direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Rumelaarseweg 6
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0351.BP2023Rumelrseweg6-ow01

Toelichting

behorende bij het bestemmingsplan Rumelaarseweg 6

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Rumelaarseweg 6 in Woudenberg is een loonbedrijf aanwezig. Vanwege de optimalisatie en specialisatie van het bedrijf zijn de machines en werktuigen de afgelopen jaren sterk gegroeid zijn in afmetingen, had het bedrijf behoefte aan meer stallingsruimte. Daarbij komt ook dat steeds meer specifieke apparatuur nodig is voor werkzaamheden (sensorttechnologie, precisielandbouw etc.). Het bedrijf heeft daarom een bedrijfsgebouw vergroot. Daarnaast is een veranda aan de kantineruimte gerealiseerd. Dit is echter in strijd met het geldende bestemmingsplan. Met de vergroting is het toegestane oppervlak aan bedrijfsgebouwen overschreden. Er is daarom een nieuw bestemmingsplan nodig, waarmee de bebouwingsmogelijkheden vergroot worden. In hoofdstuk 3.3 wordt het plan nader toegelicht en de keuze van het bouwen.

1.2 Ligging en begrenzing

Het perceel Rumelaarseweg 6 is gelegen in het buitengebied van Woudenberg. Het perceel is op circa 1 km ten zuidoosten van het centrum van Woudenberg gelegen. Kadastraal is het perceel bekend als gemeente Woudenberg, sectie H, nummers 1453 en 1454.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023Rumelrseweg6-ow01_0001.jpg"

Ligging in de omgeving

Het plangebied van dit bestemmingsplan wordt alleen gevormd door het genoemde perceel.

1.3 Geldend bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied 2010, in combinatie met de reparatieherziening daarvan: Buitengebied 2013 (herziening). Het bestemmingsplan Buitengebied 2010 is vastgesteld door de gemeenteraad op 23 september 2010. Het bestemmingsplan Buitengebied 2013 (herziening) is vastgesteld op 27 juni 2013.

Voor het plangebied geldt de bestemming 'Bedrijf', met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonwerkersbedrijf'. Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen alleen binnen het bouwvlak gebouwd worden. Er geldt een maximaal bebouwingsoppervlak van 1.970 m2. Daarnaast geldt een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 9 meter voor bedrijfsgebouwen en overkappingen. Er is één bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen, toegestaan. Hiervoor geldt een maximale inhoud van 600 m3. Daarnaast geldt een maximale goot- en bouwhoogte van 6 en 10 meter voor een bedrijfswoning. De maximale oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bedraagt 80 m2 per bedrijfswoning. De goothoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 3 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023Rumelrseweg6-ow01_0002.jpg"

Uitsnede verbeelding

In het geldende bestemmingsplan is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om de bebouwingsoppervlakte van gebouwen en overkappingen te vergroten met 15%. In 2018 is al gebruik gemaakt van deze afwijkingsbevoegdheid, waarmee het bedrijf de bouwmogelijkheden heeft vergroot tot 2.265,5 m2. Het bedrijf heeft echter behoefte aan ruim 2.720 m2. De afwijkingsbevoegdheid biedt daarvoor onvoldoende mogelijkheden. Daarom is een nieuw bestemmingsplan nodig voor het planvoornemen.

1.4 Leeswijzer

Dit plan vangt in hoofdstuk 2 aan met een beschrijving van het relevante beleidskader. In het daarop volgende hoofdstuk wordt de bestaande en de nieuwe situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de uitvoerbaarheid aangetoond. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planopzet toegelicht. Afsluitend zijn de resultaten van inspraak en overleg opgenomen.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is vastgesteld op 11 september 2020. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken; te kiezen voor slimme combinaties van functies; uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. In totaal zijn er 21 nationale belangen gevormd:

  • 1. Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  • 2. Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit.
  • 3. Waarborgen en versterken van grensoverschrijdende en internationale relaties.
  • 4. Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • 5. Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften.
  • 6. Waarborgen en realiseren van een veilig, robuust en duurzaam mobiliteitssysteem.
  • 7. In stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit.
  • 8. Waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving.
  • 9. Zorg dragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten.
  • 10. Beperken van klimaatverandering.
  • 11. Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening, die in 2050 CO2-arm is, en de daarbij benodigde hoofdinfrastructuur.
  • 12. Waarborgen van de hoofdinfrastructuur voor transport van stoffen via (buis)leidingen.
  • 13. Realiseren van een toekomstbestendige, circulaire economie.
  • 14. Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit).
  • 15. Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoende beschikbaarheid van zoetwater.
  • 16. Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat.
  • 17. Realiseren en behouden van een kwalitatief hoogwaardige digitale connectiviteit.
  • 18. Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie.
  • 19. Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang.
  • 20. Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit.
  • 21. Ontwikkelen van een duurzame visserij.

Om ook daadwerkelijk uitvoering te geven aan de NOVI, is de Uitvoeringsagenda 2021-2024 opgesteld. Hierin zijn vier prioriteiten benoemd:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie.
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De NOVI is een permanent en aanpasbaar proces. Er wordt uitgegaan van een terugkerende cyclus van vier jaar. Jaarlijks, in het voorjaar, is er een nationale NOVI-conferentie over de voortgang van de uitvoering, nieuwe ontwikkelingen en inzichten. Ook wordt een tweejaarlijkse monitor uitgevoerd door het Planbureau voor de Leefomgeving. Elke vier jaar vindt een uitgebreide beleidsevaluatie plaats, evenals een onderzoek naar de mening van burgers en wordt de NOVI zo nodig aangepast.

Toetsing

Uit de NOVI volgen geen uitgangspunten en/of randvoorwaarden voor de herontwikkeling van het plangebied. Met onderhavige ontwikkeling zijn geen nationale belangen in het geding.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Met het vastgestelde Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (30 december 2011), ook wel Barro genoemd, geeft het Rijk algemene regels voor bestemmingsplannen en wordt een aantal van de nationale ruimtelijke belangen uit de voormalige Nota Ruimte gewaarborgd. Doel van dit besluit is bepaalde onderwerpen uit de SVIR te verwezenlijken, dan wel te beschermen. Het gaat hierbij om de volgende onderwerpen:

  • rijksvaarwegen;
  • hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • elektriciteitsvoorzieningen;
  • buisleidingen van nationaal belang van gevaarlijke stoffen;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • primaire waterkeringen buiten het kustfundament, en
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)

Toetsing

Gelet op de ligging van het plangebied, alsmede de aard en omvang van de beoogde planontwikkeling dat in het voorliggende bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, wordt geconcludeerd dat er geen strijdigheid is met het nationaal ruimtelijk belang, zoals neergelegd in het Barro. Voornoemde onderwerpen hebben geen betrekking op het plangebied.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Provincie Utrecht

De Omgevingsvisie van de provincie Utrecht is vastgesteld door de Provinciale Staten op 10 maart 2021. De Omgevingsvisie is opgesteld om te zorgen voor een blijvend aantrekkelijke provincie. Via haar ruimtelijk beleid draagt de provincie bij aan een kwalitatief hoogwaardige fysieke leefomgeving, waarin het ook in de toekomst plezierig wonen, werken en recreëren is. De Omgevingsvisie is uitgewerkt aan de hand van 7 thema's en 3 regio's. De thema's zijn als volgt:

  • 1. Stad en land gezond.
  • 2. Klimaatbestendig en waterrobuust.
  • 3. Duurzame energie.
  • 4. Vitale steden en dorpen.
  • 5. Duurzaam, gezond en veilig bereikbaar.
  • 6. Levend landschap, erfgoed en cultuur.
  • 7. Toekomstbestendige natuur en landbouw.

De drie regio's zijn U16, Amersfoort en Foodvalley.

De Omgevingsvisie geeft de ruimtelijke ambities weer van de provincie Utrecht. Hierin staat welke doelstellingen de provincie van provinciaal belang acht, welk beleid bij deze doelstellingen hoort én hoe dit beleid uitgevoerd wordt. Deels loopt deze uitvoering via de Interim Omgevingsverordening, die tegelijk met de Omgevingsvisie is vastgesteld. Op grond van de Wro heeft de Omgevingsvisie alleen een zelfbindende werking. Het is bindend voor de provincie, niet voor andere partijen. De Interim Omgevingsverordening zorgt voor doorwerking van het beleid en is bindend voor de gemeenten.

2.2.2 Interim Omgevingsverordening

De Interim Omgevingsverordening van de provincie Utrecht is vastgesteld door de Provinciale Staten op 10 maart 2021. De omgevingsverordening bevat algemene regels die gemeenten in acht moeten nemen bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen. In de omgevingsverordening staan geen regels die direct doorwerken naar de burgers. In de omgevingsverordening zijn alleen de algemene regels opgenomen, die noodzakelijk zijn voor het waarborgen van de provinciale belangen.

De omgevingsverordening geeft soms harde ruimtelijke grenzen aan. Soms wordt volstaan met de verplichting om een ruimtelijke keuze voor een bepaald beleidsaspect goed te onderbouwen. Daarnaast bevat de omgevingsverordening ook regels die voortvloeien uit het Barro. Bij de verordening zijn verschillende kaarten opgenomen. Navolgend worden de voor het plangebied relevante bepalingen besproken.

Watersysteem

Op de kaart 'watersysteem' is het plangebied gelegen binnen een overstroombaar gebied. Artikel 2.10 bepaalt hierover het volgende:

  • 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen Overstroombaar gebied bevat bestemmingen en regels die rekening houden met overstromingsrisico’s. Binnendijks is dit van toepassing op kwetsbare en vitale objecten en woonwijken en bedrijventerreinen. Buitendijks is dit ook van toepassing op individuele woningen en bedrijven.
  • 2. De motivering op een bestemmingsplan bevat een beschrijving van het door de gemeente te voeren beleid ter zake en de wijze waarop met het overstromingsrisico is omgegaan.

Toetsing

Het plangebied is binnendijks gelegen en het initiatief betreft de uitbreiding van de bebouwingsmogelijkheden. Hierdoor hoeft geen rekening gehouden te worden met overstromingsrisico's.

Ondergrond en bodem

Op de kaart 'ondergrond en bodem' ligt het plangebied in een boringsvrije zone. Artikel 3.41 bepaalt het volgende:

Het is verboden in de Boringsvrije zones Amersfoort-Koedijkerweg, Rhenen en Woudenberg:

boorputten op te richten, in exploitatie te nemen of te hebben met een boordiepte van 10 meter of meer onder maaiveld; en

boringen of grond- of funderingswerken uit te voeren of te hebben op een diepte van 10 meter of meer onder het maaiveld, met inbegrip van schuine boringen, uitgevoerd vanaf een locatie buiten de boringsvrije zone.

Toetsing

Dit plan voorziet niet in werkzaamheden waarbij boringen of grond- en funderingswerken uitgevoerd worden.

Cultuurhistorie en landschap

Op de kaart 'cultuurhistorie en landschap' is het plangebied gelegen binnen het landschap Gelderse Vallei. Artikel 7.9 bepaalt hierover het volgende:

  • 1. Landschap bestaat uit Landschap Eemland, Landschap Gelderse Vallei, Landschap Groene Hart, Landschap Rivierengebied en Landschap Utrechtse Heuvelrug.
  • 2. De kernkwaliteiten zijn per gebied vastgelegd in de Bijlage 15 Kernkwaliteiten Landschap bij deze verordening.
  • 3. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een gebied gelegen in Landschap bevat:
    • a. bestemmingen en regels ter bescherming van de voorkomende kernkwaliteiten; en
    • b. geen bestemmingen of regels die nieuwe activiteiten toestaan die de kernkwaliteiten onevenredig aantasten.
  • 4. De motivering van een bestemmingsplan bevat een beschrijving van de voorkomende kernkwaliteiten en de wijze waarop met de bescherming van de kernkwaliteiten is omgegaan.

De kernkwaliteiten voor het landschap Gelderse Vallei zijn als volgt:

  • 1. rijk gevarieerde kleinschaligheid;
  • 2. Stelsel van beken, griften en kanalen;
  • 3. Grebbelinie;
  • 4. overgang van Vallei naar stuwwal (luwe Flank).

Toetsing

Onderhavig plan voorziet in een uitbreiding van de bebouwingsmogelijkheden voor het loonbedrijf. Dit gebeurt binnen het bestaande bouwvlak. Hiermee komen de kernkwaliteiten van de Gelderse Vallei niet in het geding. Het gaat, bezien op het schaalniveau van de kernkwaliteiten, niet om relevante veranderingen. De kernkwaliteiten zijn specifiek in het plangebied niet aanwezig.

Wonen, werken, recreëren

Op de kaart 'Wonen, werken, recreëren' ligt het plangebied in het landelijk gebied. Artikel 9.7 bepaalt het volgende:

  • 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen Landelijk gebied kan bestemmingen en regels bevatten die toestaan dat:
    • a. percelen voor specifieke stedelijke functies bestemmingen een andere stedelijke functie krijgen, niet zijnde permanente bewoning van een recreatiewoning, kantoor of detailhandel, onder de voorwaarde dat de functiewijziging naar aard en omvang, op basis van een integrale afweging, niet leidt tot vergroting van de locatie en tot een toename van de invloed op de omgeving, dat bestaande cultuurhistorische en landschappelijke waarden worden behouden en dat omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;
    • b. stedelijke functies worden uitgebreid met maximaal 20% van de bebouwingsmogelijkheden onder het vigerende planologisch regime. Van deze maximale uitbreiding kan afgeweken worden mits er sprake is van een economische noodzaak. Ook het bestemmingsvlak kan worden uitgebreid indien er sprake is van een economische noodzaak.
  • 2. De motivering van een bestemmingsplan bevat een onderbouwing, waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan.

Toetsing

Dit plan voorziet in de uitbreiding van de bebouwingsmogelijkheden van het loonbedrijf. Op basis van artikel 9.7 is uitbreiding met 20% van de bebouwingsmogelijkheden mogelijk. Hier heeft het bedrijf niet voldoende aan. Een uitbreiding van 20% ten opzichte van de vergunde situatie komt neer op 2718,6 m2. Het bedrijf heeft behoefte aan circa 2720 m2. In paragraaf 3.3 wordt de noodzaak voor de uitbreiding verder toegelicht.

Conclusie

Onderhavige ontwikkeling is in overeenstemming met de Interim Omgevingsverordening.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Structuurvisie Woudenberg 2030

In de structuurvisie Woudenberg 2030 geeft het gemeentebestuur zijn visie over de ruimtelijke invulling voor het wonen, werken en recreëren in Woudenberg voor de komende jaren tot 2030.

Richting 2030 zet Woudenberg in op het verbinden, combineren en vernieuwen van haar kwaliteiten. Een groot deel van deze kwaliteiten is opgehangen aan de landschappelijke en ruimtelijke (verkeers)structuur van Woudenberg, maar versterken elkaar op dit moment onvoldoende. Ze bestaan als het ware naast elkaar. Van west naar oost: recreatie rondom het Henschotermeer en de Pyramide van Austerlitz --> wonen en centrumvoorzieningen in de kern --> werken en horeca op bedrijventerrein Parallelweg en bij hotel Schimmel --> cultuurhistorie bij het Valleikanaal en de Grebbelinie en ten noorden en zuiden daarvan landbouw, natuur en landgoederen. Door het ruimtelijk verbinden en combineren van deze sectoren ontstaat een sterk raamwerk: het ruimtelijk economisch structuurbeeld voor 2030. Hierin benut Woudenberg (de mogelijkheden van) haar kwaliteiten ten volle. Niet alleen door deze te verbinden en te combineren, maar ook door deze:

  • Te vernieuwen: Centrum van Woudenberg tot aantrekkelijk boodschappen-, winkel- en verblijfsgebied voor bewoners en recreanten;
  • Te transformeren te herstructureren en te herontwikkelen: verschillende bedrijventerreinen waarvan bedrijventerrein Parallelweg en de spoorzone de grootste zijn;
  • Te versterken: woningbouw in Woudenberg Oost en op verschillende inbreidingslocaties;
  • Te verbreden: landbouw met verschillende agrarische nevenfuncties;
  • Te beschermen: de intrinsieke waarde van de natuur, landschap en cultuurhistorie. Indien mogelijk dan kunnen deze ook beter benutbaar en beleefbaar worden gemaakt.

Woudenberg ligt in een divers en kwalitatief hoogwaardig landschap. Het groen in de bebouwde kom en het buitengebied van Woudenberg maken de gemeente een aantrekkelijke plaats met een goede woon- en leefkwaliteit. De historisch aanwezige groenstructuur is ontstaan door ontginningen in de Gelderse Vallei en wordt begrensd door de stuwwal van de Utrechtse Heuvelrug. De vallei wordt doorsneden met beken en er zijn veel historische landschapselementen aanwezig zoals houtwallen, elzensingels en historische lanen. Ook zijn in het landschap nog landschapstypen te herkennen zoals het slagen- en kampenlandschap. Hiermee vormt het landschap onmiskenbaar de onderlegger van de gemeente. Het laat niet alleen de geschiedenis en het heden zien, maar is (zeker in het buitengebied) ook een kapstok om toekomstige ontwikkelingen van haar gebruikers aan op te hangen. Deze gebruikers zijn: de agrarische sector, de landgoederen, de intrinsieke waarden van natuur en recreatie. Al eeuwenlang zijn dit de medegebruikers van het landschap. Vroeger hoofdzakelijk de agrarische sector, maar vandaag de dag is het landschap multifunctioneel in gebruik met verschillende functies. Functies die bovendien niet langer naast elkaar staan, maar steeds meer met elkaar samenwerken en in combinatie een sterk recreatief en economisch concept zijn voor het buitengebied.

Over uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande bedrijven beschrijft de visie het volgende:

Woudenberg wil voldoende uitbreidingsmogelijkheden blijven bieden voor bestaande bedrijven en vestigingsmogelijkheden voor nieuwe bedrijven. De ruimte die hierin moet voorzien ligt in Woudenberg en in Woudenberg Oost. Het accent ligt daarbij op beheer, revitalisering, intensivering en/of herstructurering van bestaande terreinen. Dit krijgt concreet vorm met de herstructurering van bedrijventerrein Parallelweg, Nijverheidsweg, Laan van Lichtenberg en Griftdijk en de transformatie en herontwikkeling van de spoorzone (bedrijven langs de spoordijk). Hiermee wordt doorstroming en (her)ontwikkeling van bedrijven (uit de bebouwde kom) mogelijk gemaakt.

Toetsing

Dit plan voorziet in een uitbreiding van de bebouwingsmogelijkheden van het loonbedrijf. De structuurvisie geeft aan voldoende uitbreidingsmogelijkheden te willen blijven bieden voor bestaande bedrijven.

Conclusie

Onderhavig plan is in overeenstemming c.q. niet in strijd met de structuurvisie.

Hoofdstuk 3 Bestaande en nieuwe situatie

3.1 Omgeving

Het plangebied is gelegen in het buitengebied ten zuiden van het dorp Woudenberg. Het landschap is te typeren als een kampenlandschap. Dit is een kleinschalig landschap met een onregelmatig, bochtig wegenpatroon, onregelmatige perceelsvormen en veel opgaande begroeiing in de vorm van bospercelen, houtsingels, laanbeplantingen en erfbeplantingen. Het grondgebruik is overwegend agrarisch. De agrarische erven staan verspreid in het landschap. Even ten noorden van het plangebied ligt de bebouwde kom en het centrum van Woudenberg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023Rumelrseweg6-ow01_0003.jpg"

Luchtfoto omgeving met het plangebied in rood omkaderd

3.2 Plangebied

Het plangebied is direct gelegen aan de Rumelaarseweg. Deze weg sluit in het noorden aan op de Stationsweg Oost en loopt door het buitengebied in het zuiden. Langs de Rumelaarseweg zijn enkele andere agrarische erven en woonpercelen aanwezig.

In het plangebied zijn twee loodsen aanwezig. De noordelijke loods heeft een oppervlakte van circa 937 m2. De zuidelijke loods heeft een oppervlakte van circa 1332 m2. Ten oosten van de zuidelijke loods staat de bedrijfswoning. Het perceel heeft twee inritten vanaf de Rumelaarseweg. Het plangebied is voornamelijk verhard. Aleen rondom de woning en tussen de inritten is grasland aanwezig. Verder is aan de zuid- en westzijde een fors struweel van inheemse soorten, afgewisseld met boomvormers aanwezig, dat het erf omsluit. Aan de noordzijde is een bomenrij van knotwilgen aanwezig. De struwelen en de knotbomen worden periodiek beheerd door wisselend afzetten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023Rumelrseweg6-ow01_0004.jpg"

Luchtfoto plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023Rumelrseweg6-ow01_0005.jpg"

Situatietekening bestaand

3.3 Voornemen

Al sinds 1980 is in het plangebied een loon- en grondverzetbedrijf aanwezig. Van oorsprong zagen de werkzaamheden voornamelijk toe op dienstverlening aan agrarische bedrijven bij onder andere voederwinning, bemesting en transport, zaai- en winterklaar maken en gewasbescherming. Door groei van het aantal klanten en veranderingen in de markt de afgelopen jaren is er meer vraag naar professionalisering en specialisatie. Zo hebben agrarische afnemers steeds meer behoefte aan optimale teelttechnieken, sensortechnologie en precisielandbouw. Het bedrijf is zelfvoorzienend in energieverbruik op de locatie. Er is geïnvesteerd in emissiearm materieel (zoals sleepslangsysteem, adblue-toepassingen) om bij te dragen in maatschappelijke en duurzame ontwikkelingen. Concreet heeft dit ertoe geleid dat het loonbedrijf haar machine- en werktuigenpark vernieuwd en uitgebreid heeft. Daarnaast worden de machines steeds groter. In de toekomst zal deze trend zich doorzetten.

In de bestaande situatie staan een deel van de machines en werktuigen buiten gestald. In het kader van ruimtelijke kwaliteit en milieu en voor de levensduur van de machines en werktuigen is dit niet wenselijk. Daarnaast zorgt meer stallingsruimte voor een veiligere werkplek, omdat de werkplaats dan niet overvol staat. Om deze redenen is de noordelijke loods uitgebreid. Aan weerszijden van de noordelijke loods zijn overstekken aangebracht met een totale oppervlakte van 383 m2. Ook is aan de oostzijde van de loods een overdekte veranda gerealiseerd van 68 m2. De totale bebouwing op het perceel is hiermee toegenomen met 451 m2.

Deze toename houdt in dat de totale oppervlakte aan bedrijfsgebouwen en overkappingen nu 2720 m2 bedraagt. Dit bestemmingsplan voorziet juridisch-planologisch in deze toename.

Ondanks de vergroting blijft er voldoende manoeuvreerruimte beschikbaar op het terrein. Daarnaast neemt de parkeervraag niet toe.

Landschappelijke inpassing

Voor de landschappelijke inpassing van het perceel is al een forse inbreng gedaan. Zo is er, zoals benoemd, aan de zuid- en westzijde een struweel van inheemse soorten, afgewisseld met boomvormers aanwezig. Aan de noordzijde is een bomenrij van knotwilgen aanwezig.

Om de nieuwe situatie verder landschappelijk in te passen, worden 4 stuks Gewone es (Fraxinus excelsior) in de noordelijke boomsingel en 3 stuks Zwarte els (Alnus glutinosa) geknot, langs de sloot in het oosten aangeplant. Van de Zwarte els komen er 2 voor de geitenweide en 1 voor de woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023Rumelrseweg6-ow01_0006.jpg"

Situatietekening nieuw

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023Rumelrseweg6-ow01_0007.jpg"

Aanzicht noordelijke inrit vanaf de Rumelaarseweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023Rumelrseweg6-ow01_0008.jpg"

Aanzicht bedrijfswoning vanaf de Rumelaarseweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023Rumelrseweg6-ow01_0009.jpg"

Aanzicht vanaf de Randweg (N224)

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Milieu

4.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In deze paragraaf worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.

4.1.2 Bodem

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.

Dit plan voorziet in een uitbreiding van de bebouwingsmogelijkheden voor het loonbedrijf, waarbij het alleen gaat om een gerealiseerde overkapping. Het bodemgebruik blijft daarmee gelijk. Daarnaast is de vergroting al gerealiseerd binnen het reeds verharde terrein. Een bodemonderzoek is daarom niet noodzakelijk.

4.1.3 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gebruikt. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar.

Dit plan voorziet in een uitbreiding van de bebouwingsmogelijkheden voor het loonbedrijf. Hiermee is sprake van uitwaartse zonering. Voor het loonbedrijf geldt milieucategorie 3.1, met een bijbehorende richtafstand van 50 meter. De locatie is echter aan te merken als gemengd gebied, vanwege de nabijheid van een agrarisch bedrijf, woonbestemmingen en een provinciale weg (N224). Daarom mag een reductie plaatsvinden van één milieucategorie. De gereduceerde richtafstand komt daarmee neer op 30 meter. De dichtstbijzijnde milieugevoelige functie zijn de woningen aan de Rumelaarseweg 5,7 en 9. Deze woningen liggen op respectievelijk 22, 19 en 27 meter van het loonbedrijf. Ondanks dat hiermee niet aan de richtafstand voldaan wordt, komen de woningen niet verder binnen de milieuzonering van het bedrijf te liggen door deze ontwikkeling. De uitbreiding dient alleen voor het stallen van het wagen- en machinepark, en leidt dus niet tot een toename van verkeersbewegingen. Het bedrijf is niet gegroeid in personeel, dus dagelijks komen en gaan dezelfde hoeveelheid voertuigen als in de huidige situatie. Het aantal machines is wel toegenomen, voornamelijk omdat meer specifiek materiaal nodig is en om zo meer aanbod in eigen beheer te kunnen doen. Hiervoor is meer stallingsruimte nodig. Uitwegen zijn niet gewijzigd. Het woon- en leefklimaat ter plaatse van de Rumelaarseweg 5, 7 en 9 zal door deze ontwikkeling niet afnemen.

Verder voorziet dit plan niet in nieuwe milieubelastende activiteiten. Het gaat enkel om het vergroten van de bebouwingsmogelijkheden.

Milieuzoneringen staan de uitvoerbaarheid van dit plan niet in de weg.

4.1.4 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de planologische medewerking aan nieuwe ontwikkelingen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Dit plan voorziet niet in nieuwe, geluidgevoelige functies. Het is daarom niet nodig een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uit te voeren.

4.1.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijnstof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.

Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of
  • het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of
  • de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren.

Dit bestemmingsplan voorziet alleen in het uitbreiden van de bebouwingsmogelijkheden voor het loonbedrijf. Dit is vergelijkbaar met projecten die vallen onder de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)'. Het aantal verkeersbewegingen neemt niet toe door de uitbreiding van de bebouwingsmogelijkheden. Hierdoor is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren.

4.1.6 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.

Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer, de Wet ruimtelijke ordening en de Wabo de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.

  • Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt (verder: PR-contour).
  • Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023Rumelrseweg6-ow01_0010.jpg"

Uitsnede risicokaart met de locatie van het plangebied in oranje aangeduid

Zoals uit bovenstaande uitsnede van de risicokaart blijkt, ligt het plangebied niet binnen de invloedssfeer van Bevi-bedrijven. Enkel ten oosten loopt een aardgasbuisleiding (W-520-06). Deze leiding heeft een invloedsgebied van 95 meter, en ligt op ruim 400 meter vanaf het plangebied. Dit vormt dus geen belemmering voor het planvoornemen. Daarnaast voorziet dit plan niet in een toename van de personendichtheid in het plangebied. Het gaat enkel om het uitbreiden van de bebouwingsmogelijkheden. Een verantwoording van het groepsrisico is niet nodig.

Externe veiligheidsrisico's staan de uitvoerbaarheid van dit plan niet in de weg.

4.1.7 Milieueffectrapportage

Dit bestemmingsplan maakt geen activiteit mogelijk die is opgenomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De milieueffecten zijn onderzocht in deze paragraaf. Daaruit volgt geen aanleiding om tot een vormvrije m.e.r.--beoordeling over te gaan.

4.2 Archeologie, cultuurhistorie en monumenten

Op de gemeentelijke, archeologische verwachtingskaart ligt het plangebied grotendeels in een zone met een lage archeologische verwachtingswaarde. Voor ingrepen in de bodem die groter zijn dan 10.000 m2 en die dieper gaan dan 30 cm onder maaiveld geldt een onderzoeksplicht. Langs de weg geldt voor een strook nog een hoge verwachting. Daar is een archeologisch onderzoek nodig vanaf 100 m2 en dieper dan 0,4 m onder het maaiveld.

Dit plan voorziet alleen in een uitbreiding van de bebouwingsmogelijkheden. De uitbreidingen zijn al gerealiseerd, maar daarbij is de ondergrens van 10.000 m2 en dieper dan 30 cm onder het maaiveld niet overschreden. Een archeologisch onderzoek is daarom niet nodig.

In het plangebied zelf zijn geen bijzondere cultuurhistorische waarden of monumenten aanwezig.

4.3 Ecologie

Per 1 januari 2017 zijn de Flora- en faunawet, de Boswet en de Natuurbeschermingswet 1998 vervangen door de Wet natuurbescherming (Wnb). Bevoegdheden zijn met het ingaan van deze wet overgedragen van het rijk naar de provincie. In de Algemene zorgplicht (art. 1.11) wordt voorgeschreven dat nadelige gevolgen voor flora en fauna voorkomen moet worden. Het uitgangspunt van de Algemene zorgplicht is dat het doden, verwonden, verontrusten of beschadigen van flora en fauna wordt vermeden. Deze zorgplicht geldt voor iedereen.

Soortenbescherming

Het plangebied betreft nu een gecultiveerd bebouwd perceel, gelegen net buiten de bebouwde kom van Woudenberg. Dit plan voorziet alleen in een uitbreiding van de bebouwingsmogelijkheden op een bestaand bedrijfsterrein, dat reeds verhard is. Omdat het enkel een planologische verandering betreft, zijn met zekerheid negatieve effecten naar beschermde soorten uit te sluiten.

Gebiedsbescherming

Voor dit plan is door adviesbureau Teus' Advies een stikstofdepositie-onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 1. Uit de berekeningen volgen geen toenames die hoger zijn dan 0,00 mol/ha/jaar. Het plangebied ligt verder ruim buiten het Natuur Netwerk Nederland. Natuurregelgeving staat de uitvoerbaarheid van dit plan niet in de weg.

4.4 Verkeer en parkeren

Parkeren

Dit plan voorziet in een uitbreiding van de bebouwingsmogelijkheden van het bedrijf. Het bedrijf werkt voornamelijk op locatie, en is daarmee aan te merken als een arbeidsextensief/bezoekersextensief bedrijf. Het bedrijf is gelegen in het buitengebied en in een niet/weinig stedelijk gebied. Volgens de parkerkencijfers van CROW, geldt voor het bedrijf een parkeernorm van afgerond 23 parkeerplaatsen. Op het terrein zijn ongeveer 25 parkeerplaatsen voor personenauto's aanwezig. Daarmee wordt voldaan aan de parkeernorm.

Verkeersgeneratie

Het aantal verkeersbewegingen zal niet toenemen. Dit plan voorziet enkel in meer stallingsruimte voor het groter en gevarieerder geworden machinepark. Toch is op basis van de kengetallen van CROW een inschatting van de verkeersgeneratie van het bedrijf te maken. Voor het bedrijf geldt het kengetal van 5,7 verkeersbewegingen per 100 m2 bvo. De totale, te verwachten komt daarmee neer op afgerond 155 verkeersbewegingen per etmaal. Via de Rumelaarseweg worden deze verkeersbewegingen opgenomen in het heersende verkeersbeeld.

4.5 Waterparagraaf

4.5 Waterparagraaf

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten.

Voor dit plan is via www.dewatertoets.nl een digitale vergunningscheck uitgevoerd. Het resultaat is opgenomen als Bijlage 2 bij deze toelichting. Hieruit is gebleken dat in het plangebied geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging liggen. Dit betekent dat dit plan geen essentiële waterbelangen raakt. Op basis daarvan wordt door het waterschap voor dit plan een positief wateradvies gegeven.

Onderhavig plan voorziet alleen in een uitbreiding van de bebouwingsmogelijkheden. Het plangebied is grotendeels verhard. De vergroting van het bedrijfsgebouw heeft plaatsgevonden op bestaand verhard terrein. Compenserende maatregelen voor waterberging is daarom niet nodig. Onderhavig plan verandert niets aan de waterhuishouding. Het hemelwater dat op de bedrijfsgebouwen valt wordt opgevangen en afgevoerd richting de omliggende watergangen en gronden, waar het de bodem kan infiltreren. Dit plan wijzigt niets aan de omliggende sloten en watergangen.

Ondergrond en bodem

Het plangebied ligt in de boringsvrije zone Woudenberg. De boringsvrije zone is een gebied rondom de grondwaterwinning Woudenberg. Deze grondwaterwinning is de bron van de drinkwatervoorziening voor o.a. de gemeente Woudenberg. In de boringsvrije zone beschermt een ondergrondse laag de onderliggende waterwinning.

Om te voorkomen dat activiteiten (zoals het toepassen van bodemenergiesystemen) plaatsvinden die verontreiniging of lokale opwarming van het grondwater tot gevolg hebben, stelt de provincie Utrecht in haar Interim Omgevingsverordening Provincie Utrecht regels ter bescherming van de grondwaterkwaliteit voor de drinkwatervoorziening. Het betreft onder andere een verbod op boor-, grond- en funderingswerkzaamheden dieper dan 10 meter onder het maaiveld en het toepassen van bodemenergiesystemen. Onder voorwaarden zijn vrijstellingen op dit verbod mogelijk.

Daarnaast geldt voor iedereen in de boringsvrije zone de bijzondere zorgplicht (art. 3.12 Interim Omgevingsvisie Provincie Utrecht). Dit houdt in dat verontreiniging van het grondwater moet worden voorkomen of, voor zover het niet kan worden voorkomen, zoveel mogelijk moet worden beperkt of ongedaan gemaakt. Het verdient aanbeveling dat ontwikkelingen worden afgestemd met het waterwinbedrijf.

Negatieve effecten op de waterhuishouding zijn niet aan de orde.

4.6 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen. Onderhavig bestemmingsplan voorziet niet een bouwplan in de zin van de Bro. Derhalve is het vaststellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk.

Met de initiatiefnemer is een overeenkomst gesloten. Hierin is geregeld dat alle kosten die samenhangen met het onderhavige bestemmingsplan voor rekening komen van initiatiefnemer. Deze herziening heeft derhalve voor de gemeente geen financiële gevolgen.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

In hoofdstuk 3 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 4 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling.

Voor de regels van dit plan zijn de regels uit het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2010, in combinatie met de reparatieherziening daarvan: bestemmingsplan Buitengebied 2013 (herziening), als basis gebruikt. Die regels zijn vervolgens ontdaan van overbodige elementen, geactualiseerd op gewijzigde wetgeving en op onderdelen aangepast in verband met de beoogde situatie in het plangebied. De gegeven bestemmingen worden hierna kort besproken.

5.1 Bedrijf

Het plangebied behoudt de bestemming 'Bedrijf'. Verder krijgt deze bestemming de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonwerkersbedrijf'. Middels deze aanduiding wordt in het plangebied een loonwerkersbedrijf toegestaan. Binnen de bedrijfsbestemming is één bedrijfswoning toegestaan. De bedrijfswoning is alleen toegestaan binnen het bouwvlak. Verder wordt met de maatvoeringsaanduidingen 'maximale oppervlakte (m2)' de maximale oppervlakte aan bedrijfsgebouwen aangegeven en met de aanduiding 'maximale goothoogte (m), maximale bouwhoogte (m)' de maximale goot- en bouwhoogte.

5.2 Overige bestemmingen en aanduidingen

De dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan.

Verder is de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' overgenomen. Hiermee worden een aantal aanvullende wijzigingsbevoegdheiden geregeld, waaronder het wijzigen van de bestemming 'Bedrijf' naar 'Maatschappelijk' of 'Kantoor'.

Hoofdstuk 6 Inspraak en overleg

6.1 Vooroverleg

Het concept van dit bestemmingsplan is toegezonden aan de provincie Utrecht in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. [P.M.]. Ook is het plan toegezonden aan het waterschap en de RUD Utrecht.

6.2 Voorontwerp

De ontwikkeling die dit plan mogelijk maakt, heeft een beperkte invloed op zijn omgeving. Andere, bebouwde percelen zijn op ruime afstand gelegen. Daarom heeft geen voorontwerp van dit plan voor inspraak ter inzage gelegen. Initiatiefnemer heeft de bewoners van de Rumelaarseweg 5, 5a, 7 en 9 geïnformeerd over het planvoornemen. De bewoners hebben aangegeven geen bezwaren te hebben. De geanonimiseerde verslagen hiervan zijn opgenomen als Bijlage 3 bij deze toelichting.

6.3 Ontwerp

Het ontwerp van dit bestemmingsplan heeft van P.M. tot en met P.M. ter inzage gelegen. Toen zijn P.M. zienswijzen ingediend.