient er op toe te zien dat er voldoende afstand in acht wordt genomen tussen enerzijds functies die hinder of gevaar veroorzaken (bijvoorbeeld bedrijven) en anderzijds functies die daar last van hebben (bijvoorbeeld woningen).
De VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009) is een hulpmiddel voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming. Met milieuzonering kan ervoor worden gezorgd dat bedrijven en gevoelige bestemmingen op een verantwoorde afstand worden gesitueerd. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
Agrarische bedrijven
De regelgeving met betrekking tot geurhinder en veehouderijbedrijven is opgenomen in de Wet Geurhinder en Veehouderij (Wgv). De Wgv maakt onderscheid tussen dieren mét en dieren zonder geuremissiefactor. Melkkoeien en paarden vallen in de categorie van dieren zonder geuremissiefactor. Varkens, kippen en schapen zijn dieren mét een geuremissiefactor. De beoordeling of sprake is van geurhinder van dieren zonder geuremissiefactor ten opzichte van geurgevoelige objecten, zoals woningen, bestaat uit een toetsing aan de in de Wgv voorgeschreven minimumafstanden. Voor dieren met geuremissiefactor bestaat deze toetsing uit een berekening in V-stacks.
Toets
In het bestemmingsplan 'Herziening Dashorst' is aangegeven dat voor agrarische bedrijven voldaan kan worden aan de 'vaste afstanden' uit de Wet Geurhinder en veehouderij (50m), omdat het dichtstbijzijnde bedrijf op ruim 200m ligt. Voor overige bedrijven geldt dat ruimschoots kan worden voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-publicatie.
Het verschuiven van het bouwvlak met enkele meters heeft geen gevolgen voor dit milieuaspect. Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang om de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem in kaart te brengen. Duidelijk moet zijn of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en hoe deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit als gevolg van aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Dit is het zogenaamde 'stand stillbeginsel'.
Toets
Aangezien de gronden in het geldende bestemmingsplan al een woonbestemming hebben en dit wijzigingsplan geen verandering in de bestemming meebrengt, hoeft geen (nieuw) bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten ook cultuurhistorische waarden worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Cultuurhistorie omvat vele aspecten zoals het archeologisch erfgoed, (archeologische) monumenten, landschappelijke elementen en structuren, stedenbouwkundige structuren en delen van de infrastructuur. Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is om het binnen een gebied aanwezige cultuurhistorische erfgoed te behouden.
Toets
De cultuurhistorische waarden zijn in het bestemmingsplan 'Herziening Dashorst' in beeld gebracht. Het verschuiven van het bouwvlak heeft geen gevolgen voor de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden. Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Het meenemen van duurzaamheid in nieuwbouw projecten wordt door steeds meer partijen belangrijk gevonden. Het integreren van duurzaamheid in nieuwbouw projecten biedt kansen in iedere fase van een project. Zo kan met een slimme ruimtelijke planning het energieverbruik van gebouwen terug gedrongen worden, bijvoorbeeld door zongericht verkavelen. In het ontwerp van een gebouw kan bijvoorbeeld door de juiste materiaalkeuze de impact op milieu verlaagd worden, door bijvoorbeeld het vermijden van uitlogende materialen als zink of door het gebruik van gerecyclede materialen. Het gebruik van natuurvriendelijke materialen binnenshuis kan het binnenklimaat verbeteren. Dit resulteert in een gezonde en toekomst bestendige leefomgeving, met onder andere een hogere kwaliteit en comfort, alsook lagere vaste (energie)lasten.
Toets
In het bestemmingsplan 'Herziening Dashorst' is reeds ingegaan op het onderwerp duurzaamheid. Het verschuiven van het bouwvlak leidt niet tot andere inzichten of opgaven met betrekking tot het aspect duurzaamheid. Het aspect duurzaamheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
De bescherming van natuur in Nederland is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Gebiedsbescherming is vastgelegd in hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het NNN is een netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Soortenbescherming is geregeld in hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming.
Gebiedsbescherming
Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen aangewezen, worden als Europese Vogelrichtlijn- en/of Habitatrichtlijngebieden (Natura 2000). De verplichtingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden zijn in Nederland opgenomen in hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming. Op grond van deze wet is het verboden projecten of andere handelingen te realiseren of te verrichten die, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten kunnen verslechteren, of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen.
Een andere vorm van gebiedsbescherming komt voort uit aanwijzing van een gebied als onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur of EHS). Voor dergelijke gebieden geldt dat het natuurbelang prioriteit heeft en dat andere activiteiten niet mogen leiden tot aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN (nee, tenzij-beginsel). Anders dan bij gebieds- en soortenbescherming is de status als Natuurnetwerk Nederland niet verankerd in de Wet natuurbescherming, maar dient het belang in de planologische afweging een rol te spelen. Dit valt onder de verantwoordelijkheid van de Provincie. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het plangebied geen deel uitmaakt van het NNN.
Soortenbescherming
Soortenbescherming is altijd aan de orde. Hiervoor is hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming bepalend. Soortenbescherming is gericht op het duurzaam in stand houden van soorten in hun natuurlijk leefgebied. Er wordt onderscheid gemaakt tussen internationaal beschermde soorten en nationaal beschermde soorten. Van de nationaal beschermde soorten kan de beschermde status per provincie verschillen. Provincies hebben de bevoegdheid om bij provinciale verordening vrijstelling te verlenen voor (algemeen voorkomende) soorten. Het beschermingsregime is verschillend voor zowel de internationaal beschermde soorten (Vogel- en Habitatrichtlijn soorten) als de nationaal beschermde soorten. Tevens kent de Wet natuurbescherming een zorgplicht (artikel 1.11 Wnb), zowel voor soorten als hun (beschermde) leefgebied.
Toets
Aangezien de gronden in het geldende bestemmingsplan al een woonbestemming hebben en dit wijzigingsplan geen verandering in de bestemming meebrengt en de beoogde verschuiving van het bouwvlak niet leidt tot andere gevolgen van ten aanzien van beschermde flora en faunasoorten, is geen noodzaak om een natuurtoets of nader onderzoek uit te voeren. Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen wijziging.
Voor bestemmingsplannen is wet- en regelgeving over veiligheidsrisico's aan de orde. Dit kunnen risico's zijn die zware bedrijven kunnen veroorzaken, maar ook door transport van gevaarlijke stoffen (over weg, spoor en water en door buisleidingen). Kwetsbare bestemmingen, zoals bijvoorbeeld woningen, moeten voldoende afstand houden tot dergelijke bedrijven en transportroutes. Ook kunnen er beperkingen aan de bebouwingsdichtheid gewenst zijn. De normen en richtlijnen voor risico's komen uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Toets
In het bestemmingsplan 'Herziening Dashorst' is aangetoond dat externe veiligheid geen belemmering is voor dat bestemmingsplan. Het verschuiven van het bouwvlak met enkele meters leidt niet tot andere conclusies met betrekking tot 'externe veiligheid'. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen wijziging.
Geluid beïnvloedt vaak de kwaliteit van de leef- en woonomgeving. De belangrijkste geluidsbronnen die in het kader van de ruimtelijke ordening van belang zijn, zijn wegverkeer, railverkeer en bedrijven. De mate van acceptatie en hinder is onder meer afhankelijk van de functie van het geluidbelaste object – hiervoor kent de wet geluidgevoelige bestemmingen, zoals wonen, zorg en onderwijs.
In het kader van dit wijzigingsplan is uitsluitend het aspect wegverkeerslawaai van toepassing. In beginsel bevindt zich langs elke weg waar men harder mag rijden dan 30 km/uur een geluidzone. Binnen deze zone zijn de regels van de Wet Geluidhinder van toepassing en moet onderzoek worden verricht naar de geluidbelasting door het wegverkeer op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen. Voor geluidgevoelige bestemmingen bedraagt de wettelijke voorkeursgrenswaarde 48dB.
Toets
De dichtstbijzijnde weg is de Kolfschoterdijk en ligt op minimaal 350m. Het plangebied ligt niet binnen de geluidzone van deze weg en de verschuiving van het bouwvlak leidt niet tot verplaatsing van het plangebied. Een akoestisch onderzoek is dan ook niet nodig. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de voorgenomen wijziging.
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Daarnaast dient rond leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Voorbeelden van planologische relevante leidingen zijn gasleidingen en rioolleidingen. Daarnaast zijn hoogspanningslijnen en straalpaden relevant.
Toets
In het bestemmingsplan 'Herziening Dashorst' is ingegaan op de aanwezigheid van belemmeringen in of nabij het plangebied die van invloed kunnen zijn op de planvorming. Aangegeven is dat er geen sprake is van kabels en leidingen, straalpaden, beschermingszones en dergelijke. Dit aspect vormt geen belemmering voor de voorgenomen wijziging.
In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. Hierin is opgenomen dat bij een ruimtelijk besluit de gevolgen voor de luchtkwaliteit getoetst moet worden. Om te bepalen of de kwaliteit van de lucht ter plaatse voldoet aan de eisen uit de Wet milieubeheer en de daarop gebaseerde regelgeving, dient bij nieuwe ontwikkelingen onderzoek gedaan te worden naar de luchtkwaliteit. Projecten waarvan aannemelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.
In het verlengde van een goede ruimtelijke ordening, gebaseerd op de Wet milieubeheer, is het Besluit gevoelige bestemmingen van kracht. Dit besluit is gericht op functies voor gevoelige groepen voor langdurig verblijf. Hierbij kan worden gedacht aan zorginstellingen, kinderopvang, scholen en bejaardentehuizen. Deze functies mogen niet worden gerealiseerd in gebieden met overschrijdingen van de wettelijke grenswaarden ten gevolge van provinciale wegen en rijkswegen.
Toets
In het bestemmingsplan 'Herziening Dashorst' is reeds aangetoond dat luchtkwaliteit geen belemmering is voor dat bestemmingsplan. De verschuiving van een bouwvlak leidt niet tot extra woningen en evenmin tot extra verkeersbewegingen ten opzichte van de huidige (planologische) situatie. Zodoende kan worden gesteld dat dit wijzigingsplan niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Er hoeft geen onderzoek te worden gedaan naar de invloed van de voorgenomen wijziging.
In dit geval is ook geen sprake van een plan waar een (nieuwe) gevoelige bestemming in de zin van het Besluit gevoelige bestemmingen mogelijk wordt gemaakt. Toetsing aan dit besluit hoeft daarom niet plaats te vinden. Het verschuiven van het bouwvlak leidt niet tot een andere conclusie.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen wijziging.
De milieueffectrapportage (hierna: m.e.r.) is bedoeld om vooraf de mogelijke milieueffecten van plannen en besluiten in beeld te brengen en deze een volwaardige rol te laten spelen bij de besluitvorming over plannen en besluiten. Het maken van een milieueffectrapport (m.e.r.) of m.e.r.- beoordeling is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die (aanzienlijke) nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Dit betekent dat de plannen of activiteiten ook een bepaalde omvang moeten hebben om m.e.r.-(beoordelings)plichtig te zijn. Aan de hand van de in het Besluit milieueffectrapportage omschreven m.e.r.-plichtige activiteiten met de bijbehorende drempelwaarden, kan worden bepaald of een project m.e.r.-plichtig (C-lijst) dan wel m.e.r.-beoordelingsplichtig (D-lijst) is.
Toets
De voorgenomen ontwikkeling betreft het verschuiven van een bouwvlak. Er is geen sprake van een activiteit die is genoemd in C-lijst of D-lijst. Een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling kan daarom achterwege blijven. Aangezien geen sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' kan ook een aanmeldnotitie mer achterwege blijven.
De aspecten parkeren en verkeer zijn niet relevant voor het verschuiven van het bouwvlak omdat de verschuiving van het bouwvlak niet leidt tot veranderingen in de verkeersstromen of de parkeerbehoefte.
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de gemeente en waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. De inzet daarbij is om in elk afzonderlijk plan met maatwerk het reeds bestaande waterhuishoudkundige en ruimtelijke beleid goed toe te passen en uit te voeren.
Toets
Aangezien het wijzigingsplan geen extra woningen en daarmee verharding toestaat is het aannemelijk dat geen waterbelangen worden geraakt. Er is daarom geen digitale watertoets uitgevoerd. Het aspect water vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Een bestemmingsplan bestaat uit regels, een verbeelding en een toelichting. De regels en de verbeelding vormen samen één geheel. Tevens vormen de regels met de daaraan gekoppelde verbeelding het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Voor de gemeente is het bestemmingsplan het belangrijkste publiekrechtelijke instrument om doelstellingen te realiseren.
In het bestemmingsplan zijn de gronden in het plangebied voorzien van een bestemming waarin tevens regels zijn gesteld ten aanzien van de bebouwingsmogelijkheden op en de gebruiksmogelijkheden van die gronden. De toelichting heeft geen juridische bindingskracht, maar vormt wel een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan omdat hierin de beweegredenen, onderzoeksresultaten en de (beleids)uitgangspunten zijn verwoord, die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Daarmee is de toelichting van wezenlijk belang voor de juiste interpretatie van het bestemmingsplan en de wijze waarop de daarin opgenomen bepalingen moeten worden toegepast.
Voor de benaming van de bestemmingen en aanduidingen is aansluiting gezocht bij het moederplan bestemmingsplan 'Herziening Dashorst' (vastgesteld 11 juli 2019). De begrenzing van het wijzigigingsplan beperkt zich tot het gebied waarbinnen het bouwvlak wordt verschoven.
Aangezien dit wijzigingsplan alleen betrekking heeft op het verschuiven van het bouwvlak en de regels van het vigerende bestemmingsplan ongewijzigd blijven, wordt in de regels behorend bij dit wijzigingsplan slechts verwezen naar de van toepassing zijnde regels uit het moederplan.
In de toelichting van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening (Wro) inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling. Tevens volgt uit de Wro de verplichting om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken (bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut) en/of plankosten, deze moeten kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer.
De beoogde ontwikkeling betreft een particulier initiatief. De kosten voor de planontwikkeling en de daadwerkelijke realisatie van de beoogde ontwikkeling zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten voor de procedure worden gedekt uit de leges, zoals vastgesteld in de legesverordening van de gemeente Woudenberg.
Gezien het voorgaande wordt de beoogde ontwikkeling economisch uitvoerbaar geacht.
Initiatiefnemer heeft de direct omwonenden rechtstreeks over het plan geïnformeerd.
Het ontwerp wijzigingsplan heeft gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen, van 25 mei tot en met 5 juli 2022. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.