Plan: | Stationsweg West 177 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0351.BP2023Stationswegw-vg01 |
Aan de Stationsweg West 177 in Woudenberg is een twee-onder-een-kapwoning aanwezig. Op dit perceel is een oppervlakte van 191 m2 aan bijbehorende bouwwerken (aan-, uit- en bijgebouwen) aanwezig. Volgens het bestemmingsplan is maximaal 100 m2 aan dergelijke bouwwerken toegestaan. Op basis van artikel 2 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht is 147,8 m2 aan vergunningsvrije bouwwerken toegestaan op het perceel aan de Stationsweg West 177. Er is daarmee een overschrijding van 43,2 (afgerond 43) m2 voor bijbehorende bouwwerken op het perceel. De initiatiefnemer en de eigenaar van het ongenummerde perceel aan de Zegheweg zijn overeengekomen dit perceel te betrekken bij dit bestemmingsplan. Op dit ongenummerde perceel wordt in de toekomst een woning gebouwd, waarin het geldende bestemmingsplan reeds voorziet. Initiatiefnemer heeft het voornemen om de overschrijding van het aantal vierkante meters voor bijgebouwen bij zijn woning te compenseren door de hoeveelheid bouwmogelijkheden voor bijbehorende bouwwerken bij de toekomstige, nieuwe woning te verminderen. Per saldo verandert de gezamenlijke mogelijkheden voor bijbehorende bouwwerken voor de twee percelen niet, maar enkel de verdeling hiervan. Om dit juridisch-planologisch mogelijk te maken is een wijziging van het geldende bestemmingsplan nodig. Daarom is dit bestemmingsplan opgesteld.
Het perceel bevindt zich ten oosten van de dorpskern van Woudenberg. Op circa 100 meter ten oosten loopt de N224, de provinciale weg tussen Scherpenzeel en Woudenberg. Kadastraal staat het perceel bekend als gemeente Woudenberg, sectie G, nummers 347 en 1069. Daarnaast is ook het kadastrale perceel gemeente Woudenberg, sectie G, nummer 1094 in eigendom van de initiatiefnemer. Dit perceel is direct achter de woning gelegen.
Ligging in de omgeving
Het plangebied van dit bestemmingsplan wordt alleen gevormd door de genoemde percelen.
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Woudenberg'. Dit plan is vastgesteld door de gemeenteraad op 21 december 2017.
Het plangebied heeft grotendeels de bestemming 'Wonen'. Verder zijn er binnen het plangebied twee bouwvlakken aanwezig. Hoofdgebouwen zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. Voor het bouwvlak waarin de woningen aan de Stationsweg West 177 en 179 gelegen zijn, geldt een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 9 meter. Voor het bouwvlak gelegen op het ongenummerde perceel geldt een maximum goot- en bouwhoogte van 6 en 10 meter. Binnen dit bouwvlak is voorzien in een woning. Voor percelen groter dan 750 m2 is een maximum bebouwd oppervlak van 100 m2 voor bijbehorende bouwwerken toegestaan.
Naast de woonbestemming geldt ook deels de bestemming 'Tuin'. Hiermee zijn deze gronden onder andere bestemd voor voortuinen, zijtuinen en erkers. Binnen deze bestemming mogen alleen bijbehorende bouwwerken gerealiseerd worden die aan het hoofdgebouw vastgebouwd worden.
Uitsnede plankaart met het plangebied globaal in rood omkaderd
Initiatiefnemer wenst om de bijbehorende bouwwerken op het perceel Stationsweg West 177 te laten staan.
In hoofdstuk 2 van deze onderbouwing wordt ingegaan op het relevante beleidskader. In het derde hoofdstuk wordt de huidige en nieuwe situatie beschreven. In hoofdstuk 4 wordt de uitvoerbaarheid aangetoond. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische planopzet en in het laatste hoofdstuk wordt afgesloten met inspraak en overleg.
In dit hoofdstuk wordt een analyse gegeven van het beleidskader van de omgeving van het plangebied.
De Omgevingsvisie van de provincie Utrecht is vastgesteld door de Provinciale Staten op 10 maart 2021. De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) is opgesteld om te zorgen voor een blijvend aantrekkelijke provincie. Via haar ruimtelijk beleid draagt de provincie bij aan een kwalitatief hoogwaardige fysieke leefomgeving, waarin het ook in de toekomst plezierig wonen, werken en recreëren is. De Omgevingsvisie is uitgewerkt aan de hand van 7 thema's en 3 regio's. De thema's zijn als volgt:
De drie regio's zijn U16, Amersfoort en Foodvalley.
De Omgevingsvisie geeft de ruimtelijke ambities weer van de provincie Utrecht. Hierin staat welke doelstellingen de provincie van provinciaal belang acht, welk beleid bij deze doelstellingen hoort én hoe dit beleid uitgevoerd wordt. Deels loopt deze uitvoering via de Interim Omgevingsverordening, die tegelijk met de Omgevingsvisie is vastgesteld. Op grond van de Wro heeft de Omgevingsvisie alleen een zelfbindende werking. Het is bindend voor de provincie, niet voor andere partijen. De Interim Omgevingsverordening zorgt voor doorwerking van het beleid en is bindend voor de gemeenten.
De Interim Omgevingsverordening van de provincie Utrecht is vastgesteld door de Provinciale Staten op 10 maart 2021. De omgevingsverordening bevat algemene regels die gemeenten in acht moeten nemen bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen. In de omgevingsverordening staan geen regels die direct doorwerken naar de burgers. In de omgevingsverordening zijn alleen de algemene regels opgenomen, die noodzakelijk zijn voor het waarborgen van de provinciale belangen.
De omgevingsverordening geeft soms harde ruimtelijke grenzen aan. Soms wordt volstaan met de verplichting om een ruimtelijke keuze voor een bepaald beleidsaspect goed te onderbouwen. Daarnaast bevat de omgevingsverordening ook regels die voortvloeien uit het Barro. Bij de verordening zijn verschillende kaarten opgenomen. Navolgend worden de voor het plangebied relevante bepalingen besproken.
Watersysteem
Op de kaart 'watersysteem' is het plangebied gelegen binnen een overstroombaar gebied. Artikel 2.10 bepaalt hierover het volgende:
Toetsing
Het plangebied is binnendijks gelegen en met onderhavig plan wordt niet voorzien in woonwijken en bedrijventerreinen. Derhalve hoeft geen rekening gehouden te worden met overstromingsrisico's.
Cultuurhistorie en landschap
Op de kaart 'cultuurhistorie en landschap' is het plangebied gelegen binnen het landschap Gelderse Vallei. Artikel 7.9 bepaalt hierover het volgende:
De kernkwaliteiten voor het landschap Gelderse Vallei zijn als volgt:
Toetsing
Onderhavig plan voorziet in compensatiemogelijkheden om het teveel aan bijbehorende bouwwerken te kunnen laten staan. Hiermee neemt het maximum oppervlak aan bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de huidige situatie niet toe. Met onderhavig plan blijven de kernkwaliteiten van het landschap Gelderse Vallei dan ook behouden.
Conclusie
Onderhavige ontwikkeling is in overeenstemming met de Interim Omgevingsverordening.
In de structuurvisie Woudenberg geeft de gemeente aan hoe zij denkt over de ruimtelijke invulling voor het wonen, werken en recreëren in Woudenberg voor de komende jaren tot 2030. De redenen voor het opstellen van de structuurvisie zijn enerzijds dat de Wet ruimtelijke ordening het opstellen van een structuurvisie voor de gemeenten verplicht stelt en anderzijds dat er een flink aantal ontwikkelingsplannen voor onder andere woningbouw op stapel staan. Er zal afstemming plaatsvinden met het beleid op het gebied van werken, zorg en welzijn, onderwijs, sport, toerisme en recreatie en mobiliteit.
In de structuurvisie worden de volgende thema's beschreven: landschap en groen, wonen, economie, recreatie, verkeer, maatschappelijke voorzieningen. Het relevante thema voor onderhavige ontwikkeling is 'wonen'.
Wonen
Onder het thema wonen beschrijft de gemeente dat de vraag naar woningen de komende jaren blijft toenemen. Het behoud van de bestaande woonkwaliteit staat centraal. Ook in de toekomst is Woudenberg een vitale woongemeente met een bijpassend compleet voorzieningenniveau. Hiervoor wil de gemeente voldoende woningbouwmogelijkheden behouden.
Toetsing
Onderhavig plan voorziet in een 'verschuiving' van de bouwmogelijkheden voor bijbehorende bouwwerken tussen beide percelen. Hierdoor wordt het mogelijk om het teveel aan bestaande bijbehorende bouwwerken op het perceel aan de Stationsweg West 177 te handhaven. Het maximum oppervlak aan bijbehorende bouwwerken blijft daarmee gelijk. Hiermee blijft de bestaande woonkwaliteit gewaarborgd. Ondanks de beperking aan de toegestane oppervlakte van bijbehorende bouwwerken wat de nog onbebouwde kavel kan realiseren biedt de kavel voldoende woonkwaliteit.
Onderhavig plan is in overeenstemming c.q. niet in strijd met de gemeentelijke structuurvisie.
Hieronder wordt de bestaande situatie van de omgeving en het plangebied beschreven.
Omgeving
Het plangebied bevindt zich binnen de bebouwde kom van Woudenberg, op circa 1,5 kilometer afstand ten oosten van het centrum. Het plangebied ligt te midden van diverse bebouwde percelen. Grotendeels betreft het woningen, maar er zijn ook enkele maatschappelijke, bedrijfs- en kantoorbestemmingen in de omgeving van het plangebied. Het plangebied ligt aan de noordelijke kant van de Stationsweg West, die op circa 100 meter ten oosten doorloopt in de Zegheweg. In het westen loopt de Stationsweg West over in de Dorpsstraat, waar deze weg aansluit op de provinciale weg N226, de Maarsbergseweg. Langs de Stationsweg West staan voornamelijk tweekappers en vrijstaande woningen, meestal met een eigen oprit. Het plangebied bevindt zich in een 30 km-zone waar langs de wegen beplanting, bomen en overig groen aanwezig is.
Luchtfoto omgeving van het plangebied
Plangebied
Het plangebied is gelegen aan de Stationsweg West 177. Dit woonperceel is circa 1420 m2 groot. Het betreft een twee-onder-een-kapwoning met meerdere aan-, uit- en bijgebouwen. Ten westen van de woning is een veranda van 33 m2 aanwezig. Direct achter de woning is een drietal bijhorende bouwwerken aangebouwd. Het gaat om een bijkeuken van 16 m2 en twee bergingen van 19 en 17 m2. Verder is er nog een relatief grote schuur aanwezig van 106 m2. Deze schuur is gelegen ten noordwesten van de woning. Rond de woning is sprake van een eenvoudige tuininrichting. Het noordoostelijke deel van het plangebied bestaat momenteel uit grasland. Op dit stuk grond wordt in de toekomst een woning gebouwd. Verder is beplanting voornamelijk aanwezig in de voortuin en langs de perceelsgrenzen.
Luchtfoto met het plangebied globaal in rood omkaderd
Vooraanzicht vanaf de Stationsweg West
Zijaanzicht vanaf de Stationsweg West
Zoals benoemd, is op het perceel aan de Stationsweg West 177 een overschrijding van 43,2 (afgerond 43) m2 aan bijbehorende bouwwerken. Initiatiefnemer, tevens eigenaar van de percelen die op onderstaande afbeelding met A en B zijn aangeduid, wil de ontstane overschrijding compenseren met de bouwmogelijkheden van perceel B. In de toekomst wordt hier namelijk een woning gebouwd op dit perceel, waarin het geldende bestemmingsplan ook voorziet. Concreet houdt dit in dat het teveel van 43 m2 in mindering wordt gebracht van het maximum oppervlak aan bijbehorende bouwwerken bij de toekomstige woning op perceel B. Op basis van het bestemmingsplan is daar 100 m2 aan bijgebouwen toegestaan. Dat wordt met dit bestemmingsplan verlaagd naar 57 m2 (100 - 43). Hierdoor kunnen alle bijbehorende bouwwerken op perceel A gehandhaafd blijven. Hiervoor worden de bouwmogelijkheden voor bijbehorende bouwwerken bij perceel A verhoogd naar 191 m2. Dit is als volgt opgebouwd: 148 m2 vergunningsvrije mogelijkheden, inclusief 100 m2 uit het geldende bestemmingsplan, en 43 m2 van de bouwmogelijkheden bij perceel B.
Op basis van artikel 2 van bijlage 2 van het Bor is vergunningsvrij bouwen onder voorwaarden toegestaan, al dan niet in afwijking van het bestemmingsplan. Om, zo goed als mogelijk, te voorkomen dat op basis daarvan bij perceel B toch geen reductie van bijbehorende bouwwerken wordt bereikt, dienen ook de vergunningsvrije mogelijkheden ingeperkt te worden met 43 m2. Dit is via een bestemmingsplan mogelijk door de ligging en omvang in te kaderen van wat voor het vergunningsvrije bouwen te kwalificeren is als ‘erf’ bij een hoofdgebouw. Ook kan een bestemmingsplan aanwijzingen geven voor wat bij een hoofdgebouw als voorgevel heeft te gelden. Hierdoor kan het achtererf en het bebouwingsgebied voor het vergunningsvrije bouwen worden verkleind, waardoor er minder vergunningsvrije mogelijkheden zijn.
In de huidige situatie is het achtererfgebied van perceel B 680 m2. Op basis van artikel 2 van bijlage 2 van het Bor mag hier 128 m2 vergunningsvrij gebouwd worden. Wanneer ook hier de aftrek van 43 m2 ter compensatie plaatsvindt, blijft er 85 m2 over om vergunningsvrij te bouwen. Om dit te kunnen handhaven, dient het achtererfgebied van perceel B in de nieuwe situatie een omvang van maximaal 275 m2 te hebben.
Om te waarborgen dat het achtererfgebied van perceel B in de nieuwe situatie niet groter zal zijn dan 275 m2, worden de volgende maatregelen genomen. Het perceel krijgt een eigen erftoegangsweg vanaf de Zegheweg. De voorgevel van de toekomstige woning zal dan naar deze weg gekeerd worden, richting het oosten in plaats van het noorden. Dit wordt ook met een gevellijn, die bepaalt waar de voorgevel moet komen te staan, aangegeven. Hierdoor komt de ligging van het achtererfgebied vast te liggen: ten zuiden en westen van de nieuwe woning. Daarnaast krijgt het noordelijke deel van perceel B een groenbestemming. In de regels van onderhavig plan wordt het gebruik van deze groenbestemming zodanig ingeperkt, dat gebruik ervan als erf bij de woning niet mogelijk is. Hierdoor is dit stuk grond niet aan te merken als achtererfgebied. Concreet leiden deze maatregelen ertoe dat het achtererfgebied van perceel B een omvang heeft van 275 m2, waarmee dan maximaal 85 m2 vergunningsvrij gebouwd kan worden.
Terreinoverzicht nieuwe situatie
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening. In deze paragraaf worden de relevante thema's rondom milieu behandeld.
Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als aangetoond is dat de bodem geschikt is voor de nieuwe/aangepaste bestemming en dus niet verontreinigd of vervuild is. Voor zover bekend zijn de menselijke activiteiten in het plangebied beperkt gebleven tot de bewoning van de aanwezige bedrijfswoning en voor het aannemersbedrijf. Bij een bestemmingswijziging is een bodemonderzoek slechts noodzakelijk indien de bestemmingswijziging tevens een wijziging naar een gevoeliger bodemgebruik inhoudt. Bij een bestemmingswijziging die een gelijkblijvend of minder gevoelig bodemgebruik oplevert, is de bodemkwaliteit in het kader van de bestemmingswijziging niet relevant en is bodemonderzoek niet noodzakelijk.
Onderhavig bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe bodemgevoelige functies. Het betreft enkel de juridisch-planologische regeling voor de bijgebouwen. Derhalve is een bodemonderzoek niet nodig.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gebruikt. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.
Onderhavige ontwikkeling voorziet niet in nieuwe milieugevoelige functies. Derhalve hoeft geen rekening gehouden te worden met milieuzoneringen.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is alleen gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen. Echter, onderhavig plan voorziet niet in nieuwe geluidgevoelige functies. Derhalve is een akoestisch onderzoek niet nodig.
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijnstof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan. Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Onderhavig plan voorziet niet in de realisatie van nieuwe bouwmogelijkheden. Het betreft enkel het legaliseren van het teveel aan bestaande bebouwing door middel van compensatie met de bouwmogelijkheden van het achterliggende perceel. Derhalve is een luchtkwaliteitsonderzoek niet nodig.
Het plangebied ligt niet binnen de invloedsfeer van Bevi-bedrijven en transportassen voor gevaarlijke stoffen. Externe veiligheid vormt derhalve geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.
Het plangebied is niet gelegen binnen een archeologisch waardevol gebied. Daarnaast voorziet onderhavig plan niet in bouwwerkzaamheden waarbij de grond geroerd wordt. Archeologische, cultuurhistorische en monumentale waarden staan derhalve de uitvoerbaarheid van onderhavig plan niet in de weg.
Onderhavig plan voorziet niet in ontwikkelingen die kunnen leiden tot aantasting van beschermde soorten en gebieden. Derhalve hoeft ook hiermee geen rekening te worden gehouden.
Binnen dit plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die planologische bescherming behoeven. Hierdoor vormt dit dus geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Hoewel onderhavig plan niet voorziet in nieuwe functies die een parkeerbehoefte of extra verkeersbewegingen genereren, is het aspect verkeer en parkeren wel relevant. Onderhavig plan voorziet namelijk wel enkele functiewijzigingen op het perceel, waaronder door de aanleg van een groenbestemming. Om te zorgen voor voldoende parkeerruimte op het perceel wordt hierna de parkeerbehoefte voor de toekomstige woning berekend. Op basis van CROW-publicatie 381 geldt voor een vrijstaand koophuis in een weinig/niet stedelijk gebied en in de bebouwde kom het minimale en maximale parkeerkencijfer van respectievelijk 1,9 en 2,7. Wanneer deze parkeerkencijfers als parkeernorm worden aangehouden, dient er voor de nieuwe woning voorzien te worden in afgerond minimaal 2 en maximaal 3 parkeerplaatsen. Het perceel heeft een omvang van ruim 930 m2. Dit is ruim voldoende om te voorzien in 3 parkeerplaatsen. Verder zal het perceel een eigen inrit krijgen vanaf de Zegheweg.
Onderhavig plan voorziet niet in nieuwe bouwwerken. Het betreft enkel de juridisch-planologische regeling voor de bijgebouwen. Derhalve hoeft geen rekening gehouden te worden met water en is het uitvoeren van een watertoets niet nodig.
In hoofdstuk 3 is de beoogde invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 liet zien dat dit uitvoerbaar is. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridische regeling om het mogelijk te maken.
Voor de regels van dit plan zijn de relevante regels uit het bestemmingsplan Correctieve herziening Bebouwde Kom Woudenberg als basis gebruikt. Deze regels zijn vervolgens geactualiseerd en aangepast op de beoogde situatie in het plangebied.
Met onderhavig plan krijgt het ongenummerde perceel aan de Zegheweg deels de bestemming 'Groen'. Hiermee komt de mogelijkheid te vervallen om op die gronden bijgebouwen te realiseren ten behoeve van de toekomstige woning. Aangezien een groenbestemming niet aangemerkt kan worden als 'erf', kunnen deze gronden ook niet meegerekend worden bij de omvang van het achtererfgebied. De groenbestemming voorziet dan in een aantal bestaande bomen en mogelijk wat nieuwe onderbeplanting. In de groenbestemming kan wel vergunningsvrij een erfafscheiding van 1 meter hoog gerealiseerd worden. De gronden ten oosten van het bouwvlak op dit perceel worden als 'tuin' bestemd. Dat bouwvlak krijgt tevens een aanduiding voor de gevellijn, waarmee gereguleerd wordt wat het achtererf (in het kader van vergunningsvrij bouwen) voor die (toekomstige) woning is. Zo gaan de vergunningsvrije bouwmogelijkheden voor bijbehorende bouwwerken, voor zover reguleerbaar, overeenkomen met de mogelijkheden die het bestemmingsplan daarvoor qua oppervlakte biedt.
Onderhavig plan voorziet verder niet in overige bestemmingswijzigingen. Derhalve zijn de geldende bestemmingen grotendeels overgenomen. Wel verandert er met dit plan een en ander aan de regeling voor de bijgebouwen. Voor de woning aan de Stationsweg West 177 worden de mogelijkheden voor bijgebouwen vergroot tot 191 m2. Voor de toekomstige woning wordt de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen, ten opzichte van het geldende bestemmingsplan, verkleind tot 57 m2. De overige, geldende regels zijn in onderhavig plan overgenomen en waar nodig ontdaan van overbodige bepalingen.
Het concept van dit bestemmingsplan zal niet worden toegezonden aan de provincie Utrecht in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Met onderhavig plan zijn namelijk geen provinciale belangen in het geding. Vooroverleg met de Rijksoverheid is, aangezien er geen nationale belangen in het geding zijn, ook achterwege gebleven. Aangezien onderhavig plan niet voorziet in veranderingen voor de waterhuishouding, is ook het overleg met het waterschap achterwege gebleven.
De ontwikkeling die dit plan mogelijk maakt, heeft een beperkte invloed op zijn omgeving. Daarom heeft geen voorontwerp van dit plan voor inspraak ter inzage gelegen. De buurtbewoners zijn geïnformeerd over het initiatief. Het gaat om de bewoners van de bewoners van de Stationsweg West 179, 181 en de Zegheweg 1 en 3. Hieruit zijn geen bezwaren naar voren gekomen. Er is voldoende draagvlak voor het planvoornemen.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 20 december 2023 tot en met 30 januari 2024 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.
Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan voorkomt dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen. Onderhavige plan voorziet niet in een bouwplan zoals dat in artikel 6.2.1 Bro is benoemd. Het is niet noodzakelijk een exploitatieplan vast te stellen. Met de initiatiefnemer wordt namelijk een anterieure overeenkomst gesloten. Hierin is geregeld dat alle kosten die samenhangen met de onderhavige herziening van het bestemmingsplan voor rekening komen van initiatiefnemer. Deze herziening heeft derhalve voor de gemeente geen financiële gevolgen.