Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het
bestemmingsplan BP Koningin Julianaplein 1, Woudenberg met
identificatienummer NL.IMRO.0351.BPKJulianapln1-ow01 van de
Gemeente Woudenberg;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch
bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge
de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan- en uitbouw:
een
bijbehorend bouwwerk dat als functioneel onderdeel van een hoofdgebouw
aan te merken is, dat in directe verbinding staat met het
hoofdgebouw als aangebouwde uitbreiding en dat uit architectonisch
oogpunt herkenbaar is als afzonderlijke en duidelijk ondergeschikte
aanvulling op dat hoofdgebouw;
1.6 aan huis gebonden beroep:
het
door de bewoner van de woning, in diens woning, uit te oefenen
dienstverlenend beroep, waarbij de woning in overwegende mate de
woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de
woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 achtererf:
de gronden die
behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de
achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw of achter de denkbeeldige lijn
in het verlengde daarvan;
1.8 antenne-installatie:
een installatie
bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan
niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende
bevestigingsconstructie;
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.10 bedrijf:
een
onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, installeren,
inzamelen, verhuren, opslaan, distribueren en verhandelen van
goederen, waarbij ondergeschikte detailhandel uitsluitend plaatsvindt
in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde,
bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks
verband staan met de uitgeoefende bedrijfsvoering;
1.11 bestaand:
- bij bouwwerken: de bestaande legale bebouwing ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
- bij gebruik: het bestaande legale gebruik ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
1.12 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 bijbehorend bouwwerk:
een
uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op
hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet
tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.15 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.16 bouwlaag:
een
verdieping (met inbegrip van de begane grond en uitgezonderd een
kelder) van zodanige afmetingen en vorm dat de daardoor ontstane ruimte
zonder ingrijpende voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor
verschillende functies en daarmee gelijke gebruiksmogelijkheden geeft
als de daaronder gelegen bouwlagen;
Een zolder
en dakopbouw worden niet gezien als bouwlaag als de hoogte minder
is dan 1,5 m. Als de hoogte tussen 1,5 m en 2,1 m is,
dan wordt dit ook niet als bouwlaag gezien zolang de laag verder
niet beloopbaar is. Als het een zolder onder een puntdak betreft en de
hoogte alleen net onder de punt van het dak 1,8 m is, dan
wordt de zolder niet geacht 'beloopbaar' te zijn.
1.17 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.19 bouwvlak:
een geometrisch
bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.20 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.21 dakkapel:
een
constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot
en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de
noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak
is geplaatst;
1.22 dakopbouw:
een
constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot
bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok
uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of
beide dakvlak(ken) van het dak is (zijn) geplaatst;
1.23 detailhandel:
het
bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten
behoeve van verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan
personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending
anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en
anders dan voor gebruik ter plaatse. Onder detailhandel vallen niet:
afhaalpunten (locaties ten behoeve van internetdetailhandel die
uitsluitend bedoeld zijn voor het afhalen of terugbrengen van goederen
door de consument);
1.24 erker:
een bijbehorend bouwwerk dat tot vóór de voorgevelrooilijn aan de oorspronkelijke voorgevel mag worden gebouwd;
1.25 evenement:
een voor het
publiek toegankelijke verrichting van vermaak op het gebied van sport,
muziek, sociaal-cultureel vlak, met uitzondering van
bioscoopvoorstellingen als bedoeld in de Wet op de filmvertoningen,
kansspelen als bedoeld in de Wet op de Kansspelen alsmede betogingen,
samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare
manifestaties;
1.26 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.27 geliberaliseerde woning voor middenhuur:
huurwoning met
een aanvangshuurprijs van ten minste het bedrag, bedoeld in artikel 13,
eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, en ten hoogste een
in de gemeentelijke verordening bepaalde, jaarlijks te indexeren
aanvangshuurprijs, waarbij de instandhouding in die verordening voor
ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd.
1.28 hellingbaan
een schuin op- of
aflopend beloop en berijdbare helling inclusief bijbehorende
bordessen om niveauverschillen te overbruggen ten behoeve van het
bereiken van een parkeervoorziening;
1.29 hoofdgebouw:
een gebouw, dat
op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie en/of
afmetingen dan wel gelet op de bestemming als
belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.30 huishouden:
een samenwoning
van een groep mensen in gezinsverband of daarmee vergelijkbare
samenstelling, waarbij geen sprake is van een van tevoren vaststaande
tijdelijkheid van de samenwoning;
1.31 kantoor:
een gebouw of een
deel van een gebouw in de vorm van een ruimtelijk en bouwkundig
zelfstandige eenheid dat geheel of grotendeels in gebruik is of te
gebruiken is voor bureaugebonden werkzaamheden of daaraan
ondersteunende activiteiten;
1.32 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het
bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van
ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk - niet zijnde een
aan huis gebonden beroep - waarbij het maximum vloeroppervlak voor
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten 50 m² bedraagt, waarbij
de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin blijft behouden, de
activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de
bedrijfsuitoefening plaatsvindt door de bewoner van de woning. Onder
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten wordt tevens het bieden van
bed & breakfast (tot een maximum van 3 kamers) en internetverkoop
gerekend , maar geen webwinkel;
1.33 kunstobject:
voortbrengsel van de beeldende kunst in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.34 kunstwerk:
een
bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of
infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een
tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee naar
aard gelijk te stellen voorziening;
1.35 luifel:
een bijbehorend
bouwwerk in de vorm van een afdak, dat met de ene horizontale kant aan
de buitenzijde van een gebouw is bevestigd, terwijl de
tegenoverliggende zijde vrij dragend is;
1.36 maatschappelijke voorzieningen:
(overheids)voorzieningen
inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, onderwijs, openbare
orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren;
1.37 mantelzorg:
langdurende
zorg die wordt geboden aan iedereen die hulpbehoevend is op het
fysieke, psychische en/of sociale vlak, door personen uit diens sociale
omgeving, waarbij de zorgverlening de gebruikelijke zorg van
huisgenoten voor elkaar overstijgt, op vrijwillige, niet afdwingbare
basis en buiten organisatorisch verband;
1.38 nutsvoorzieningen:
voorzieningen
ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van
elektriciteit, gas, (stads)verwarming, drinkwater en
telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en
(ondergrondse) afvalinzameling;
1.39 ondergeschikt:
een
activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht
duidelijk ondergeschikt en ten dienste is aan de volgens het
bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De activiteit is van zulke
beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan
zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm overwegend
of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;
1.40 overkapping:
een
bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één wand en
voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;
1.41 peil:
- Voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- In andere gevallen: het vloerpeil zoals vastgesteld door burgemeester en wethouders.
1.42 platte afdekking:
een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan tweederde van het grondoppervlak van het gebouw beslaat;
1.43 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.44 seksinrichting:
een voor het
publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een
omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden
verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;
1.45 sociale huurwoning:
huurwoning met
een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste
lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding
voor de in de gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor
ten minste twintig jaar na ingebruikname is verzekerd;
1.46 voorgevel:
de naar de weg
gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere
zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en
wethouders aan te wijzen gevel;
1.47 voorgevelrooilijn:
de
lijn die gelijk loopt aan de voorgevel van het hoofdgebouw en het
verlengde daarvan. Van een hoofdgebouw gelegen op de hoek van twee
straten moeten beide gevels van het hoofdgebouw en het verlengde
daarvan, gelegen aan de straatkant, gezien worden als
voorgevelrooilijn(en);
1.48 woning:
een complex van ruimten geschikt voor de huisvesting van één huishouden;
1.49 zijerf:
de
gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de
zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de voorgevelrooilijn en de
achtergevelrooilijn.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de bouwperceelgrens:
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf
het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig
bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, zonnepanelen, antennes, liftschachten, ondergeschikte
technische installaties en leidingen en naar de aard daarmee
gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de
bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels
(en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en
dakkapellen, exclusief van het betrokken gebouw deel uitmakende kelders
en andere ondergrondse ruimten;
2.5 de lengte, breedte en diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren);
2.6 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen
de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte
bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; Bij overkappingen wordt de
oppervlakte gemeten ter plaatse van de neerwaartse
projectie van het dak.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen;
- speelvoorzieningen;
- langzaamverkeersverbindingen;
- water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- geluidswerende voorzieningen;
- uitsluitend de
aanleg, het behoud en het herstel van een beukenhaag, ter plaatse van
de aanduiding 'specifieke vorm van groen - haag';
- uitsluitend de
aanleg, het behoudt en het herstel van een beukenhaag, ter plaatse van
de aanduiding 'specifieke vorm van groen - wadi';
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- op deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, toegestaan;
- de maximum bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt 10,0 m;
- de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m.
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, waarbij opstelstroken en busstroken niet worden meegeteld;
- overige verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- ambulante handel;
- evenementen;
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
- het bouwen van gebouwen en overkappingen is niet toegestaan, met dien verstande dat:
- gebouwen en
overkappingen ten behoeve van het openbaar vervoer,
nutsvoorzieningen en fietsenstallingen zijn toegestaan met een maximum
bouwhoogte van 3,0 m;
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten bedraagt 10,0 m;
- de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 6,0 m;
- tijdelijke
(seizoensgebonden) terrasafscheiding zijn toegestaan met een hoogte van
maximaal 2 meter waarbij boven 1 meter de afscheiding volledig
transparant moet zijn.
4.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming '
Wonen',
indien in het kader van een verzoek om additionele gronduitgifte
positief is beslist. Door de wijziging mag geen onevenredige afbreuk
worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en
gebouwen.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor aan huis gebonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- tuinen, terreinen en erven;
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen;
- groenvoorzieningen;
- entree;
- verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten.
5.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- hoofdgebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
- het bestaande
aantal woningen mag niet worden vergroot, met dien verstande dat
ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’
het aantal woningen ten hoogste het aantal aangegeven wooneenheden
bedraagt;
- uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen woningen gestapeld worden gebouwd;
- de maximum
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven
ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
- uitsluitend ter
plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is een ondergrondse
parkeergarage toegestaan van maximaal 1 bouwlaag, met dien verstande
dat de maximale bouwhoogte 0,6 m boven maaiveld bedraagt.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan.
5.2.3 Bouwwerken, geen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijnde, gelden de volgende regels:
- de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt 1,0 m;
- de maximum
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn
(niet grenzend aan openbaar toegankelijk gebied) bedraagt 2,0 m;
- het bouwen van
erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn (grenzend aan
openbaar toegankelijk gebied) hoger dan 1,0 m is niet toegestaan;
- in afwijking van
het bepaalde in lid c zijn erf- en terreinafscheidingen achter de
voorgevelrooilijn (grenzend aan openbaar toegankelijk gebied)
toegestaan tot een maximum bouwhoogte van 2,0 m indien:
- het een
erfafscheiding betreft die vanaf een hoogte van 1,0 m voor minimaal 50
% transparant is en, indien gewenst, van beplanting wordt
voorzien.
- hekwerken op hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan;
- de maximum bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 10,0 m;
- de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3,0 m;
- ter plaatse van
de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - hellingbaan' is een
hellingbaan toegestaan, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte
van bijbehorende bordessen niet meer dan 1,5 m bedraagt.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Hekwerken op gebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in
artikel 5 lid 2.3 sub e teneinde hekwerken op gebouwen toe te staan, met dien verstande dat:
- de maximum bouwhoogte van hekwerken 1,5 m bedraagt, waarbij de hoogte (in afwijking van het bepaalde in artikel 2) wordt gemeten vanaf de voet van het hekwerk;
- dit niet mag leiden tot onevenredige hinder voor omliggende percelen.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Algemeen
- het gebruik van de parkeergarage is enkel toegestaan voor bewoners van een woning die zich binnen deze bestemming bevindt;
tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
-
het gebruik
van gedeelten van de woning voor het uitoefenen van aan-huis-gebonden
beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:
- aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten gerealiseerd worden buiten het hoofdgebouw;
- het
vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en praktijkruimten en
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten groter is dan 30 % van
het vloeroppervlak van de woning, met dien verstande dat een absoluut
maximum van 50 m² geldt, inclusief aangebouwde bijbehorende
bouwwerken;
- ten behoeve
van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige
activiteiten niet in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
- de
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten een nadelige invloed hebben
op de normale afwikkeling van het verkeer en gepaard gaan met horeca en
detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de
uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
- het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte;
- het gebruik van een woning door twee of meer huishoudens;
5.4.2 Voorwaardelijke verplichting sociale huurwoningen en middenhuur woningen
Een
omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten als bedoeld in dit plan wordt
slechts verleend, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden, dan
wel aannemelijk is gemaakt dat hieraan wordt voldaan;
- het aantal
sociale huurwoningen mag niet minder bedragen dan 6 woningen voor
het gehele woningprogramma zoals mogelijk gemaakt in dit
bestemmingsplan;
- het aantal
geliberaliseerde woningen voor middenhuur mag niet minder bedragen dan
6 woningen voor het gehele woningprogramma zoals mogelijk gemaakt in
dit bestemmingsplan.
3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond
die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan
waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij
de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Bestaande maatvoering
- de bestaande
afstanden, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen die meer
bedragen dan in deze regels zijn voorgeschreven, mogen als
ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- de bestaande
afstanden, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen die
minder bedragen dan in deze voorschriften zijn voorgeschreven, mogen
als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- in geval van
herbouw is het bepaalde in de leden a en b uitsluitend van
toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
7.2 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen gebouwen gelden de volgende bepalingen:
- het bouwen van
bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan geheel of gedeeltelijk onder
een gebouw dat geheel boven het maaiveld is gelegen;
- in uitzondering op het gestelde in sub a is ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeergarage' een parkeergarage toegestaan;
- in uitzondering
op het gestelde in sub a is ter plaatse van de functieaanduiding
'specifieke vorm van wonen - hellingbaan' een hellingbaan toegestaan;
- het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan tot 1 bouwlaag.
7.3 Platte daken
Voor
zover noch op de verbeelding, noch in de regels, regels zijn opgenomen
ten aanzien van de afdekking van gebouwen, mogen de gebouwen zowel met
een kap als plat worden afgedekt.
7.4 Ondergeschikte bouwdelen
De maximale
bouwhoogte zoals bepaald in de regels mag voor het bouwen van
ondergeschikte bouwonderdelen zoals liftkokers, trappenhuizen,
liftschachten en ondergeschikte technische installaties en leidingen
met ten hoogste 3 meter worden overschreden.
7.5 Overschrijding bouwgrenzen
Voor zover noch
op de verbeelding, noch in de regels, regels zijn opgenomen ten aanzien
van overschrijding van de bouwgrenzen, en de verkeersveiligheid
gewaarborgd is mogen in afwijking van de verbeelding bouwgrenzen
uitsluitend worden overschreden door:
- tot gebouwen
behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen,
hellingbanen, fundering, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken,
mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
- andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- de opslag van oude metalen, schroot, lompen, papier, puin of vuilnis;
- de opslag van
rij- of voertuigen die voor de sloop bestemd zijn of reeds gedeeltelijk
gesloopt zijn, of de opslag van daaruit reeds gesloopte materialen;
- opslag voor de voorgevelrooilijn, tenzij anders aangegeven op de verbeelding;
- de opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4,0 m;
- (straat)prostitutie;
- een escortbedrijf;
- een seksinrichting;
- een speelautomatenhal.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
9.1 Afwijken maatvoering
Burgemeester
en wethouders kunnen afwijken van de regels van het plan, voor het
overschrijden van in deze regels genoemde maten en percentages, zoals
goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte van gebouwen en
bebouwingspercentages, met maximaal 10 % indien ter plaatse
aanwezige waarden niet op onevenredige wijze (kunnen) worden aangetast.
9.2 Antenne-installaties
Burgemeester
en wethouders kunnen afwijken van de regels van het plan, voor het
toestaan van antenne-installaties, met dien verstande dat:
- de maximum
bouwhoogte van vrijstaande antenne-installaties, ten behoeve van
telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder
techniekkast, 15,0 m bedraagt;
- de maximum
bouwhoogte van vrijstaande antenne-installaties, niet zijnde
schotelantennes ten behoeve van mobiele telecommunicatie, 5,0 m
bedraagt;
- de maximum bouwhoogte van antenne-installaties die op bouwwerken worden geplaatst, niet zijnde schotelantennes, 5,0 m bedraagt.
9.3 Kleine gebouwen
Burgemeester
en wethouders kunnen afwijken van de regels van het plan, voor het
toestaan van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwen, ten behoeve
van openbare nutsbedrijven of van andere naar doelstelling daarmee
vergelijkbare instellingen, zoals transformatorhuizen,
gasreduceerstations, schakelhuizen, gemaalgebouwen, fietsenstallingen
en abri's, met dien verstande dat:
- de maximum bouwhoogte van deze gebouwen 3,0 m bedraagt;
- de maximum oppervlakte van deze gebouwen 25,0 m² per gebouw bedraagt.
9.4 Afwegingskader
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de milieusituatie;
- de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
10.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
- het aanpassen
van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch
betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover
dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het
terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3,0 m
en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10 % worden vergroot;
- het
overschrijden van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van
wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt
aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit
daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer
bedragen dan 3,0 m en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan
10 % worden vergroot;
- het wijzigen van
de Staat van bedrijfsactiviteiten of de Staat van bedrijfsactiviteiten
functiemenging, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde
inzichten hiertoe aanleiding geven;
- het aanpassen
van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen
wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke
regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan
worden gewijzigd;
Artikel 11 Overige regels
11.1 Parkeren
Tenzij in
hoofdstuk 2 expliciet is voorzien in een andere regel ten aanzien van
de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid, gelden de
volgende regelingen:
11.1.1 Aantal autoparkeerplaatsen op eigen terrein
Bij
het bouwen van gebouwen of het veranderen van gebruik dient de
inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte
aanwezig is om zowel het parkeren als het eventueel laden en lossen op
eigen terrein te kunnen afwikkelen. Op eigen terrein dient voorzien te
zijn in voldoende parkeeraccommodatie, inclusief parkeergelegenheid
voor werknemers en bezoekers, conform de parkeernormen uit
CROW-publicatie 381 (Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie) of de
opvolger(s) daarvan. In afwijking van het voorgaande kan parkeren in
het openbaar gebied worden opgelost indien dit aantoonbaar middels een
parkeerdrukmeting geen onevenredige gevolgen voor de parkeerdruk tot
gevolg heeft of indien er aantoonbaar sprake is van een vermindering
van het benodigd aantal parkeerplaatsen ten opzichte van het bestaande
gebruik.
Afmetingen
De
bedoelde ruimte voor het parkeren van auto’s moet afmetingen
hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis
wordt geacht te zijn voldaan indien de afmetingen van bedoelde
parkeerruimten voldoen aan de volgende bepalingen:
- haaks parkeren: ten minste 2,5 x 5,0 m;
- langsparkeren: ten minste 2,0 x 6,0 m;
- een
gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte voor zover die
ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst: ten minste
3,5 m x 5,0 m.
11.1.2 Aantal fietsparkeerplaatsen op eigen terrein
- onverminderd het
bepaalde in de artikelen 3 tot en met 28 moet bij de oprichting
van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of
de verandering in functie op het bijbehorende bouwperceel, worden
voorzien in fietsparkeerplaatsen in stallingsruimte voor fietsen
volgens de kencijfers uit publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren'
(of de opvolger van deze publicatie) van het CROW voor de volgende
functies: kantoren, scholen, winkelen, horeca, gezondheidszorg en
maatschappelijke voorzieningen, sport, cultuur en ontspanning en
woningen;
- er mag beargumenteerd worden afgeweken van deze kencijfers binnen de aangegeven bandbreedte uit de publicatie genoemd in lid a;
- bij de
berekening van het aantal fietsparkeerplaatsen volgens lid a, worden de
ten tijde van het rechtskracht krijgen van dit plan voor
fietsparkeerplaatsen in stallingsruimte voor fietsen in gebruik zijnde,
of voor fietsparkeerplaatsen in stallingsruimte voor fietsen geplande
gronden, buiten beschouwing gelaten;
- voor zover er
door het oprichten van nieuwe bouwwerken of het vergroten van bestaande
bouwwerken, fietsparkeerplaatsen in stallingsruimte voor fietsen
verloren gaan, dienen deze in gelijke omvang te worden gecompenseerd;
- indien bij de
eindberekening het aantal fietsparkeerplaatsen in stallingsruimte voor
fietsen uitkomt op een halve of meer, dan vindt de afronding naar boven
plaats. Minder dan een halve wordt naar beneden afgerond;
- voor niet onder lid a genoemde functies gelden geen normen voor fietsparkeerplaatsen in stallingsruimte voor fietsen;
- het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid a indien:
- het gebruik niet wijzigt;
- is aangetoond dat als gevolg van de uitbreiding de parkeerbehoefte niet toeneemt.
- het bevoegd
gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid
a indien op het bouwperceel redelijkerwijs geen gronden (meer)
beschikbaar kunnen worden gehouden ten behoeve van een
fietsparkeerplaatsen in stallingsruimte voor fietsen en in voldoende
mate binnen redelijke afstand van het bouwperceel in
fietsparkeerplaatsen in stallingsruimte voor fietsen is of kan worden
voorzien;
- het bevoegd
gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid
a, indien op het bouwperceel in de bestaande situatie meer of een
gelijk aantal fietsparkeerplaatsen in stallingsruimte voor fietsen
aanwezig is, dan ingevolge lid a voor de in zijn geheel gerealiseerde
bebouwing en/of wijziging van het gebruik is vereist;
- het bevoegd
gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid a, indien
uitbreiding van de bebouwing niet leidt tot een grotere behoefte aan
fietsparkeerplaatsen.
11.1.3 Afwijken van het benodigd aantal parkeerplaatsen
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
-
Een
bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan
worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, en afwijkt van
het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt
vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het
tenietgaan als ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd
of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen
wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet
gegaan.
- Eenmalig kan
ontheffing worden verleend van lid a voor het vergroten van de inhoud
van een bouwwerk als bedoeld in lid a met maximaal 10 %.
- Lid a is niet
van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van
de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het
daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat
plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van
grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding
van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden
het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te
veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan strijdig
gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang
wordt verkleind.
- Indien het
gebruik, bedoeld in lid a, na de inwerkingtreding van het plan voor een
periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit
gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Lid a is niet
van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen
geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van
dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'BP Koningin Julianaplein 1, Woudenberg'