Plan: | Voskuilersweg 36 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0351.BPVoskuilerweg36-ow01 |
behorende bij het bestemmingsplan Voskuilersweg 36
Op het perceel Voskuilerweg 36 rust momenteel een agrarische bestemming waar een intensieve veehouderij is toegestaan. De nieuwe eigenaar van het perceel is voornemens om zijn loonwerkersbedrijf uit te breiden naar dit perceel. Het loonwerkersbedrijf van initiatiefnemer richt zich grotendeels op de dienstverlening aan agrarische bedrijven, maar ook aan stichtingen en verenigingen voor landschaps- en natuurbeheer, en is daarmee met zijn bedrijfsvoering gelieerd aan het buitengebied. De beoogde nieuwe locatie zal de bedrijfsvoering optimaliseren. Gezien de ligging in het buitengebied is deze locatie dicht bij klanten gelegen, en tevens kunnen werktuigen hier overdekt gestald worden. Initiatiefnemer wil het meest noordelijke gebouw op het perceel te slopen en de overige gebouwen in gebruik nemen voor zijn bedrijf. Hier is een nieuw bestemmingsplan voor nodig. De gemeente Woudenberg heeft in oktober 2019 positief besloten op het ingediende principeverzoek.
Het perceel Voskuilerweg 36 is gelegen in het noordelijke buitengebied van Woudenberg. Het perceel is op circa 2,5 km ten noordoosten van de dorpskern van Woudenberg gelegen. Ten oosten van het perceel is het dorp Scherpenzeel gelegen. Kadastraal is het perceel bekend als gemeente Woudenberg, sectie A, nummers 1556, 1570 en 1571.
Ligging in de omgeving
Het plangebied van dit bestemmingsplan wordt alleen gevormd door het genoemde perceel.
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied 2010, in combinatie met de reparatieherziening daarvan: Buitengebied 2013 (herziening). Het bestemmingsplan Buitengebied 2010 is vastgesteld door de gemeenteraad op 23 september 2010. Het bestemmingsplan Buitengebied 2013 (herziening) is vastgesteld op 27 juni 2013.
Voor het plangebied geldt de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarde - Reliëf'. Middels een bouwvlak is voorzien in een agrarisch bouwperceel. Binnen dit bouwvlak is middels de functieaanduiding 'intensieve veehouderij' een intensieve veehouderij toegestaan. Ter plaatse is één bedrijfswoning toegestaan, waarvoor een maximale inhoudt van 600 m³ geldt.
Verder rust op het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2'. Naar verwachting aanwezige, archeologische waarden worden daarmee beschermd. Tevens rust op het plangebied ook de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwervingsgebied'.
Uitsnede plankaart met het plangebied globaal in rood omkaderd
In het geldende bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om, ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwervingsgebied', de bestemming 'Agrarisch met waarden' binnen het bouwvlak te wijzigen naar de bestemming 'Bedrijf'. Met het beoogde initiatief kan echter niet voldaan worden aan de voorwaarden uit deze wijzigingsbevoegdheid, artikel 33.3.2. In de wijzigingsbevoegdheid is onder andere als voorwaarde beschreven dat ten minste 50% van de aanwezige oppervlakte aan bedrijfsbebouwing gesloopt wordt, en waarbij ten hoogste 1000 m2 aan bedrijfsoppervlakte gehandhaafd mag worden. Initiatiefnemer wenst om één bedrijfsgebouw van circa 255 m2 te slopen en de overige bedrijfsgebouwen te handhaven. Dit komt neer op circa 1.200 m2 aan bedrijfsgebouwen. Hiermee wordt niet voldaan aan de eis dat ten minste 50% aan bedrijfsbebouwing gesloopt wordt en tevens is er een overschrijding van circa 200 m2 aan bedrijfsgebouwen dat gehandhaafd mag worden (deze eis geldt overigens niet vanuit het provinciale beleid, zie paragraaf 2.2). Aangezien deze binnenplanse wijzigingsbevoegdheid onvoldoende mogelijkheden biedt om de gewenste activiteiten te kunnen exploiteren is een buitenplanse planologische procedure nodig. Derhalve is dit bestemmingsplan opgesteld.
Dit plan vangt in hoofdstuk 2 aan met een beschrijving van het relevante beleidskader. In het daarop volgende hoofdstuk wordt de bestaande en de nieuwe situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de uitvoerbaarheid aangetoond. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Afsluitend zijn de resultaten van inspraak en overleg opgenomen.
De Omgevingsvisie van de provincie Utrecht is vastgesteld door de Provinciale Staten op 10 maart 2021. De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) is opgesteld om te zorgen voor een blijvend aantrekkelijke provincie. Via haar ruimtelijk beleid draagt de provincie bij aan een kwalitatief hoogwaardige fysieke leefomgeving, waarin het ook in de toekomst plezierig wonen, werken en recreëren is. De Omgevingsvisie is uitgewerkt aan de hand van 7 thema's en 3 regio's. De thema's zijn als volgt:
De drie regio's zijn U16, Amersfoort en Foodvalley.
De Omgevingsvisie geeft de ruimtelijke ambities weer van de provincie Utrecht. Hierin staat welke doelstellingen de provincie van provinciaal belang acht, welk beleid bij deze doelstellingen hoort én hoe dit beleid uitgevoerd wordt. Deels loopt deze uitvoering via de Interim Omgevingsverordening, die tegelijk met de Omgevingsvisie is vastgesteld. Op grond van de Wro heeft de Omgevingsvisie alleen een zelfbindende werking. Het is bindend voor de provincie, niet voor andere partijen. De Interim Omgevingsverordening zorgt voor doorwerking van het beleid en is bindend voor de gemeenten.
De Interim Omgevingsverordening van de provincie Utrecht is vastgesteld door de Provinciale Staten op 10 maart 2021. De omgevingsverordening bevat algemene regels die gemeenten in acht moeten nemen bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen. In de omgevingsverordening staan geen regels die direct doorwerken naar de burgers. In de omgevingsverordening zijn alleen de algemene regels opgenomen, die noodzakelijk zijn voor het waarborgen van de provinciale belangen.
De omgevingsverordening geeft soms harde ruimtelijke grenzen aan. Soms wordt volstaan met de verplichting om een ruimtelijke keuze voor een bepaald beleidsaspect goed te onderbouwen. Daarnaast bevat de omgevingsverordening ook regels die voortvloeien uit het Barro. Bij de verordening zijn verschillende kaarten opgenomen. Navolgend worden de voor het plangebied relevante bepalingen besproken.
Watersysteem
Op de kaart 'watersysteem' is het plangebied gelegen binnen een overstroombaar gebied. Artikel 2.10 bepaalt hierover het volgende:
Toetsing
Het plangebied is binnendijks gelegen. Dit wijzigingsplan voorziet niet in kwetsbare en vitale objecten (zoals elektriciteitscentrales en ziekenhuizen) en ook niet in woonwijken en bedrijventerreinen. Voor dit wijzigingsplan behoeft dus geen rekening te worden gehouden met overstromingsrisico's.
Cultuurhistorie en landschap kaart
Op de kaart 'cultuurhistorie en landschap' is het plangebied gelegen binnen de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS), nader aangeduid als 'militair erfgoed'. Artikel 7.7 bepaalt hierover het volgende:
Hierbij gaat het voor het plangebied om de waarden van het militaire erfgoed dat gevormd wordt door de Grebbelinie. De waarden hiervan worden als volgt omschreven:
De Grebbelinie is een zestig kilometer lange waterlinie, gelegen in de Gelderse Vallei tussen de voormalige Zuiderzee en de Nederrijn. De linie is vanaf het midden van de achttiende eeuw aangelegd om de vijand uit het oosten te weren. De Grebbelinie is een samenhangend verdedigingsstelsel van liniedijk, keerkaden, aarden verdedigingswerken, sluizen, waterlopen, inundatie- en schootsvelden. In 1939/40 is de linie versterkt met loopgraven, tankgrachten en kazematten om een Duitse aanval uit het oosten tegen te houden. De hoofdweerstandslijn, gevormd door het Valleikanaal met liniedijk en de Eem boven Amersfoort, werd toen uitgebreid met een voorpostenlijn en een stoplijn als achterste begrenzing. In 1944/45 is door de Duitse bezetter de 'Pantherstellung' deels op de Grebbelinie aangelegd. De verdediging in de breedte is uniek aan deze linie. De forten markeren de plaats van de linie in het landschap, zij liggen op strategische plekken, gebouwd ter verdediging van een acces, zoals (spoor)wegen en stroomruggen. De openheid van de voormalige inundatiegebieden versterkt de beleving van de linie. De Grebbelinie is nog grotendeels ongeschonden aanwezig en manifesteert zich als een groen lint door het landschap.
Toetsing
Dit bestemmingsplan voorziet in de bestemmingswijziging naar de bestemming 'Bedrijf'. Het noordelijkste gebouw op het perceel wordt gesloopt. Hierdoor wordt de zichtlijn op de Roffelaarsekade, als onderdeel van de Grebbelinie, versterkt. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het herstel van deze cultuurhistorische waarde, namelijk de belevingswaarde ervan. Verder wordt de structuur van het landschap niet aangetast en de openheid blijft gehandhaafd. Dit bestemmingsplan heeft dan ook geen negatieve invloed op de waarden van de Grebbelinie en het bijbehorende landschap.
Op de kaart 'cultuurhistorie en landschap' is het plangebied ook gelegen binnen het landschap Gelderse Vallei. Artikel 7.9 bepaalt hierover het volgende:
De kernkwaliteiten voor het landschap Gelderse Vallei zijn als volgt:
Toetsing
De kleinschaligheid van het landschap is in het plangebied en de omgeving niet aanwezig. De omgeving wordt juist gekenmerkt door een vrij grootschalige, landschappelijke openheid. Beken, griften en kanalen zijn in het plangebied niet aanwezig. Dit bestemmingsplan doet geen afbreuk aan de landschappelijke kwaliteiten die samenhangen met de Grebbelinie. De genoemde kernkwaliteiten van de Gelderse Vallei worden in dit bestemmingsplan afdoende beschermd.
Wonen, werken en recreëren
Op de kaart 'wonen, werken en recreëren' is het plangebied gelegen binnen 'landelijk gebied'. Artikel 9.9 bepaalt hierover het volgende:
Toetsing
Het huidige bouwperceel is niet geschikt voor grondgebonden landbouw, vanwege het ontbreken van voldoende landbouwgrond. Met het initiatief wordt minder dan 50% aan aanwezige bebouwing gesloopt. Er is namelijk sprake van een vestiging van een bedrijf dat, vanwege de werkzaamheden met zwaar rijdend materieel, zich voornamelijk richt op het landelijke gebied. Tevens wordt de ruimtelijke kwaliteit op een andere wijze verhoogd middels de uitvoering van een voor dit plan opgesteld inrichtingsplan. Hierin wordt de ruimtelijke kwaliteit verhoogd door onder andere bloemrijke randen, een wintervoedselakker en een fruitboomgaard. Hierdoor zal belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde toenemen. De te handhaven bedrijfsgebouwen zijn in de huidige situatie al zo compact mogelijk gesitueerd. Met het initiatief worden de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden behouden. Omliggende agrarische bedrijven worden niet belemmerd in hun bedrijfsvoering. Er wordt voldaan aan de voorwaarden en derhalve is het gerechtvaardigd om de overige bedrijfsgebouwen te handhaven.
Conclusie
Onderhavige ontwikkeling is in overeenstemming met de Interim Omgevingsverordening.
In de structuurvisie Woudenberg 2030 geeft het gemeentebestuur zijn visie over de ruimtelijke invulling voor het wonen, werken en recreëren in Woudenberg voor de komende jaren tot 2030. De structuurvisie gaat uit van een sterke en multifunctionele agrarische sector. Daarover wordt het volgende opgemerkt.
De agrarische sector blijft een belangrijke functie in het buitengebied met uitbreidingsmogelijkheden voor bedrijven die dat wensen. Uitgaande van specifieke bedrijfs- en locatie omstandigheden kan uitbreiding van bouwvlakken, groter dan de mogelijkheden van de geldende bestemmingsplannen, overwogen worden.
De activiteiten van het loonwerkersbedrijf van initiatiefnemer bestaan grotendeels uit dienstverlening aan agrarische bedrijven. Hiermee maakt het loonwerkersbedrijf dus ook deel uit van de agrarische sector. Initiatiefnemer wenst om zijn bedrijf uit te breiden. Het voornemen is dan ook om het bedrijf naar het plangebied uit te breiden. De huidige bedrijfsgebouwen binnen het plangebied maken het goed mogelijk een uitbreiding van het bedrijf te faciliteren, waaronder door het grote aantal opslagmogelijkheden. Een uitbreiding van het bouwvlak wordt niet noodzakelijk geacht. Onderhavig bestemmingsplan is dan ook in overeenstemming met de structuurvisie.
Het plangebied is gelegen in het Woudenbergse buitengebied tussen de kernen van Woudenberg en Scherpenzeel. Het plangebied is op ongeveer 2,5 km ten noordoosten van de kern van Woudenberg gelegen en ongeveer 2 km ten noordwesten van de kern van Scherpenzeel. Het landschap is te typeren als een kampenlandschap. Dit is een kleinschalig landschap met een onregelmatig, bochtig wegenpatroon, onregelmatige perceelsvormen en veel opgaande begroeiing in de vorm van bospercelen, houtsingels, laanbeplantingen en erfbeplantingen. Het grondgebruik is overwegend agrarisch. De agrarische erven staan verspreid in het landschap. Het landschap heeft een open karakter. Beplanting is voornamelijk aanwezig langs de wegen en rond de erven. De agrarische erven staan verspreid in het landschap.
Luchtfoto omgeving met het plangebied in rood omkaderd
Het plangebied is direct gelegen aan de Voskuilerweg, midden in het open agrarische landschap. De Voskuilerweg is een relatief lange erftoegangsweg die in het zuiden aangesloten is op de provinciale weg tussen Woudenberg en Scherpenzeel, de N224. Het perceel loopt parallel aan de Roffelaarskade, behorende bij de Grebbelinie. Op circa 250 meter ten westen van het plangebied loopt het Valleikanaal. Langs de Voskuilerweg zijn enkele andere agrarische erven aanwezig welke zich op meer dan 150 meter vanaf het plangebied bevinden.
Binnen het plangebied is een bedrijfswoning met achterhuis aanwezig. Ten oosten van de woning is een (voormalige) varkensstal aanwezig. Bezien vanaf de voorgevel is achter de woning en de varkensstal nog een bedrijfsgesitueerd, een rundveestal. Verder is er achteraan op het perceel nog een laatste bedrijfsgebouw aanwezig voor opslag en het stallen van vee. Verder heeft de woning een voortuin en ten westen daarvan is een hertenweide aanwezig. Achteraan op het perceel is nog een ruwvoeropslag aanwezig. Verder heeft het perceel een eigen oprit. Beplanting is voornamelijk aanwezig langs de perceelsranden aan de westelijke kant en in en rond de voortuin.
Luchtfoto plangebied
Vooraanzicht plangebied
Aanzicht plangebied vanaf 'kruispunt' Voskuilerweg en de Roffelaarskade
De nieuwe eigenaar van het perceel heeft het voornemen zijn loonwerkersbedrijf naar dit perceel uit te breiden. Met dit voornemen is ook het agrarische gebruik en de intensieve veehouderij niet meer van toepassing op het perceel. De wens is dan ook om de invulling van het perceel te wijzigen. Concreet houdt het voornemen het volgende in.
Het achterste bedrijfsgebouw wordt gesloopt. Op deze locatie, bij de Roffelaarskade, wordt een informatiebord geplaatst met informatie over het wandel(klompen)pad en de Grebbelinie. De unieke vorm van het voorwerk van de Roffelaarskade wordt ongewijzigd in stand gehouden.
De overige gebouwen zullen gehandhaafd blijven. Het achterhuis wordt gebruikt voor onder andere privé opslag ten behoeve van het bewonen van de woning. De voormalige varkensstal wordt in de nieuwe situatie gebruikt voor het hobbymatig houden van pony's en schapen en tevens ter opslag van materialen en voorraad. Het grootste bedrijfsgebouw, de voormalige rundveestal, wordt in de nieuwe situatie als loods gebruikt ten behoeve van de bedrijfsvoering van het loonwerkersbedrijf. In dit gebouw wordt het (rijdend) materiaal en materieel gestald en tevens dient dit gebouw als werkplaats. Ook zal er een kantoor- en kantineruimte worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing.
Naast het veranderen van de invulling en het gebruik van de overige bedrijfsgebouwen, is het voornemen ook om de overige gronden op het perceel een andere invulling te geven. De hertenweide wordt verwijderd en daar komt een boomweide voor in de plaats. De grond naast de loods en achter de boomweide blijft ongewijzigd in gebruik als grasland. De achterste gronden van het perceel, waar de voormalige ruwvoeropslag aanwezig was, worden ingericht als wintervoedselakker met daarnaast een bloemenrandakker. Verder blijft in de nieuwe situatie de bestaande oprit gehandhaafd en parkeren vindt plaats op eigen terrein.
Landschappelijke inpassing
Met de nieuwe landschappelijke inpassing wordt de ruimtelijke kwaliteit op het perceel aanzienlijk verbeterd. De ruwvoeropslag en hertenweide maken plaats voor een boomweide, bloemenrandakker en wintervoedselakker. Naast de ruimtelijke kwaliteitswinst op het perceel zelf, draagt dit bij aan het vergroten van de recreatieve beleving van het landschap voor de wandelaars over de Roffelaarskade. Tevens wordt de biodiversiteit vergroot en er wordt een aantrekkelijk leefgebied voor flora en fauna gerealiseerd. Verder wordt er op het perceel een struweel van drie rijen aangelegd, waaronder uito de lijsterbes, meidoorn en veldesdoorn.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In deze paragraaf worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.
Bodem
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.
Door Hunneman Milieu-Advies is een verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 1 bij deze toelichting. De conclusies van dit onderzoek worden hierna kort uitgelicht.
Zintuiglijk zijn in de bovengrond sporen tot zwakke bijmengingen aan puin waargenomen. In de bodem is zintuiglijk en analytisch geen asbest aangetroffen boven de bepalingsgrens. Zintuiglijk en analytisch zijn in de vaste bodem en/of in het grondwater ter plaatse van de voormalige brandstoftanks geen oliecomponenten aangetroffen.
In de vaste bodem zijn geen verhoogde gehalten aangetoond. In het grondwater zijn licht tot matig verhoogde gehalten aan zware metalen aangetoond. Het maximaal aangetoonde gehalte aan arseen overschrijdt de tussenwaarde, maar blijft beneden de interventiewaarde. Aangezien er op de locatie geen duidelijke aanwijsbare antropogene bron aanwezig is, betreft het aangetoonde gehalte aan arseen naar verwachting een van nature verhoogde achtergrondwaarde. Derhalve bestaat er geen noodzaak tot nader onderzoek. Op basis van de onderzoeksresultaten is de actuele bodemkwaliteit afdoende vastgelegd en bestaan geen bezwaren voor de bestemmingswijziging.
Milieuzonering
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gebruikt. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.
Op de planlocatie is een milieugevoelige functie aanwezig is, namelijk de bedrijfswoning. Dit betreft echter een bestaande woning. Inwaartse zonering is derhalve niet aan de orde. Wel is er sprake van uitwaartse zonering door het loonwerkersbedrijf. In de genoemde VNG-uitgave komt het loonswerkersbedrijf het best overeen met 'dienstverlening t.b.v. de landbouw: algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m2', aangezien het bedrijfsoppervlak op het perceel ruimschoots groter is dan 500 m2. Dit betreft een bedrijf in milieucategorie 3.1. Hiervoor geldt een richtafstand van 50 meter. De dichtstbijzijnde milieugevoelige functie is een woning gelegen op meer dan 150 meter afstand van het plangebied. Er wordt dan ook ruimschoots aan de richtafstand voldaan. Milieuzoneringen vormen geen belemmering voor de uitvoering van onderhavig plan.
Geluid
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de planologische medewerking aan nieuwe ontwikkelingen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is alleen gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen
Dit plan voorziet niet in de realisatie van nieuwe geluidgevoelige functies. Het betreft enkel het herbestemmen van bestaande bedrijfsbebouwing. De bedrijfswoning en overige gebouwen zijn reeds aanwezig. Akoestisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.
Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren.
Onderhavig bestemmingsplan voorziet in de bestemmingswijziging van een voormalig agrarisch (bouw)perceel, zodat het loonwerkersbedrijf van initiatiefnemer op het perceel gehuisvest kan worden. De verkeersaantrekkende werking hiervan is dusdanig beperkt dat bij voorbaat worden aangenomen dat de effecten op de luchtkwaliteit daarvan lager zijn dan de projecten die per definitie niet in betekende mate bijdragen aan het verslechteren van de lucht kwaliteit, zoals een woningbouwlocatie met 1500 woningen en één ontsluitingsweg. Daarom kan redelijkerwijs worden geconcludeerd dat dit plan niet in betekende mate bijdraagt aan het verslechteren van de luchtkwaliteit en dat luchtkwaliteitsonderzoek daarom niet nodig is.
Externe veiligheid
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer, de Wet ruimtelijke ordening en de Wabo de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Uitsnede risicokaart
Uit bovenstaande uitsnede van de risicokaart blijkt dat het plangebied niet in de directe omgeving ligt van transportassen voor gevaarlijke stoffen en Bevi-bedrijven. Ten westen lopen twee buisleidingen. Daaronder is een inrichting met gevaarlijke stoffen aanwezig, net zoals ten oosten van het plangebied. Deze inrichtingen en buisleidingen zijn echter op ruim 700 meter vanaf het plangebied gelegen. Externe veiligheidsrisico's staan de uitvoerbaarheid van onderhavig plan niet in de weg.
Milieueffectrapportage
Dit bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De milieueffecten zijn onderzocht in deze paragraaf. Daaruit volgt geen aanleiding om tot een (vormvrije) m.e.r.--beoordeling over te gaan.
Op de gemeentelijke, archeologische beleidsadvieskaart ligt het plangebied in een zone met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Voor ingrepen in de bodem die groter zijn dan 100 m² en die dieper gaan dan 30 cm onder maaiveld geldt een onderzoeksplicht.
Er wordt met dit bestemmingsplan niet voorzien in de realisatie van nieuwe gebouwen. Het betreft enkel de sloop van een bestaand gebouw en de overige gebouwen worden in gebruik genomen voor het loonwerkersbedrijf. Archeologisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk. Mogelijk dat in de toekomst wel vervangende nieuwbouw gerealiseerd zal worden. Tegen die tijd zal dan beoordeeld moeten worden of er een archeologisch onderzoek nodig zal zijn of niet.
In het plangebied zelf zijn geen bijzondere cultuurhistorische waarden aanwezig. Wel is het plangebied gelegen in het cultuurhistorisch waardevolle Grebbelinielandschap. Tevens grenst direct aan het plangebied de Roffelaarskade, onderdeel van de Grebbelinie. Met dit bestemmingsplan worden geen nieuwe bouwmogelijkheden gerealiseerd. Enkel krijgt het plangebied een andere landschappelijke inpassing, waar de huidige gebouwen blijven staan. Hiermee worden de cultuurhistorische waarden van de Grebbelinie en de Roffelaarskade niet negatief beïnvloed. Monumenten zijn niet aanwezig in het plangebied.
Door ecologisch adviesbureau EcoTierra is een quickscan flora en fauna in het kader van de Wet natuurbescherming uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 2 bij deze toelichting. De uitkomsten van dit onderzoek worden hierna kort beschreven.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt buiten de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland. De provincie hanteert geen externe werking als het gaat om NNN. Verdere toetsing aan het NNN wordt derhalve niet noodzakelijk geacht. Bovendien zijn er op dit gebied in de toekomstige situatie geen significant negatieve effecten te verwachten, zoals bijvoorbeeld ernstige verstoring door geluid, licht of menselijke aanwezigheid. Het plangebied betreft tevens geen weidevogelgebied of een ander gebied dat is beschermd overeenkomstig het provinciale natuurbeleid. Dergelijk beschermd gebied zal derhalve niet verloren gaan of aangetast worden.
Het plangebied is niet gelegen in of nabij een Natura2000-gebied. Er zal derhalve geen rechtstreekse aantasting (veroorzaakt door bijvoorbeeld licht, trillingen, geluid of menselijke aanwezigheid) of indirecte aantasting door bijvoorbeeld verdroging plaatsvinden op soorten die voor omliggende Natura2000-gebieden zijn aangewezen. Thema’s als en vermesting/ verzuring (stikstof) vallen niet onder de reikwijdte van onderhavige quickscan flora en fauna. Er worden in het kader van de voorgenomen ingrepen geen bomen gekapt. Derhalve is het onderdeel ‘houtopstanden’ van de Wet natuurbescherming niet van toepassing in onderhavige situatie.
Soortenbescherming
Flora
Tijdens het veldbezoek zijn er binnen het plangebied geen beschermde wilde vaatplanten aangetroffen. Er zijn derhalve geen negatieve effecten te verwachten aangaande deze soortgroep.
Vogels
In de te slopen opstal zijn jaarrond beschermde nesten niet te verwachten. Doordat er geen significante, fysieke ingrepen aan de overige opstallen zullen plaatsvinden, kunnen de waargenomen huismussen in de toekomstige situatie gebruik blijven maken van deze opstallen om er te verblijven, foerageren en voort te planten. Mogelijk hebben uilen broed- of roestplekken achter de isolatiepanelen van de rundveestal. De initiatiefnemer gaf aan dat er geen significante aantasting/ verstoring zal plaatsvinden aan/in de opstal waardoor mogelijke broed- of roestplekken behouden blijven in de toekomstige situatie. Indien er onverwacht toch grote ingrepen (zoals het vervangen van het dak) aan de opstallen zullen plaatsvinden of de opstallen erg verstoort gaan worden dient er een nader onderzoek naar huismussen plaats te vinden. Binnen het plangebied zijn diverse vogels of nesten van vogels waargenomen die een zogenaamd categorie 5 nest (nesten die als jaarrond beschermde verblijfplaats kunnen worden gekwalificeerd indien geen c.q. onvoldoende alternatieve locaties aanwezig zijn) hebben, zoals koolmees, huiszwaluw en boerenzwaluw. De sloop van de noordelijke opstal of het toekomstige gebruik van de overige opstallen zal niet tot gevolg hebben dat de genoemde soorten niet meer kunnen broeden. Er is derhalve geen sprake van een jaarronde bescherming. Er wordt binnen het plangebied gebroed door vogels zonder jaarrond beschermd nest. De voorgenomen ingrepen mogen geen bezette nesten vernietigen of verstoren. Derhalve dienen de sloopwerkzaamheden te starten voor de aanvang van het broedseizoen of geheel buiten deze periode plaats te vinden (broedseizoen loopt globaal van begin maart tot en met juli/ augustus, afhankelijk van soort en weersomstandigheden). Er zijn geen negatieve effecten te verwachten aangaande vogels, mits de genoemde voorwaarden worden gehanteerd.
Grondgebonden zoogdieren
Er zijn geen soorten of verblijfplaatsen ervan waargenomen die zijn beschermd bij de Habitatrichtlijn of niet zijn vrijgesteld door de provincie. Algemeen voorkomende soorten komen voor binnen het plangebied. Algemeen voorkomende soorten zijn door de provincie vrijgesteld van de verbodsbepalingen als het een ruimtelijke ingreep of inrichting betreft. Wel geldt de zorgplicht voor dergelijke soorten. Er zijn geen negatieve effecten te verwachten aangaande grondgebonden zoogdieren, mits de zorgplicht wordt nageleefd.
Vleermuizen
Doordat de te slopen opstal niet geschikt is bevonden voor vleermuizen, er geen geschikte bomen aanwezig zijn en de overige opstallen op het perceel niet significant worden aangetast, maakt dat er geen vaste verblijf- of voortplantingsplaatsen verloren zullen gaan. Indien de te handhaven opstallen toch significant worden aangetast, zoals het verwijderen van het dak, dient er een ander onderzoek naar vleermuizen plaats te vinden. Het is, gezien de geplande ingrepen, niet aannemelijk dat er in de directe invloedssfeer van de onderzoekslocatie potentiële verblijfplaatsen aanwezig zijn die negatief beïnvloed worden door de gewenste situatie. Er zal door vleermuizen gefoerageerd worden binnen het plangebied. Foerageergebied is alleen beschermd wanneer dit gebied noodzakelijk is om de functionaliteit van een vaste verblijfplaats te behouden. Er gaan geen vliegroutes verloren het kader van onderhavig project. Verstoring van de bomenlaan door licht dient tijdens de sloopwerkzaamheden en in de toekomstige situatie voorkomen te worden. Er zijn geen negatieve effecten te verwachten aangaande vleermuizen, mits de genoemde voorwaarden worden gehanteerd.
Amfibieën, reptielen en vissen
Binnen het plangebied zijn geen exemplaren waargenomen of vaste verblijf- of voortplantingsplaatsen vastgesteld van soorten die zijn beschermd bij de Habitatrichtlijn of nationaal beschermde soorten die niet zijn vrijgesteld door de provincie. Algemeen voorkomende amfibieën kunnen voorkomen binnen het plangebied. Dergelijke soorten zijn door de provincie vrijgesteld van de verbodsbepalingen als het een ruimtelijke ingreep of inrichting betreft. Wel geldt de zorgplicht voor dergelijke soorten. Er zijn geen negatieve effecten te verwachten aangaande deze soortgroepen, mits de zorgplicht wordt nageleefd.
Ongewervelden/ overige soorten
Binnen het plangebied zijn geen vaste verblijf- of voortplantingsplaatsen van soorten die zijn beschermd bij de Habitatrichtlijn of voorkomen op de ‘nationale lijst’. Er zijn geen negatieve effecten te verwachten aangaande overige soorten.
De zorgplicht
Kortweg houdt de zorgplicht. artikel 1.11 Wnb, in dat eenieder voldoende zorg in acht moet nemen voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.
Met dit bestemmingsplan neemt de bebouwing in het agrarische gebied af. Er wordt namelijk een bedrijfsgebouw van circa 255 m2 gesloopt. De overige gebouwen blijven in gebruik door de initiatiefnemer. Hemelwater kan en zal de bodem blijven infiltreren. Waar dat niet mogelijk is zal het hemelwater, aangezien er verder geen nieuwe bebouwing wordt opgericht, op dezelfde manier afgevoerd worden als in de voorgaande situatie.
Rondom het plangebied zijn geen sloten aanwezig. Ten westen van het plangebied, op ongeveer 250 meter afstand, loopt het Valleikanaal. Door dit bestemmingsplan ontstaat geen nieuwe oppervlaktewater.
Negatieve effecten op de waterhuishouding zijn niet aan de orde.
Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen. Onderhavig wijzigingsplan voorziet niet een bouwplan in de zin van de Bro. Derhalve is het vaststellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk.
Met de initiatiefnemer is een overeenkomst gesloten. Hierin is geregeld dat alle kosten die samenhangen met het onderhavige bestemmingsplan voor rekening komen van initiatiefnemer. Deze herziening heeft derhalve voor de gemeente geen financiële gevolgen.
In hoofdstuk 3 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling.
Voor de regels van dit plan zijn de regels uit het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2010, in combinatie met de reparatieherziening daarvan: bestemmingsplan Buitengebied 2013 (herziening), als basis gebruikt. Die regels zijn vervolgens ontdaan van overbodige elementen, geactualiseerd op gewijzigde wetgeving en op onderdelen aangepast in verband met de beoogde situatie in het plangebied. De gegeven bestemmingen worden hierna kort besproken.
Het grootste gedeelte van het plangebied blijft de bestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden – Reliëf' behouden. Met deze bestemming wordt onder andere voorzien in de beoogde bloemenrand- en wintervoedselakker. Binnen deze bestemming is geen bouwvlak overgenomen.
Het deel van het plangebied waar de bebouwing aanwezig is krijgt de bestemming 'Bedrijf'. Verder krijgt deze bestemming de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonwerkersbedrijf'. Middels deze aanduiding wordt in het plangebied een loonwerkersbedrijf toegestaan. Binnen de bedrijfsbestemming is één bedrijfswoning toegestaan. De bedrijfswoning is alleen toegestaan binnen het bouwvlak. Tevens wordt met de maatvoeringsaanduidingen 'maximale oppervlakte (m2)' de maximale oppervlakte aan bedrijfsgebouwen aangegeven en met de aanduiding 'maximale goothoogte (m) en maximale bouwhoogte (m)' de maximale goot- en bouwhoogte.
Verder is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2' overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Naar verwachting aanwezige, archeologische waarden worden hiermee beschermd. Ook is gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' overgenomen.
Het concept van dit bestemmingsplan is toegezonden aan de provincie Utrecht in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. [P.M.]. Ook is het plan toegezonden aan het waterschap, de RUD Utrecht en een beleidsmedewerker voor natuur van de gemeente Woudenberg. Hierna worden kort de uitkomsten besproken.
Het waterschap Vallei en Veluwe en de RUD Utrecht hebben aangegeven geen opmerkingen te hebben op onderhavig plan.
Een beleidsmedewerker voor groen, natuur en landschap van de gemeente Woudenberg heeft aangegeven dat elzen niet goed passen binnen het te realiseren struweel. PM
De provincie heeft aangegeven dat de aanleg van een boomweide niet wenselijk is, aangezien het plangebied gelegen is in een inundatieveld. Deze boomweide is dus verwijderd uit het plan. Ook heeft de provincie aangegeven dat het leek alsof de tweede boomrij aan de Roffelaarskade verdwijnt. Dit is niet het geval, en is aangepast op het inrichtingsplan.
Voor het overige hebben de partijen aangegeven geen opmerkingen te hebben op onderhavig plan.
De ontwikkeling die dit plan mogelijk maakt, heeft een beperkte invloed op zijn omgeving. Andere, bebouwde percelen zijn op ruime afstand gelegen. Daarom heeft geen voorontwerp van dit plan voor inspraak ter inzage gelegen. De initiatiefnemer heeft reeds de omwonenden geïnformeerd over het planvoornemen. De omwonenden hebben aangegeven geen bezwaren te hebben tegen het initiatief.
Het ontwerp van dit bestemmingsplan heeft van [P.M.] tot en met [P.M.] ter inzage gelegen. Toen zijn [P.M.] zienswijzen ingediend.