direct naar inhoud van TOELICHTING
Plan: John F. Kennedylaan 6
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0351.BP2023JFKennedyln6-vg01

TOELICHTING

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de John F. Kennedylaan 6 in Woudenberg bevindt zich basisschool De Olijfboom. In 2016 heeft er aan de zijde van de John F. Kennedylaan een uitbreiding plaatsgevonden en enkele jaren terug zijn er aan de oostzijde van het schoolgebouw twee noodlokalen geplaatst. In verband met de verdere groei van het aantal leerlingen bestaat er behoefte aan een (permanente) uitbreiding. Op basis van het aantal leerlingen mag de basisschool met 810 m2 BVO uitbreiden.

Het nu voorliggende initiatief ziet op uitbreiding van basisschool De Olijfboom, inclusief een herinrichting van het omliggende openbaar gebied. Er zal worden voorzien in een compacte uitbreiding aan de noordzijde van het bestaande schoolgebouw met een nieuwe, herkenbare hoofdentree op de hoek van het gebouw. De nieuwbouw bestaat uit twee bouwlagen waarmee in totaal 7 leslokalen, één transparant / multifunctioneel speellokaal en enkele overige ruimten mogelijk worden gemaakt. Naast de beoogde uitbreiding voorziet het initiatief tevens in een oplossing voor het fietsparkeren van de school. Tot slot maakt een herinrichting van de omliggende openbare ruimte onderdeel uit van het initiatief.

Met de nieuw te realiseren situatie wordt voorzien in de behoefte aan voldoende onderwijshuisvesting en wordt tevens voorzien in een duurzame herinrichting van de openbare ruimte.

In het geldende bestemmingsplan kennen de gronden waarop de beoogde uitbreiding is voorzien in hoofdzaak de bestemming 'Verkeer'. Het initiatief kan dan ook niet worden gerealiseerd op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Om de beoogde uitbreiding inclusief herinrichting van de omliggende openbare ruimte juridisch-planologisch mogelijk te maken, is een procedure tot vaststelling van een nieuw bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) noodzakelijk. Met voorliggend bestemmingsplan wordt het ruimtelijk plan voorzien van een ruimtelijk juridisch kader. Vanwege het feit dat de eerdere uitbreiding uit 2016 per abuis niet is opgenomen in het geldende bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Woudenberg', wordt het hele schoolterrein voorzien van een actueel planologisch kader.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied betreft de huidige schoollocatie aan de John F. Kennedylaan 6 in Woudenberg, inclusief de gronden aan de noordzijde waarop de beoogde uitbreiding is voorzien en het omliggende openbaar gebied dat wordt heringericht. Daarnaast maken diverse gronden aan de west- noord- en oostzijde onderdeel uit van het plangebied (onder meer de gemeentewerf/milieustraat Woudenberg en kinderdagverblijf 'Happy Kids Woudenberg'). Deze gronden maken enkel onderdeel uit van het plangebied vanwege het verleggen van (een deel van) de aanwezige rioolwaterleiding. Dit leidt er namelijk toe dat (een deel van) de bestaande rioolwaterleiding met bijbehorende belemmeringenstrook moet worden 'wegbestemd', terwijl het beoogde nieuwe tracé met bijbehorende belemmeringenstrook juridisch-planologisch moet worden geborgd.

Voor de gronden behorende tot het kinderdagverblijf 'Happy Kids Woudenberg' aan de Bosrand 25C in Woudenberg, is op 16 maart 2023 een omgevingsvergunning verleend ten behoeve van een uitbreiding aan de oostzijde van het bestaande gebouw. Nu de betreffende gronden onderdeel uitmaken van het plangebied is de omgevingsvergunning van 16 maart 2023 opgenomen in onderhavig bestemmingsplan.

De schoollocatie ligt in de bebouwde kom van Woudenberg, aan de noordwestzijde van de kern op loopafstand van het centrum van Woudenberg. De directe omgeving van het plangebied laat zich kenmerken als een gemengd gebied, waarbij de reguliere woonfunctie wordt afgewisseld met enkele maatschappelijke functies, functies ten behoeve van sport, cultuur en ontspanning en enkele bedrijfsfuncties, zoals de milieustraat en een manege.

Direct aan de noordzijde van de schoollocatie ligt de milieustraat van Woudenberg. De schoollocatie grenst aan de oostzijde aan gronden met een maatschappelijke functie waar een kinderdagverblijf is gevestigd. Aan de zuidzijde van het plangebied loopt de John F. Kennedylaan welke geldt als een belangrijke wijkontsluitingsweg vanaf N226/Geeresteinselaan. De westzijde van het plangebied wordt gevormd door De Bosrand met aan de overzijde aaneengebouwde woningen.

Het plangebied John F. Kennedylaan 6 e.o. is kadastraal bekend als gemeente Woudenberg, sectie B, nummers 697, 4816, 4833 (gedeeltelijk), 4928 (gedeeltelijk), 5085 (gedeeltelijk), 5377, 5378, 5560 (gedeeltelijk) en 6058 (gedeeltelijk) met een totale oppervlakte van ruim 20.000 m2. In onderstaande figuur is de begrenzing van het plangebied globaal weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023JFKennedyln6-vg01_0001.png" Globale ligging plangebied (bron: www.kadastralekaart.com)

1.3 Vigerende planologische situatie

Het plangebied ligt binnen de begrenzing van het bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Woudenberg' dat op 21 december 2017 door de gemeenteraad van Woudenberg is vastgesteld. Op 20 december 2018 is door de gemeenteraad een correctieve herziening vastgesteld. Tot slot is op 26 maart 2020 een herstelbesluit genomen naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 november 2019 over het bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Woudenberg'.

Conform het geldende bestemmingsplan kent de bestaande schoollocatie de bestemming 'Maatschappelijk'. Ter plaatse van het bestaande schoolgebouw ligt een bouwvlak waarop een maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4 meter en 7 meter op van toepassing is. De gronden waarop de beoogde uitbreiding van basisschool De Olijfboom is voorzien, kennen in hoofdzaak de bestemming 'Verkeer'. Daarnaast is aan de noordzijde van het bestaande schoolgebouw de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' van toepassing op grond waarvan het realiseren van nieuwe gebouwen niet is toegestaan.

Gelet op het voorgaande past de beoogde uitbreiding van basisschool De Olijfboom niet rechtstreeks binnen de regels van het geldende bestemmingsplan De voorgenomen herinrichting van de openbare ruimte is wel grotendeels in overeenstemming met de geldende planologische situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023JFKennedyln6-vg01_0002.png" Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Woudenberg' met aanduiding plangebied

1.4 Opzet bestemmingsplan en toelichting

Het bestemmingsplan 'John F. Kennedylaan 6' bestaat uit de volgende stukken:

  • toelichting;
  • verbeelding;
  • planregels.

De toelichting is niet juridisch bindend, maar vormt een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot heeft de toelichting als doel om het bestemmingsplan te begrijpen en de regels op een correcte manier na te leven.

De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en kunnen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' worden.

Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.

De toelichting is als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 2 staat stil bij de huidige en toekomstige situatie van het plangebied;
  • in Hoofdstuk 3 is een beknopt overzicht opgenomen van de belangrijkste beleidsvisies van de verschillende overheden die relevant zijn voor het plangebied;
  • de gevolgen of effecten op de planologische- en milieutechnische aspecten worden in Hoofdstuk 4 beschreven;
  • in Hoofdstuk 5 worden de gehanteerde bestemmingen met bijbehorende regeling beschreven;
  • Hoofdstuk 6 behandelt ten slotte de economische uitvoerbaarheid en maatschappelijke uitvoerbaarheid. Hierin worden de resultaten beschreven van de gevolgde inspraakprocedure en het vooroverleg conform artikel 3.1.1 Bro.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van de situatie

2.1 Ruimtelijke en functionele structuur

2.1.1 Historische ontwikkeling

Woudenberg is oorspronkelijk ontstaan als een agrarisch dorp. Het is gelegen op de grens van de Utrechtse Heuvelrug met haar bosrijke, besloten landschap en de Gelderse Vallei die gekenmerkt wordt door een half-open, kleinschalig agrarisch landschap. In beide gebieden verrijken landgoederen het landschap met cultuur, landschapsschoon en natuur.

Het oudste en meest structuurbepalende element binnen de ruimtelijke ontwikkeling van Woudenberg is de langgerekte oost west route: Voorstraat - Dorpsstraat - Stationsweg West. Deze route maakt deel uit van de weg Utrecht - Arnhem en is ontstaan op een dekzandrug te midden van bossen en moerasgronden. De naam Woudenberg herinnert hier nog aan. Langs deze route werden boerderijen gesticht samen met een primitieve omwalling. In het midden van de 13e eeuw werd het land ontgonnen langs een centrale noord zuid gerichte as, de huidige Geeresteinselaan - Maarsbergseweg. Deze zogenaamde 'cope'-ontginningen zorgen voor de in het gebied zo karakteristieke strokenverkaveling. Rond 1850 kreeg deze centrale ontginningsas de huidige functie van verkeersverbinding.

De oorspronkelijke dorpsbebouwing van Woudenberg ontstond als een kort en relatief compact bebouwingslint aan weerszijden van de Voorstraat en de Dorpsstraat. Na de bouw van een laat-Romaanse kerk iets ten noordwesten van de Voorstraat en een kasteel (ter vervanging van een ouder kasteel ten zuidwesten van het dorp), vond een zekere geconcentreerde kernvorming plaats rond deze huidige Nederlands Hervormde kerk, in een gebied ter hoogte van de Burgwal, Schoolstraat, Geeresteinselaan, Voorstraat en 't Schilt.

In de 16e eeuw werden plannen ontwikkeld voor de aanleg van een vijftal Schansen tussen Amersfoort en Rhenen. Deze Schansen dienden de belangrijkste routes door de moerassige Vallei af te sluiten. Eén van deze Schansen werd aangelegd iets ten oosten van de oude kern. Vanaf dat moment vond enige verdichting van de oude nederzetting plaats in het gebied direct ten noorden van de inmiddels tot ontwikkeling gekomen Dorpsstraat.

Gaandeweg is het dorp zich steeds meer oostwaarts gaan uitbreiden. Door ruimtegebrek aan de einden van het gestrekte dorpslint was de verdichting van de bestaande bebouwing en de aanleg van nieuwe wegen noodzakelijk. Aanvankelijk gebeurde dit aan de noordzijde van de Voorstraat, later ook langs de Dorpsstraat en de Stationsweg West, waarbij ook de zuidzijde in de ontwikkeling betrokken werd.

Aan het einde van de 20e eeuw leidde de verdere uitbreiding van Woudenberg (en Scherpenzeel) tot een sterke toename van het verkeer door de Voorstraat en Dorpsstraat. De aanleg van de Randweg zorgde nadien voor een ontlasting van deze twee wegen. Daarbij werd ter hoogte van de aansluiting Rumelaarseweg/ Zegheweg/ Randweg een knip gemaakt in de Stationsweg, waardoor doorgaand verkeer van en naar de Stationsweg Oost via de Stationsweg West niet meer mogelijk is.

2.1.2 Ruimtelijke hoofdstructuur

Ondanks de sterke toename van het bebouwde dorpsgebied zijn de hoofdlijnen van de oorspronkelijke kern goed bewaard gebleven binnen de huidige ruimtelijke structuur. Het oorspronkelijke patroon van de oudere ontsluitingswegen en verbindingen met de daaraan gelegen oudere bebouwing op relatief grote kavels is nog goed herkenbaar. De bebouwing langs deze tracés onderscheidt zich qua dichtheid, ouderdom en architectuur van de latere dorpsuitbreidingen. Het zwaartepunt van de huidige woonkern strekt zich momenteel uit tussen de Griftdijk, de Zegheweg, de Randweg N224 en de oorspronkelijke landgoederen Geerestein en Groenewoude.

De ruimtelijke hoofdstructuur wordt bepaald door de twee oudere, elkaar bij het oorspronkelijke centrum kruisende, verkeersverbindingen. Deze kruisende wegen verdelen het dorpsgebied van Woudenberg globaal in een viertal kwadranten met naoorlogse uitbreidingswijken. Deze woonwijken zijn deels ontworpen op basis van de verkaveling van het oorspronkelijke veenontginningslandschap. Dit geldt met name voor de woonwijken gelegen binnen de noordoostelijke en zuidoostelijke kwadranten; met uitzondering van de meer diagonaal ontworpen woonwijk Het Zeeland. Gedurende deze ruimtelijke ontwikkeling is het karakter van Woudenberg geleidelijk aan veranderd van een agrarisch dorp naar een forensendorp in een agrarische omgeving.

Deelgebied Noordwest

Dit woongebied ontleent zijn identiteit in belangrijke mate aan de groenstructuur (omgeving van het sportveldencomplex, Karel Doormanlaan en De Grift). Het woongebied bestaat uit meerdere afzonderlijk goed herkenbare woonbuurten met veel rijwoningen en vooral in de randen (half)vrijstaande woningen. Kenmerkend zijn de licht geknikte, bij het voormalig verkavelingspatroon aansluitende, wegen en de blokvormige verkaveling van de woonbuurten. De belangrijkste structuurbepalende wegen zijn de J.F. Kennedylaan, de Voorstraat, de Middenstraat - Piet Heynlaan en de Burgwal.

Bijzonder karakteristiek is de ten westen van de Van Speijklaan gelegen woonbuurt met sterk verticaal gelede rijwoningen in twee bouwlagen met kap. Mede door de groenstructuur en de repeterende architectonische opzet van de woningen, is hier sprake van een duidelijke ruimtelijke samenhang. Ook de aan het westelijk deel van de Burgwal/Middenstraat gerealiseerde woningen kennen - mede door de historiserende bouwstijl - een sterke ruimtelijke samenhang die goed aansluit bij de oostelijk aansluitende oude kern van Woudenberg.

In de groenzone ten noorden van de J.F. Kennedylaan zijn enkele kleinschalige woonbuurten met vooral (half)vrijstaande woningen gerealiseerd. Hoewel hier sprake is van een bijzonder woonmilieu voor deze woningen, moet, om een onevenredige afbreuk van de kwaliteiten van het parkgebied te voorkomen, aandachtig worden omgegaan met de ontwikkeling van toekomstige woningbouw binnen deze groenstructuur.

2.2 Huidige situatie

Planlocatie

Het plangebied betreft de huidige schoollocatie aan de John F. Kennedylaan 6 in Woudenberg, inclusief de gronden aan de noordzijde waarop de beoogde uitbreiding is voorzien en het omliggende openbaar gebied dat wordt heringericht. Daarnaast maken diverse gronden aan de west-, noord- en oostzijde onderdeel uit van het plangebied (onder meer de gemeentewerf/milieustraat Woudenberg en kinderdagverblijf 'Happy Kids Woudenberg'). Zoals aangegeven beslaat het plangebied de percelen kadastraal bekend als gemeente Woudenberg, sectie B, nummers 697, 4816, 4833 (gedeeltelijk), 4928 (gedeeltelijk), 5085 (gedeeltelijk), 5377, 5378, 5560 (gedeeltelijk) en 6058 (gedeeltelijk) met een totale oppervlakte van ruim 20.000 m2.

In de bestaande situatie bevindt zich ter plaatse van het plangebied de basisschool De Olijfboom met bijbehorend schoolplein. Het hoofdgebouw is oorspronkelijk in 1989 gebouwd. In 2016 heeft er aan de zijde van de John F. Kennedylaan een uitbreiding plaatsgevonden en enkele jaren terug zijn er aan de oostzijde van het schoolgebouw twee noodlokalen geplaatst. Het hoofdgebouw kent een oppervlakte van ruim 1.300 m2 en bestaat voor het grootste deel uit één bouwlaag met een kap. De eerdere uitbreiding uit 2016 bestaat uit twee bouwlagen met een platte afdekking. Zowel aan de west- als aan de oostzijde van het schoolgebouw bevindt zich een entree. Onderstaand is een luchtfoto opgenomen van de bestaande situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023JFKennedyln6-vg01_0003.png" Luchtfoto bestaande situatie (bron: Arcom Partners B.V.)

Het noordelijk deel van het plangebied, waar de beoogde uitbreiding is voorzien, betreft het openbaar gebied ten noorden van de schoollocatie. Dit openbaar gebied bestaat uit het fietspad De Maat welke overgaat in het deel van De Maat waar tevens autoverkeer is toegestaan. Dit gedeelte van De Maat wordt gebruikt als toegangsweg richting de ingang van de milieustraat aan De Bosrand 19.

Ter plaatse van het openbaar gebied aan de noordzijde van het schoolgebouw bevinden zich voorts 17 openbare autoparkeerplaatsen welke in hoofdzaak in gebruik zijn ten behoeve van de school en het naastgelegen kinderdagverblijf. Daarnaast wordt het fietsparkeren van de school momenteel grotendeels opgelost in het openbaar gebied aan de noordzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023JFKennedyln6-vg01_0004.png" Links: gevel eerdere uitbreiding 2016, rechts: bestaande situatie noordzijde plangebied (bron: Arcom Partners B.V.)

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023JFKennedyln6-vg01_0005.png" Links: bestaande hoofdentree, rechts: tussenzone met fietsparkeren en noodlokalen (bron: Arcom Partners B.V.)

Omgeving

Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom van Woudenberg, aan de noordzijde van de kern op loopafstand van het centrum van Woudenberg. De directe omgeving ontleent zijn identiteit in belangrijke mate aan de groenstructuur (onder andere de omgeving van het sportveldencomplex). Daarnaast betreft de John F. Kennedylaan een belangrijke structuurbepalende weg.

De directe omgeving van het plangebied laat zich kenmerken als een gemengd gebied, waarbij de reguliere woonfunctie wordt afgewisseld met enkele maatschappelijke functies, functies ten behoeve van sport, cultuur en ontspanning en enkele bedrijfsfuncties, zoals de milieustraat en een manege.

2.3 Toekomstige situatie

In verband met de verdere groei van het aantal leerlingen van basisschool De Olijfboom bestaat er behoefte aan een (permanente) uitbreiding. Op basis van het aantal leerlingen mag de basisschool met 810 m2 BVO uitbreiden.

Het nu voorliggende initiatief ziet op een compacte uitbreiding aan de noordzijde van het bestaande schoolgebouw met een nieuwe, herkenbare hoofdentree op de hoek van het gebouw. Ten behoeve van de uitbreiding wordt een beperkte oppervlakte van circa 30 m2 gesloopt. Ter illustratie is onderstaand een situatietekening van de beoogde nieuwe situatie opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023JFKennedyln6-vg01_0006.png" Situatietekening beoogde nieuwe situatie (bron: Arcom Partners B.V.)

De nieuwbouw voorziet in een uitbreiding die bestaat uit twee bouwlagen met een goot- en bouwhoogte van circa 8,5 meter. De begane grond van de nieuwbouw kent een BVO van 391,3 m2 en de 1e verdieping een BVO van 430,8 m2. Met inachtneming van de te slopen oppervlakte wordt daarmee voldaan aan de totale toegestane uitbreiding van 810 m2 BVO. Het programma van de beoogde uitbreiding bestaat uit 7 leslokalen, waarbij het gewenste 7e lokaal gerealiseerd kan worden door de lichte verdraaiing van de uitbreiding. Daarnaast voorziet de uitbreiding in één transparant / multifunctioneel speellokaal en enkele overige ruimten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023JFKennedyln6-vg01_0007.png" Westgevel met links de nieuwe hoofdentree (bron: Arcom Partners B.V.)

Met het beoogde initiatief wordt tevens voorzien in een oplossing voor het fietsparkeren van de school. In de tussenzone tussen de school en het kinderdagverblijf en ten noorden van het kinderdagverblijf wordt in totaal voorzien in 275 m2 fietsparkeren. Door het plaatsen van 40 fietsnietjes worden circa 200 fietsparkeerplaatsen mogelijk gemaakt.

Tot slot maakt een herinrichting van de omliggende openbare ruimte onderdeel uit van het initiatief. Om te voorzien in een duurzame herinrichting van de openbare ruimte, wordt de toegang tot de milieustraat / gemeentwerf (enigszins) gewijzigd. Zowel de huidige hoofdtoegang als de toegang op de hoek van de milieustraat / gemeentewerf komt in de beoogde nieuwe situatie te vervallen. De hoofdtoegang van de milieustraat / gemeentewerf wordt circa 25 meter in westelijke richting verplaatst. De personeelsingang komt aan de zijkant van de milieustraat / gemeentewerf, ter hoogte van de parkeerplaats bij De Camp.

Het bestaande fietspad wordt, vanaf de bocht op de hoek met het kinderdagverblijf, deels verlegd en verder doorgetrokken in westelijke richting. De bestaande auto- en fietsparkeerplaatsen ten noorden van de schoollocatie komen te vervallen.

Het autoparkeren ten behoeve van zowel medewerkers als ten behoeve van het halen en brengen, vindt in de beoogde nieuwe situatie nagenoeg volledig plaats op de bestaande parkeerplaats bij De Camp. Ten behoeve van kort parkeren worden aan de zuidzijde van basisschool De Olijfboom en aan de zuidzijde van het kinderdagverblijf, door middel van markering op de rijbaan, Kiss and Ride-zones aangegeven. Het betreft in totaal 6 Kiss and Ride-parkeerplaatsen voor halen en brengen.

In de doodlopende straat De Maat is in de planvorming voor de Olijfboom en de omliggende openbare ruimte voorgesteld de “knip” te verplaatsen. De huidige “knip” in De Maat bevindt zich bij de aansluiting op de John F. Kennedylaan. Het voorstel houdt in deze “knip” te verplaatsen naar De Bosrand. Hiermee wordt onder meer voorkomen dat verkeer voor de school gaat parkeren op De Maat in plaats van op de parkeerplaats bij De Camp. Voor omwonenden worden er op de hoek van De Maat en De Bosrand dan twee nieuwe openbare parkeerplaatsen aangelegd.

Voordat echter definitief besloten wordt de ''knip” te verplaatsen zal eerst een nader verkeersonderzoek naar deze wijziging worden uitgevoerd.

Gelet op het voorgaande wordt met de nieuw te realiseren situatie voorzien in de behoefte aan voldoende onderwijshuisvesting en wordt tevens voorzien in een duurzame herinrichting van de openbare ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023JFKennedyln6-vg01_0008.png" Impressie beoogde nieuwe situatie (bron: Arcom Partners B.V.)

2.4 Stedenbouwkundige verantwoording

Met het voorgenomen initiatief wordt het bestaande schoolgebouw aan de noordzijde uitgebreid. Onderstaand wordt het initiatief stedenbouwkundig verantwoord.

Met de beoogde uitbreiding aan de noordzijde van het bestaande schoolgebouw wordt aangesloten op de eerdere uitbreiding uit 2016 aan de zuidzijde van het bestaande schoolgebouw. De nu voorliggende uitbreiding voorziet eveneens in twee bouwlagen. De uitbreidingen dienen als 'boekensteunen' voor de oorspronkelijke bebouwing. Er is sprake van eenheid in materiaal en schaal.

Verder zorgt de hoekverdraaing voor een mooie stedenbouwkundige inpassing en volgt deze de richting van het nieuwe fietspad. Als gevolg van de hoekverdraaiing ontstaat er ook ruimte voor een nieuwe hoofdentree.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023JFKennedyln6-vg01_0009.png" Stedenbouwkundig concept (bron: Arcom Partners B.V.)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld als rijksstructuurvisie. De NOVI vervangt onder andere de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De NOVI is de langetermijnvisie voor een duurzame fysieke leefomgeving in Nederland.

Nederland staat voor een aantal urgente maatschappelijke opgaven, die zowel lokaal als regionaal, nationaal en internationaal spelen. Grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw zullen Nederland flink veranderen. Nederland heeft een lange traditie van zich aanpassen. Deze opgaven worden benut om vooruit te komen en tegelijkertijd het mooie van Nederland te behouden voor de generaties na ons. De NOVI biedt een perspectief om deze grote opgaven aan te pakken, om samen Nederland mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. Omgevingskwaliteit is het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit. Met inachtneming van maatschappelijke waarden en inhoudelijke normen voor bijvoorbeeld gezondheid, veiligheid en milieu. In dat samenspel van normen, waarden en collectieve ambities, stuurt de NOVI op samenwerking tussen alle betrokken partijen.

De NOVI heeft de maatschappelijke opgaven samengevat in 4 prioriteiten:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptie en energietransitie;
  • 2. Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's;
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Onder deze prioriteiten hangen 21 nationale belangen die het lokale, regionale en provinciale niveau overstijgen. Deze belangen hebben onder andere betrekking op het realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit, zorgt dragen voor een woningvoorraad die aansluit op woonbehoeften, het beperken van klimaatverandering, et cetera. De verantwoordelijkheid van het omgevingsbeleid ligt voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen, waardoor inhoudelijke keuzes in veel gevallen ook het beste regionaal kunnen worden gemaakt. Met de NOVI wordt het proces in gang gezet waarmee de keuzes voor de leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.

Conclusie

Onderhavig initiatief betreft een ontwikkeling van beperkte omvang zonder strijdigheid met rijksbelangen. De ontwikkeling is passend binnen de NOVI.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Gemeenten moeten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigingsplannen of uitwerkingsplannen rekening houden met het Barro. Doel van het Barro is bepaalde onderwerpen uit het nationale beleid te verwezenlijken. In het Barro worden een aantal projecten opgesomd die een groot Rijksbelang hebben. Per project worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. De regels zijn een uitwerking van de onderwerpen uit het nationale beleid.

In het Barro zijn veertien onderwerpen met bijzonder rijksbelang beschreven:

  • Rijksvaarwegen;
  • Project mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Kustfundament;
  • Grote rivieren;
  • Waddenzee en waddengebied;
  • Defensie;
  • Hoofdvaarwegen en landelijke spoorwegen;
  • Elektriciteitsvoorziening;
  • Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • Natuurnetwerk Nederland;
  • Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarden;
  • Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.

Conclusie

Het initiatief valt niet onder een van de projecten uit het Barro. Door de gewenste ontwikkeling zal geen nationaal belang worden geschaad.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Het nationale beleid vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Deze verplichte toetsing is vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro verwijst naar het Bro; geformuleerd is dat deze toetsing een procesvereiste is bij alle nieuwe ruimtelijke besluiten en plannen ten aanzien van bijvoorbeeld kantoorlocaties en woningbouwlocaties. Gemotiveerd dient te worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt ten aanzien van het ruimtegebruik. De kernbepaling van de Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro, luidt:

'De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.'

Om dit te onderbouwen dienen de volgende stappen te worden doorlopen:

  • 1. er dient een beoordeling plaats te vinden door betrokken overheden of de beoogde ontwikkeling voorziet in een behoefte;
  • 2. indien er een vraag is aangetoond, dient een beoordeling plaats te vinden door betrokken overheden of de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten. Indien het bestemmingsplan de ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, is een motivering benodigd waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Stedelijke ontwikkeling

Om aan deze verplichting uit het Bro te kunnen voldoen dient allereerst te worden nagegaan of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling.

In het Bro is het begrip stedelijke ontwikkeling als volgt vastgelegd:

'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'

Uit jurisprudentie blijkt dat wanneer wordt voorzien in een terrein met een ruimtebeslag van meer dan 500 m2 of in een gebouw met een bruto vloeroppervlakte groter dan 500 m2, er in beginsel sprake is van een stedelijke ontwikkeling.

Onderhavig initiatief voorziet in de uitbreiding van een basisschool met een (extra) brutovloeroppervlakte van circa 800 m2. Derhalve is er in beginsel sprake van een stedelijke ontwikkeling en dient de laddertoets te worden doorlopen.

Behoefte

Stap 1 vraagt een beoordeling door betrokken overheden of de beoogde ontwikkeling voorziet in een behoefte aan extra onderwijshuisvesting.

In het kader van de behoefte wordt ten eerste verwezen naar het Integraal Huisvestingsplan (hierna: IHP), zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Woudenberg bij besluit van 28 mei 2020 (Bijlage 1). Besloten is onder meer om te kiezen voor uitbreiding van De Olijfboom en hiervoor een businesscase op te stellen.

In het IHP wordt geconstateerd dat onder meer De Olijfboom in de periode 2015-2018 te maken had met een stijging van het leerlingenaantal. In november 2018 heeft Planning Verband Groningen leerlingenprognoses opgesteld voor het BO in de gemeente Woudenberg. Hieruit is gebleken dat De Olijfboom t/m schooljaar 2030/2031 het snelst stijgt in leerlingenaantal. Vanaf het schooljaar 2024/2025 is er een formeel tekort aan capaciteit voor alle scholen samen.

Specifiek voor De Olijfboom geldt dat de prognoses uit 2018 een toename van het aantal leerlingen lieten zien tot 350 leerlingen in schooljaar 2030/2031. Daarna stabiliseert het leerlingenaantal. De school heeft te maken met een oplopend tekort aan capaciteit. Dat was de reden dat destijds twee noodlokalen bij de school zijn geplaatst.

In de onderstaande tabel is de ontwikkeling van het leerlingenaantal en de ruimtebehoefte in relatie tot de capaciteit van de school weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023JFKennedyln6-vg01_0010.png"

Het grootste vraagstuk van De Olijfboom is het capaciteitsvraagstuk. Er sprake van een tekort aan capaciteit dat in de loop der jaren verder oploopt. In het IHP uit 2019 werd gesproken over een extra ruimtebehoefte op termijn van ongeveer 500 m2.

Concluderend is er in het IHP uit 2019 rekening gehouden met een permanente uitbreiding van De Olijfboom met in totaal 550 m2 BVO, op basis van 350 leerlingen en rekening houdend met een inpassingsverlies door aanbouw aan het bestaande gebouw.

In het raadsbesluit van 28 mei 2020 is eveneens besloten om na de leerlingenprognoses van eind 2020 een definitief besluit te nemen over de uitbreiding van onder meer De Olijfboom. Dit vormt een laatste controle of het aantal leerlingen op de betreffende scholen daadwerkelijk zal stijgen zoals aangegeven bij de leerlingenprognoses van oktober 2018.

In november 2020 heeft Planning Verband Groningen wederom leerlingenprognoses opgesteld voor het BO in de gemeente Woudenberg (Bijlage 2). Met betrekking tot De Olijfboom wordt geconstateerd dat tot en met het schooljaar 2022-2023 het aantal leerlingen minder stijgt dan in de prognose van 2 jaar eerder. Vanaf het schooljaar 2024-2025 stijgt het aantal leerlingen veel meer dan 2 jaar geleden was voorzien. In de prognose van 2018 is rekening gehouden met een maximaal aantal jaren van 350. De prognose 2020 laat zien dat het maximaal aantal leerlingen stijgt naar 405 in schooljaar 2029-2030 en daarna iets daalt naar 384. In het IHP is rekening gehouden met maximaal 350 leerlingen.

In onderstaande tabellen is de ontwikkeling van het leerlingenaantal en de ruimtebehoefte weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023JFKennedyln6-vg01_0011.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023JFKennedyln6-vg01_0012.png"

Mede op grond van de leerlingenprognoses 2020 heeft het college van B&W van gemeente Woudenberg op 16 maart 2021 besloten om een startnotitie op te stellen voor de businesscase De Olijfboom, waarbij ondezocht zal worden hoe in de toekomst 410 leerlingen gehuisvest kunnen worden. Dit aantal leerlingen komt overeen met de benodigde uitbreiding van circa 800 m2 BVO waar onderhavig initiatief op ziet.

Binnen of buiten bestaand stedelijk gebied

De ontwikkeling vindt plaats in het noordwestelijk deel van de kern Woudenberg in aansluiting op het bestaande schoolgebouw van De Olijfboom. Het betreft een locatie in een gebied dat reeds bestemd is voor stedelijke functies (wonen/maatschappelijke voorzieningen/sport). Hiermee is sprake van een locatie binnen bestaand stedelijk gebied en is sprake van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, indachtig het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking, waarbij wordt gestreefd naar een optimale benutting van de ruimte in stedelijk gebied. Met de ontwikkeling is een passende invulling van het plangebied gevonden.

Conclusie

Voorliggend plan voorziet in een behoefte en wordt gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied. Hiermee voldoet het plan aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Provincie Utrecht

Provinciale Staten hebben de Omgevingsvisie van de provincie Utrecht op 10 maart 2021 vastgesteld. Dat betekent dat de provincie Utrecht - vooruitlopend op de Omgevingswet - vanaf 1 april 2021 aan de slag is gegaan met de uitvoering van het omgevingsbeleid, zoals verwoord in de Omgevingsvisie.

De Omgevingswet staat voor een goede balans tussen het benutten en beschermen van de fysieke leefomgeving en geeft mee dat lokale afwegingen mogelijk zijn als een veilige en gezonde omgeving daarbij gebaat is. Het beleid voor die gezonde en veilige leefomgeving is in de Omgevingsvisie opgedeeld in zeven beleidsthema's. De sociale en veilige leefomgeving loopt als een rode draad door de beleidsthema's heen. Het betreft de volgende beleidsthema's:

  • 1. Stad en land gezond;
  • 2. Klimaatbestendig en waterrobuust;
  • 3. Duurzame energie;
  • 4. Vitale steden en dorpen;
  • 5. Duurzaam, gezond en veilig bereikbaar;
  • 6. Levend landschap, erfgoed en cultuur;
  • 7. Toekomstbestendige natuur en landbouw.

Daarnaast is de Omgevingsvisie uitgewerkt aan de hand van drie regio's. Dit betreft de U16, Amersfoort en Foodvalley.

Met het omgevingsbeleid wil de provincie Utrecht bijdragen aan een gezonde en veilige leefomgeving in de provincie Utrecht. Het gaat daarbij in de eerste plaats om de fysieke omgeving. Denk aan woonmilieus (dichtheid en type bebouwing), de aanwezigheid van voorzieningen (winkels, openbaar vervoer, scholen, ziekenhuizen, etc.), de mate van functiemenging voor aantrekkelijke woon-, werk- en leefmilieus en de kwaliteit van groen en water in de leefomgeving. Maar zeker zo belangrijk is de sociale omgeving en de veiligheid van de leefomgeving. Om prettig te kunnen wonen, moeten mensen zich thuis kunnen voelen. En mensen moeten zich veilig voelen, zowel sociaal als in het verkeer. Ook een gezonde leefomgeving is belangrijk. Het gaat dan zowel om zaken die te maken hebben met het milieu, als om de mate waarin de openbare ruimte de bewoners uitnodigt om gezonde keuzes te maken in wonen, werken, recreatie en vervoer.

Het plangebied betreft een binnenstedelijke locatie. In haar verstedelijkingsbeleid richt de provincie zich primair op de ontwikkelingsmogelijkheden in het stedelijk gebied. Op deze manier blijven de steden, dorpen en kernen aantrekkelijk om te wonen, te werken en te ontmoeten en blijft het landelijk gebied gevrijwaard van onnodige ruimteclaims.

Voor het realiseren van een gezonde en veilige leefomgeving is samenhang tussen ruimtelijke ordening en milieu belangrijk. Daarom zijn milieukwaliteiten als externe veiligheid, geluid, geur, lucht, bodem en water voor de provincie integraal onderdeel van gebiedsontwikkelingen. De provincie vraagt gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen aandacht te besteden aan de leefomgevingskwaliteit. Uit Hoofdstuk 4 van deze toelichting blijkt dat de milieukwaliteiten in het plangebied niet in het geding zijn.

3.2.2 Interim Omgevingsverordening Provincie Utrecht

Provinciale Staten hebben eveneens op 10 maart 2021 de interim Omgevingsverordening van de provincie Utrecht vastgesteld. De interim omgevingsverordening bevat instructieregels over taken en bevoegdheden van gemeenten en waterschappen. Daarnaast bevat de interim omgevingsverordening direct werkende regels. Dit zijn regels die rechtstreeks gelden voor bedrijven, burgers en andere initiatiefnemers bij het uitvoeren van een activiteit. Andere voorbeelden van direct werkende regels zijn de meld- en informatieplichten en de specifieke zorgplichten. Regels over bijvoorbeeld een vergunningplicht gelden ook voor bedrijven, burgers en andere initiatiefnemers.

De volgende onderwerpen uit de Interim omgevingsverordening zijn direct relevant voor onderhavige ontwikkeling.

Stedelijk gebied

Het plangebied behoort in de Interim omgevingsverordening tot het stedelijk gebied. Artikel 9.15 van de Interim omgevingsverordening bepaalt dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen het stedelijk gebied, bestemmingen en regels kan bevatten voor verstedelijking. Van verstedelijking is sprake als een bestemmingsplan ten opzichte van het vigerende regime nieuwe mogelijkheden biedt voor vestiging of uitbreiding van stedelijke functies. Onderstaand is een uitsnede van de kaart 'Wonen, werken en recreëren' opgenomen, behorende bij de Interim omgevingsverordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023JFKennedyln6-vg01_0013.png" Uitsnede kaart 'Wonen, werken en recreëren, kaart 2' (bron: Interim omgevingsverordening)

Landschap Gelderse Vallei

Uit de kaart 'Cultuurhistorie en landschap, kaart 2' blijkt dat het plangebied valt binnen het 'Landschap Gelderse Vallei'. De Interim Omgevingsverordening geeft aan dat een landschap geen statisch plaatje is: landschap is altijd in ontwikkeling en dynamiek hoort daarin. In het werken met landschapskwaliteit wordt uitgegaan van een samenspel tussen beeld (wat zie je), functies (wat gebeurt er) en robuuste structuren (samenhang, relaties). Voor elke ontwikkeling in het landelijk gebied moet aansluiting gevonden worden bij de kernkwaliteiten.

Voor het landschap Gelderse Vallei wil de provincie Utrecht de volgende kernkwaliteiten behouden en versterken:

  • rijk gevarieerde kleinschaligheid;
  • stelsel van beken, griften en kanalen;
  • Grebbelinie;
  • overgang van Vallei naar stuwwal (luwe Flank).

Deze kernkwaliteiten hebben in de verschillende deelgebieden van de Gelderse Vallei verschillende accenten. Het betreft hier een binnenstedelijke locatie, waar de genoemde kernkwaliteiten niet aanwezig zijn. Van aantasting van die kernkwaliteiten kan dan ook geen sprake zijn.

Overstroombaar gebied

Het plangebied ligt binnen de aanduiding 'overstroombaar gebied'. Conform artikel 2.10 dient een bestemmingsplan bestemmingen en regels te bevatten die rekening houden met overstromingsrisico’s. Binnendijks is dit van toepassing op kwetsbare en vitale objecten en woonwijken en bedrijventerreinen. Buitendijks is dit ook van toepassing op individuele woningen en bedrijven.

Grote delen van de provincie Utrecht liggen in overstroombare gebieden van Nederrijn, Lek en het Eemmeer. Het is belangrijk dat kwetsbare en vitale objecten en grootschalige woonwijken en bedrijventerreinen bestand zijn tegen overstromingen. Voor buitendijkse gebieden geldt dit ook voor kleinschalige woonwijken en bedrijventerreinen. Door een goed bedachte locatiekeuze en inrichting kunnen gevolgen van een overstroming aanzienlijk beperkt worden. In dit kader is de ‘Handreiking Overstromingsrobuust Inrichten’ opgesteld. Bij het verdere ontwerp van de nieuwbouw wordt rekening gehouden met de richtlijnen zoals gesteld in de handreiking om gebieden met overstromingsrisico’s veiliger te maken.

Overig

Verder bevat de toelichting op het ruimtelijk plan een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met energiebesparing en het toepassen van duurzame energiebronnen. Hier wordt nader op ingegaan in paragraaf 4.12 van deze toelichting. Tot slot dient de toelichting een mobiliteitstoets te bevatten. Hierin worden het aantal verplaatsingen beschreven dat deze ruimtelijke ontwikkeling tot gevolg heeft. Ook wordt de wijze waarop het plangebied wordt ontsloten beschreven. In paragraaf 4.4 is een beschrijving van de verkeersaspecten opgenomen.

Conclusie

Onderhavig plan maakt de uitbreiding van basisschool De Olijfboom, inclusief een herinrichting van het omliggende openbaar gebied, mogelijk. De uitbreiding van de basisschool wordt binnen het stedelijk gebied gerealiseerd. Daarnaast draagt de ontwikkeling bij aan voldoende (onderwijs)voorzieningen in de kern Woudenberg. Daarmee past de ontwikkeling binnen het beleid en de regels uit de Omgevingsvisie en de Interim omgevingsverordening van de provincie Utrecht.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Woudenberg 2030 (inclusief oplegger 2019)

Op 23 mei 2013 heeft de gemeenteraad van Woudenberg de Structuurvisie Woudenberg 2030 vastgesteld. Op 24 januari 2019 is daarbij ook de oplegger vastgesteld. In de ruimtelijke visie wordt aangegeven hoe de gemeente denkt over de ruimtelijke invulling voor het wonen, werken en recreëren voor de jaren tot 2030. Met de oplegger is geconstateerd dat de huidige structuurvisie op hoofdlijnen nog voldoet, wel is deze geactualiseerd op een aantal onderdelen.

In de Structuurvisie worden de volgende thema's beschreven: landschap en groen, wonen, economie, recreatie, verkeer, maatschappelijke voorzieningen. Het relevante thema voor onderhavige ontwikkeling is 'maatschappelijke voorzieningen'. Onderstaand wordt ingegaan op het betreffende thema en worden de overige relevante zaken benoemd uit de Structuurvisie.

Maatschappelijke voorzieningen

Ten aanzien van het thema 'Maatschappelijke voorzieningen' staat opgenomen dat het goede maatschappelijke en culturele voorzieningenniveau in Woudenberg mede bepalend is voor de aantrekkelijke woonkwaliteit in de gemeente. Het op peil houden van deze voorzieningen is dan ook het uitgangspunt. Dit betreft:

  • Levensvatbare onderwijsvoorzieningen (basisonderwijs);
  • Sportvoorzieningen voor alle Woudenbergers;
  • Voldoende (maatschappelijke) voorzieningen voor jongeren, volwassenen en ouderen.

Aan levensvatbare scholen wordt concreet invulling gegeven in de Structuurvisie. Verschillende scholen met een teruglopend leerlingenaantal worden samengevoegd. Het gaat om de Willem de Zwijgerschool, Jan Ligthartschool, Rehobothschool (tegenwoordig De Olijfboom) en de Prangelaar.

In de oplegger uit 2019 is opgenomen dat de huisvestingsopgave van scholen verder is uitgewerkt. De huisvesting is inmiddels aangepast, waarbij de functie van de locatie van de oude locatie van de Jan Ligthartschool en de Willem van Oranjeschool inmiddels gewijzigd is ten behoeve van woningbouw en is afgezien van de voorkeurslocatie. Bij de uitwerking van de schoollocaties is besloten de locatie Rehobothschool (tegenwoordig De Olijfboom) te behouden.

Ontwikkellocaties

De Structuurvisie vormt het ruimtelijk kader voor verschillende projecten in de gemeente en andere nieuwe initiatieven in de toekomst. Deze dragen bij aan de ontwikkeling van het ruimtelijk-economisch structuurbeeld 2030. Een deel van de projecten betreft concrete ontwikkellocaties. Dit zijn verschillende plekken in de gemeente waar de komende jaren ruimtelijke veranderingen plaatsvinden en/of gewenst zijn. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen grootschalige en kleinschalige ontwikkelingslocaties. Het onderhavige plangebied grenst aan de ontwikkellocatie 'Rehobothschool en Bosrand'.

De Rehobothschool (tegenwoordig De Olijfboom) betrof één van de vier scholen die destijds de ambitie had om samen te gaan in het kader van de huisvestingsopgave scholen. Hierdoor ontstaat er ruimte voor een opvanglocatie voor de Wartburgschool. Daarnaast ligt de Rehobothschool in de Bosrand. Dit multifunctionele gebied met woon-, werk-, sport en maatschappelijke voorzieningen vormt de noordwestelijke grens van Woudenberg en ligt direct tegen landgoed Geerestein. De opgave voor de Bosrand bestaat uit:

  • Behoud van het multifunctionele karakter met de geclusterde sportvoorzieningen als belangrijkste gebruiker.
  • Het sportcluster is voor iedereen bereikbaar en ontwikkelt zich door intensief en multifunctioneel gebruik;
  • Nieuwvestiging van tafeltennisvereniging Smash.

De toekomstige ontwikkeling van de Bosrand gaat uit van:

  • Landschappelijke inpassing van nieuwe functies in groene 'kamers';
  • Een nieuwe recreatieve noordzuid-wandelverbinding die landgoed Geerestein toegankelijk maakt via de Bosrand. Deze ligt in het verlengde van de groene wig tussen de Bron en de Maat;
  • De Bosrand wordt een openbaar toegankelijk, groen gebied waar sport en spel de belangrijkste functies zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023JFKennedyln6-vg01_0014.png" Ontwikkellocatie 'Rehobothschool en Bosrand (bron: Structuurvisie Woudenberg 2030)

In de oplegger uit 2019 is opgenomen dat bij de uitwerking van de schoollocaties is besloten de locatie Rehobothschool (tegenwoordig De Olijfboom) te behouden. De kaders voor het gebied Bosrand blijven ongewijzigd.

Conclusie

Onderhavig plan maakt de uitbreiding van basisschool De Olijfboom, inclusief een herinrichting van het omliggende openbaar gebied, mogelijk. Daarmee draagt de ontwikkeling bij aan de ambitie uit de Structuurvisie Woudenberg 2030 om het maatschappelijke voorzieningenniveau in Woudenberg op peil te houden. In dit geval door voldoende (levensvatbare) onderwijsvoorzieningen voor basisonderwijs. De uitbreiding van De Olijfboom betreft een vervolg op het besluit in het kader van de uitwerking van de schoollocaties om de locatie Rehobothschool (tegenwoordig De Olijfboom) te behouden.

Voorts past de ontwikkeling binnen de opgave voor De Bosrand die onder meer bestaat uit het behoud van het multifunctionele karakter. In de Structuurvisie Woudenberg 2030 staat reeds benoemd dat het schoolgebouw wellicht een functie kan krijgen binnen de toekomstige ontwikkeling van de Bosrand, passend bij het multifunctionele karakter van het gebied.

3.3.2 Kernrandvisie Woudenberg 2030

De provincie Utrecht vraagt gemeenten kernrandzones met kwaliteit te realiseren. Middels het opstellen van een zogenaamde Kernrandvisie, kan aangegeven worden welke gebieden in een kernrandzone waarom wel of niet kunnen worden ontwikkeld en hoe. Op 7 juli 2016 heeft de gemeente Woudenberg de Kernrandvisie gemeente Woudenberg 2016 vastgesteld. De kernrandvisie is een uitwerking van de Structuurvisie Woudenberg 2030. In die structuurvisie zijn de ideeën en ontwikkelingen beschreven die moeten bijdragen aan de kwaliteit van Woudenberg als kern om te wonen, te werken en te recreëren. In de kernrandvisie wordt op basis van de structuurvisie verder ingegaan op het toekomstbeeld en de kwaliteitscriteria om te beoordelen of ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan een integrale verbetering van de gebiedskwaliteit. Uitgangspunt is daarbij dat de kwaliteit van de gebieden in de kernrandzone mede bepaald en beïnvloed worden door het omliggende landschap. De gemeente Woudenberg behoort tot de Gelderse Vallei, een voornamelijk agrarisch landschap.

Het plangebied grenst aan het gebied dat in de Kernrandvisie staat omschreven als 'De Bosrand'. De visie voor dit gebied is tweeledig: Het gebied heeft aan de westelijke zijde een groene uitstraling door de sportvelden, dit moet zeker worden behouden en waar mogelijk worden versterkt. Omdat het achtergelegen landgoed niet bereikbaar is moet worden gestreefd naar de realisatie van een recreatieve langzaam verkeersroute(s) tussen het dorp en het landgoed (noord/zuid). Aansluiting van een dergelijke route op de oostelijke gelegen recreatieve route is wenselijk, zodat een recreatieve rondgang aan de noordelijke zijde mogelijk wordt gemaakt. Deze ontsluitingen moeten het slagenlandschap maar vooral het landgoed beleefbaar maken en uitnodigen om het landgoed te bezoeken. In het geval van wezenlijke ingrepen in dit gebied dient met deze voorwaarde nadrukkelijk rekening te worden gehouden

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023JFKennedyln6-vg01_0015.png" Kaart Kernrandvisie Woudenberg 2030

Conclusie

Onderhavig initiatief betreft de uitbreiding van een bestaand schoolgebouw. Gezien de relatief beperkte omvang van de ontwikkeling en de locatie tussen de gemeentewerf en het bestaande schoolgebouw, maakt het plangebied geen wezenlijk onderdeel uit van de kernrandzone. Met de uitbreiding wordt geen afbreuk gedaan aan de ambities uit de Kernrandvisie Woudenberg 2030.

3.3.3 Integraal Huisvestingsplan 2020-2035 (IHP)

Op 28 mei 2020 is het Integraal Huisvestingsplan (hierna: IHP) door de gemeenteraad van Woudenberg vastgesteld. De schoolbesturen en de gemeente Woudenberg hebben de ambitie om een gedragen inhoudelijk kader te ontwikkelen voor de huisvesting van het primair onderwijs (PO) in de gemeente. Vanuit dit inhoudelijk kader worden adviezen gegeven voor plannen met betrekking tot onderwijshuisvesting in de gemeente. Dit samen vormt het IHP dat zicht geeft op de periode 2020-2035.

In het IHP wordt onder meer geconcludeerd dat de gemeente Woudenberg de afgelopen jaren heeft geïnvesteerd in de uitbreiding en aanpassing van enkele schoolgebouwen. Het leerlingenaantal in de gemeente groeit de komende jaren, waardoor huisvestingsvragen ontstaan.

Vanuit de leerlingenontwikkeling en het inhoudelijk kader zijn de volgende projecten bepaald:

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023JFKennedyln6-vg01_0016.png"

Op 28 mei 2020 is besloten om te kiezen voor uitbreiding van De Olijfboom en hiervoor een businesscase op te stellen. Eveneens is besloten om na de leerlingenprognoses van eind 2020 een definitief besluit te nemen over de uitbreiding van onder meer De Olijfboom.

De prognose 2020 liet zien dat het maximaal aantal leerlingen van De Olijfboom stijgt naar 405 in schooljaar 2029-2030. Mede op grond hiervan heeft het college van B&W van gemeente Woudenberg op 16 maart 2021 besloten om een startnotitie op te stellen voor de businesscase De Olijfboom, waarbij ondezocht zal worden hoe in de toekomst 410 leerlingen gehuisvest kunnen worden. Dit aantal leerlingen komt overeen met de benodigde uitbreiding van circa 800 m2 BVO waar onderhavig initiatief op ziet.

Conclusie

Onderhavig initiatief is passend binnen het IHP 2020-2035 en de daarop volgende leerlingenprognoses van eind 2020. De beoogde uitbreiding van De Olijfboom vormt daarmee een uitwerking van het IHP 2020-2035.

Hoofdstuk 4 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk zullen de relevante uitvoeringsaspecten bij het plan worden besproken.

4.1 Flora en fauna

4.1.1 Wettelijk kader

Wet natuurbescherming

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet vervangen. Het doel is om met één wet en minder regels de wet makkelijker te kunnen toepassen. Vanaf 1 januari 2017 bepalen de provincies wat wel en niet mag in de natuur in hun gebied. Ook zorgen de provincies vanaf deze datum voor vergunningen en ontheffingen. De Rijksoverheid blijft verantwoordelijk voor het beleid van grote wateren, zoals het IJsselmeer.

De Wet natuurbescherming regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden. Ter bescherming van deze Natura 2000-gebieden voorziet de Wet natuurbescherming in een vergunningenregime voor het realiseren of verrichten van projecten en andere handelingen die de natuurlijke kenmerken van een aangewezen Natura 2000-gebied kunnen aantasten.

Voorts voorziet de Wet natuurbescherming in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden. Het uitgangspunt is dat beschermde planten- en diersoorten geen schade mogen ondervinden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte is het niet altijd nodig een vrijstelling of een ontheffing aan te vragen. Voor onder andere reguliere werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkelingen geldt een vrijstelling voor beschermde soorten op voorwaarde dat gehandeld wordt volgens een goedgekeurde gedragscode. Verder worden vrijstellingsregelingen op de nationaal beschermde soorten per provincie vastgesteld.

Wanneer het onmogelijk is schade aan streng beschermde planten en dieren tijdens ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting te voorkomen, moet altijd een ontheffing worden aangevraagd. De voorwaarden verbonden aan een vrijstelling of een ontheffing zijn afhankelijk van de status van de planten- en diersoorten die in het plangebied voorkomen.

Zorgplicht

Voorts geldt bij uitvoering van werkzaamheden ten allen tijde een de algemene zorgplicht (artikel 1.11 Wet natuurbescherming). Deze schrijft voor dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel als mogelijk voorkomen moeten worden. Dit betekent dat wanneer tijdens uitvoering van de werkzaamheden een algemeen beschermde soort als konijn, veldmuis of gewone pad wordt aangetroffen zij de ruimte en tijd moet krijgen om een veilig heenkomen te zoeken. Indien nodig kunnen aangetroffen exemplaren verplaatst worden naar een naastgelegen ruimte waar geen werkzaamheden uitgevoerd worden.

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. In het NNN liggen onder andere bestaande natuurgebieden en alle Natura 2000- gebieden. Het NNN is op provinciaal niveau uitgewerkt en middels ruimtelijke nota's en verordeningen voorzien van juridische doorwerking. In sommige provincies bestaan er naast het NNN ook nog andere groene zones die een zekere mate van bescherming genieten.

Stikstofdepositie

Voorheen diende op grond van het Programma Aanpak Stikstof (PAS), welke in juli 2015 van kracht werd, berekend te worden of een nieuwe (bouw)activiteit tot een significante toename leidde van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.

Onder het PAS golden enkele drempel- en grenswaarden. Deze waarden bepaalden of een toename van stikstofdepositie significant was en zo ja, of er dan een meldingsplicht of een vergunningplicht gold. Door te rekenen met het voorgeschreven rekenprogramma AERIUS Calculator werd automatisch met die drempelwaarden rekening gehouden. In het geval van de meldingsplicht kon de planontwikkeling aanspraak kan maken op benutting van de ontwikkelingsruimte die voor een Natura 2000-gebied gold, totdat deze niet meer voorradig was.

Als gevolg van de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 mag het PAS niet meer gebruikt worden als toestemmingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen die leiden tot een toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen in Natura 2000-gebieden. De drempel- en grenswaarden uit het PAS zijn daarmee ook niet meer van toepassing. Hierdoor kan een project met een geringe depositietoename van 0,01 mol/ha/jaar al vergunningplichtig zijn (artikel 2.7 en 2.8 Wnb). Dit betekent dat ook relatief kleinschalige projecten zorgvuldig dienen te worden getoetst op hun stikstofdepositie, om zo aan Europese regelgeving te kunnen voldoen (en stand te houden bij de Raad van State in geval van een beroep).

Sinds de vernieuwing van de AERIUS Calculator op 16 september 2019, en na de laatste update van 26 januari 2023, kan correct berekend worden of er überhaupt sprake is van stikstofdepositie op Natura 2000-gebied. Daarbij dient zowel de gebruikersfase als de realisatiefase doorgerekend te worden. Zolang er geen rekenresultaten boven de 0,00 mol/ha/jaar zijn, is er geen belemmering voor een plan op het gebied van stikstofdepositie.

4.1.2 Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt op circa 9,6 kilometer afstand van het Natura-2000 gebied 'Kolland & Overlangbroek'. Op grotere afstand liggen De Rijntakken, het Binnenveld en de Veluwe. Het plangebied is geen onderdeel van Natuurnetwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde onderdeel ligt op circa 122 meter afstand ten noorden van het plangebied. Dit betreft een groenstrook aan de zuidrand van Landgoed Geerestein. Het plangebied is voorts niet gelegen in de Groene Contour of in een Weidevogelkerngebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023JFKennedyln6-vg01_0017.png" Uitsnede kaart 1 'Natuur' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

In het verkennend ecologisch onderzoek dat is uitgevoerd door Ecoresult (Bijlage 3) wordt geconcludeerd dat op voorhand is uit te sluiten dat de activiteiten negatieve effecten hebben op Natura 2000-gebieden, het Natuurnetwerk Nederland, de Groene Contour en het Weidevogelkerngebied. Een nadere beoordeling en aanvullend onderzoek is daarom niet noodzakelijk. Met betrekking tot stikstof is er wel een nadere berekening noodzakelijk.

Stikstofdepositie

Het dichtstbijzijnde Natura-2000 gebied betreft 'Kolland & Overlangbroek ' op een afstand van circa 9,6 kilometer. Er is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd met behulp van de AERIUS Calculator. Hieruit blijkt dat de gewenste ontwikkeling zowel in de gebruiks- als bouwfase niet leidt tot een stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden die hoger is dan 0,00 mol/ha/jaar. Daarmee zijn er voor wat betreft het aspect stikstofdepositie geen belemmeringen voor de realisatie van het plan. De stikstofdepositieberekening met bijbehorende bijlagen is opgenomen in Bijlage 4 bij deze toelichting.

4.1.3 Soortenbescherming

Quick scan flora en fauna

Om de effecten van de voorgenomen wijziging op de aanwezige flora en fauna te bepalen is in 2023 een verkennend ecologisch onderzoek uitgevoerd door Ecoresult (Bijlage 3). Dit verkennend onderzoek zoomt in op de (mogelijke) schadelijke effecten door de activiteiten en op welke wijze in het kader van de wet gehandeld kan worden.

Uit de Quick scan blijkt dat:

  • Negatieve effecten op de volgende beschermde soorten en functies zijn uit te sluiten mits wordt gehouden aan de maatregelen, zoals benoemd in de Quick scan. Vleermuizen (gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger): (essentieel) functioneel leefgebied (foerageergebied en vliegroute).
  • Negatieve effecten op overige soorten die vallen onder de bescherming van de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, of die nationaal beschermd zijn kunnen op voorhand worden uitgesloten.

De maatregel met betrekking tot vleermuizen betreft dat, indien er 's avonds wordt gewerkt, eventuele bouwlampen van de groenstrook aan de noordzijde afgericht dienen te worden.

4.1.4 Conclusie

Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat er vanuit de Wet natuurbescherming geen beperkingen worden opgelegd aan onderhavig initiatief. Een ontheffing van de Wet natuurbescherming is niet benodigd. De maatregel met betrekking tot vleermuizen wordt in acht genomen.

4.2 Bodemkwaliteit

4.2.1 Wettelijk kader

De Wet Bodembescherming schrijft voor dat in het kader van een ruimtelijk planologische procedure moet worden aangetoond dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het gewenste nieuwe gebruik. De bodemkwaliteit kan (negatief) van invloed zijn op de gewenste nieuwe ontwikkeling.

Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Door middel van een dergelijk onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen.

Met voorliggend initiatief wordt het bestaande schoolgebouw, inclusief het omliggende schoolplein, uitgebreid in noordelijke richting. Er wordt een gebruik ten behoeve van onderwijs toegestaan op gronden die momenteel een functie ten behoeve van verkeer/parkeren kennen. Derhalve is een bodemonderzoek noodzakelijk.

4.2.2 Onderzoek

In 2023 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de John F. Kennedylaan e.o. (Bijlage 5). De resultaten en conclusies in het onderzoek zijn als volgt samen te vatten:

Op basis van het vooronderzoek is de onderzoekslocatie onderverdeeld in deellocaties. Dit betreft deellocatie A en deellocatie B. Deellocatie A betreft de locaties van voormalige sloten. Deellocatie B omvat het gehele terrein met een oppervlakte van circa 1.900 m2.

Conclusie deellocatie A: voormalige sloten

Op basis van het vooronderzoek is aangenomen dat de bodem mogelijk diffuus verontreinigd is met één of enkele parameters uit het standaardpakket grond (met een heterogeen karakter op schaal van monsterneming) en daarom de hypothese 'verdacht, diffuse bodembelasting, heterogeen verdeeld' geldt.

Tijdens het verkennend bodemonderzoek zijn in geen van de verrichte boringen waargenomen gedaan die kunnen duiden op de aanwezigheid van een mogelijke bodemverontreiniging. Er zijn geen duidelijke kenmerken waargenomen die kunnen duiden op een mogelijke voormalige sloot/watergang (dempingsmateriaal of slib). Gemiddeld is van 0,5 tot 0,7 m-mv een zwak humeuze bodemlaag aanwezig. Dit betreft een restant van de voormalige humeuze bovengrond of de bodem van een voormalige sloot. Deze bodemlaag is dan ook afzonderlijk geanalyseerd.

Uit de analyseresultaten blijkt dat in de hiervoor genoemde humeuze bodemlaag en de niet humeuze bodemlaag hieronder geen verhogingen boven de achtergrondwaarde zijn aangetoond.

Geconcludeerd wordt dat de hypothese 'verdacht, diffuse bodembelasting, heterogeen verdeeld' kan worden herschreven naar 'onverdachte locatie'.

Conclusie deellocatie B: overig onverdacht terrein

Op basis van het vooronderzoek is aangenomen dat de bodem van het overig terrein niet of slechts licht verontreinigd is en derhalve de hypothese 'onverdacht' geldt.

Tijdens het bodemonderzoek zijn zintuiglijk geen kenmerken waargenomen die kunnen duiden op de aanwezigheid van een mogelijke noemenswaardige bodemverontreiniging.

Analytisch is in de humeuze bodemlaag van de onderzoekslocatie een lichte verhoging aan lood aangetoond. Deze verhoging is niet verontrustend en geeft geen aanleiding tot nader onderzoek. Verder zijn in de grond geen verhogingen boven de achtergrondwaarde aangetoond.

In het grondwater is een lichte verhoging aan barium aangetoond. Deze verhoging is waarschijnlijk van nature in het grondwater aanwezig en geeft geen aanleiding tot nader onderzoek. Verder zijn geen van de geanalyseerde parameters aangetoond boven de streefwaarde.

Ondanks de enkele lichte verhoging wordt dat de hypothese 'onverdacht' bevestigd. De aangetoonde lichte verontreinigingen zijn namelijk niet verontrustend en geven geen aanleiding tot nader bodemonderzoek. De milieuhygiënische bodemkwaliteit is afdoende bekend.

Aanbevelingen

De milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor verlening van een omgevingsvergunning (bouwen) en het voorgenomen gebruik van de locatie.

De milieuhygiënische bodemkwaliteit speelt een rol bij grondverzet. Voor de grond geldt dat dit mag worden hergebruikt op het perceel. Indien de grond verplaatst wordt naar een locatie elders, moet dit worden gemeld bij het Meldpunt bodemkwaliteit (https://meldpuntbodemkwaliteit.agentschapnl.nl) en gelden samenstellingseisen met betrekking tot verschillende mogelijkheden voor hergebruik conform het Besluit bodemkwaliteit en de regionale Nota Bodembeheer. Wanneer verplaatsing van de grond niet mogelijk is, wordt aanbevolen de grond af te voeren naar een grondbank of een erkend verwerker (eventueel) op basis van een indicatieve kwaliteitsbepaling van de grond.

4.2.3 Conclusie

Op basis van de resultaten van het bodemonderzoek blijkt er vanuit het aspect bodem geen belemmeringen zijn voor onderhavig initiatief. Er zullen geen risico's voor de volksgezondheid en het milieu aanwezig zijn met betrekking tot de voorgenomen activiteit ter plaatse van het plangebied.

4.3 Cultuurhistorie en archeologie

4.3.1 Wettelijk kader

Vanaf 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. Doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van archeologische en cultuurhistorische waarden. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met het erfgoed van nationaal belang wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarin heeft en hoe het toezicht wordt geregeld.

Als gevolg van deze wet wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het erfgoed meegewogen zoals alle andere aspecten die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

4.3.2 Cultuurhistorie

De bebouwing binnen het plangebied is niet aangewezen als rijks- of gemeentelijk monument en is niet aangemerkt als beeldbepalend of karakteristiek in het geldende bestemmingsplan. Ook de directe omgeving geldt niet als cultuurhistorisch waardevol. Geconcludeerd kan worden dat met de gewenste ontwikkeling geen schade wordt toegebracht aan bestaande cultuurhistorische panden of structuren.

4.3.3 Archeologie

Gemeenten zijn verplicht om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.

Voorts geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren.

Het plangebied kent op basis van het geldende bestemmingsplan geen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Dit houdt in dat de gronden niet mede bestemd zijn voor het beschermen en het behouden van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

Verder toetst de gemeente Woudenberg initiatieven aan de archeologische beleidsadvieskaart. Op deze kaart geldt voor het hele plangebied een lage archeologische verwachting. Een archeologisch onderzoek is verplicht bij bodemingrepen dieper dan 30 cm over een oppervlakte groter dan 10.000 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023JFKennedyln6-vg01_0018.png" Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart met plangebied rood omlijnd

Omdat de bodemingrepen de onderzoeksgrens van 10.000 m2 niet overstijgen, is archeologisch onderzoek niet benodigd. Bij de uitvoering van het plan zijn de archeologische belangen niet in het geding.

4.3.4 Conclusie

Met de gewenste ontwikkeling worden cultuurhistorische panden of structuren niet aangetast. Voorts vindt de ontwikkeling weliswaar plaats in een gebied met een lage archeologische verwachting, maar is archeologisch onderzoek in dit geval niet noodzakelijk. Er zijn dan ook geen belemmeringen vanuit cultuurhistorie en archeologie voor onderhavig initiatief.

4.4 Verkeer en parkeren

Zowel vanuit de ruimtelijke ordening als vanuit verkeer en vervoer is een goede ontsluiting van belang. Daarnaast dient voorzien te worden in voldoende parkeerplaatsen. Onderstaand worden eerst de mobiliteitseffecten in beeld gebracht. Vervolgens volgt een overzicht van het parkeren.

4.4.1 Verkeer

Ontsluiting gemotoriseerd verkeer

Het plangebied ligt in de oksel van de De Bosrand en de John F. Kennedylaan. Via de John F. Kennedylaan kan in oostelijke richting de N226 worden bereikt die in noordelijke richting naar Amersfoort leidt en in zuidelijke richting naar de N224 en de autosnelweg A12. De Bosrand wordt onder meer gebruikt als toegangsweg richting de gemeentewerf en richting sport- en cultureel centrum De Camp. Zowel de John F. Kennedylaan als De Bosrand zijn erftoegangswegen binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/u. De N226 heeft ter hoogte van de kern Woudenberg een maximumsnelheid van 50 km/u.

Ontsluiting milieustraat

In paragraaf 2.3 is toegelicht op welke wijze de omliggende openbare ruimte wordt heringericht. De toegang tot de milieustraat is hierin van belang. In verband met de wijzigingen in de omliggende openbare ruimte is ervoor gekozen om de hoofdtoegang van de milieustraat circa 25 meter in westelijke richting te verplaatsen. Dit komt ten goede aan de verkeersveiligheid en de directe leefomgeving, mede doordat hierdoor ruimte ontstaat om auto's op het eigen terrein van de milieustraat te laten wachten. Hiervoor wordt op eigen terrein een voorziening getroffen. In de huidige situatie ontstaat er op piekmomenten nog een wachtrij in De Maat / De Bosrand.

Ontsluiting langzaam verkeer

Kenmerkend voor het verblijfsgebied rond de basisschool De Olijfboom is het fijnmazige stelsel van wegen, routes en paden voor voetgangers en fietsers. In westelijke en zuidelijke richting wordt het fietsverkeer, conform de inrichting van Duurzaam Veilig Wegverkeer, gemengd afgewikkeld. Het fietsverkeer maakt gebruik van dezelfde rijbaan als het gemotoriseerde verkeer. In oostelijke richting, naar de N226, is er sprake van een separaat fietspad gescheiden van het gemotoriseerde verkeer. Op de naast de N226 gelegen parallelweg liggen fietssuggestiestroken. Waar geen parallelweg aanwezig is zijn er fietspaden.

Ontsluiting openbaar vervoer

Er is een bushalte gesitueerd aan de N226 ter hoogte van de Middenstraat. Deze halte ligt op een acceptabele loopafstand van circa 500 meter van de basisschool. Deze halte wordt bediend door een busdienst die Amersfoort via Leusden, Woudenberg, Scherpenzeel en Renswoude met Station Veenendaal-de Klomp verbindt.

Verkeersgeneratie

De exacte verkeersgeneratie bij kindfuncties is moeilijk te bepalen. Het aantal kinderen dat met de auto wordt gebracht en opgehaald is sterk afhankelijk van verschillende externe factoren zoals weersomstandigheden, het haal- en brengbeleid van de school en de agenda van ouders (gaan ze bijvoorbeeld meteen door naar hun werk). Uit onderzoek in opdracht van het Kennisprogramma Verkeer en Vervoer (KpVV) blijkt dat gemiddeld 1/3 deel van de kinderen in Nederland met de auto naar school wordt gebracht.

Uitbreiding

De beoogde uitbreiding voorziet (onder meer) in 7 extra leslokalen. Uitgaande van een gemiddeld aantal van 25 leerlingen per klas, voorziet de uitbreiding in een toename van de capaciteit van 175 leerlingen. Daarnaast geldt als uitgangspunt dat het aantal medewerkers met (maximaal) 10 zal toenemen als gevolg van de beoogde uitbreiding.

Uitgaande van bovenstaande uitgangspunten wordt gesteld dat bij de (maximale) uitbreiding met 175 leerlingen circa 59 leerlingen met de auto worden gebracht en gehaald. Dit leidt derhalve tot 236 extra verkeersbewegingen per etmaal ('s ochtends heen en terug en 's middags heen en terug). Daarbij is van belang dat basisschool De Olijfboom een continurooster kent, waardoor er éénmaal per dag sprake is van brengen en éénmaal per dag sprake is van halen. Daarnaast leidt de toename van het aantal medewerkers worst case tot 20 extra verkeersbewegingen per etmaal. In totaal leidt de beoogde uitbreiding daarmee tot een toename van circa 256 verkeersbewegingen per etmaal.

De helft van het totaal aantal verkeersbewegingen vindt aan het begin van de schooldag plaats en de andere helft aan het einde van de schooldag. Daarnaast staan er aan de oostzijde van het schoolgebouw al sinds enkele jaren twee noodlokalen die in de toekomst weer worden verwijderd. In die zin gaat het ten opzichte van de feitelijke situatie per saldo om een toevoeging van 5 extra leslokalen. Met inachtneming van het voorgaande en met inachtneming van de capaciteit van de omliggende erftoegangswegen, heeft de toename een verantwoord effect op de verkeerssituatie ter plaatse.

Totaal

In de huidige situatie kent basisschool De Olijfboom 326 leerlingen (peildatum 1 februari 2023). Daarnaast bestaat het team uit circa 44 medewerkers.

Aan de hand van bovenstaande uitgangspunten kan worden gesteld dat in de huidige situatie circa 109 leerlingen met de auto worden gebracht en gehaald. Dit leidt derhalve tot 436 verkeersbewegingen per etmaal ('s ochtends heen en terug en 's middags heen en terug). Met inachtneming van het feit dat een deel van de medewerkers met de auto zal komen, kan redelijkerwijs worden uitgegaan van circa 500 verkeersbewegingen per etmaal. In combinatie met de beoogde uitbreiding genereert basisschool de Olijfboom in totaal circa 750 verkeersbewegingen per etmaal.

Het CROW hanteert als richtlijn dat intensiteiten tussen de 5.000 en 6.000 motorvoertuigen per etmaal in gebieden met een snelheidslimiet van 30 km/uur als het maximale toelaatbare worden beschouwd. Boven deze waarden komt de (verkeers)leefbaarheid te sterk onder druk te staan. Opgemerkt dient echter te worden dat de maximaal aanvaardbare intensiteit tevens afhankelijk is van de omgevingskenmerken. Voor woonstraten met een prominente verblijfsfunctie, zoals erftoegangswegen van type II, geldt een aanzienlijk lager maximum, waarbij gedacht moet worden aan intensiteiten van maximaal 3.000 motorvoertuigen per etmaal.

Op basis van etmaalintensiteiten die zijn verstrekt door de gemeente Woudenberg bedraagt de verkeersintensiteit in 2033 op de John F. Kennedylaan circa 900 motorvoertuigen per weekdag. Voor De Bosrand en De Maat bedraagt dit respectievelijk circa 750 en circa 320 motorvoertuigen per weekdag. In deze cijfers zit de huidige situatie van basisschool De Olijfboom al verdisconteerd.

Met de voorgaande berekende intensiteiten wordt ruimschoots voldaan aan de eerder genoemde richtlijnen. Er is sprake van een goede ruimtelijke ordening.

4.4.2 Parkeren

De parkeerbehoefte van een basisschool bestaat uit de parkeerbehoefte van medewerkers en de parkeerbehoefte voor het halen en brengen van de leerlingen. Aan de hand van de kencijfers 'CROW 381 toekomstbestendig parkeren' kan inzicht worden verkregen in de parkeersituatie. Het CROW hanteert per leslokaal de volgende parkeerkencijfers:

  • minimaal 0,5 en maximaal 1 parkeerplaats.

Dit resulteert derhalve in een parkeerbehoefte van maximaal 7 parkeerplaatsen als gevolg van de beoogde uitbreiding. In de beoogde nieuwe situatie zal er in totaal sprake zijn van 20 leslokalen, waarbij als uitgangspunt geldt dat de huidige twee noodlokalen in de toekomst weer worden verwijderd. Voor de basisschool De Olijfboom als geheel geldt derhalve een totale parkeerbehoefte van 20 parkeerplaatsen.

De parkeerkencijfers van het CROW zijn exclusief kiss & ride voor het halen en brengen van leerlingen. Voor de 59 leerlingen die extra met de auto worden gebracht, en in totaal 168 leerlingen die met de auto worden gebracht (109 + 59), moet eveneens worden voorzien in een parkeerbehoefte voor kort parkeren. Tot slot is van belang dat met de beoogde uitbreiding 17 bestaande parkeerplaatsen in het openbaar gebied komen te vervallen. Overigens worden er op de hoek van De Maat en De Bosrand twee nieuwe openbare parkeerplaatsen voor omwonenden aangelegd.

In de behoefte aan kort parkeren wordt deels voorzien door het realiseren van vier Kiss + Ride parkeerplaatsen aan de John F. Kennedylaan, direct ten zuiden van het schoolgebouw. Daarnaast worden er twee Kiss + Ride parkeerplaatsen direct ten zuiden van kinderdagverblijf 'Happy Kids Woudenberg' gerealiseerd, eveneens aan de John F. Kennedylaan.

Voor het overige wordt in de resterende parkeerbehoefte voor kort parkeren en in de parkeerbehoefte voor langparkeren volledig voorzien door gebruik te maken van de bestaande parkeerplaats bij De Camp. De betreffende parkeerplaats kent een capaciteit van 220 parkeerplaatsen en wordt gedurende schooltijden slechts beperkt gebruikt. Daarmee wordt optimaal gebruik gemaakt van reeds bestaande parkeervoorzieningen en is er sprake van efficiënt ruimtegebruik in de vorm van dubbelgebruik van parkeerplaatsen.

Alle benodigde parkeerplaatsen op de bestaande parkeerplaats bij De Camp liggen binnen een afstand van circa 100 meter welke door het CROW ten aanzien van de functie 'onderwijs' als een acceptabele loopafstand wordt beschouwd.

4.4.3 Conclusie

Voorgenomen initiatief zal niet leiden tot verkeerskundige en/of parkeertechnische problemen. De ontsluiting van het plangebied is zowel per auto, langzaam verkeer als het openbaar vervoer goed. Ook de verkeersveiligheid is rond de locatie voldoende gewaarborgd en wordt verder verbeterd met de voorgenomen herinrichting van de openbare ruimte. De toename van het aantal verkeersbewegingen kan goed worden afgewikkeld op het huidige wegennet van Woudenberg. In de parkeerbehoefte wordt nagenoeg volledig voorzien door gebruik te maken van de bestaande parkeerplaats bij De Camp. In de behoefte aan kort parkeren wordt deels voorzien door het realiseren van Kiss + Ride parkeerplaatsen aan de John F. Kennedylaan.

4.5 Luchtkwaliteit

4.5.1 Wettelijk kader

Wet milieubeheer

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van de luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). In de Wet milieubeheer zijn onder andere regels en grenswaarden opgenomen voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen.

Omdat titel 5.2 van de Wm ingaat op de luchtkwaliteit, staat dit ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Hierin wordt gesteld dat ruimtelijke plannen doorgang kunnen vinden indien aan één van de onderstaande voorwaarden is voldaan:

  • de plannen leiden niet tot het overschrijden van een grenswaarde;
  • de luchtkwaliteit verbetert tengevolge van de plannen (per saldo) of blijft ten minste gelijk;
  • de plannen dragen niet in betekenende mate (NIBM) bij aan de concentratie van NO2 en PM10 in de buitenlucht. Vanaf het in werking treden van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit op 1 augustus 2009 wordt onder een NIBM bijdrage een bijdrage van minder dan 3% van de grenswaarde verstaan;
  • het project is opgenomen of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Lucht (NSL).

AMvB en Regeling niet in betekenende mate (NIBM)

De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het niet in betekende mate (NIBM) leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een toename van de NO2 en/of PM10 jaarconcentratie met maximaal 3% van de grenswaarden (of wel een toename van maximaal 1,2 ìg/m3 NO2 en/of PM10). NIBM projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Grotere projecten daarentegen kunnen worden opgenomen in het NSLprogramma, mits ook overtuigend wordt aangetoond dat de effecten van dat project worden weggenomen door maatregelen.

De AMvB en Regeling NIBM bevatten criteria waarmee kan worden bepaald of een project van een bepaalde omvang wel of niet als NIBM moet worden beschouwd. Het betreft onder andere de onderstaande gevallen, waarbij een project als NIBM wordt beschouwd:

  • Woningbouw: = 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en = 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
  • Kantoorlocaties: = 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 1 ontsluitingsweg, en = 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
  • Woningbouw en kantoorlocaties: 0,0008*aantal woningen+ 0,000012*bruto vloeroppervlak kantoren in m2 = 1,2 bij één ontsluitingsweg en 0,0004*aantal woningen+ 0,000006*bruto vloeroppervlak kantoren in m2 = 1,2 bij één ontsluitingsweg.

Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven. Tevens is in artikel 5 van het Besluit NIBM een anticumulatie bepaling opgenomen, die zegt dat de effecten van beoogde ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied moeten worden meegenomen in de beoordeling van het betreffende plan. Hiermee wordt voorkomen dat verschillende NIBM-projecten samen toch in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit.

Besluit gevoelige bestemmingen

Het Besluit Gevoelige bestemmingen is op 15 januari 2009 in werking getreden. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). Het gaat dan om name kinderen, ouderen en zieken. Het besluit kent zones waarbinnen luchtkwaliteitonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg.

Goede ruimtelijke ordening

Plannen dienen te voldoen aan het beginsel van een goede ruimtelijke ordening. Een goede luchtkwaliteit is een van de belangen die in dat kader een rol speelt, ofwel de luchtkwaliteit dien geschikt te zijn voor de beoogde functie. Daarbij speelt de mate van blootstelling en de gevoeligheid van bepaalde groepen mensen voor luchtverontreiniging een rol. Wat dat laatste betreft is het Besluit Gevoelige bestemmingen van belang.

4.5.2 Beoordeling
4.5.2.1 Effect van de ontwikkeling op de luchtkwaliteit

Voor de beoogde uitbreiding van basisschool De Olijfboom geldt dat dit niet onder een in de regeling NIBM opgenomen categorie valt. Om die reden is de bijdrage aan de luchtkwaliteit berekend met de zogenaamde NIBM-tool. Om voor kleine projecten te kunnen bepalen of het project als 'niet in betekenende mate' beschouwd mag worden, heeft het toenmalige ministerie van VROM in de NIBM-tool (en handleiding) gepubliceerd op de website van InfoMil (www.infomil.nl). De invoer van de maximaal te verwachten toename van verkeersbewegingen in de NIBM-tool leidt tot de conclusie dat het project kan worden beschouwd als een NIBM-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan dan ook achterwege blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023JFKennedyln6-vg01_0019.png" Rekenresultaat NIBM-tool (bron: http://www.infomil.nl)

4.5.2.2 Luchtkwaliteit ter plaatse

Besluit Gevoelige bestemmingen

Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is het ook van belang om af te wegen of het aanvaardbaar is de beoogde uitbreiding van basisschool De Olijfboom op de gewenste plek te realiseren. Een basisschool is een gevoelige bestemming voor luchtkwaliteit. Echter, de locatie van de voorgenomen ontwikkeling ligt op meer dan 300 meter van de dichtstbijzijnde rijksweg en meer dan 50 meter afstand van de dichtstbijzijnde provinciale weg. In dat verband is het Besluit gevoelige bestemmingen dus niet relevant voor de gewenste ontwikkeling.

Goede ruimtelijke ordening

Vanuit de wet milieubeheer gelden grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5). Daarnaast hanteert de World Health Organization (WHO) advieswaarden voor stikstofdioxide, fijn stof en zeer fijn stof. In de volgende tabel wordt een overzicht gegeven van de waarden ter plekke van het plangebied, de grenswaarden en de advieswaarden.

Stof   Jaar 2020   Grenswaarde   Advieswaarde  
NO2   11 µg/m3   40 µg/m3   10 µg/m3  
PM10   16 µg/m3   40 µg/m3   15 µg/m3  
PM2,5   9 µg/m3   20 µg/m3   5 µg/m3  

Waarden in het plangebied, grenswaarden en advieswaarden luchtkwaliteit

Gelet op het voorgaande wordt op de planlocatie ruimschoots voldaan aan de wettelijke grenswaarden voor NO2, PM10 en PM2,5.

De advieswaarden van de WHO liggen ver beneden de wettelijke grenswaarden. In de huidige situatie liggen de concentraties NO2 en PM10 reeds tegen de advieswaarde van de WHO aan. Voor wat betreft PM2,5 ligt de huidige waarde verder af van de advieswaarde. Met inachtneming van de verwachting dat de concentraties in de toekomst verder zullen afnemen, zijn de huidige waarden acceptabel voor een goed verblijfsklimaat op de planlocatie.

4.5.3 Conclusie

Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan dan ook achterwege blijven.

De basisschool is een gevoelige bestemming voor luchtkwaliteit, maar het Besluit Gevoelige bestemmingen legt geen beperkingen op. Tot slot is de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied voldoende voor een goed verblijfsklimaat op de planlocatie.

4.6 Geluidhinder

4.6.1 Wettelijk kader

Wegverkeer en railverkeer

Langs alle (spoor)wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de (spoor)weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken/spoorstaven en van binnen- of buitenstedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.

Industrielawaai

Gezoneerde industrieterreinen hebben een vaste geluidzone die wordt vastgelegd door middel van een bestemmingsplan. Buiten de geluidszone wordt de voorkeurswaarde van 50 dB(A) niet overschreden. De maximale ontheffingswaarde binnen de geluidszone bedraagt 55 dB(A) etmaalwaarde voor nieuwe situaties. In tegenstelling tot weg- en railverkeer wordt voor industrielawaai niet getoetst aan de Lden waarde maar aan de etmaalwaarde. De dosismaat Lden is voor wegverkeerslawaai en spoorweglawaai met ingang van 1 januari 2007 in de gewijzigde Wgh vastgelegd. Voor industrielawaai wordt Lden in het kader van de Wgh voorlopig niet ingevoerd.

4.6.2 Onderzoek

Het plan voorziet in de mogelijkheid tot het uitbreiden van basisschool De Olijfboom. De Wet geluidhinder (Wgh) beschouwt een onderwijsgebouw als een zogenaamd geluidsgevoelig object. Onderzocht dient te worden of toetsing aan de Wet geluidhinder dient plaats te vinden.

Het plangebied is niet gelegen binnen de geluidzone van een industrieterrein of spoorweg. Bovendien ligt het plangebied niet in de geluidzone van een gezoneerde weg, zoals bedoeld in de Wgh. In de directe omgeving van het plangebied liggen wel diverse 30 km/u-wegen, waarbij met name de John F. Kennedylaan een relevante verkeersintensiteit kent. Hoewel akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai niet verplicht is op grond van de Wgh, dient conform jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel aangetoond te worden dat er vanuit wegverkeerslawaai sprake is van een goed verblijfsklimaat ter plaatse van de beoogde uitbreiding.

Gelet op het voorgaande is er een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd (Bijlage 6). In het onderzoek is de geluidbelasting vanwege de John F. Kennedystraat, De Bosrand en De Maat berekend. De overige wegen liggen op grotere afstand van het plangebied en/of de verkeersintensiteit is er dusdanig gering, dat deze wegen niet relevant zijn met betrekking tot de geluidbelasting.

Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelastingen op de gevels van de nieuwe uitbreiding van het schoolgebouw, ten gevolge van het verkeer op:

  • De Bosrand (30 km/uur) net hoger (49 dB) is dan de voorkeurswaarde (48 dB), maar ruim lager dan de maximale ontheffingswaarde zoals deze geld voor gezoneerde wegen (63 dB);
  • De John F. Kennedystraat en de Maat (30 km/uur) ruim lager (respectievelijk 36 dB en 47 dB) zijn dan de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder (48 dB), zoals deze geldt voor gezoneerde wegen.

Op basis van het voorgaande wordt gesteld dat de geluidbelasting vanwege het verkeer op de 30 km-wegen aanvaardbaar is. Omdat 30 km/uur-wegen volgens de Wet geluidhinder niet gezoneerd zijn, kan (en hoeft) voor de geluidbelasting van deze wegen geen hogere waarde worden verleend.

In verband met een goede ruimtelijke ordening en een goed leefklimaat zal bij de bepaling van de geluidwering van de gevels rekening gehouden dienen te worden met de bijdrage van de 30 km/uur wegen op de gevels van de uitbreiding, zodat er in de school sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau. De gecumuleerde geluidbelasting bedraagt maximaal 54 dB.

4.6.3 Conclusie

Vanuit akoestisch oogpunt zijn er met betrekking tot (spoor)wegverkeerslawaai geen belemmeringen voor onderhavig initiatief. De aanbevelingen uit het onderzoek zullen worden overgenomen. De akoestische hinder in verband met de milieustraat/gemeentewerf aan De Bosrand 19 in Woudenberg komt aan de orde in paragraaf 4.7.

4.7 Bedrijven en milieuzonering

4.7.1 Wettelijk kader

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden.

De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de onderstaande richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk' dan wel 'gemengd gebied'.

Milieucategorie     Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied     Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied    
1     10 m     0 m    
2     30 m     10 m    
3.1     50 m     30 m    
3.2     100 m     50 m    
4.1     200 m     100 m    
4.2     300 m     200 m    
5.1     500 m     300 m    
5.2     700 m     500 m    
5.3     1.000 m     700 m    
6     1.500 m     1.000 m    

Richtafstanden en omgevingstype

Hiernaast gelden ten aanzien van bedrijven die onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen, deze Wet en haar uitvoeringsbesluiten als toetsingskader voor de toegestane bedrijfshinder.

4.7.2 Onderzoek / beoordeling

Voor onderhavig project dient te worden getoetst of de nieuwe functie mogelijk belemmeringen veroorzaakt voor bestaande functies in de omgeving en of de nieuwe functie mogelijk belemmeringen ondervindt als gevolg van de milieuhinder van naburige bedrijven en/of bedrijvigheid. Bij de toetsing is de planologische situatie maatgevend. De bedrijvigheid die zich volgens het planologische regime mag vestigen komt aan de orde. Er wordt derhalve uitgegaan van de maximale planologische invulling van de toegekende bestemming.

Omgevingstype

De directe omgeving van het plangebied laat zich kenmerken als een gemengd gebied, waarbij de reguliere woonfunctie wordt afgewisseld met enkele maatschappelijke functies, functies ten behoeve van sport, cultuur en ontspanning en enkele bedrijfsfuncties, zoals de milieustraat en een manege. Gelet op deze ligging is er sprake van het omgevingstype 'gemengd gebied'.

4.7.2.1 Externe werking

Bij externe werking gaat het er om of de nieuwe functie in de omgeving past. De vraag dient beantwoord te worden of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling tot een situatie leidt die, vanuit hinder of gevaar bezien, in strijd is te achten met een goede ruimtelijke ordening.

Een onderwijsfunctie betreft een milieubelastende activiteit voor de directe omgeving. Een basisschool betreft een functie die valt binnen milieucategorie 2. Conform de genoemde VNG-publicatie is voor een basisschool het milieuaspect 'geluid' maatgevend, waarbij in gemengd gebied een richtafstand van 10 meter van toepassing is. De dichtstbijzijnde geluidgevoelige objecten (woningen) liggen op een afstand van minimaal 10 meter van basisschool De Olijfboom. Daarmee mag er vanuit worden gegaan dat er ook in de beoogde nieuwe situatie sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de omliggende geluidgevoelige objecten.

4.7.2.2 Interne werking

Bij interne werking gaat het er om of de omgeving de nieuwe functie toelaat. De vraag dient beantwoord te worden of nieuwe functies binnen het plangebied hinder ondervinden van bestaande functies in de omgeving en of bestaande functies andersom niet onevenredig worden belemmerd in de bedrijfsvoering. Het plangebied wordt bestemd ten behoeve van de onderwijsfunctie. Dit betreft een milieugevoelige functie.

Adres/inrichting   SBI-2008   Milieucategorie   Richtafstand   Werkelijke afstand  
De Bosrand 15-17 / Sport- en cultureel centrum 'De Camp'   o.a. 931   3.1   30 m   65 m  
De Bosrand 15-17 / parkeerterrein 'De Camp'   5221   2   10 m   30 m  
De Bosrand 19 / milieustraat Woudenberg   381   3.1   30 m   10,5 m  
De Bosrand 21 / clubhuis Motor Club 'Wombarg'   94991   2   10 m   35 m  
John F. Kennedylaan 2 / manege 'De Valleiruiters'   931   3.1   30 m   70 m  

Uit de tabel blijkt dat de omliggende milieubelastende functies, met uitzondering van de milieustraat aan De Bosrand 19, op voldoende afstand zijn gelegen. Met betrekking tot deze milieubelastende functies kan ter plaatse van het plangebied dan ook een aanvaardbaar verblijfsklimaat worden gegarandeerd.

Voorts ligt direct naast het plangebied het kinderdagverblijf 'Happy Kids Woudenberg'. De kortste afstand van de gronden behorende tot het kinderdagverblijf tot aan de dichtstbijzijnde gevel van de beoogde uitbreiding, bedraagt iets minder dan de geldende richtafstand van 10 meter. Gezien de vergelijkbare (maatschappelijke) functie is afwijking van de richtafstand acceptabel en levert een kortere afstand geen belemmeringen op voor het verblijfsklimaat ter plaatse van basisschool De Olijfboom.

Ten aanzien van de milieustraat aan De Bosrand 19 wordt niet voldaan aan de richtafstand en is aanvullend onderzoek noodzakelijk of er ondanks de kortere afstand, eventueel na het nemen van maatregelen, toch sprake is van een aanvaardbare situatie. De milieustraat betreft een bedrijf in milieucategorie 3.1. Er geldt in gemengd gebied een richtafstand van 30 meter. Nu de kortste afstand tussen de gevel van de beoogde uitbreiding en het bestemmingsvlak van de milieustraat circa 10,5 meter bedraagt is akoestisch onderzoek noodzakelijk. Daarnaast geldt voor een milieustraat een richtafstand van 30 meter voor het aspect 'gevaar' en van 10 meter voor de aspecten 'geur' en 'stof'. Voor het aspect 'gevaar' is dus eveneens een nadere onderbouwing noodzakelijk. Voor de aspecten 'geur' en 'stof' wordt een onderbouwing gegeven in het kader van een goede ruimtelijke ordening, omdat op zichzelf wel voldaan wordt aan de richtafstand.

Onderstaand wordt achtereenvolgens ingegaan op de resultaten van het akoestisch onderzoek en het verdiepingsonderzoek ten aanzien van 'gevaar', 'geur' en 'stof'.

Akoestisch onderzoek industrielawaai De Bosrand 19

Het akoestisch onderzoek industrielawaai in verband met de milieustraat/gemeentewerf aan De Bosrand 19 in Woudenberg is uitgevoerd door SPA WNP Ingenieurs (Bijlage 7).

Toetsingskader ruimtelijke ordening

In het kader van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wordt de VNG publicatie “Bedrijven en milieuzonering, editie 2009” gebruikt als hulpmiddel. Deze handreiking geeft onder andere richtafstanden en stappenplannen om te komen tot het verantwoord inpassen van bedrijvigheid in de directe omgeving van gevoelige functies nabij bedrijven. In hoofdstuk 2 van de VNG brochure zijn twee omgevingstypen gedefinieerd. De omgeving van Milieustraat Woudenberg kan het beste worden omschreven als ‘gemengd gebied’. Indien wordt voldaan aan de richtwaarden, die hiervoor worden gehanteerd, kan worden gesteld dat er bij de woningen sprake is van een goed woon- en leefklimaat dan wel verblijfsklimaat.

Het toetsingskader voor geluid bestaat uit vier stappen, waarbij per stap de geluidbelasting groter wordt en daarmee de onderzoeks- en motiveringsplicht.

Stap 1

Toetsen aan de richtafstanden voor het aspect geluid. Indien deze niet worden overschreden, kan een verdere beoordeling van geluid in beginsel achterwege blijven.

Stap 2

Indien stap 1 niet toereikend is, is een geluidonderzoek noodzakelijk en dient bij het omgevingstype ‘gemengd gebied’ voldaan te worden aan de volgende richtwaarden:

  • 50 dB(A) etmaalwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau;
  • 70 dB(A), 65 dB(A) en 60 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode voor het maximaal geluidniveau (piekgeluiden);
  • 50 dB(A) etmaalwaarde ten gevolge van verkeersaantrekkende werking.

Stap 3

Indien stap 2 niet toereikend is, is voor woningen gelegen in een ‘gemengd gebied’ een maximale geluidbelasting mogelijk van:

  • 55 dB(A) etmaalwaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau;
  • 70 dB(A), 65 dB(A) en 60 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode voor het maximaal geluidniveau (piekgeluiden), exclusief piekgeluiden door aan- en afrijdend verkeer;
  • 50 dB(A) etmaalwaarde ten gevolge van verkeersaantrekkende werking.

Als voldaan wordt aan de bovenstaande richtwaarden, is buitenplanse aanpassing mogelijk. Het bevoegd gezag dient te motiveren waarom zij in deze concrete situatie de geluidbelasting acceptabel acht. Tevens dient de cumulatie met eventueel aanwezige geluidbelasting te worden betrokken.

Stap 4

Bij een hogere geluidbelasting dan aangegeven in stap 3 zal het doorgaans niet mogelijk zijn om medewerking te verlenen aan een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling. Indien het bevoegd gezag toch van mening is dat medewerking aanvaardbaar is, dan dient dit grondig onderzocht, onderbouwd en gemotiveerd te worden. Hierbij dient rekening gehouden te worden met cumulatie van aanwezige geluidbronnen.

Toetsingskader milieu

Voor de geldende eisen vanuit het 'Activiteitenbesluit milieubeheer' is artikel 2.17 van toepassing:

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023JFKennedyln6-vg01_0020.png" Artikel 2.17 'Activiteitenbesluit milieubeheer'

Resultaten en conclusies

Er wordt bij de uitbreiding van de basisschool voor de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en de maximale geluidniveaus niet voldaan aan de richtwaarden van stap 2 voor een goede ruimtelijke ordening en de geluideisen uit het Activiteitenbesluit.

Voor de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus wordt voldaan aan de richtwaarden van stap 3 voor een goede ruimtelijke ordening.

Voor de maximale geluidniveaus wordt niet voldaan aan de richtwaarde van stap 3 voor een goede ruimtelijke ordening.

Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus (LAr,LT) in dB (A)

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023JFKennedyln6-vg01_0021.png"

Maximale geluidniveaus

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023JFKennedyln6-vg01_0022.png"

Er zijn in deze bestaande situatie geen reële maatregelen te treffen aan de geluidbronnen en/of in het overdrachtsgebied, waardoor bij de uitbreiding van de basisschool voldaan kan worden aan de richtwaarden van stap 2 voor een goede ruimtelijke ordening en/of de geluideisen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Voor wat betreft eventuele bronmaatregelen wordt opgemerkt dat de bladblazers hoofdzakelijk op externe locaties worden gebruikt. De capaciteit van de huidige accu's is momenteel nog onvoldoende om de bladblazers permanent te kunnen vervangen voor elektrische bladblazers. Voor wat betreft eventuele maatregelen in het overdrachtsgebied wordt opgemerkt dat een mogelijk scherm hoog en lang zal moeten zijn, namelijk hoger dan 4 meter over de zuidelijke terreingrens van de inrichting. Een dergelijk scherm is in deze situatie niet reeel en vanuit stedenbouwkundig oogpunt ook niet gewenst.

Het Activiteitenbesluit stelt dat het binnenniveau van in- en aanpandige geluidgevoelige bestemmingen in de dagperiode maximaal 35 dB(A) voor de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en maximaal 55 dB(A) voor de maximale geluidniveaus mag bedragen. Op basis van de gecumuleerde geluidbelasting van het wegverkeer en de industrie moet de geluidwering van de gevels, ter plaatse van de geluidgevoelige ruimten, minimaal 24 dB(A) bedragen. Indien bij de uitbreiding van de basisschool bij de geluidwering van de gevels rekening wordt gehouden met de geluidbelasting vanwege het wegverkeer en de activiteiten op het terrein van de inrichting, wordt gesteld dat er in de nieuwe geluidgevoelige ruimten van de basisschool een acceptabel onderwijsklimaat wordt gerealiseerd.

Wel dienen er maatwerkvoorschriften opgesteld te worden voor de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus in de dagperiode tot 55 dB(A) en voor de maximale geluidniveaus, vanwege het werken met de midikraan, tot 79 dB(A) en het incidenteel (maximaal 12 keer per jaar) werken met de houtversnipperaar tot 88 dB(A). In dat kader zal worden onderzocht of het mogelijk is om de planning zodanig vorm te geven dat de incidentele bedrijfssituatie zich zoveel mogelijk buiten de schooltijden zal voordoen. Als er bijvoorbeeld buiten de schooltijden om gewerkt kan worden met de houtversnipperaar, is de overlast bij de basisschool minimaal.

In de onderzochte situatie wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde, vanwege de indirecte hinder.

Gelet op het voorgaande wordt de Milieustraat Woudenberg niet belemmerd in haar bedrijfsvoering door de uitbreiding van de school en wordt er in de nieuwe geluidgevoelige ruimten van de basisschool een acceptabel onderwijsklimaat gerealiseerd.

Verdiepingsonderzoek 'gevaar', 'geur' en 'stof'

Het verdiepingsonderzoek 'gevaar', 'geur' en 'stof' in verband met de milieustraat/gemeentewerf aan De Bosrand 19 in Woudenberg is uitgevoerd door SPA WNP Ingenieurs (Bijlage 8). In het verdiepingsonderzoek wordt ten aanzien van de betreffende aspecten het volgende geconcludeerd.

Geur

Bij gemeentewerven wordt geurhinder in zijn algemeenheid veroorzaakt door de verwerking van afval. Afvalstromen met organisch materiaal kunnen geurhinder veroorzaken als ze lang liggen, door rottend afval. De gemeentewerf in Woudenberg voert het groenafval minimaal één keer per twee weken af. Hierdoor voorkomt de gemeentewerf dat het groenafval gaat rotten. Geurhinder ter plaatse van de uitbreiding van de school wordt dan ook niet verwacht.

Met betrekking tot het PMD-afval wordt opgemerkt dat het afval afkomstig van het regulier ophalen niet ter plaatse van de milieustraat/gemeentwerf aan de Bosrand 19 in Woudenberg wordt opgeslagen.

Stof

Door activiteiten op het buitenterrein kan mogelijk stofhinder ontstaan. Bij afvalstromen met een hoge concentratie los stof kan dit opwaaien. Dit is te verwachten bij, onder meer, puin.

Een groot deel van de afvalstromen wordt in afgedekte of gesloten containers opgeslagen, van daaruit is geen stofhinder te verwachten. Van de afvalstromen die niet afgedekt of afgesloten zijn opgeslagen, zoals het puin, is een beperkte mate van stofhinder naar de omgeving te verwachten. Dit wordt zoveel mogelijk gelimiteerd door afval tijdig af te voeren, zo wordt puin elke week afgevoerd.

Omdat de stofhinder niet geheel wordt tegengehouden, is de richtafstand vanuit de VNG-handreiking voor dit milieuaspect leidend. De afvalstroom die het dichtst bij de beoogde uitbouw van de school ligt opgeslagen, en waarvan stofhinder is te verwachten, is puin. De locatie van het puin ligt op circa 11 meter afstand vanaf de nieuwe gevel. De richtafstand in een gemengd gebied betreft voor stof 10 meter, hier wordt aan voldaan. Toch wordt geadviseerd het puin op grotere afstand (30 meter) van de uitbreiding van de school op te slaan, omdat niet uitgesloten kan worden dat het stof zich verder dan 10 meter buiten het terrein kan verspreiden.

In het kader van voornoemde conclusies zal worden onderzocht of het mogelijk is om de planning zodanig vorm te geven dat stortingen van puin zoveel mogelijk buiten de schooltijden om plaatsvinden. Daarnaast zal worden onderzocht of andere maatregelen aan de bron toegepast kunnen worden om stofhinder buiten de inrichtingsgrenzen zoveel mogelijk te voorkomen. Het puin wordt inmiddels op een grotere afstand dan 30 meter van de uitbreiding van de school opgeslagen.

Gevaar

Bij gemeentewerven wordt het gevaar voor de omgeving meestal veroorzaakt door gevaarlijke bedrijfsprocessen, de opslag van gevaarlijke stoffen en gasflessen en de opslag van gassen onder druk of chemicaliën. Op basis van de uitgevoerde inventarisatie zijn de eventueel gevaar veroorzakende activiteiten bij de gemeentewerf in beeld gebracht. Er worden geen gevaar veroorzakende bedrijfsprocessen uitgevoerd. Wel zijn er gevaarlijke stoffen aanwezig, deze worden opgeslagen in een speciaal daarvoor ingerichte en afgesloten ruimte (KCA-depot).

De opslag van gevaarlijke stoffen ligt op een afstand van circa 42 meter vanaf de gevel van de beoogde uitbouw van de school. Op basis van de VNG-handreiking geldt er een richtafstand van 30 meter, hier wordt aan voldaan.

4.7.3 Conclusie

Met de beoogde uitbreiding van basisschool De Olijfboom is er voor omliggende milieugevoelige objecten nog steeds sprake van een goed woon- en leefklimaat. Andersom geldt dat omliggende milieubelastende functies, met uitzondering van De Bosrand 19, op voldoende afstand zijn gelegen. Met betrekking tot deze milieubelastende functies kan ter plaatse van het plangebied dan ook een aanvaardbaar verblijfsklimaat worden gegarandeerd.

Ten aanzien van de milieustraat aan De Bosrand 19 wordt niet voldaan aan de richtafstand. De milieuhinder van de gemeentewerf is vergelijkbaar met een bedrijf in de milieucategorie 3.1. Deze milieucategorie heeft een zodanig effect op de omgeving, dat deze functie op minimaal 30 meter afstand van een gevoelige bestemming gesitueerd moet worden.

Omdat hier niet aan wordt voldaan is een inventarisatie van de werkelijke activiteiten en de daarmee mogelijk veroorzaakte milieuhinder uitgevoerd. Op basis van deze inventarisatie is vastgesteld dat de activiteiten welke mogelijk hinder veroorzaken grotendeels op een voldoende afstand liggen van de beoogde uitbreiding van de school om een goed verblijfsklimaat te realiseren. Ten aanzien van stofhinder is de aanbeveling om de opslag van puin op een afstand van 30 meter van de school te situeren. Hier wordt inmiddels aan voldaan. Daarnaast zullen aanvullende maatregelen worden onderzocht om eventuele hinder als gevolg van stortingen van puin te beperken.

Ten aanzien van geluidhinder is de aanbeveling maatregelen aan de gevel van de nieuw te bouwen school te nemen, zoals omschreven in het akoestisch rapport. Op deze wijze is te verwachten dat een goed verblijfsleefklimaat bij de school gerealiseerd kan worden.

Tot slot zullen er maatwerkvoorschriften worden opgesteld voor de geluidniveau's en activiteiten van de milieustraat, zoals omschreven in het akoestisch rapport. Daarmee wordt de milieustraat niet beperkt in haar bedrijfsvoering. In dat kader zal bovendien worden onderzocht of het mogelijk is om de planning zodanig vorm te geven dat de incidentele bedrijfssituatie zich zoveel mogelijk buiten de schooltijden zal voordoen. Als er bijvoorbeeld buiten de schooltijden om gewerkt kan worden met de houtversnipperaar, is de hinder bij de basisschool minimaal.

4.8 Externe veiligheid

4.8.1 Wettelijk kader

Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico's:

  • risicovolle (Bevi-)inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Daarnaast wordt er in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar en plaatsgebonden risico en groepsrisico.

Kwetsbaar en beperkt kwetsbaar

Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, kinderopvang- en dagverblijven en grote kantoorgebouwen (>1.500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels en horeca. De volledige lijst wat onder (beperkt) kwetsbaar wordt verstaan is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) opgenomen.

Plaatsgebonden risico en groepsrisico

Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 als grenswaarde. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen deze contour is niet toegestaan. Het realiseren van beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour is in principe ook niet toegestaan. Echter, voor beperkte kwetsbare objecten is deze 10-6 contour een richtwaarde. Mits goed gemotiveerd kan worden afgeweken van deze waarde tot de 10-5 contour.

Het groepsrisico is gedefinieerd als de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico wordt niet in contouren vertaald, maar wordt weergegeven in een grafiek. In de grafiek wordt de groepsgrootte van aantallen slachtoffers (x-as) uitgezet tegen de cumulatieve kans dat een dergelijke groep slachtoffer wordt van een ongeval (y-as). Voor het groepsrisico geldt geen grenswaarde, maar een zogenaamde oriëntatiewaarde. Daarnaast geldt voor het groepsrisico een verantwoordingsplicht. Het bevoegd gezag moet aangeven welke mogelijkheden er zijn om het groepsrisico in de nabije toekomst te beperken, het moet aangeven op welke manier hulpverlening, zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid zijn ingevuld. Het bevoegd gezag moet tevens aangeven waarom de risico's verantwoord zijn, en de veiligheidsregio moet in de gelegenheid zijn gesteld een brandweeradvies te geven. Hierbij geldt hoe hoger het groepsrisico, hoe groter het belang van een goede groepsrisicoverantwoording.

Risicovolle (Bevi-)inrichtingen

Voor (de omgeving van) de meest risicovolle bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van belang. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het Bevi is opgesteld om de risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven, te beperken. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Via een bijhorende ministeriële regeling (Revi) worden diverse veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gegeven. Aanvullend op het Bevi zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer) veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden.

Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Met betrekking tot het beleid en de regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Structuurvisie buisleidingen van belang. Deze structuurvisie bevat een lange termijnvisie op het buisleidingentransport van gevaarlijke stoffen.

Het Bevb en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Op basis van het Bevb wordt het voor gemeenten verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op basis waarvan de aanleg van een buisleiding of een kwetsbaar object of een risicoverhogend object mogelijk is, de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico in acht te nemen en het groepsrisico te verantwoorden.

Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor

Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd.

Als onderdeel van het Bevt is op 1 april 2015 tevens het basisnet in werking getreden. Het basisnet verhoogt de veiligheid van mensen die wonen of werken in de buurt van rijksinfrastructuur (auto-, spoor- en vaarwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In de regeling ligt vast wat de maximale risico's voor omwonenden mogen zijn. Die begrenzing was er tot nu toe niet. Bovendien zorgt het basisnet ervoor dat gevaarlijke stoffen tussen de belangrijkste industriële locaties in Nederland en het buitenland vervoerd kunnen blijven worden.

Indien een bestemmingsplan betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 m van een (basisnet)transportroute voor gevaarlijke stoffen, moet in de toelichting ingegaan worden op de dichtheid van personen in het invloedsgebied van de transportroute op het tijdstip waarop het plan wordt vastgesteld. Hierbij moet rekening worden gehouden met de personen die a) in dat gebied reeds aanwezig zijn, b) in dat gebied op grond van het geldende bestemmingsplan redelijkerwijs te verwachten zijn en c) de redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen in het gebied waarop dat plan betrekking heeft.

4.8.2 Onderzoek / beoordeling

Een school betreft een kwetsbaar object, waardoor de gewenste ontwikkeling getoetst dient te worden aan de wetgeving omtrent externe veiligheid. Voor de beoordeling of in de omgeving van het plangebied risicovolle inrichtingen en/of transportroutes gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, is de Signaleringskaart EV geraadpleegd. Navolgende afbeelding toont een uitsnede van deze kaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023JFKennedyln6-vg01_0023.png" Uitsnede Signaleringskaart EV met aanduiding plangebied

Transport gevaarlijke stoffen

Er ligt in de directe omgeving van het plangebied geen hoofdvaarweg, spoorbaan of weg waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Ook bevindt zich in of nabij het plangebied geen buistransportleiding met een PR 10-6 contour.

Inrichtingen

Op circa 2,7 kilometer van het plangebied ligt het bedrijf Van Appeldoorn B.V. aan de Parallelweg 6 in Woudenberg. Dit betrof voorheen een BRZO-inrichting, waarbij onderhavig plangebied binnen het invloedsgebied viel. Van Appeldoorn B.V. is echter gestopt met vervoer en opslag van gevaarlijke stoffen, waardoor het geen BRZO-inrichting meer is. Daarmee is er geen sprake meer van relevantie in het kader van externe veiligheid.

Met betrekking tot de overige inrichtingen in de directe omgeving, geldt dat het plangebied ruim buiten het invloedsgebied van de betreffende inrichtingen is gelegen.

4.8.3 Conclusie

Er bestaat vanuit het thema externe veiligheid geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.9 Kabels en leidingen

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgasleidingen afhankelijk van druk;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabricaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.

Uit de toelichting en verbeelding van het geldende bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Woudenberg' is op te maken dat er een planologisch relevante leiding aanwezig is ter plaatse van de gronden waarop de beoogde uitbreiding is voorzien. Dit betreft een rioolpersleiding. Ter bescherming van de betreffende rioolwaterleiding is de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' opgenomen met bijbehorende belemmeringenstrook. Verwezen wordt naar de afbeelding in paragraaf 1.3.

In verband met veiligheidsoverwegingen en praktische overwegingen is ervoor gekozen om de rioolwaterleiding (deels) te verleggen ten behoeve van de beoogde uitbreiding van basisschool De Olijfboom. Het bestaande en het beoogde nieuwe tracé is op onderstaande afbeelding weergegeven. Door middel van het wederom opnemen van de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' met bijbehorende belemmeringenstrook is de bescherming van de rioolwaterleiding ook in de beoogde nieuwe planologische situatie geborgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.BP2023JFKennedyln6-vg01_0024.png" Bestaande (onderste lijn) en beoogde nieuwe tracé (bovenste lijn) rioolwaterleiding

Voor de verdere realisatie van het plan zal indien nodig een KLIC-melding gedaan worden om te achterhalen of er relevante kabels en leidingen in het plangebied of in de directe omgeving daarvan aanwezig zijn.

4.10 Water

4.10.1 Inleiding

Water en ruimtelijke ordening hebben veel met elkaar te maken. Aan de ene kant is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik zoals locaties voor stadsuitbreiding. Aan de andere kant kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding.

Op Europees en nationaal niveau heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de verplichte 'watertoets'. Een watertoets geeft aan wat de gevolgen zijn van een ruimtelijk plan voor de waterhuishouding in het betreffende gebied. Zo'n waterparagraaf moet sinds 1 januari 2003 worden opgenomen in de toelichting bij ruimtelijke plannen. Doel van de watertoets is de relatie tussen planvorming op het gebied van de ruimtelijke ordening en de waterhuishouding te versterken.

Een watertoets is verplicht als het gaat om een functieverandering en/of bestemmingswijziging. Op basis van informatie en randvoorwaarden vanuit waterbeheerder, het waterbeleid en relevante bodemgegevens worden de verschillende wateraspecten uitgewerkt in een waterparagraaf. De waterparagraaf beschrijft het huidige watersysteem alsmede de mogelijkheden en randvoorwaarden voor het toekomstig watersysteem. De waterparagraaf wordt afgestemd met de waterbeheerder.

4.10.2 Beleidskader

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding. Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor onderhavige ontwikkeling relevante nota's.

Rijk

Het Nationaal Waterbeleid is gericht op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Het nationale beleid heeft geen directe implicaties voor dit bestemmingsplan.

Provincie

Het Bodem- en waterprogramma 2022-2027 (BWP) is een uitwerking van ambities voor de bodem en het water uit de provinciale Omgevingsvisie. Onderdeel van het programma is het wettelijk verplichte Regionaal Waterplan onder de Waterwet. Het programma beschrijft hoe de provincie samen met andere partners wil werken aan ambities uit de Omgevingsvisie, welke beleidskeuzes ze maken en hoe ze hier uitvoering aan willen geven.

Een van de beleidsthema's in de Omgevingsvisie is 'klimaatbestendig en waterrobuust'. Het BWP geeft invulling aan dat thema. De Omgevingsvisie beschrijft het 'wat' (ambities), het BWP het 'hoe' (uitvoering) de provincie in samenwerking met andere overheden uitvoering geeft.

Het programma gaat over duurzaam gebruik van de ondergrond, circulariteit, schoon oppervlaktewater, schone bodem en grondwater, voldoende water, waterveiligheid en energie uit bodem en water. Ook actuele vraagstukken zijn onderdeel van het programma. Het gaat dan bijvoorbeeld over omgaan met de toenemende periodes van droogte en wateroverlast, de toenemende drukte in de ondergrond en het vaststellen van doelen en maatregelen voor de Kaderrichtlijn Water (KRW).

Duurzaam gebruik ondergrond is op de gehele provincie Utrecht van toepassing.

Doel: De ondergrond (bodem, grondwater en diepe ondergrond) wordt nu en in de toekomst zorgvuldig, veilig en duurzaam gebruikt, waarbij: De ondergrond optimaal wordt benut voor alle uiteenlopende maatschappelijke opgaven. De kwaliteit van de ondergrond niet achteruitgaat als gevolg van het gebruik ervan en waar mogelijk verbetert.

Waterveiligheid

Het grootste deel van onze provincie, ook Woudenberg, ligt in overstroombaar gebied. Dit betekent dat bij een eventuele doorbraak van keringen Woudenberg te maken krijgt met overstromingen. De provincie en het waterschap dragen zorg voor het overstromingsgevaar en de overstromingsrisico's en neemt zowel preventieve als reactieve maatregelen.

Waterschap Vallei en Veluwe

Blauwe Omgevingsvisie 2050

Op 20 februari 2019 is door het algemeen bestuur van waterschap Vallei en Veluwe de Blauwe Omgevingsvisie (BOVI 2050) vastgesteld. Met deze BOVI zet waterschap Vallei en Veluwe op nieuwe wijze koers naar een duurzame en waterinclusieve leefomgeving. In de BOVI wordt gedacht vanuit drie waterprincipes:

  • 1. Water is een ordenend principe in de ruimtelijke ordening.
  • 2. Maximaal vasthouden en schoonhouden van water.
  • 3. Partnerschap als watermerk.

De visiekaart en waterprincipes werken door in de doelen van het nieuwe waterprogramma.

Blauw Omgevingsprogramma 2022-2027

Het algemeen bestuur van waterschap Vallei en Veluwe heeft op 22 november 2021 het Blauw Omgevingsprogramma 2022-2027 (BOP) vastgesteld.

Het BOP is de tactische uitwerking van de Blauwe omgevingsvisie (BOVI2050). Met als overkoepelend thema ‘een waardevolle leefomgeving’, worden de maatschappelijke thema’s klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie en biodiversiteit, gekoppeld aan de drie waterprincipes en geïntegreerd in vier gebiedsprogramma’s. Het plangebied valt binnen het gebiedsprogramma Gelderse Vallei. In de directe omgeving van Woudenberg is onder meer het volgende doel gesteld:

  • Landgoederen (onder andere Groot Bylaer) langs de beken en de Utrechtse Heuvelrug bieden kansen om het watersysteem te verbeteren en natuurwaarden te versterken
4.10.3 Watertoets

Om het voornemen te toetsen aan het waterbeleid, is de watertoets uitgevoerd. Het resultaat is als bijlage bij deze toelichting gevoegd (Bijlage 9).

Uit de watertoets blijkt dat het plan invloed heeft op de waterhuishouding en/of de afvalwaterketen. Dit is het gevolg van het feit dat er een rioolpersleiding aanwezig is ter plaatse van de gronden waarop de beoogde uitbreiding van basisschool De Olijfboom is voorzien. Overleg hierover heeft plaats gehad tussen de gemeente Woudenberg en de leidingbeheerder. Dit heeft geresulteerd in het nieuwe tracé, zoals weergegeven in paragraaf 4.9.

Voor het overige raakt het plan geen essentiële waterbelangen. In het plangebied liggen geen belangrijke oppervlaktewateren (zogenaamde primaire of A- watergangen), waterkeringen of gebieden die zijn aangewezen voor regionale waterberging.

Met de voorgenomen ontwikkeling zal de waterhuishouding ter plaatse van het plangebied in beperkte mate veranderen ten opzichte van de bestaande situatie. In het plangebied wordt een uitbreiding van basisschool De Olijfboom gerealiseerd. In de huidige situatie is het plangebied reeds grotendeels verhard ten behoeve van een verkeers-/verblijfsfunctie. De beoogde nieuwe situatie zal per saldo niet leiden tot een (relevante) toename van het verhard oppervlak. Daarmee is watercompensatie niet benodigd. Voor wat betreft de riolering zal nadere afstemming met de gemeente Woudenberg plaatsvinden. Uitgangspunt is dat het hemelwater wordt geïnfiltreerd dan wel wordt afgekoppeld naar het oppervlaktewater.

Voor de verdere uitwerking en concretisering van de beoogde ontwikkeling, geeft het waterschap aan dat rekening gehouden moet worden met een aantal algemene en gebiedsspecifieke aandachtspunten voor water.

Algemene aandachtspunten

Vasthouden - bergen - afvoeren

Een belangrijk principe is dat een deel van het hemelwater binnen het plangebied wordt vastgehouden en/of geborgen en dus niet direct afgevoerd wordt naar de riolering of het oppervlaktewater. Hiermee wordt bereikt dat de waterzuiveringsinstallatie beter functioneert, verdroging wordt tegen gegaan en piekafvoeren in het oppervlaktewater (met eventueel wateroverlast in benedenstrooms gelegen gebieden) wordt voorkomen. Bij lozing op oppervlaktewater zal hiervan een melding gedaan moeten worden bij het waterschap.

Grondwaterneutraal bouwen

Om grondwateroverlast te voorkomen adviseert het waterschap om boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) te ontwerpen. Dit betekent dat aspecten zoals ontwateringsdiepte en infiltratie van hemelwater, beschouwd worden ten opzichte van de GHG. Het structureel onttrekken / draineren van grondwater is geen duurzame oplossing en moet worden voorkomen. Het waterschap adviseert de initiatiefnemer dan ook om voorafgaand aan de ontwikkeling een goed beeld te krijgen van de heersende grondwaterstanden en GHG. Eventuele grondwateroverlast is in eerste instantie een zaak voor de betreffende perceeleigenaar.

Schoon houden - scheiden - schoon maken

Om verontreiniging van bodem, grond- en/of oppervlaktewater te voorkomen is het van belang dat het afstromende hemelwater niet verontreinigd raakt. Dit kan door nadere eisen of randvoorwaarden te stellen aan bijvoorbeeld de toegepaste (bouw)materialen. Wij vragen de initiatiefnemer om duurzame bouwmaterialen te gebruiken.

4.10.4 Conclusie

Vanuit het aspect water zijn er geen belemmeringen voor onderhavig initiatief. In het kader van het wettelijk vooroverleg zal het waterschap op de hoogte worden gesteld van de verdere planvorming.

4.11 M.e.r.-beoordeling

4.11.1 Wettelijk kader

In de Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat op basis van selectiecriteria vastgesteld dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zal hebben of niet. Onderdeel D van de bijlage bevat activiteiten, plannen en besluiten waarvoor het maken van een m.e.r.-beoordeling verplicht is. Voor elke activiteit die genoemd wordt in kolom 1 van onderdeel D van het Besluit m.e.r. moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) nadelige milieugevolgen. Voor activiteiten die onder de drempelwaarde zoals genoemd in kolom 2 van onderdeel D vallen, volstaat een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Deze motivering dient qua inhoud aan te sluiten bij de m.e.r.-beoordeling, maar heeft geen vormvereisten. Voorliggend initiatief kan gezien worden als 'stedelijk ontwikkelingsproject' (D 11.2). De gewenste ontwikkeling blijft ruim onder de drempelwaarde van een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer, waardoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling volstaat.

In een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient aandacht te worden besteed aan drie criteria die zijn opgenomen in Bijlage III van de Europese richtlijn 'betreffende milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'. Dit zijn achtereenvolgens de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van het potentiële effect.

4.11.2 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Kenmerken van het project

Het initiatief ziet op de uitbreiding van basisschool De Olijfboom, inclusief een herinrichting van het omliggende openbaar gebied.Er zal worden voorzien in een compacte uitbreiding aan de noordzijde van het bestaande schoolgebouw met een nieuwe, herkenbare hoofdentree op de hoek van het gebouw. De nieuwbouw bestaat uit twee bouwlagen waarmee in totaal 7 leslokalen, één transparant / multifunctioneel speellokaal en enkele overige ruimten mogelijk worden gemaakt. Er is sprake van een geringe omvang van het plangebied, terwijl er geen cumulatie is met andere projecten. De ontwikkeling ziet niet op productie van afvalstoffen en/of verontreiniging. Hinder wordt ondervangen door voldoende afstand te houden van nabijgelegen milieubelastende activiteiten. Ook ten aanzien van de milieustraat aan De Bosrand 19 is er sprake van een acceptabele situatie met het nemen van enkele maatregelen bij zowel de milieustraat als het (toekomstige) schoolgebouw. Hierbij wordt verwezen naar paragraaf 4.7. De stijging van het groepsrisico is niet noemenswaardig.

Plaats van het project

Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom van Woudenberg en ligt niet binnen de invloedssfeer van een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige habitat ligt op ruim 9,5 kilometer afstand. De ontwikkeling leidt verder niet tot een aantasting van historische, culturele of archeologische belangen.

Kenmerken van het potentiële effect

Het project heeft in samenhang met de hiervoor genoemde criteria geen aanzienlijke effecten op het milieu. Evenmin is er sprake van een grensoverschrijdend karakter. De complexiteit is gering, gelet op de omvang van het plangebied. Met de nieuw te realiseren situatie wordt voorzien in de behoefte aan voldoende onderwijshuisvesting en wordt tevens voorzien in een duurzame herinrichting van de openbare ruimte.

4.11.3 Conclusie

De kenmerken, plaats en potentiële effecten van de ontwikkeling geven op basis van het voorgaande geen aanleiding ernstige milieugevolgen te verwachten die het nodig maken om een m.e.r-procedure te doorlopen.

4.12 Duurzaam bouwen

De klimaatveranderingen, de eindigheid van de fossiele brandstof en het daarop anticiperende beleid van het Rijk, provincies en gemeenten vragen er om dat actief gekeken wordt naar duurzaamheid in nieuwbouwplannen. Het betreft thema's zoals CO2- en energiebesparing, duurzame energie en duurzaam bouwen.

De uitbreiding van de school zal aan de nieuwste wetgeving op het gebied van duurzaamheidseisen dienen te voldoen. Het schoolgebouw zal gasloos zijn en er worden PV-panelen op het dak geplaatst. Het streven is om een zo energiezuinig mogelijk onderwijsgebouw op te leveren. Het aspect duurzaamheid zal bij de verdere uitwerking van het ontwerp nader worden ingevuld.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Inleiding

In een bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een bepaald gebied opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan regelt de inrichting van het gebied op hoofdlijnen door de gronden te beleggen met een bestemming. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (kaart) in samenhang met de regels. In dit hoofdstuk wordt het juridische deel van het bestemmingsplan nader toegelicht.

De regels en verbeelding zijn opgesteld conform de RO-standaarden 2012, waarbij in het bijzonder het IMRO 2012 (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) en de SVBP 2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) van belang zijn. Voor de regels is aansluiting gezocht bij het vigerende bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Woudenberg'.

Het bestemmingsplan 'John F. Kennedylaan 6' bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels. Een gedeelte van de informatie op de verbeelding heeft geen juridisch betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een kadastrale/BGT ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding.

De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan 'John F. Kennedylaan 6' zijn opgebouwd conform de door de SVBP 2012 voorgeschreven systematiek en omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels de overgangs- en slotregels.

5.2 Inleidende regels

De inleidende regels bestaan uit de volgende artikelen.

5.2.1 Begrippen

In de begripsregels worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Alleen die begripsregels worden opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

5.2.2 Wijze van meten

Om op een eenduidige manier afstanden en oppervlakten te bepalen, wordt in de 'wijze van meten' uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte e.d. van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden. Ook voor de 'wijze van meten' worden in de SVBP 2012 richtlijnen gegeven.

5.3 Bestemmingsregels

5.3.1 Opbouw bestemmingen

De gronden van het gehele plangebied hebben een positieve bestemming. Een positieve bestemming betekent dat het gebruik van de gronden voor de verschillende bestemmingen direct mogelijk is. Bovendien betekent het dat oprichting van gebouwen direct mogelijk is nadat burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning hebben verleend, welke dient te voldoen aan onder meer de regels van het bestemmingsplan, het Bouwbesluit en de Bouwverordening. De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:

  • Bestemmingsomschrijving;
  • Bouwregels;
  • Nadere eisen;
  • Afwijken van de bouwregels;
  • Specifieke gebruiksregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden;
  • Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
  • Wijzigingsbevoegdheid.
5.3.2 Bestemmingen

Bedrijf - 1

De bestemming 'Bedrijf - 1 is van toepassing op de bestaande gemeentewerf/milieustraat. Deze maakt enkel onderdeel uit van het plangebied in verband met het nieuwe tracé voor de rioolpersleiding met bijbehorende beschermingszone. De bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn overgenomen van het bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Woudenberg'.

Groen

Aan de west- en oostzijde van het plangebied is aan een beperkt deel de bestemming 'Groen' toegekend. Het betreft gronden die in de huidige planologische situatie ook reeds de bestemming 'Groen' kennen. Binnen deze bestemming is onder meer de aanleg van groenvoorzieningen toegestaan. Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan binnen de regels van de bestemming 'Groen'.

Maatschappelijk

Voor het schoolgebouw, inclusief de beoogde uitbreiding, met bijbehorende gronden is net als in het huidige bestemmingsplan de bestemming 'Maatschappelijk' opgenomen. Vanwege het feit dat de eerdere uitbreiding uit 2016 per abuis niet is opgenomen in het geldende bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Woudenberg', wordt het hele schoolterrein voorzien van een actueel planologisch kader.

De beoogde uitbreiding moet binnen het aangegeven bouwvlak worden opgericht. De maximum goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding aangegeven. In casu betreft dit zowel voor de goot- als bouwhoogte maximaal 9 meter.

De bestemming 'Maatschappelijk' is tevens van toepassing op het naastgelegen kinderdagverblijf en het perceel De Bosrand 21. De bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn overgenomen van het bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Woudenberg'. Met betrekking tot het kinderdagverblijf 'Happy Kids Woudenberg' aan de Bosrand 25C in Woudenberg, is aanvullend de op 16 maart 2023 verleende omgevingsvergunning ten behoeve van een uitbreiding aan de oostzijde van het bestaande gebouw opgenomen in onderhavig bestemmingsplan.

Tuin

Voor zover het plangebied de voortuinen van bestaande woningen overlapt, is de bestemming 'Tuin' van toepassing. De bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn overgenomen van het bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Woudenberg'.

Verkeer

De bestaande en nieuwe voet- en fietspaden zijn opgenomen binnen de bestemming 'Verkeer'. Hetzelfde geldt voor de wegen voor zover gelegen binnen het plangebied. De bestemming 'Verkeer' kent brede gebruiksmogelijkheden ten behoeve van verkeers- en verblijfsvoorzieningen. Gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van het openbaar vervoer, nutsvoorzieningen en fietsenstallingen.

Leiding - Riool

Binnen deze dubbelbestemming valt de leiding zelf alsmede de bebouwingsvrije zone van 4,0 m die aan weerszijden van de leiding aangehouden moet worden. Op deze gronden mogen geen gebouwen en/of bouwwerken worden gerealiseerd die niet ten diensten staan van de rioolpersleiding. Van deze bouwregels kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken. Hiervoor dient vooraf advies ingewonnen te worden bij de leidingbeheerder.

5.4 Algemene regels

5.4.1 Anti-dubbeltelregel

Een anti-dubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De opgenomen anti-dubbeltelregel is gelijkluidend aan de in het Besluit ruimtelijke ordening voorgeschreven formulering.

5.4.2 Overige algemene regels

Voor het hele plangebied geldt een aantal algemene regels. Het gaat hier om algemene bouw- en gebruiksregels, mogelijkheden om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen, en procedureregels worden behandeld.

5.5 Overgangs- en slotregels

5.5.1 Overgangsregel

In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening en de Wabo, overgenomen.

5.5.2 Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen, ook zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel geeft aan hoe het plan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening stelt verplicht dat de gemeenteraad tegelijk met de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vaststelt voor kostenverhaal in het geval het bestemmingsplan nieuwe, bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplannen mogelijk maakt. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de bouw van één of meer woningen, de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen of de uitbreiding of verbouwing van gebouwen. In de wet is aangegeven welke kosten verhaald kunnen worden. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet nodig indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is, bijvoorbeeld door gronduitgifte of een anterieure overeenkomst.

De voorgenomen ontwikkeling vindt geheel plaats op gronden in eigendom van de gemeente Woudenberg. De gemeente is samen met basisschool De Olijfboom initiatiefnemer. Het gaat om een openbare voorziening, waarvoor geld is opgenomen in de begroting.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Voor onderhavig bestemmingsplan wordt de uniforme voorbereidingsprocedure gevolgd als bedoeld in hoofdstuk 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, in samenhang met het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening.

6.2.1 Omgevingsdialoog

Onderstaand is een beknopte samenvatting opgenomen van de omgevingsdialoog die tot nu toe heeft plaatsgevonden. Een uitgebreid verslag is opgenomen in Bijlage 10 bij deze toelichting.

Overleg met omwonenden

Op 9 maart 2023 heeft er een inloopavond voor omwonenden plaatsgevonden in verband met de voorgenomen uitbreiding van basisschool De Olijfboom met bijbehorende aanpassing van de openbare ruimte. De directe omgeving is van de inloopavond op de hoogte gesteld door middel van een brief.

De inloopavond is door circa 50 personen bezocht. Er was een positieve stemming tijdens de avond. Door omwonenden zijn er enkele kritische kanttekeningen geplaatst die met name betrekking hebben op de verkeerssituatie. Daarnaast zijn door bewoners concrete ideeën aangedragen. Deze zorgen zijn bij de gemeente Woudenberg bekend en worden, samen met de aangedragen ideeën meegenomen in de planvorming. Eind november/begin december 2023 wordt door de gemeente Woudenberg een nieuwe avond georganiseerd.

Overleg stakeholders

Op 9 maart 2023 heeft er in De Camp een overleg plaatsgevonden met diverse stakeholders. Het betreft hier een afvaardiging van Motorclub Wombarg, Stichting ABC, Beheer De Camp, De Olijfboom, Kindcentrum, Arcom en de gemeente Woudenberg.

In het stakeholdersoverleg zijn de voorgenomen plannen besproken. De gemeente Woudenberg heeft uitleg gegeven over de uitbreiding, wat de plannen zijn en hoe de openbare ruimte vorm krijgt na de uitbreiding. De plannen voor de uitbreiding werden goed ontvangen en de algemene indruk is positief. Er is waardering voor de uitstraling van het gebouw en de aanpak van de openbare ruimte.

Aandachtspunten uit het overleg betreffen onder meer de samenloop van de milieustraat en de basisschool in verband met de drukte en de openingstijden van beide functies, de mogelijkheid van een Kiss & Ride-parkeerplaats of kort parkeren en de parkeergelegenheid in zijn algemeenheid.

De aandachtspunten uit het stakeholdersoverleg worden door de gemeente Woudenberg betrokken bij de verdere uitwerking van de plannen.

6.2.2 Overleg met overheidsinstanties

Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties worden in kennis gesteld en krijgen de mogelijkheid om te reageren.

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het (concept)ontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan de Provincie Utrecht, het waterschap Vallei en Veluwe, de Veiligheidsregio Utrecht en aan de Gasunie. De betreffende instanties hebben allen aangegeven akkoord te zijn met het (concept)ontwerpbestemmingsplan.

6.2.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan 'John F. Kennedylaan 6', heeft ter inzage gelegen van 29 november 2023 tot en met 9 januari 2024. Digitaal was het plan in te zien via www.ruimtelijkeplannen.nl (NL.IMRO.0351.BP2023JFKennedyln6-ow01). Een analoog exemplaar lag in dezelfde periode ter inzage op het gemeentehuis van Woudenberg. Het plan is gepubliceerd in het Gemeenteblad.

Er zijn 7 zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan ingediend, allen binnen de termijn van ter visielegging. Deze zijn verwoord in bijgevoegde Nota Zienswijzen (Bijlage 11). Naar aanleiding van de zienswijzen is de toelichting aangepast.