Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan
onder:
1.1 het plan:
Bestemmingsplan ‘Ekris 78,
Strubbelenburg 13 en Meent ong’ NL.IMRO.0351.BP2017Ekris78-ow01
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde
planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0351.BP2017Ekris78-ow01met de bijbehorende regels en
bijlagen.
1.3 De verbeelding:
de verbeelding van het
bestemmingsplan ‘Ekris 78, Strubbelenburg 13 en Meent ong’
bestaande uit het GML-bestand NL.IMRO.0351.BP2017Ekris78-ow01.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of
figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels,
regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien
het een vlak betreft.
1.6 aan- en uitbouw:
een aan een hoofdgebouw gebouwd
gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van en
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.7 aan-huis-gebonden beroep:
het door de bewoner van de woning,
in diens woning, uit te oefenen dienstverlenend beroep, waarbij
de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een
ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in
overeenstemming is.
1.8 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het
voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen
en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden
in:
grondgebonden agrarisch
bedrijf:
akker- en
vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond,
daaronder niet begrepen sier-, fruit- en
bollenteelt;
bollenteelt: de teelt van
bloembollen al dan niet in samenhang met de teelt van
bolbloemen;
fruitteelt: de teelt van
fruit op open grond;
grondgebonden veehouderij:
het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op
open grond en waarbij de productie (nagenoeg) geheel
afhankelijk is van de agrarische grond als
productiemiddel;
paardenhouderij en
paardenfokkerij;
sierteelt: de teelt van
siergewassen op open grond;
niet-grondgebonden agrarisch
bedrijf:
glastuinbouw: de teelt van
gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen,
permanente tunnels en plastic kassen daaronder
begrepen;
intensieve kwekerij: de
teelt van gewassen, paddenstoelen daaronder begrepen, in
gebouwen;
intensieve veehouderij: een
bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden
agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden
van dieren, zoals rundveemesterij (exclusief
vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of
pelsdierhouderij of een combinatie van deze
bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te
stellen bedrijfsvormen;
overige teelten van gewassen of
dieren, al dan niet in gebouwen.
1.9 agrarisch bedrijfsgebouw:
een (gedeelte van een) gebouw, dat
dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf.
1.10 agrarische bedrijfswoning:
een woning, krachtens het plan
toegestaan binnen een agrarisch bouwvlak, en kennelijk slechts
bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting
daar gelet op de aard van de agrarische bedrijfsvoering
noodzakelijk is.
1.11 agrarisch deskundige:
een door burgemeester en wethouders
aan te wijzen deskundige, of commissie van deskundigen, op het
gebied van land- en tuinbouw.
1.12 agrarisch hobbybedrijf:
agrarische bedrijvigheid waarvan op
basis van het aantal nge en de bedrijfsvoering ten tijde van de
vaststelling van het bestemmingsplan, geen vergroting van de
bebouwingsoppervlakte wordt voorzien.
1.13 Antenne-installatie:
installatie bestaande uit een
antenne, een antennedrager, bedrading en de al dan niet in een
techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende
bevestigingsconstructie.
1.14 archeologisch deskundige:
een door burgemeester en wethouders
aan te wijzen onafhankelijke en als zodanig geregistreerde
deskundige op het gebied van archeologisch onderzoek, in het
bezit van een opgravingsbevoegdheid.
1.15 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens
een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning
beschikt.
1.16 Archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde
in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen van
menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude
tijden.
1.17 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.18 bedrijf:
een onderneming gericht op het
(bedrijfsmatig) produceren, bewerken, herstellen, installeren of
inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie
van goederen.
1.19 Bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de
uitoefening van een bedrijf.
1.20 bedrijfshoofd:
degene die zijn hoofdberoep ter
plaatse uitoefent en die een volledige of nagenoeg volledige
dagtaak op het bedrijf heeft.
1.21 bedrijfs- of dienstwoning:
een woning, krachtens het plan
toegestaan binnen een bouwvlak, kennelijk slechts bedoeld voor
(het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op
de aard van de bedrijfsvoering noodzakelijk is.
1.22 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van
kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe
behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.23 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen:
afstands-, hoogte-, inhouds- en
oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van
het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met
inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de
Woningwet.
1.24 bestaand gebruik:
gebruik zoals aanwezig op het
tijdstip dat het plan in werking is getreden.
1.25 bestemmingsgrens:
de grens van een
bestemmingsvlak.
1.26 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met
eenzelfde bestemming.
1.27 bouwen:
het plaatsen, het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten
van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.28 bouwgrens:
een op de verbeelding aangegeven
lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.
1.29 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond,
waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten.
1.30 bouwperceelgrens:
een grens van een
bouwperceel.
1.31 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak,
waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn
toegelaten.
1.32 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang
van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct,
hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond.
1.33 Bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat in
functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op
hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.34 containerveld:
een (semi)-verhard terrein, waarop
potplanten worden geteeld.
1.35 Cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied
toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische
gaafheid.
1.36 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing:
de in bijlage 1 opgenomen lijst van
bebouwing van grote cultuurhistorische waarde (Rijks- of
gemeentelijk monument of opgenomen in het Monumenten
Inventarisatie Project).
1.37 Dagrecreatie:
vormen van recreatie, die in
principe plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang en niet
gericht zijn op het verstrekken van nachtverblijf.
1.38 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden
(waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop), verkopen,
verhuren en/of leveren van goederen aan diegenen die goederen
kopen en huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in
de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.39 Dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van
diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een
balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en
uitzendbureau, kapsalons, pedicures, wasserettes,
makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
1.40 extensieve dagrecreatie:
niet-gemotoriseerde recreatieve
activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden,
vissen, zwemmen en natuurobservatie.
1.41 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen
toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
1.42 gebruiksgerichte paardenhouderij:
alle vormen van paardenhouderij, al
dan niet gecombineerd met het aanbieden van paardrijactiviteiten,
die niet zijn gericht op agrarische productie.
1.43 geluidgevoelige objecten:
woningen en andere geluidsgevoelige
gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel
1 van de Wet geluidhinder.
1.44 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel
door zijn constructie, afmetingen en/of functie als belangrijkste
bouwwerk valt aan te merken.
1.45 horecabedrijf:
een bedrijf, gericht op het
bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en
dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of
het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.46 hoveniersbedrijf:
een bedrijf, gericht op de aanleg,
de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met
gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en
gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt
uitgeoefend.
1.47 kampeerhuisje:
een eenvoudig gebouw met een
beperkte inhoud en oppervlakte bestemd voor recreatief
nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders
hebben.
1.48 kampeermiddelen:
niet als bouwvergunningplichtig
bouwwerk aan te merken tenten, vouwwagens, kampeerauto's,
caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd
zijn voor recreatief nachtverblijf en waarbij de gebruikers hun
hoofdverblijf elders hebben.
1.49 kampeerseizoen:
de periode van 15 maart tot en met
31 oktober van ieder kalenderjaar.
1.50 kantoor:
voorzieningen gericht op het
verlenen van diensten op administratief, financieel,
architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te
stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in
ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en
geholpen.
1.51 kas:
een agrarisch bedrijfsgebouw
waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of
ander lichtdoorlatend materiaal en dienend tot kweken, trekken,
vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen,
groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot
bescherming van de omgeving tegen milieubelastende
stoffen.
1.52 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het in een woning door de bewoner
op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover
sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit
algemene regels voor inrichtingen milieubeheer
(Activiteitenbesluit), en voor zover de woning in overwegende
mate zijn woonfunctie behoudt en voor zover deze activiteiten een
ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in
overeenstemming is.
1.53 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen:
voorzieningen, zoals
aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten,
informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals
wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en
natuurobservatie.
1.54 landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige:
een door burgemeester en wethouders
aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake
landschaps- en / of natuurwaarden.
1.55 landschapswaarde:
de aan een gebied toegekende waarde
met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte,
die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de
onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende
natuur.
1.56 landschapselement:
een kleinschalig
beplantingselement, zoals een bossage, houtwal, houtsingel,
steilrandbeplanting, of een waterpartij.
1.57 maatschappelijke voorzieningen:
(overheids)voorzieningen inzake
welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs,
openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen
sectoren.
1.58 Mantelzorg:
langdurende zorg die wordt geboden
aan ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of
sociale vlak, door personen uit diens sociale omgeving, waarbij
de zorgverlening de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor
elkaar overstijgt, op vrijwillige, niet afdwingbare basis en
buiten organisatorisch verband.
1.59 mantelzorgwoning:
een tijdelijke extra woonruimte in
(een aan- of uitbouw van) een woning of bijgebouw, die qua
ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning, bestemd voor
bewoning door een mantelzorgvrager of een mantelzorgverlener en
waarin zich zelfstandige voorzieningen bevinden.
1.60 mantelzorgwoning, tijdelijke unit:
een tijdelijke mantelzorgwoning is
een mantelzorgwoning in de vorm van een tijdelijk op een perceel
aanwezige unit die hetzij geheel hetzij in delen over de weg
verplaatsbaar is.
1.61 mestbassin:
voorziening, niet zijnde een
bouwwerk ten behoeve van de opslag van mest, zoals mestzakken,
foliebassins en daarmee vergelijkbare vormen van
mestopslag.
1.62 mestopslagruimte:
bouwwerk ten behoeve van de opslag
van mest.
1.63 natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde
in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.64 Nederlandse grootte-eenheden (nge):
een economische maatstaf om de
bedrijfsomvang en het bedrijfstype van agrarische bedrijven vast
te stellen.
1.65 nevenactiviteit:
niet-agrarische activiteiten die in
ruimtelijk opzicht ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een
agrarisch bouwvlak.
1.66 neventak:
een agrarische bedrijfstak op een
agrarisch bedrijf, die wat productieomvang betreft ondergeschikt
is aan de andere agrarische activiteiten.
1.67 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het
openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations,
schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes,
telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse)
afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.68 opslag:
Opslag van goederen die naar hun
aard geen regelmatige verplaatsing behoeven, zonder dat deze een
bewerking ondergaan en/of zonder dat deze verhandeld
worden.
1.69 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde,
met maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder
begrepen een carport.
1.70 paardenfokkerij:
een agrarisch bedrijf, gericht op
het fokken van paarden, het bieden van leefruimte aan opgroeiende
paarden en/of het voortbrengen van producten door middel van het
houden van paarden, eventueel in combinatie met (en daaraan
ondergeschikte) trainingsfaciliteiten en verkoop ten behoeve van
de eigen gefokte paarden.
1.71 paardenhouderij:
een agrarisch bedrijf, gericht op
het africhten en trainen van paarden, het bieden van stalruimte
voor paarden, het geven van instructie aan derden, het trainen
van paarden en uitbrengen in de sport, verhuur van diensten met
behulp van paarden en de in- en verkoop van paarden.
1.72 paardenpension:
een bedrijf, gericht op het bieden
van gelegenheid aan derden om hun paarden en/of pony's in pension
te stallen en te weiden.
1.73 peil:
voor gebouwen die onmiddellijk
aan de weg of de kruin van een dijk grenzen: de hoogte van
die weg respectievelijk kruin van de dijk;
voor bouwwerken binnen de
bestemming Verkeer - Railverkeer: de bovenkant van de
spoorstaaf;
in andere gevallen en voor
bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van
het aansluitende afgewerkte maaiveld op het tijdstip van
inwerkingtreding van dit plan.
1.74 perceelgrens:
een grenslijn tussen bouwpercelen
onderling.
1.75 Plaatsgebonden risico:
risico op een plaats, uitgedrukt
als de kans per jaar dat een persoon, die onafgebroken en
onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als
rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval waarbij een
gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken
is.
1.76 plattelandswoning:
een bedrijfs- of dienstwoning op
een bouwvlak met de bestemming Agrarisch, Agrarisch met waarden –
Landschaps- en natuurwaarden, Agrarisch met waarden –
Landschapswaarden - Beekdal of Agrarisch met waarden –
Landschapswaarden – Reliëf dat, in afwijking van lid 1.22, door
anderen wordt bewoond en waarbij daadwerkelijk spake is van de
aanwezigheid van een functionerend agrarisch bedrijf op het
bouwvlak.
1.77 Praktijkruimte:
een gebouw of een gedeelte daarvan,
dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op
administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch,
paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te
stellen gebied.
1.78 Prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot
het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen
vergoeding.
1.79 recreatiewoning:
een gebouw, geen woonkeet en geen
caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om
uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen
groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende
een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.
1.80 ruimtelijke kwaliteitswinst:
ruimtelijke meerwaarde die bestaat
uit de inrichting van het erf, landschaps- en/of
natuurontwikkeling, herstel of herkenbaar maken van
cultuurhistorische waarden en/of het vergroten van de
toegankelijkheid van het agrarisch gebied ten behoeve van
extensieve dagrecreatie.
1.81 Seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke,
besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of
vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder
een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een
seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of
een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische
massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.82 staat van bedrijfsactiviteiten:
de in bijlage 2 opgenomen Staat van
Bedrijfsactiviteiten.
1.83 standplaats:
Het gedeelte van een kampeerterrein
aangewezen voor recreatief nachtverblijf in één of meerdere
kampeermiddelen of een kampeerhuisje, waarbij de standplaatsen
voor kampeermiddelen nader zijn te onderscheiden in:
permanente standplaats: een
standplaats bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel
of een kampeerhuisje, inclusief daarbij behorende
ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, dat gedurende
het gehele jaar aanwezig mag zijn;
niet-permanente standplaats:
een standplaats bestemd voor het plaatsen van één of meerdere
kampeermiddelen, niet zijnde een stacaravan, gedurende een
periode van ten hoogste 8,5 maanden.
1.84 streekeigen producten:
al dan niet bewerkte agrarische
producten, afkomstig van het eigen agrarische bedrijf of van
andere agrarische bedrijven uit de streek.
1.85 teeltondersteunende voorzieningen:
bouwwerken, ten behoeve van de
bescherming van teeltgewassen en/of de voorkweek van ten behoeve
van het eigen bedrijf benodigd plantmateriaal en/of de voorkoming
van de verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve
van grondgebonden agrarische teelten, zoals:
boog-, tunnel- en gaaskassen:
al dan niet verplaatsbare gebouwen overtrokken met en
omsloten door lichtdoorlatend materiaal anders dan
glas;
afdekfolie: folie die op de
bodem wordt aangebracht;
containervelden: al dan niet
verharde of met worteldoek afgedekte percelen ten behoeve van
de teelt van planten in potten;
overkappingconstructies:
bouwwerken zonder wanden, geen gebouwen zijnde, overtrokken
met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas;
stellingen: bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, waarop planten worden geteeld;
tijdelijke kassen: kassen, die
gedurende een beperkte periode, die afhankelijk is van de
teelt, maar die maximaal 8 aaneengesloten maanden per jaar
bedraagt, worden opgericht en eenvoudig te monteren en te
demonteren zijn.
1.86 verblijfsrecreatie:
vormen van recreatie die mede of
uitsluitend gericht zijn op het verstrekken van
nachtverblijf.
1.87 volwaardig agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf, dat duurzaam
werkgelegenheid biedt aan ten minste één volledige arbeidskracht
die een hoofdberoep, hoofdbestaan en volledige dagtaak in het
bedrijf vindt (afhankelijk van het aantal dieren, de aard van de
gewassen, de hoeveelheid grond en de inrichting van het bedrijf),
waarbij de continuïteit op langere termijn gewaarborgd
is.
1.88 voorgevellijn:
de lijn gelegen:
evenwijdig aan de weg en in het
verlengde van de dichtst bij de weg gelegen gevel van een
gebouw;
dan wel (indien deze gevel niet
evenwijdig is aan de weg): evenwijdig aan de weg door het
dichtst bij de weg gelegen hoekpunt van gevels van een
gebouw.
1.89 Voorzieningen voor opslag op agrarisch bedrijf:
voorzieningen voor de opslag van
onder andere voer, (kunst)mest, water, warmte, CO2 of daarmee
vergelijkbare stoffen, nader te onderscheiden in:
voorzieningen die aan te merken
zijn als bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals mestsilo's,
voerdersilo's, sleufsilo's, watertanks en
CO2-opslagtanks;
voorzieningen die gelet op de
bouwkundige kenmerken aan te merken zijn als geen bouwwerken
zijnde, zoals mestzakken, drijvende afdekkingen of
foliebassins.
1.90 waterbassins
voorzieningen, niet zijnde
bouwwerken, ten behoeve van de opslag van water, zoals
foliebassins en daarmee vergelijkbare vormen van
wateropslag.
1.91 zorgboerderij:
een locatie waar zorg wordt geboden
aan ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of
sociale vlak – waaronder begrepen reïntegratie- en waarbij de
situering in het buitengebied en de relatie met de natuur,
landbouw, grond en dieren een onderdeel uitmaakt van het
zorgconcept.
1.92 normaal agrarisch gebruik
onder normaal agrarisch gebruik
wordt onder andere verstaan:
ploegen (niet
diepploegen);
woelen (verwijderen van
verstoorde lagen);
zaaiklaar maken;
oogsten en rooien;
stoppel bewerkingen;
grasland woelen;
planten en poten van gewassen
(niet van bomen en struiken).
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 afstand:
de afstand tussen bouwwerken
onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen
worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst
zijn.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie:
ingeval van een vrijstaande
(schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt
van de (schotel)antenne-installatie;
ingeval van een op of aan een
bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet
van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de
(schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste
punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met
uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen getrokken door)
de buitenzijde van de gevels en het hart van de
scheidsmuren.
2.5 goothoogte van een bouwwerk:
tussen het peil en de horizontale
snijlijn van elk dakvlak met de daaronder gelegen buitenzijden
van de gevels en/of het hart van gemeenschappelijke
scheidsmuren.
2.6 inhoud van een gebouw of bouwwerk:
tussen het peil, de buitenzijde van
de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde
van daken en dakkapellen.
2.7 inhoud van een bouwwerk voor mestopslag, mest(na)vergisting of kadaveropslag:
tussen de bovenkant van de onderste
vloer en de binnenzijde van de gevels en de onderkant van de
bovenste vloer /het dak.
2.8 Oppervlakte van een bouwwerk:
tussen (de buitenste verticale
projecties van) de buitenzijde van de gevels en het hart van de
scheidsmuren.
2.9 ondergeschikte bouwonderdelen:
bij de toepassing van het bepaalde
ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen,
als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,
ventilatiekanalen, stofkappen en andere onderdelen van technische
installaties, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels,
uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing
gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q.
bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
2.10 vloeroppervlakte:
de gebruiksvloeroppervlakte volgens
NEN 2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Lid 3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
grondgebonden agrarische bedrijven met uitzondering van fruitteelt, sierteelt, bollenteelt en paardenhouderijen;
het behoud, herstel en de ontwikkeling van het waterhuishoudkundig systeem;
het behoud, herstel en de ontwikkeling van de landschapsstructuur;
en tevens voor:
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch hobbybedrijf' en in afwijking van de aanhef: uitsluitend een agrarisch hobbybedrijf, daaronder begrepen de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
alsmede voor:
aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals, wegen en paden, tuinen, erven, groenelementen, (natuurvriendelijke) oevers, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen;
beweiding door paarden waaronder recreatie en hobby paarden.
Lid 3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd
en gelden de volgende regels:
3.2.1 Bedrijfsbebouwing en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak
tenzij anders is bepaald, mogen
binnen bouwvlakken gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, waaronder tevens worden begrepen een buitenrijbaan
en/of een stapmolen, en teeltondersteunende voorzieningen,
niet zijnde kassen, worden gerealiseerd;
de maximale goothoogte van
bedrijfsgebouwen bedraagt 6 meter en de maximale bouwhoogte
11 meter;
de maximale hoogte van
bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt
10 meter;
de maximale hoogte van
teeltondersteunende voorzieningen bedraagt 4 meter, de
maximale oppervlakte per bedrijf 300 m²;
ter plaatse van de aanduiding
'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch hobbybedrijf' is
het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van de
bedrijfsgebouwen niet toegestaan, met dien verstande dat op
de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-2' de
bedrijfsbebouwing met 400 m2 mag worden
uitgebreid;
de maximale hoogte van erf- of
terreinafscheidingen voor de voorgevellijn van de
bedrijfswoning bedraagt 1 meter;
de maximale hoogte van erf- of
terreinafscheidingen achter de voorgevellijn van de
bedrijfswoning bedraagt 2 meter;
de maximale hoogte van silo's,
niet zijnde mestsilo's en watersilo's, bedraagt 12
meter;
de maximale hoogte van
sleufsilo's bedraagt 3 meter;
de maximale hoogte van
bouwwerken voor mestopslag bedraagt 10 meter en de maximale
inhoud bedraagt 2.500 m³, exclusief de mestopslagruimten
onder gebouwen;
de oppervlakte van een
buitenrijbaan bedraagt maximaal 1.200 m²;
de maximale hoogte van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van een
buitenrijbaan bedraagt 2 meter;
de maximale hoogte van
lichtmasten ten behoeve van een buitenrijbaan bedraagt 8
meter.
3.2.2 Bedrijfswoningen en bijbehorende bijgebouwen binnen het bouwvlak
per bouwvlak mag één
bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen, worden gebouwd,
tenzij met de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal
wooneenheden' een ander maximaal aantal wooneenheden is
aangegeven, waarbij het aantal wooneenheden het aantal
woningen aangeeft;
de inhoud van overige
bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen bedraagt
maximaal 600 m3;
de goothoogte van
bedrijfswoningen bedraagt maximaal 6 meter en de bouwhoogte
maximaal 10 meter;
de maximale oppervlakte aan
bijgebouwen en overkappingen bedraagt 80 m2 per
bedrijfswoning, tenzij met de maatvoeringsaanduiding 'maximum
oppervlakte (m²)' anders is bepaald;
de goothoogte van bijgebouwen
bedraagt maximaal 3 meter en de bouwhoogte maximaal 6
meter.
3.2.3 Buiten het bouwvlak
buiten het bouwvlak mogen uitsluitend erf- en terreinafscheidingen en bouwwerken, geen gebouwen, teeltondersteunende voorzieningen en overkappingen zijnde, ten behoeve van het agrarisch bedrijf en ten behoeve van extensieve dagrecreatie zoals zitbanken en routeborden, worden gebouwd met een maximale hoogte van 2 meter;
3.3.1 Aanlegverbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanleggen, vergraven, verruimen, uitdiepen of dempen van sloten, greppels, vijvers en andere wateren;
het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
3.3.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod van lid 3.6.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die:
behoren tot normaal onderhoud en beheer waaronder begrepen worden de normale agrarische exploitatie ten dienste van de bestemming;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
binnen bouwvlakken worden uitgevoerd.
3.3.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning
Werken of werkzaamheden als bedoeld
in lid 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de in lid
3.1 onder b en c genoemde waarden van de gronden niet onevenredig
worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor
het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen
worden verkleind.
3.3.4 Advisering over de aanlegvergunning
Alvorens te beslissen omtrent een
aanlegvergunning als bedoeld in lid 3.6.1 winnen burgemeester en
wethouders schriftelijk advies in van de waterbeheerder, omtrent
de voorwaarde zoals genoemd in lid 3.6.3.
3.3.5 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid
3.6.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de
Wet op de economische delicten.
Lid 3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Vergroten mestopslag binnen het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.1 onder n voor
het vergroten van de inhoudsmaat van een mestopslagruimte, mits
wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
de noodzaak voor een doelmatige
bedrijfsvoering is aangetoond;
na de vergroting bedraagt de
inhoud van het bouwwerk voor mestopslag maximaal 5.000 m³,
exclusief de mestopslagruimte onder de gebouwen.
3.4.2 Vergroten bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.2 onder c en d
voor het vergroten van de inhoudsmaat van een bedrijfswoning,
mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
de vergroting mag maximaal 25%
van de inhoud van de bedrijfswoning (inclusief aan- en
uitbouwen) op het moment van in werking treding van de
herziening bedragen tot maximaal 800 m3 inclusief aan- en
uitbouwen;
het landschap in de omgeving
wordt niet onevenredig aangetast;
het ontwerp van de woning sluit
goed aan bij het karakter van het buitengebied en de
omgeving;
de woning wordt landschappelijk
goed ingepast in de omgeving;
de maatvoeringseisen voor
woningen worden in acht genomen;
ontheffing leidt niet tot
onevenredige aantasting van de gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen
percelen.
3.4.3 Mestopslag en silo's buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.3 onder a voor
het bouwen van een bouwwerk voor kadaveropslag, mestopslag en
silo's buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende
voorwaarden:
sleufsilo's, anders dan voor
mestopslag, zijn buiten het bouwvlak tot een gezamenlijke
oppervlakte van 500 m2 en een maximale hoogte van 2 meter
toegestaan;
per agrarisch bedrijf is buiten
het bouwvlak ten hoogste één bouwwerk voor mestopslag tot een
inhoud van 1000 m3 en een maximale hoogte van 6 meter
toegestaan;
per agrarisch bedrijf is buiten
het bouwvlak ten hoogste één bouwwerk voor kadaveropslag tot
een inhoud van 25 m3 en een maximale hoogte van 2,5 meter
toegestaan;
een bouwwerk wordt gesitueerd
in directe aansluiting op het desbetreffende
bouwvlak;
de noodzaak voor een doelmatige
agrarische bedrijfsvoering en van situering buiten het
bouwvlak is aangetoond;
ontheffing leidt niet tot
onevenredige aantasting van de
landschapsstructuur;
voorzien wordt in een goede
landschappelijke inpassing, afgestemd op de kenmerken van de
omgeving;
alvorens ontheffing te verlenen
vragen burgemeester en wethouders advies van de landschaps-
en natuurbeschermingsdeskundige met betrekking tot de onder f
en g vermelde voorwaarden en wordt voorzien in een
privaatrechtelijke overeenkomst omtrent de aanleg, het beheer
en het onderhoud van de landschappelijke
inpassing;
ontheffing leidt niet tot
onevenredige aantasting van de gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen
percelen.
3.4.4 Ontheffing buitenrijbaan
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.3 onder a, ten
behoeve van het bouwen van een buitenrijbaan buiten het bouwvlak
ten behoeve van het houden van paarden, mits wordt voldaan aan de
volgende voorwaarden:
aangetoond moet zijn dat de
buitenrijbaan niet geheel of gedeeltelijk binnen het bouwvlak
of, indien sprake is van een buitenrijbaan ten behoeve van en
behorend bij een woning, niet binnen de bestemming Wonen kan
worden gerealiseerd;
een buitenrijbaan wordt
gerealiseerd direct aansluitend aan het agrarische bouwvlak
of op gronden grenzend aan bestemmingsvlakken van andere
bestemmingen waar een woning toegestaan en aanwezig
is;
de oppervlakte van een
buitenrijbaan ten behoeve van een agrarisch bedrijf bedraagt
maximaal 1.200 m²;
de oppervlakte van een
buitenrijbaan ten behoeve van en behorend bij een woning en
als onderdeel van een nevenactiviteit bij een agrarisch
bedrijf bedraagt maximaal 800 m²;
de maximale hoogte van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2
meter;
de maximale hoogte van
lichtmasten bedraagt 8 meter;
ontheffing wordt niet verleend
voor een buitenrijbaan gelegen voor de voorgevellijn van de
bebouwing;
ontheffing wordt niet verleend
binnen een afstand van 50 meter ten opzichte van de meest
nabij gelegen woning van derden;
voorzien wordt in een goede
landschappelijke inpassing, afgestemd op de kenmerken van de
omgeving;
ter plaatse van de gronden met
de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3' en binnen
een afstand van 50 meter van de door de provincie in de
Verordening Ruimte vastgestelde begrenzing van de Ecologische
Hoofdstructuur is het realiseren van een buitenrijbaan en het
oprichten van lichtmasten slechts toegestaan als de
wezenlijke ecologische kenmerken, waarden en potenties van de
Ecologische Hoofdstructuur niet significant worden
aangetast;
alvorens ontheffing te verlenen
vragen burgemeester en wethouders advies van de landschaps-
en natuurbeschermingsdeskundige met betrekking tot de onder i
en j vermelde voorwaarden en wordt voorzien in een
privaatrechtelijke overeenkomst omtrent de aanleg, het beheer
en het onderhoud van de landschappelijke
inpassing;
ontheffing leidt niet tot
onevenredige aantasting van gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen
percelen.
3.4.5 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.3 onder a, ten
behoeve van het realiseren van teeltondersteunende voorzieningen
buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende
voorwaarden:
de teeltondersteunende
voorzieningen worden gerealiseerd in de vorm van boog- en/of
tunnelkassen;
de teeltondersteunende
voorzieningen worden gerealiseerd direct aansluitend aan het
agrarische bouwvlak;
ontheffing wordt verleend voor
een aaneengesloten periode van ten hoogste acht
maanden;
de gezamenlijke oppervlakte van
de teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak
bedraagt maximaal 500 m² per bedrijf;
de maximale hoogte bedraagt 4
meter;
ontheffing leidt niet tot
onevenredige aantasting van gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen
percelen;
ter plaatse van de gronden met
de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3' en binnen
een afstand van 50 meter van de door de provincie in de
Verordening Ruimte vastgestelde begrenzing van de Ecologische
Hoofdstructuur is het oprichten van teeltondersteunende
voorzieningen slechts toegestaan als de wezenlijke
ecologische kenmerken, waarden en potenties van de
Ecologische Hoofdstructuur niet significant worden aangetast;
alvorens het plan te wijzigen vragen burgemeester en
wethouders hierover schriftelijk advies van de landschaps- en
natuurbeschermingsdeskundige.
Lid 3.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van
gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
detailhandel, anders dan het
verkopen van streekeigen producten of ter plaatse
geproduceerde producten met een oppervlakte van ten hoogste
150 m², is niet toegestaan;
niet-agrarische bedrijfsmatige
nevenactiviteiten zijn niet toegestaan;
fokkerijen en mesterijen van
eenden, ganzen en kalkoenen in de open lucht alsmede
pelsdierhouderijen, vis-, wormen- en madenkwekerijen zijn
niet toegestaan;
de opslag van goederen en
materialen is uitsluitend toegestaan ten behoeve van het
eigen bedrijf binnen het bouwvlak en achter de voorgevellijn
van de bedrijfsgebouwen;
teeltondersteunende
voorzieningen zijn uitsluitend gedurende de periode van maart
tot en met september toegestaan;
het gebruik van afdekfolie
buiten een bouwvlak is niet toegestaan;
containervelden zijn buiten een
bouwvlak niet toegestaan;
waterbassins zijn niet
toegestaan;
mestbassins, niet zijnde
bouwwerken, zijn buiten een bouwvlak niet
toegestaan;
het aanbieden van meer dan 3
kamers ten behoeve van bed & breakfast per bedrijfswoning
is niet toegestaan;
bed & breakfast is niet
toegestaan in een bijgebouw;
bed & breakfast is niet
toegestaan op de gronden gelegen binnen de aanduiding
'reconstructiewetzone –
landbouwontwikkelingsgebied';
bewoning anders dan door één
afzonderlijk huishouden is niet toegestaan;
permanente of tijdelijke
bewoning van bedrijfs- en bijgebouwen is niet
toegestaan;
het gebruiken van een
bedrijfsgebouw of bijgebouw bij de woning, ten behoeve van
het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet
toegestaan;
het gebruik door derden van een
indoor rijbaan bij een paardenhouderij of agrarisch bedrijf
is niet toegestaan;
het opslaan van onbruikbare of
althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken
voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage
en/of afval is niet toegestaan, behoudens voor zover zulks
noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte
gebruik van de grond;
het opslaan, opgeslagen houden,
storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen is niet
toegestaan, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in
verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de
grond;
uitoefening van een
aan-huis-gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige
activiteiten is alleen toegestaan ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch
hobbybedrijf', waarbij de oppervlakte maximaal 50 m2 van het
vloeroppervlak van de betrokken bedrijfswoning bedraagt
inclusief de bijgebouwen;
de uitoefening van een
aan-huis-gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige
activiteiten is uitsluitend toegestaan indien deze activiteit
wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner;
uitsluitend ten behoeve van de
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is beperkte verkoop
van artikelen toegestaan;
niet-agrarisch gebruik en/ of
gebruik anders dan ten behoeve van het bijbehorende bouwvlak
van gebouwen met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch
– veldschuur' is niet toegestaan.
Lid 3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Ontheffing ten behoeve van mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.4 onder p voor het
bieden van mantelzorg in een bijgebouw of een tijdelijke unit,
met in achtneming van het volgende:
ontheffing wordt slechts
verleend ter plaatse van een bouwperceel waarop krachtens het
plan een bedrijfswoning is toegestaan en ook feitelijk
aanwezig is;
ontheffing wordt slechts
verleend indien sprake is van een goed woon- en
leefklimaat;
ontheffing wordt slechts
verleend als een zorgindicatie van het Centrum
Indicatiestelling Zorg (CIZ) wordt overgelegd voor Awbz-zorg
thuis;
uit de indicatie van het CIZ
moet blijken dat sprake is van mantelzorg voor minimaal zes
maanden;
de indicatie moet na het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan zijn afgegeven
voor minimaal zes maanden en geldig zijn op het moment van de
aanvraag om bouwvergunning;
de oppervlakte in gebruik voor
mantelzorg bedraagt maximaal 80 m²;
indien sprake is van een
tijdelijke unit dient deze te voldoen aan de volgende
voorwaarden:
een tijdelijke unit wordt
geplaatst aan de achterzijde of zijgevel van de bestaande
woning, waarbij plaatsing aan de zijgevel slechts is
toegestaan als de afstand tot de voorgevelrooilijn ten
minste 3 meter bedraagt;
de afstand van een
tijdelijke unit tot de zijdelingse en achterste
perceelsgrenzen bedraagt ten minste 2 meter;
ontheffing leidt niet tot
onevenredige aantasting van gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen
percelen;
ontheffing wordt verleend voor
de duur van de periode waarin mantelzorg wordt
geboden.
3.6.2 Twee bedrijfshoofden
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen voor het gebruik van de bedrijfswoning ten
behoeve van de huisvesting van het huishouden van een tweede
bedrijfshoofd, mits wordt voldaan aan de volgende
voorwaarden:
ontheffing is noodzakelijk voor
een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
het agrarisch bedrijf biedt
naar omvang en aard van de bedrijfsactiviteiten duurzaam aan
twee volwaardige arbeidskrachten een volledige of nagenoeg
volledige dagtaak;
ontheffing leidt niet tot
onevenredige aantasting van de gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen
percelen.
3.6.3 Huisvesting van tijdelijke werknemers
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.4 onder o ten
behoeve van huisvesting van tijdelijke werknemers in bestaande
agrarische bedrijfsgebouwen binnen een bouwvlak, mits wordt
voldaan aan de volgende voorwaarden:
ontheffing wordt verleend voor
realisatie van niet-zelfstandige wooneenheden in bestaande
gebouwen;
het gezamenlijk oppervlak van
de wooneenheden in bestaande gebouwen bedraagt ten hoogste
200 m²;
ontheffing wordt verleend voor
de periode tussen 15 maart en 15 september en/of van maximaal
zes (6) weken buiten die periode per jaar indien sprake is
van een piekbelasting in de werkzaamheden gedurende deze
periode;
het betreft een volwaardig
agrarisch bedrijf; alvorens de ontheffing te verlenen vragen
burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van
de agrarisch deskundige;
het is alleen toegestaan
werknemers te huisvesten die werkzaam zijn op het bij het
bouwvlak behorende agrarische bedrijf;
ontheffing leidt niet tot
onevenredige aantasting van de gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen
percelen;
de beschikbare ruimte per
persoon bedraagt ten minste 12 m².
3.6.4 Ontheffing gebruik indoor rijbanen
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.4 onder q ten
behoeve van het gebruik door derden van een indoor rijbaan bij
een paardenhouderij of agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan
de volgende voorwaarden:
het parkeren dient binnen het
betreffende bouwvlak plaats te vinden;
in vergelijking met het
toegestane gebruik mag geen onevenredig grotere
verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden
plaatsvinden;
ontheffing wordt niet verleend
voor het gebruik van de rijbaan in verenigings- en/of
wedstrijdverband;
ontheffing leidt niet tot
onevenredige aantasting van gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen
percelen.
3.6.5 Plattelandswoning
Het bevoegd gezag kan bij een
omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het
toestaan van het gebruik van een bedrijfswoning voor bewoning
door personen die niet voldoen aan het bepaalde in lid 1.22, met
in achtneming van het volgende:
afwijking wordt slechts
verleend ter plaatse van percelen waarop krachtens het plan
een woning is toegestaan die ook feitelijk aanwezig
is;
afwijking wordt slechts
verleend indien op het bouwvlak sprake is van een agrarisch
bedrijf;
in samenhang met de afwijking
voor het gebruik is bouwen toegestaan mits in overeenstemming
met het bepaalde in 3.2;
afwijking leidt niet tot
onevenredige aantasting van gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen
percelen.
Lid 3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Collectieve mestopslag
Burgemeester en wethouders kunnen
de bestemming van gronden wijzigen ten behoeve van de realisatie
van een collectieve mestopslag buiten het bouwvlak, mits wordt
voldaan aan de volgende voorwaarden:
de inhoud bedraagt maximaal
5.000 m3 en de maximale hoogte bedraagt 6 meter;
een goede wegontsluiting van de
betreffende locatie is gewaarborgd;
de noodzaak van situering
buiten het bouwvlak is aangetoond; alvorens de wijziging toe
te passen vragen burgemeester en wethouders hierover
schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
wijziging leidt niet tot
onevenredige aantasting van de
landschapsstructuur;
voorzien wordt in een goede
landschappelijke inpassing, afgestemd op de kenmerken van de
omgeving;
alvorens het plan te wijzigen
vragen burgemeester en wethouders advies van de landschaps-
en natuurbeschermingsdeskundige met betrekking tot de onder d
en e vermelde voorwaarden en wordt voorzien in een
privaatrechtelijke overeenkomst omtrent de aanleg, het beheer
en het onderhoud van de landschappelijke
inpassing;
wijziging leidt niet tot
onevenredige aantasting van de gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen
percelen.
3.7.2 Vormverandering bouwvlak ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen
de vorm van het bouwvlak van grondgebonden agrarische bedrijven
en intensieve veehouderijen wijzigen, mits wordt voldaan aan de
volgende voorwaarden:
vormverandering is noodzakelijk
voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
de wijziging heeft niet tot
gevolg dat de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot of
dat bestaande bebouwing buiten het bouwvlak komt te
liggen;
er is geen sprake van een
onevenredige aantasting van de waterhuishouding en –kwaliteit
ter plaatse;
wijziging leidt niet tot
onevenredige aantasting van de
landschapsstructuur;
voorzien wordt in een goede
landschappelijke inpassing, afgestemd op de kenmerken van de
omgeving;
alvorens het plan te wijzigen
vragen burgemeester en wethouders advies van de landschaps-
en natuurbeschermingsdeskundige met betrekking tot de onder d
en e vermelde voorwaarden en wordt voorzien in een
privaatrechtelijke overeenkomst omtrent de aanleg, het beheer
en het onderhoud van de landschappelijke
inpassing;
wijziging leidt niet tot
onevenredige aantasting van de gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen
percelen.
3.7.3 Vergroting bouwvlak ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen
het bouwvlak van grondgebonden agrarische bedrijven vergroten,
mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
er is sprake van een volwaardig
agrarisch bedrijf en vergroting van het bouwvlak is
noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
alvorens toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid
vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk
advies van de agrarisch deskundige;
de oppervlakte van een bouwvlak
kleiner dan of gelijk aan 1,2 hectare mag worden vergroot tot
1,5 hectare;
de oppervlakte van een bouwvlak
dat, ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan,
meer bedraagt dan 1,2 hectare mag met ten hoogste 25% worden
vergroot tot een maximum van 2 hectare;
er is geen sprake van een
onevenredige aantasting van de waterhuishouding en –kwaliteit
ter plaatse, alvorens de wijziging toe te passen vragen
burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van
de waterbeheerder;
wijziging leidt niet tot
onevenredige aantasting van de
landschapsstructuur;
voorzien wordt in een goede
landschappelijke inpassing, afgestemd op de kenmerken van de
omgeving;
alvorens het plan te wijzigen
vragen burgemeester en wethouders advies van de landschaps-
en natuurbeschermingsdeskundige met betrekking tot de onder e
en f vermelde voorwaarden en wordt voorzien in een
privaatrechtelijke overeenkomst omtrent de aanleg, het beheer
en het onderhoud van de landschappelijke
inpassing;
wijziging leidt niet tot
onevenredige aantasting van de gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen
percelen.
3.7.4 Veldschuren en/of schuilgelegenheden buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen
het plan wijzigen door een aanduiding 'specifieke vorm van
agrarisch - veldschuur' op te nemen voor het bouwen van
veldschuren en/of schuilgelegenheden buiten het bouwvlak, mits
wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
per bouwvlak zijn ten hoogste
twee veldschuren en/of schuilgelegenheden
toegestaan;
de minimale afstand tot het
bouwvlak bedraagt 500 meter;
de goothoogte bedraagt maximaal
2,5 meter, de bouwhoogte bedraagt maximaal 4
meter;
de gezamenlijke oppervlakte van
de veldschuren en/of schuilgelegenheden mag niet meer dan 100
m2 per bedrijf bedragen;
de noodzaak voor een doelmatige
agrarisch bedrijfsvoering en van situering buiten het
bouwvlak is aangetoond; alvorens het plan te wijzigen vragen
burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van
de agrarisch deskundige;
wijziging leidt niet tot
onevenredige aantasting van de
landschapsstructuur;
voorzien wordt in een goede
landschappelijke inpassing, afgestemd op de kenmerken van de
omgeving;
alvorens het plan te wijzigen
vragen burgemeester en wethouders advies van de landschaps-
en natuurbeschermingsdeskundige met betrekking tot de onder f
en g vermelde voorwaarden en wordt voorzien in een
privaatrechtelijke overeenkomst omtrent de aanleg, het beheer
en het onderhoud van de landschappelijke
inpassing;
wijziging leidt niet tot
onevenredige aantasting van de gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen
percelen
planwijziging is niet
toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone -
wijzigingsgebied 3'.
3.7.5 Wijziging bestemming Agrarisch naar Natuur
Burgemeester en wethouders kunnen
de bestemming Agrarisch wijzigen in de bestemming Natuur, mits
wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
het terrein is verworven voor
de inrichting als natuurgebied, dan wel hebben de eigenaar en
gebruiker schriftelijk ingestemd met de
natuurontwikkeling;
wijziging leidt niet
tot:
een onevenredige aantasting van
de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen
percelen;
negatieve effecten op de
waterhuishouding; alvorens de wijziging toe te passen vragen
burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van
de waterbeheerder.
3.7.6 Wijziging bestemming Agrarisch naar Wonen
Burgemeester en wethouders kunnen
de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van de aanduiding
'bouwvlak' wijzigen in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding
'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf' en / of
in de bestemming 'Agrarisch' zonder aanduiding of bouwvlak, met
inachtneming van de volgende regels:
aangetoond moet zijn dat het
agrarisch bedrijf is beëindigd en voortzetting van het
agrarisch gebruik niet reëel is;
de gronden zijn niet gelegen op
een ster-locatie;
de wijziging in de bestemming
Wonen omvat ten hoogste de bestaande bebouwing en het daarbij
behorende erf binnen het bouwvlak;
de wijziging in de bestemming
Wonen omvat in elk geval alle woonruimten binnen het
betreffende bouwvlak, waarbij het aantal woningen binnen het
bouwvlak niet mag worden vergroot;
bij wijziging van de gronden
met de aanduiding ´bedrijfswoning uitgesloten´ mag ten
hoogste één woning worden gebouwd, mits vooraf vaststaat dat
binnen het betreffende bouwvlak alle voormalige (agrarische)
bedrijfsgebouwen worden gesloopt, met uitzondering van de
bebouwing, die als bijgebouwen bij de woning kunnen, en
gezien de maximale oppervlaktebepalingen, mogen worden
aangemerkt;
de oppervlakte van de te slopen
bedrijfsbebouwing als bedoeld onder e bedraagt ten minste
1.000 m², met inachtneming van hetgeen onder g is
bepaald;
cultuurhistorisch waardevolle
bebouwing mag niet worden gesloopt;
het resterende deel van de
gronden wordt gewijzigd in de bestemming Agrarisch zonder
aanduiding of bouwvlak;
bij wijziging van de gronden
zonder de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' mag ten
hoogste het aantal bestaande woningen worden
gebouwd/gehandhaafd, mits vooraf vaststaat dat binnen het
betreffende bouwvlak alle voormalige (agrarische)
bedrijfsgebouwen worden gesloopt, met uitzondering van
bebouwing tot maximaal 200 m2 per woning, die als bijgebouwen
bij de woning worden aangemerkt, met inachtneming van hetgeen
onder g is bepaald;
wijziging leidt niet tot
onevenredige aantasting van de gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen
percelen.
3.7.7 Wijziging voor verwijdering van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch hobbybedrijf'
Burgemeester en wethouders kunnen
het bestemmingsplan wijzigen door de aanduiding 'specifieke vorm
van agrarisch - agrarisch hobbybedrijf' te verwijderen, mits
wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
er is na de planwijziging
sprake van een volwaardig agrarisch bedrijf;
alvorens toepassing te geven
aan de wijzigingsbevoegdheid vragen burgemeester en
wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch
deskundige;
wijziging leidt niet tot
onevenredige aantasting van de gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen
percelen;
indien tevens een vergroting
van het bouwvlak noodzakelijk is, is het bepaalde in lid
3.7.3 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 4 Agrarisch met waarden – Landschaps- en natuurwaarden
Lid 4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschaps- en natuurwaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
grondgebonden agrarische bedrijven met uitzondering van fruitteelt, sierteelt, bollenteelt en paardenhouderijen;
het behoud, herstel en de ontwikkeling van het waterhuishoudkundig systeem;
het behoud, herstel en ontwikkeling van de landschapsstructuur;
het behoud, herstel en de ontwikkeling van de voorkomende natuurwaarden;
alsmede voor:
aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals, wegen en paden, tuinen, erven, groenelementen, (natuurvriendelijke) oevers, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen;
beweiding door paarden waaronder recreatie en hobby paarden.
Lid 4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd
en gelden de volgende regels:
4.2.1 Buiten het bouwvlak
buiten het bouwvlak mogen
uitsluitend erf- en terreinafscheidingen en bouwwerken, geen
gebouwen, teeltondersteunende voorzieningen en overkappingen
zijnde, ten behoeve van extensieve dagrecreatie zoals
zitbanken en routeborden, worden gebouwd met een maximale
hoogte van 2 meter.
4.3.1 Aanlegverbod
Het is verboden op of in de gronden
met de bestemming 'Agrarisch met waarden –Landschaps – en
natuurwaarden' zonder of in afwijking van een schriftelijke
vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de
volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden uit te voeren:
het aanleggen, vergraven,
verruimen, uitdiepen of dempen van sloten, greppels, vijvers
en andere wateren;
het uitvoeren van
grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen,
mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en
aanleggen van drainage;
het planten, verwijderen,
kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting,
niet zijnde agrarische beplantingen;
het aanleggen van
drainage;
het aanbrengen van
oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
het aanleggen of verharden van
wegen of paden en het aanbrengen van andere
oppervlakteverharding;
het aanleggen van boven- of
ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van
daarmee verband houdende constructies, installaties of
apparatuur.
4.3.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
Het verbod van lid 4.6.1 geldt niet
voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die:
behoren tot normaal onderhoud
en beheer waaronder begrepen worden de normale agrarisch
exploitatie ten dienste van de bestemming;
reeds in uitvoering zijn op het
tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
reeds mogen worden uitgevoerd
krachtens een verleende vergunning.
4.3.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning
Werken of werkzaamheden als bedoeld
in lid 4.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de in lid
4.1 onder b, c en d genoemde waarden van de gronden niet
onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de
mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig
worden of kunnen worden verkleind.
4.3.4 Advisering over de aanlegvergunning
Alvorens te beslissen omtrent een
aanlegvergunning als bedoeld in lid 4.6.1 winnen burgemeester en
wethouders schriftelijk advies in van de waterbeheerder, omtrent
de voorwaarde zoals genoemd in lid 4.6.3.
4.3.5 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in lid
4.6.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de
Wet op de economische delicten.
Lid 4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Mestopslag en silo's buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.2.1 onder a, voor
het bouwen van een bouwwerk voor kadaveropslag, mestopslag,
waterbassins en silo's buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan
aan de volgende voorwaarden:
sleufsilo's, anders dan voor
mestopslag, zijn buiten het bouwvlak tot een gezamenlijke
oppervlakte van 500 m2 en een maximale hoogte van 2 meter
toegestaan;
per agrarisch bedrijf is buiten
het bouwvlak ten hoogste één bouwwerk voor mestopslag tot een
inhoud van 1000 m3 en een maximale hoogte van 6 meter
toegestaan;
per agrarisch bedrijf is buiten
het bouwvlak ten hoogste één bouwwerk voor kadaveropslag tot
een inhoud van 25 m3 en een maximale hoogte van 2,5 meter
toegestaan;
een bouwwerk wordt gesitueerd
in directe aansluiting op het desbetreffende
bouwvlak;
de noodzaak voor een doelmatige
agrarisch bedrijfsvoering en van situering buiten het
bouwvlak is aangetoond;
ontheffing leidt niet tot
onevenredige aantasting van de landschapsstructuur en de
voorkomende natuurwaarden;
voorzien wordt in een goede
landschappelijke inpassing, afgestemd op de kenmerken van de
omgeving;
alvorens ontheffing te verlenen
vragen burgemeester en wethouders advies van de landschaps-
en natuurbeschermingsdeskundige met betrekking tot de onder f
en g vermelde voorwaarden en wordt voorzien in een
privaatrechtelijke overeenkomst omtrent de aanleg, het beheer
en het onderhoud van de landschappelijke
inpassing;
ontheffing leidt niet tot
onevenredige aantasting van de gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen
percelen.
4.4.2 Ontheffing buitenrijbaan
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.2.1 onder a, ten
behoeve van het bouwen van een buitenrijbaan buiten het bouwvlak
ten behoeve van het houden van paarden, mits wordt voldaan aan de
volgende voorwaarden:
aangetoond moet zijn dat de
buitenrijbaan niet geheel of gedeeltelijk binnen het bouwvlak
of, indien sprake is van een buitenrijbaan ten behoeve van en
behorend bij een woning, niet binnen de bestemming Wonen kan
worden gerealiseerd;
een buitenrijbaan wordt
gerealiseerd direct aansluitend aan het agrarische bouwvlak
of op gronden grenzend aan bestemmingsvlakken van andere
bestemmingen waar een woning toegestaan en aanwezig
is;
de oppervlakte van een
buitenrijbaan ten behoeve van een agrarisch bedrijf bedraagt
maximaal 1.200 m²;
de oppervlakte van een
buitenrijbaan ten behoeve van en behorend bij een woning en
als onderdeel van een nevenactiviteit bij een agrarisch
bedrijf bedraagt maximaal 800 m²;
de maximale hoogte van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2
meter;
de maximale hoogte van
lichtmasten bedraagt 8 meter;
ontheffing wordt niet verleend
voor een buitenrijbaan gelegen voor de voorgevellijn van de
bebouwing;
ontheffing wordt niet verleend
binnen een afstand van 50 meter ten opzichte van de meest
nabij gelegen woning van derden;
voorzien wordt in een goede
landschappelijke inpassing, afgestemd op de kenmerken van de
omgeving;
ontheffing leidt niet tot
onevenredige aantasting van de landschapsstructuur en de
voorkomende natuurwaarden;
ter plaatse van de gronden met
de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3' en binnen
een afstand van 50 meter van de door de provincie in de
Verordening Ruimte vastgestelde begrenzing van de Ecologische
Hoofdstructuur is het realiseren van een buitenrijbaan en het
oprichten van lichtmasten slechts toegestaan als de
wezenlijke ecologische kenmerken, waarden en potenties van de
Ecologische Hoofdstructuur niet significant worden
aangetast;
alvorens ontheffing te verlenen
vragen burgemeester en wethouders advies van de landschaps-
en natuurbeschermingsdeskundige met betrekking tot de onder
i, j en k vermelde voorwaarden en wordt voorzien in een
privaatrechtelijke overeenkomst omtrent de aanleg, het beheer
en het onderhoud van de landschappelijke
inpassing;
ontheffing leidt niet tot
onevenredige aantasting van gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen
percelen.
4.4.3 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.2.3 onder a, ten
behoeve van het realiseren van teeltondersteunende voorzieningen
buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende
voorwaarden:
de teeltondersteunende
voorzieningen worden gerealiseerd in de vorm van boog- en/of
tunnelkassen;
de teeltondersteunende
voorzieningen worden gerealiseerd direct aansluitend aan het
agrarische bouwvlak;
ontheffing wordt verleend voor
een periode van ten hoogste maart tot en met september in één
kalenderjaar;
de gezamenlijke oppervlakte van
de teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak
bedraagt maximaal 500 m² per bedrijf;
de maximale hoogte bedraagt 4
meter;
ontheffing leidt niet tot
onevenredige aantasting van de landschapsstructuur en de
voorkomende natuurwaarden;
ontheffing leidt niet tot
onevenredige aantasting van gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen
percelen;
ter plaatse van de gronden met
de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3' en binnen
een afstand van 50 meter van de door de provincie in de
Verordening Ruimte vastgestelde begrenzing van de Ecologische
Hoofdstructuur is het oprichten van teeltondersteunende
voorzieningen slechts toegestaan als de wezenlijke
ecologische kenmerken, waarden en potenties van de
Ecologische Hoofdstructuur niet significant worden aangetast;
alvorens het plan te wijzigen vragen burgemeester en
wethouders hierover schriftelijk advies van de landschaps- en
natuurbeschermingsdeskundige.
Lid 4.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van
gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
detailhandel, anders dan het
verkopen van streekeigen producten of ter plaatse
geproduceerde producten met een oppervlakte van ten hoogste
150 m², is niet toegestaan;
niet-agrarische bedrijfsmatige
nevenactiviteiten zijn niet toegestaan;
fokkerijen en mesterijen van
eenden, ganzen en kalkoenen in de open lucht alsmede
pelsdierhouderijen, vis-, wormen- en madenkwekerijen zijn
niet toegestaan;
de opslag van goederen en
materialen is uitsluitend toegestaan ten behoeve van het
eigen bedrijf binnen het bouwvlak en achter de voorgevellijn
van de bedrijfsgebouwen;
teeltondersteunende
voorzieningen zijn uitsluitend gedurende de periode van maart
tot en met september toegestaan;
het gebruik van afdekfolie
buiten een bouwvlak is niet toegestaan;
containervelden zijn buiten een
bouwvlak niet toegestaan;
waterbassins zijn niet
toegestaan;
mestbassins, niet zijnde
bouwwerken, zijn buiten een bouwvlak niet
toegestaan;
het aanbieden van meer dan 3
kamers ten behoeve van bed & breakfast per agrarische
bedrijfswoning is niet toegestaan;
bed & breakfast is niet
toegestaan in een bijgebouw;
bed & breakfast is niet
toegestaan op de gronden gelegen binnen de aanduiding
'reconstructiewetzone –
landbouwontwikkelingsgebied';
bewoning anders dan door één
afzonderlijk huishouden is niet toegestaan;
permanente of tijdelijke
bewoning van bedrijfs- en bijgebouwen is niet
toegestaan;
het gebruiken van een
bedrijfsgebouw of bijgebouw bij de woning, ten behoeve van
het ontvangen of verlenen van mantelzorg is niet
toegestaan;
het opslaan van onbruikbare of
althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken
voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage
en/of afval is niet toegestaan, behoudens voor zover zulks
noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte
gebruik van de grond;
het opslaan, opgeslagen houden,
storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen is niet
toegestaan, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in
verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de
grond;
uitoefening van een
aan-huis-gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige
activiteiten is alleen toegestaan ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch
hobbybedrijf', waarbij de oppervlakte maximaal 50 m2 van het
vloeroppervlak van de betrokken bedrijfswoning bedraagt
inclusief de bijgebouwen;
de uitoefening van een
aan-huis-gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige
activiteiten is uitsluitend toegestaan indien deze activiteit
wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner;
uitsluitend ten behoeve van de
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is beperkte verkoop
van artikelen toegestaan.
Lid 4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Ontheffing ten behoeve van mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.4 onder o voor het
bieden van mantelzorg in een bijgebouw of een tijdelijke unit,
met in achtneming van het volgende:
ontheffing wordt slechts
verleend ter plaatse van een bouwperceel waarop krachtens het
plan een bedrijfswoning is toegestaan en ook feitelijk
aanwezig is;
ontheffing wordt slechts
verleend indien sprake is van een goed woon- en
leefklimaat;
ontheffing wordt slechts
verleend als een zorgindicatie van het Centrum
Indicatiestelling Zorg (CIZ) wordt overgelegd voor Awbz-zorg
thuis;
uit de indicatie van het CIZ
moet blijken dat sprake is van mantelzorg voor minimaal zes
maanden;
de indicatie moet na het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan zijn afgegeven
voor minimaal zes maanden en geldig zijn op het moment van de
aanvraag om bouwvergunning;
de oppervlakte in gebruik voor
mantelzorg bedraagt maximaal 80 m²;
indien sprake is van een
tijdelijke unit dient deze te voldoen aan de volgende
voorwaarden:
een tijdelijke unit wordt
geplaatst aan de achterzijde of zijgevel van de bestaande
woning, waarbij plaatsing aan de zijgevel slechts is
toegestaan als de afstand tot de voorgevelrooilijn ten
minste 3 meter bedraagt;
de afstand van een
tijdelijke unit tot de zijdelingse en achterste
perceelsgrenzen bedraagt ten minste 2 meter;
ontheffing leidt niet tot
onevenredige aantasting van gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen
percelen;
ontheffing wordt verleend voor
de duur van de periode waarin mantelzorg wordt
geboden.
Lid 4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijziging bestemming Agrarisch naar Natuur
Burgemeester en wethouders kunnen
de bestemming Agrarisch wijzigen in de bestemming Natuur, mits
wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
het terrein is verworven voor
de inrichting als natuurgebied, dan wel hebben de eigenaar en
gebruiker schriftelijk ingestemd met de
natuurontwikkeling;
wijziging leidt niet
tot:
een onevenredige aantasting
van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van
naastgelegen percelen;
negatieve effecten op de
waterhuishouding; alvorens de wijziging toe te passen
vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk
advies van de waterbeheerder.
Lid 5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen, daaronder begrepen de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – voormalig agrarisch bedrijf': tevens een voormalig agrarisch bedrijf;
alsmede voor:
de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, paden, parkeervoorzieningen en groenelementen.
Lid 5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd
en gelden de volgende regels:
5.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde
per bouwvlak mag één woning,
inclusief aan- en uitbouwen, worden gebouwd, tenzij met de
'maximum aantal wooneenheden' een ander maximaal aantal
wooneenheden is aangegeven, waarbij het aantal wooneenheden
het aantal woningen aangeeft;
de inhoud van de woning
inclusief aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 600 m3, tenzij
met een maatvoeringsaanduiding anders is aangegeven en met
uitzondering van het bepaalde onder c en d;
de goothoogte van woningen
bedraagt maximaal 3,3 meter en de bouwhoogte maximaal 10
meter;
in afwijking van het bepaalde
onder a mogen bijgebouwen, overkappingen, erf - en
terreinafscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, tevens buiten het bouwvlak worden gebouwd;
de maximale oppervlakte aan
bijgebouwen en overkappingen bedraagt 80 m2 per woning,
tenzij met de maatvoeringsaanduiding 'maximum oppervlakte
(m²)' anders is bepaald, met dien verstande dat:
binnen het bouwvlak dat
gedeeltelijk is aangeduid met 'bijgebouwen' de bouw van
bijgebouwen uitsluitend is toegestaan op de gronden met
de aanduiding 'bijgebouwen' en dat de gronden met de
aanduiding 'bijgebouwen' volledig mogen worden bebouwd
met bijgebouwen en overkappingen;
binnen het bestemmingsvlak
met de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' de bouw van
bijgebouwen en overkappingen niet is
toegestaan;
bijgebouwen zijn uitsluitend
achter de voorgevellijn van de woning toegestaan;
de goothoogte van bijgebouwen
en overkappingen bedraagt maximaal 3 meter en de bouwhoogte
maximaal 6 meter;
de maximale hoogte van
bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt 3
meter;
de maximale hoogte van erf- of
terreinafscheidingen voor de voorgevellijn van de woning
bedraagt 1 meter;
de maximale hoogte van erf- of
terreinafscheidingen achter de voorgevellijn van de woning
bedraagt 2 meter.
Lid 5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Het realiseren van een buitenrijbaan
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.1, ten behoeve van
het bouwen van een buitenrijbaan ten behoeve van het houden van
paarden, mits wordt voldaan aan de volgende
voorwaarden:
de oppervlakte van een
buitenrijbaan bedraagt maximaal 800 m²;
de maximale hoogte van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2
meter;
de maximale hoogte van
lichtmasten bedraagt 8 meter;
ontheffing wordt niet verleend
voor een buitenrijbaan gelegen voor de voorgevellijn van de
bebouwing;
ontheffing wordt niet verleend
binnen een afstand van 50 meter ten opzichte van de meest
nabij gelegen woning van derden;
voorzien wordt in een goede
landschappelijke inpassing, afgestemd op de kenmerken van de
omgeving;
ontheffing leidt niet tot
onevenredige aantasting van de landschapsstructuur en de
voorkomende natuurwaarden;
ter plaatse van de gronden met
de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3' en binnen
een afstand van 50 meter van de door de provincie in de
Verordening Ruimte vastgestelde begrenzing van de Ecologische
Hoofdstructuur is het realiseren van een buitenrijbaan en het
oprichten van lichtmasten slechts toegestaan als de
wezenlijke ecologische kenmerken, waarden en potenties van de
Ecologische Hoofdstructuur niet significant worden
aangetast;
alvorens ontheffing te verlenen
vragen burgemeester en wethouders advies van de landschaps-
en natuurbeschermingsdeskundige met betrekking tot de onder
f, g en h vermelde voorwaarden en wordt voorzien in een
privaatrechtelijke overeenkomst omtrent de aanleg, het beheer
en het onderhoud van de landschappelijke
inpassing;
ontheffing leidt niet tot
onevenredige aantasting van gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen
percelen.
Lid 5.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van
gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
de oppervlakte ten behoeve van
de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep of
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt maximaal
50 m2 van het vloeroppervlak van de betrokken woning
inclusief de bijgebouwen;
de uitoefening van een
aan-huis-gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige
activiteiten is uitsluitend toegestaan indien deze activiteit
wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner;
uitsluitend ten behoeve van de
kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is beperkte verkoop
van artikelen toegestaan;
het aanbieden van meer dan 3
kamers ten behoeve van bed & breakfast per woning is niet
toegestaan;
bed & breakfast is niet
toegestaan in een bijgebouw;
bed & breakfast is niet
toegestaan op de gronden gelegen binnen de aanduiding
'reconstructiewetzone –
landbouwontwikkelingsgebied';
opslag van goederen en
materialen voor de voorgevellijn is niet
toegestaan;
permanente of tijdelijke
bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan;
het gebruiken van een bijgebouw
bij de woning, ten behoeve van het ontvangen of verlenen van
mantelzorg is niet toegestaan;
bewoning anders dan door één
afzonderlijk huishouden is niet toegestaan;
het opslaan van onbruikbare of
althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken
voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage
en/of afval is niet toegestaan, behoudens voor zover zulks
noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte
gebruik van de grond;
het opslaan, opgeslagen houden,
storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen is niet
toegestaan, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in
verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de
grond.
Lid 5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Ontheffing ten behoeve van mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van het bepaalde onder 5.4 onder i voor het
bieden van mantelzorg in een bijgebouw of een tijdelijke unit,
met in achtneming van het volgende:
ontheffing wordt slechts
verleend ter plaatse van een bouwperceel waarop krachtens het
plan een woning is toegestaan en ook feitelijk aanwezig
is;
ontheffing wordt slechts
verleend indien sprake is van een goed woon- en
leefklimaat;
ontheffing wordt slechts
verleend als een zorgindicatie van het Centrum
Indicatiestelling Zorg (CIZ) wordt overgelegd voor Awbz-zorg
thuis;
uit de indicatie van het CIZ
moet blijken dat sprake is van mantelzorg voor minimaal zes
maanden;
de indicatie moet na het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan zijn afgegeven
voor minimaal zes maanden en geldig zijn op het moment van de
aanvraag om bouwvergunning;
de oppervlakte in gebruik voor
mantelzorg bedraagt maximaal 80 m²;
indien sprake is van een
tijdelijke unit dient deze te voldoen aan de volgende
voorwaarden:
een tijdelijke unit wordt
geplaatst aan de achterzijde of zijgevel van de bestaande
woning, waarbij plaatsing aan de zijgevel slechts is
toegestaan als de afstand tot de voorgevelrooilijn ten
minste 3 meter bedraagt;
de afstand van een
tijdelijke unit tot de zijdelingse en achterste
perceelsgrenzen bedraagt ten minste 2 meter;
ontheffing leidt niet tot
onevenredige aantasting van gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen
percelen;
ontheffing wordt verleend voor
de duur van de periode waarin mantelzorg wordt
geboden.
Lid 5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Verplaatsen van de woning
Burgemeester en wethouders kunnen
het bouwvlak wijzigen voor het verplaatsen van de woning binnen
het bestemmingsvlak, mits wordt voldaan aan de volgende
voorwaarden:
de woning wordt op maximaal 10
meter van de bestaande woning gebouwd;
de bestaande woning wordt
gesloopt;
de maatvoeringseisen voor
woningen worden in acht genomen;
de woning wordt landschappelijk
goed ingepast in de omgeving;
het landschap wordt niet
onevenredig aangetast;
wijziging leidt niet tot een
onevenredige aantasting van de gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen
percelen.
5.6.2 Wijzigen van het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen
het bouwvlak wijzigen in combinatie met de vergroting van de
inhoud van de woning, mits wordt voldaan aan de volgende
voorwaarden:
het bouwvlak mag niet buiten
het bestemmingsvlak worden gelegd;
het landschap wordt niet
onevenredig aangetast;
de maatvoeringseisen voor
woningen worden in acht genomen;
ontheffing leidt niet tot een
onevenredige aantasting van de gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen
percelen.
5.6.3 Woningsplitsing cultuurhistorisch waardevolle bebouwing
Burgemeester en wethouders kunnen
het bestemmingsplan wijzigen om binnen een bestaande woning,
inclusief aan- en uitbouwen te weten de woonruimte met
aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, een tweede
woning toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende
voorwaarden:
de bestaande woning is
aangemerkt als cultuurhistorisch waardevolle
bebouwing;
woningsplitsing leidt tot de
instandhouding van de uiterlijke verschijningsvorm van de
betreffende bebouwing;
wijziging leidt niet tot
onevenredige aantasting van de gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen
percelen;
de gronden zijn niet gelegen
binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone –
landbouwontwikkelingsgebied'.
5.6.4 Tweede woning bij voormalige agrarische bebouwing
Burgemeester en wethouders kunnen
de bestemming wijzigen ten behoeve van de realisatie van één
extra woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van
wonen - voormalig agrarisch bedrijf', mits wordt voldaan aan de
volgende voorwaarden:
de extra woning mag uitsluitend
binnen de woning, inclusief aan- en uitbouwen en andere
inpandige ruimten, te weten de woonruimte met aangrenzende
deel of soortgelijke inpandige ruimte, van een voormalige
boerderij, worden gerealiseerd;
de extra woning draagt bij aan
de instandhouding van de uiterlijke verschijningsvorm van de
betreffende bebouwing;
de bestaande bebouwing mag
volledig worden benut en dient als maximale maatvoering te
worden aangehouden;
wijziging leidt niet tot
onevenredige aantasting van de gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen
percelen;
de gronden zijn niet gelegen
binnen de aanduiding 'reconstructiewetzone –
landbouwontwikkelingsgebied'.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 1
Lid 6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde-Archeologie-1'
aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar
voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de
bescherming en veiligstelling van een archeologisch
monument.
Lid 6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd
en gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen ten
behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming
uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd
met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
ten behoeve van de andere, voor
deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden
gebouwd;
het bepaalde in dit lid
onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan
betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten
of bouwwerken:
vervanging, vernieuwing of
verandering van bestaande bebouwing, waarbij de
oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet
wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de
bestaande fundering;
een bouwwerk dat zonder
graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm kan worden
geplaatst;
een bouwwerk dat zonder
heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
6.3.1 Aanlegverbod
Het is verboden op of in de gronden
met de bestemming Waarde-Archeologie-1 zonder of in afwijking van
een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van
grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan
30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen,
diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van
drainage;
het vergraven, verruimen of
dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
het uitvoeren van
heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van
voorwerpen;
het verlagen of verhogen van
het waterpeil;
het aanleggen of rooien van bos
of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
het aanleggen van ondergrondse
kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband
houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod van 6.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 6.2 en/of lid 6.3 in acht is genomen;
behoren tot het normale onderhoud en beheer;
mogen worden uitgevoerd krachtens een op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan reeds verleende bouw-, aanleg- of ontgrondingenvergunning;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
of indien:
burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologische deskundige dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen aanlegvergunning als bedoeld in lid 6.4.1 nodig is.
6.3.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals
in lid 6.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de
aanvrager van de aanlegvergunning aan de hand van nader
archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie
geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken
en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
de aanvrager van de
aanlegvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de
archeologische waarde van de betrokken locatie naar het
oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is
vastgesteld;
de betrokken archeologische
waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet
worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan
de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht
op:
het behoud van
archeologische resten in de bodem;
het doen van
opgravingen;
begeleiding van de
activiteiten door de archeologisch deskundige.
6.3.4 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in
lid 6.4.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in
artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
Lid 6.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 6.2 onder b
ten behoeve van het bouwen voor de andere, voor deze gronden
geldende bestemming(en) - met inachtneming van de voor de
betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - , mits
wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
burgemeester en wethouders
beschikken over een verklaring van de archeologische
deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport
met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van
de betrokken locatie niet nodig is;
niet is voldaan aan het
bepaalde onder a: de aanvrager van de bouwvergunning een
rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de
betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en
wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
de betrokken archeologische
waarden, gelet op het onder b genoemde rapport, door de
bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan
worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te
verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten
in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden
van de bouwactiviteiten door de archeologische
deskundige.
Artikel 7 Waarde – Archeologie – 2
Lid 7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde-Archeologie-2'
aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar
voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de
bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische
waarden.
Lid 7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd
en gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen ten
behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming
uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd
met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
ten behoeve van de andere, voor
deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden
gebouwd;
het bepaalde in dit lid
onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan
betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten
of bouwwerken:
vervanging, vernieuwing of
verandering van bestaande bebouwing, waarbij de
oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet
wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de
bestaande fundering;
een bouwwerk met een
oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
een bouwwerk dat zonder
graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm kan worden
geplaatst;
een bouwwerk dat zonder
heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
7.3.1 Aanlegverbod
Het is verboden op of in de gronden
met de bestemming Waarde-Archeologie-2 zonder of in afwijking van
een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van
grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan
40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen,
diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van
drainage;
het vergraven, verruimen of
dempen van sloten, vijvers of andere wateren;
het uitvoeren van
heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van
voorwerpen;
het verlagen of verhogen van
het waterpeil;
het aanleggen of rooien van bos
of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
het aanleggen van ondergrondse
kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband
houdende constructies, installaties of apparatuur.
7.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod van 7.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
betrekking hebben op het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² ;
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 7.2 en/of lid 7.3 in acht is genomen;
behoren tot het normale onderhoud en beheer;
mogen worden uitgevoerd krachtens een op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan reeds verleende bouw-, aanleg- of ontgrondingenvergunning;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
of indien:
burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologische deskundige dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen aanlegvergunning als bedoeld in lid 7.4.1 nodig is.
7.3.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals
in lid 7.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de
aanvrager van de aanlegvergunning aan de hand van nader
archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie
geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken
en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
de aanvrager van de
aanlegvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de
archeologische waarde van de betrokken locatie naar het
oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is
vastgesteld;
de betrokken archeologische
waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet
worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan
de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht
op:
het behoud van
archeologische resten in de bodem;
het doen van
opgravingen;
begeleiding van de
activiteiten door de archeologisch deskundige.
7.3.4 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in
lid 7.4.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in
artikel 1a van de Wet op de economische delicten.
Lid 7.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 7.2 onder b ten
behoeve van het bouwen voor de andere, voor deze gronden geldende
bestemming(en) - met inachtneming van de voor de betrokken
bestemming(en) geldende (bouw)regels - , mits wordt voldaan
aan de volgende voorwaarden:
burgemeester en wethouders
beschikken over een verklaring van de archeologische
deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport
met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van
de betrokken locatie niet nodig is;
niet is voldaan aan het
bepaalde onder a: de aanvrager van de bouwvergunning een
rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de
betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en
wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
de betrokken archeologische
waarden, gelet op het onder b genoemde rapport, door de
bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan
worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te
verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten
in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden
van de bouwactiviteiten door de archeologische
deskundige.
Artikel 8 Waarde – Archeologie – 3
Lid 8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde-Archeologie-3'
aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar
voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de
bescherming en veiligstelling van te verwachten archeologische
waarden.
Lid 8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd
en gelden de volgende regels:
op deze gronden mogen ten
behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een
bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
ten behoeve van de andere, voor
deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden
gebouwd;
het bepaalde in dit lid
onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan
betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten
of bouwwerken:
vervanging, vernieuwing of
verandering van bestaande bebouwing, waarbij de
oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet
wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de
bestaande fundering;
een bouwwerk met een
oppervlakte van ten hoogste 1.000 m²;
een bouwwerk dat zonder
graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm kan worden
geplaatst;
een bouwwerk dat zonder
heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
8.3.1 Aanlegverbod
Het is verboden op of in de gronden
met de bestemming Waarde-Archeologie-3 zonder of in afwijking van
een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders
(aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden uit te voeren:
het uitvoeren van
grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan
50 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen,
diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van
drainage;
het uitvoeren van
heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van
voorwerpen;
het vergraven, verruimen of
dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
het verlagen of verhogen van
het waterpeil;
het aanleggen of rooien van bos
of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
het aanleggen van ondergrondse
kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband
houdende constructies, installaties of apparatuur.
8.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod van 8.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
betrekking hebben op het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte van ten hoogste 1.000 m² ;
noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 8.2 en/of lid 8.3 in acht is genomen;
behoren tot het normale onderhoud en beheer;
mogen worden uitgevoerd krachtens een op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan reeds verleende bouw-, aanleg- of ontgrondingenvergunning;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
of indien:
burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologische deskundige dat ten behoeve van de werken en werkzaamheden geen aanlegvergunning als bedoeld in lid 8.4.1 nodig is.
8.3.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals
in lid 8.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de
aanvrager van de aanlegvergunning aan de hand van nader
archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie
geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken
en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
de aanvrager van de
aanlegvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de
archeologische waarde van de betrokken locatie naar het
oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is
vastgesteld;
de betrokken archeologische
waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet
worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan
de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht
op:
het behoud van
archeologische resten in de bodem;
het doen van
opgravingen;
begeleiding van de
activiteiten door de archeologisch deskundige.
8.3.4 Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in
lid 8.4.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a
van de Wet op de economische delicten.
Lid 8.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen
ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 8.2 onder b
ten behoeve van het bouwen voor de andere, voor deze gronden
geldende bestemming(en) - met inachtneming van de voor de
betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - , mits
wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
burgemeester en wethouders
beschikken over een verklaring van de archeologische
deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport
met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van
de betrokken locatie niet nodig is;
niet is voldaan aan het
bepaalde onder a: de aanvrager van de bouwvergunning een
rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de
betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en
wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
de betrokken archeologische
waarden, gelet op het onder b genoemde rapport, door de
bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan
worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te
verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten
in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden
van de bouwactiviteiten door de archeologische
deskundige.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is
genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is
gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene bouwregels
10.1.1 Bouwen ondergrondse werken
Voor het bouwen van beneden het
maaiveld gelegen bouwwerken gelden, met inachtneming van het
bepaalde in hoofdstuk 2, de volgende bepalingen:
het bouwen van bedoelde ruimten
is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en onder een
gebouw dat geheel boven het maaiveld is gelegen;
het bouwen van bedoelde ruimten
is uitsluitend toegestaan tot 1 bouwlaag, de bouwdiepte
bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
externe toegangen zijn
gesitueerd in de achtergevel van het gebouw;
het bepaalde in dit lid is niet
van toepassing voor mestkelders, mestbassins, silo's en
vergelijkbare bouwwerken op de gronden met een bestemming
zoals bedoeld in artikel 3 of 4.
10.1.2 Ontheffing bouwen ondergrondse werken
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde
in 10.1.1 onder b voor het bouwen van ondergrondse
bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10
meter onder peil onder de voorwaarde dat de waterhuishouding
niet wordt verstoord.
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde
in 10.1.1 onder c teneinde de toegangen aan andere
zijden van het gebouw toe te staan, met dien verstande dat
geen onevenredige aantasting van de ruimtelijke
karakteristiek mag plaatsvinden.
10.2 Bestaande afstanden en andere maten
Met betrekking tot bestaande maten
gelden de volgende regels:
indien afstanden, goot- of
bouwhoogte, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van
bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van
het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip
van de inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan
ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten als
ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
indien afstanden, goot- of
bouwhoogte, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van
bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van
het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip
van de inwerkingtreding van het plan minder bedragen dan
ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten als
ten minste toelaatbaar worden gehouden;
in het geval van heroprichting
van gebouwen is het bepaalde in a en b uitsluitend van
toepassing indien de heroprichting geschiedt op dezelfde
plaats;
op een bouwwerk als hiervoor
bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in
lid 10.1 niet van toepassing.
10.3 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde
bestemmingsgrenzen, mogen worden overschreden door:
tot gebouwen behorende stoepen,
stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen,
funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken,
mits de overschrijding ten hoogste 2,5 meter
bedraagt;
tot gebouwen behorende erkers
en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter
bedraagt;
andere ondergeschikte
onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste
1,5 meter bedraagt.
10.4 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van de Bouwverordening
ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven
overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet
buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende
onderwerpen:
de richtlijnen voor het
verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige
bepalingen;
de bereikbaarheid van gebouwen
voor wegverkeer;
de bereikbaarheid van gebouwen
voor gehandicapten;
het bouwen bij
hoogspanningsleidingen en ondergrondse
hoofdtransportleidingen;
de parkeergelegenheid en laad-
en losmogelijkheden;
de ruimte tussen
bouwwerken.
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels
11.1 Landbouwontwikkelings- en verwevingsgebied
11.1.1 Vergroting bouwvlak intensieve veehouderij
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van de vergroting van
een bouwvlak voor een intensieve veehouderij, mits wordt voldaan
aan de volgende voorwaarden:
het bedrijf is gelegen binnen
de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' of de
aanduiding 'reconstructiewetzone -
landbouwontwikkelingsgebied';
er is sprake van een volwaardig
agrarisch bedrijf en vergroting is noodzakelijk voor een
doelmatige agrarische bedrijfsvoering; alvorens toepassing te
geven aan de wijzigingsbevoegdheid vragen burgemeester en
wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch
deskundige;
de oppervlakte van het
bestaande bouwvlak ten tijde van de vaststelling van het
reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht Oost ter plaatse
van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied',
mag ten hoogste éénmaal met 30% worden vergroot tot een
maximum van 2 hectare; alvorens toepassing te geven aan de
wijzigingsbevoegdheid vragen burgemeester en wethouders
hierover schriftelijk advies van de reconstructiecommissie
Gelderse Vallei/Utrecht-Oost;
de oppervlakte van het
bestaande bouwvlak ter plaatse van de aanduiding
'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied', mag
worden vergroot tot een maximum van 2 hectare; alvorens
toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid vragen
burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van
de reconstructiecommissie Gelderse
Vallei/Utrecht-Oost;
er is geen sprake van een
onevenredige aantasting van de waterhuishouding en –kwaliteit
ter plaatse, alvorens de wijziging toe te passen vragen
burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van
de waterbeheerder;
wijziging leidt niet tot
onevenredige aantasting van de gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen
percelen;
wijziging wordt slechts
toegepast indien:
voorzien wordt in een goede
landschappelijke inpassing, afgestemd op de kenmerken van
de omgeving; alvorens het plan te wijzigen vragen
burgemeester en wethouders hierover advies van de
landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige;
zorg wordt gedragen voor
ruimtelijke kwaliteitswinst;
een privaatrechtelijke
overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en
het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de
ruimtelijke kwaliteitswinst.
11.2 Verwevings- en extensiveringsgebied
11.2.1 Kleinschalige nevenactiviteiten in verwevings- en extensiveringsgebied
Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' of de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' ontheffing verlenen voor kleinschalige nevenactiviteiten in bestaande agrarische bedrijfsgebouwen binnen een bouwvlak, voor de volgende niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten en uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit:
verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatie-appartementen, pension en kampeerboerderij en in de vorm van niet-permanente standplaatsen voor kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans;
sociale en medische dienstverlening, zoals een kinderdagverblijf, verpleeghuis, zorgboerderij, dierenkliniek, artsenpraktijk;
andere activiteiten op het gebied van recreatie en zorg, die in ruimtelijk en functioneel opzicht met hiervoor genoemde gelijk kunnen worden gesteld;
bezoekers- en cursuscentrum;
atelier, museum, galerie en kunsthandel;
opslag- en stallingsbedrijven;
horeca ten dienste van extensieve recreatie, zoals een theetuin, een ijs-/snackverkooppunt, theeschenkerij, kanoverhuur en hieraan gelijk te stellen functies;
agrarische hulp- en nevenbedrijven, zoals landbouw-mechanisatiebedrijven, een loonwerkbedrijf, veehandelsbedrijf, fouragehandel;
landbouw verwante bedrijven, zoals een paardenpension, hoveniers- en boomverzorgingsbedrijf;
ambachtelijke landbouwproducten verwerkende bedrijven, zoals een wijnmakerij, zuivelmakerij, imkerij;
ambachtelijke bedrijven, zoals een dakdekker, rietdekker, meubelmaker;
zakelijke dienstverlening, zoals een adviesbureau of een computerservicebureau;
andere niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten, die in ruimtelijk en functioneel opzicht met de hiervoor genoemde nevenactiviteiten gelijk kunnen worden gesteld;
mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
ontheffing wordt niet verleend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch- agrarisch hobbybedrijf';
de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing mag ten behoeve van de nevenactiviteit(en) niet worden vergroot;
binnen een bouwvlak mag de gezamenlijke vloeroppervlakte ten behoeve van de hiervoor genoemde niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten niet meer bedragen dan 25% van de bestaande oppervlakte van de bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak, met dien verstande dat:
de oppervlakte voor activiteiten zoals bedoeld onder a, f, h en i maximaal 500 m² bedraagt;
de oppervlakte voor activiteiten zoals bedoeld onder g en l maximaal 150 m² bedraagt;
de oppervlakte voor de overige activiteiten maximaal 350 m² bedraagt;
voor verblijfsrecreatieve voorzieningen gelden bovendien de volgende bepalingen:
de inhoud van een recreatie-appartement bedraagt niet meer dan 150 m3;
het gebruik als niet-permanente standplaats voor kampeermiddelen is toegestaan voor ten hoogste 25 kampeermiddelen per bouwvlak, in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
standplaatsen voor kampeermiddelen zijn ook buiten, direct aansluitend aan, een bouwvlak toegestaan;
het parkeren behorende bij de nevenactiviteit dient binnen het betreffende bouwvlak plaats te vinden;
in vergelijking met het agrarisch gebruik mag geen onevenredig grotere verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
de nevenactiviteit mag door de visuele aspecten, zoals buitenopslag en –stalling ten behoeve van het eigen bedrijf, reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten;
wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
ontheffing wordt slechts verleend indien:
voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing, afgestemd op de kenmerken van de omgeving; alvorens het plan te wijzigen vragen burgemeester en wethouders hierover advies van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige;
zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst;
een privaatrechtelijke overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst.
11.2.2 Wijzigen bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden naar Bedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen
de bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden ter plaatse van
de 'bouwvlak' wijzigen in de bestemming 'Bedrijf' en / of in
de bestemming 'Agrarisch' of Agrarisch met waarden zonder
aanduiding of bouwvlak en in combinatie daarmee tevens lid 10.2
onder a wijzigen, mits wordt voldaan aan de volgende
voorwaarden:
het bedrijf is gelegen binnen
de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' of de
aanduiding 'reconstructiewetzone -
extensiveringsgebied';
aangetoond moet zijn dat alle
agrarisch activiteiten op het totale bouwvlak zijn beëindigd
en voortzetting van het agrarisch gebruik niet reëel
is;
de wijziging ten behoeve van de
bestemming Bedrijf omvat ten hoogste de bestaande bebouwing
en het daarbij behorende erf binnen het bouwvlak;
de wijziging ten behoeve van de
bestemming Bedrijf omvat in elk geval de voormalige
bedrijfsbebouwing, met uitzondering van het bepaalde onder i,
en de woonruimten binnen het betreffende bouwvlak, waarbij
het aantal woningen binnen het bouwvlak niet mag worden
vergroot;
het resterende deel van de
gronden wordt gewijzigd in de bestemming Agrarisch of
Agrarisch met waarden zonder aanduiding of
bouwvlak;
de gezamenlijke oppervlakte,
goothoogte en bouwhoogte van gebouwen binnen het bouwvlak of
bestemmingsvlak mogen niet toenemen ten opzichte van de
bestaande situatie;
de gronden mogen worden
gebruikt voor de volgende typen bedrijven:
opslag- en
stallingsbedrijven, behorende tot maximaal categorie 2
van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
agrarische hulpbedrijven,
niet zijnde landbouwmechanisatiebedrijven, zoals een
loonwerkbedrijf, veehandelsbedrijf, fouragehandel,
behorende tot maximaal categorie 3 van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten;
landbouw verwante
bedrijven, zoals een paardenpension, hoveniers- en
boomverzorgingsbedrijf, behorende tot maximaal categorie
2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
ambachtelijke
landbouwproducten verwerkende bedrijven, zoals een
wijnmakerij, kaasmakerij, imkerij, behorende tot maximaal
categorie 2 van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten;
ambachtelijke bedrijven,
zoals een dakdekker, rietdekker, meubelmaker, behorende
tot maximaal categorie 2 van de Staat van
Bedrijfsactiviteiten;
dan wel bedrijven, die in
ruimtelijk opzicht daarmee gelijk kunnen worden
gesteld;
wijziging leidt niet tot
onevenredige aantasting van gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen
percelen;
wijziging wordt slechts
toegepast indien ten minste 50% van de aanwezige oppervlakte
aan bestaande bedrijfsbebouwing, niet zijnde de
bedrijfswoning, wordt gesloopt, waarbij ten hoogste de
volgende bedrijfsvloeroppervlakte gehandhaafd mag
worden:
ter plaatse van de
aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied':
1.000 m2;
de bebouwing, die als
bijgebouwen bij de woningen kunnen en, gezien de maximale
oppervlaktebepalingen, mogen worden
aangemerkt;
wijziging van lid 10.2
onder a is uitsluitend toegestaan in geval van sloop van
bedrijfsgebouwen als bedoeld onder i, waarbij deze wijziging
is gericht op het verminderen van de maximaal toelaatbare
oppervlakten van bestaande bouwwerken voor het betreffende
perceel met de oppervlakte aan bebouwing die wordt
gesloopt;
cultuurhistorisch waardevolle
bebouwing mag niet worden gesloopt;
het parkeren behorende bij de
bedrijfsactiviteit dient binnen het betreffende
bestemmingsvlak plaats te vinden;
in vergelijking met het
agrarisch gebruik mag geen onevenredig grotere
verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden
plaatsvinden;
er vindt geen opslag van
goederen in de open lucht plaats;
wijziging wordt slechts
toegepast indien:
uit een beeldkwaliteitplan,
inclusief een erfinrichtingsplan, blijkt dat een
kwalitatief hoogwaardige invulling wordt gegeven aan de
architectuur van het hoofdgebouw en de inrichting van
omliggende terreinen in hun ruimtelijke
samenhang;
voorzien wordt in een goede
landschappelijke inpassing, afgestemd op de kenmerken van
de omgeving; alvorens het plan te wijzigen vragen
burgemeester en wethouders hierover advies van de
landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige;
zorg wordt gedragen voor
ruimtelijke kwaliteitswinst;
een privaatrechtelijke
overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en
het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de
ruimtelijke kwaliteitswinst.
11.2.3 Wijzigen bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden naar Kantoor
Burgemeester en wethouders kunnen
de bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden ter plaatse van
de 'bouwvlak' wijzigen in de bestemming 'Kantoor' en / of in
de bestemming 'Agrarisch' of Agrarisch met waarden zonder
aanduiding of bouwvlak en in combinatie daarmee tevens
lid 10.2 onder a wijzigen, met inachtneming van de
volgende regels:
het bedrijf is gelegen binnen
de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' of de
aanduiding 'reconstructiewetzone -
extensiveringsgebied';
aangetoond moet zijn dat alle
agrarisch activiteiten op het totale bouwvlak zijn beëindigd
en voortzetting van het agrarisch gebruik niet reëel
is;
de wijziging ten behoeve van de
bestemming Kantoor omvat ten hoogste de bestaande bebouwing
en het daarbij behorende erf binnen het bouwvlak;
de wijziging ten behoeve van de
bestemming Kantoor omvat in elk geval de voormalige
bedrijfsbebouwing, met uitzondering van het bepaalde onder i,
en de woonruimten binnen het betreffende bouwvlak, waarbij
het aantal woningen binnen het bouwvlak niet mag worden
vergroot;
het resterende deel van de
gronden wordt gewijzigd in de bestemming Agrarisch of
Agrarisch met waarden zonder aanduiding of
bouwvlak;
de gezamenlijke oppervlakte,
goothoogte en maximale hoogte van gebouwen binnen het
bouwvlak of bestemmingsvlak mogen niet toenemen ten opzichte
van de bestaande situatie;
de gronden mogen worden
gebruikt voor kantoren ten behoeve van zakelijke
dienstverlening, zoals een adviesbureau of een
computerservicebureau;
wijziging leidt niet tot
onevenredige aantasting van de gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen
percelen;
wijziging wordt slechts
toegepast indien ten minste 50% van de aanwezige oppervlakte
aan bestaande bedrijfsbebouwing, niet zijnde de
bedrijfswoning, wordt gesloopt, waarbij ten hoogste de
volgende bedrijfsvloeroppervlakte gehandhaafd mag
worden:
ter plaatse van de
aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied':
1.000 m2;
ter plaatse van de
aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied':
750 m2;
de bebouwing, die als
bijgebouwen bij de woningen kunnen en, gezien de maximale
oppervlaktebepalingen, mogen worden
aangemerkt;
wijziging van lid 10.2
onder a is uitsluitend toegestaan in geval van sloop van
bedrijfsgebouwen als bedoeld onder i, waarbij deze wijziging
is gericht op het verminderen van de maximaal toelaatbare
oppervlakten van bestaande bouwwerken voor het betreffende
perceel met de oppervlakte aan bebouwing die wordt
gesloopt;
cultuurhistorisch waardevolle
bebouwing mag niet worden gesloopt;
het parkeren behorende bij het
kantoor dient binnen het betreffende bestemmingsvlak plaats
te vinden;
in vergelijking met het
agrarisch gebruik mag geen onevenredige verkeersbelasting op
aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
er vindt geen opslag van
goederen in de open lucht plaats;
wijziging wordt slechts
toegepast indien:
uit een beeldkwaliteitplan,
inclusief een erfinrichtingsplan, blijkt dat een
kwalitatief hoogwaardige invulling wordt gegeven aan de
architectuur van het hoofdgebouw en de inrichting van
omliggende terreinen in hun ruimtelijke
samenhang;
voorzien wordt in een goede
landschappelijke inpassing, afgestemd op de kenmerken van
de omgeving; alvorens het plan te wijzigen vragen
burgemeester en wethouders hierover advies van de
landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige;
zorg wordt gedragen voor
ruimtelijke kwaliteitswinst;
een privaatrechtelijke
overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en
het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de
ruimtelijke kwaliteitswinst.
11.2.4 Wijzigen bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden naar Maatschappelijk
Burgemeester en wethouders kunnen
de bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden ter plaatse van
de 'bouwvlak' wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk'
en / of in de bestemming 'Agrarisch' of Agrarisch met
waarden zonder aanduiding of bouwvlak en in combinatie daarmee
tevens lid 10.2 onder a wijzigen, met inachtneming van de
volgende regels:
het bedrijf is gelegen binnen
de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' of de
aanduiding 'reconstructiewetzone -
extensiveringsgebied';
aangetoond moet zijn dat alle
agrarisch activiteiten op het totale bouwvlak zijn beëindigd
en voortzetting van het agrarisch gebruik niet reëel
is;
de wijziging ten behoeve van de
bestemming Maatschappelijk omvat ten hoogste de bestaande
bebouwing en het daarbij behorende erf binnen het
bouwvlak;
de wijziging ten behoeve van de
bestemming Maatschappelijk omvat in elk geval de voormalige
bedrijfsbebouwing, met uitzondering van het bepaalde onder i,
en de woonruimten binnen het betreffende bouwvlak, waarbij
het aantal woningen binnen het bouwvlak niet mag worden
vergroot;
het resterende deel van de
gronden wordt gewijzigd in de bestemming Agrarisch of
Agrarisch met waarden zonder aanduiding of
bouwvlak;
de gezamenlijke oppervlakte,
goothoogte en maximale hoogte van gebouwen binnen het
bouwvlak of bestemmingsvlak mogen niet toenemen ten opzichte
van de bestaande situatie;
de gronden mogen worden
gebruikt voor de volgende maatschappelijke
functies:
sociale en medische
functies, zoals een kinderdagverblijf, verpleeghuis,
dierenkliniek, artsenpraktijk;
zorgboerderij;
dan wel functies, die in
ruimtelijk opzicht daarmee gelijk kunnen worden
gesteld;
wijziging leidt niet tot
onevenredige aantasting van de gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen
percelen;
wijziging wordt slechts
toegepast indien ten minste 50% van de aanwezige oppervlakte
aan bestaande bedrijfsbebouwing, niet zijnde de
bedrijfswoning, wordt gesloopt, waarbij ten hoogste de
volgende bedrijfsvloeroppervlakte gehandhaafd mag
worden:
ter plaatse van de
aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied':
1.000 m2;
ter plaatse van de
aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied':
750 m2;
de bebouwing, die als
bijgebouwen bij de woningen kunnen en, gezien de maximale
oppervlaktebepalingen, mogen worden
aangemerkt;
wijziging van
lid 10.2 onder a is uitsluitend toegestaan in geval
van sloop van bedrijfsgebouwen als bedoeld onder i, waarbij
deze wijziging is gericht op het verminderen van de maximaal
toelaatbare oppervlakten van bestaande bouwwerken voor het
betreffende perceel met de oppervlakte aan bebouwing die
wordt gesloopt;
cultuurhistorisch waardevolle
bebouwing mag niet worden gesloopt;
het parkeren behorende bij de
maatschappelijke functies dient binnen het betreffende
bestemmingsvlak plaats te vinden;
in vergelijking met het
agrarisch gebruik mag geen onevenredige verkeersbelasting op
aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
er vindt geen opslag van
goederen in de open lucht plaats;
wijziging wordt slechts
toegepast indien:
uit een beeldkwaliteitplan,
inclusief een erfinrichtingsplan, blijkt dat een
kwalitatief hoogwaardige invulling wordt gegeven aan de
architectuur van het hoofdgebouw en de inrichting van
omliggende terreinen in hun ruimtelijke
samenhang;
voorzien wordt in een goede
landschappelijke inpassing, afgestemd op de kenmerken van
de omgeving; alvorens het plan te wijzigen vragen
burgemeester en wethouders hierover advies van de
landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige;
zorg wordt gedragen voor
ruimtelijke kwaliteitswinst;
een privaatrechtelijke
overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en
het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de
ruimtelijke kwaliteitswinst.
11.2.5 Wijzigen bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden naar Recreatie
Burgemeester en wethouders kunnen
de bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden ter plaatse van
de 'bouwvlak' wijzigen in de bestemming 'Recreatie' en / of
in de bestemming 'Agrarisch' of Agrarisch met waarden zonder
aanduiding of bouwvlak en in combinatie daarmee tevens
lid 10.2 onder a wijzigen, met inachtneming van de volgende
regels:
het bedrijf is gelegen binnen
de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' of de
aanduiding 'reconstructiewetzone -
extensiveringsgebied';
aangetoond moet zijn dat alle
agrarisch activiteiten op het totale bouwvlak zijn beëindigd
en voortzetting van het agrarisch gebruik niet reëel
is;
de wijziging ten behoeve van de
bestemming Recreatie omvat ten hoogste de bestaande bebouwing
en het daarbij behorende erf binnen het bouwvlak;
de wijziging ten behoeve van de
bestemming Recreatie omvat in elk geval de voormalige
bedrijfsbebouwing, met uitzondering van het bepaalde onder i,
en de woonruimten binnen het betreffende bouwvlak, waarbij
het aantal woningen binnen het bouwvlak niet mag worden
vergroot;
het resterende deel van de
gronden wordt gewijzigd in de bestemming Agrarisch of
Agrarisch met waarden zonder aanduiding of
bouwvlak;
de gezamenlijke oppervlakte,
goothoogte en maximale hoogte van gebouwen binnen het
bouwvlak of bestemmingsvlak mogen niet toenemen ten opzichte
van de bestaande situatie;
de gronden mogen worden
gebruikt voor de volgende recreatieve functies:
dagrecreatie;
kampeerboerderij;
recreatieappartementen;
dan wel functies, die in
ruimtelijk opzicht daarmee gelijk kunnen worden
gesteld;
wijziging leidt niet tot
onevenredige aantasting van de gebruiks- en
ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen
percelen;
wijziging wordt slechts
toegepast indien ten minste 50% van de aanwezige oppervlakte
aan bestaande bedrijfsbebouwing, niet zijnde de
bedrijfswoning, wordt gesloopt, waarbij ten hoogste de
volgende bedrijfsvloeroppervlakte gehandhaafd mag
worden:
ter plaatse van de
aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied':
1.000 m2;
ter plaatse van de
aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied':
750 m2;
de bebouwing, die als
bijgebouwen bij de woningen kunnen en, gezien de maximale
oppervlaktebepalingen, mogen worden
aangemerkt;
wijziging van lid 10.2
onder a is uitsluitend toegestaan in geval van sloop van
bedrijfsgebouwen als bedoeld onder i, waarbij deze wijziging
is gericht op het verminderen van de maximaal toelaatbare
oppervlakten van bestaande bouwwerken voor het betreffende
perceel met de oppervlakte aan bebouwing die wordt
gesloopt;
cultuurhistorisch waardevolle
bebouwing mag niet worden gesloopt;
het parkeren behorende bij de
recreatieve functies dient binnen het betreffende
bestemmingsvlak plaats te vinden;
in vergelijking met het
agrarisch gebruik mag geen onevenredige verkeersbelasting op
aangrenzende wegen en paden plaatsvinden;
er vindt geen opslag van
goederen in de open lucht plaats;
wijziging wordt slechts
toegepast indien:
uit een beeldkwaliteitplan,
inclusief een erfinrichtingsplan, blijkt dat een
kwalitatief hoogwaardige invulling wordt gegeven aan de
architectuur van het hoofdgebouw en de inrichting van
omliggende terreinen in hun ruimtelijke
samenhang;
voorzien wordt in een goede
landschappelijke inpassing, afgestemd op de kenmerken van
de omgeving; alvorens het plan te wijzigen vragen
burgemeester en wethouders hierover advies van de
landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige;
zorg wordt gedragen voor
ruimtelijke kwaliteitswinst;
een privaatrechtelijke
overeenkomst is gesloten over de aanleg, het beheer en
het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de
ruimtelijke kwaliteitswinst.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en Wethouders kunnen
ontheffing verlenen van:
de bestemmingsbepalingen en
toestaan dat bouwgrenzen, mits geen bestemmingsgrenzen
zijnde, worden overschreden, indien een meetverschil daartoe
aanleiding geeft;
de bestemmingsbepalingen ten
aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10
meter;
afwijkingen van maten
(waaronder percentages) met ten hoogste 10%:
de bestemmingsbepalingen ten
aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en
toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt
vergroot tot maximaal 40 meter indien het niet mogelijk is
gebruik te maken van een reeds bestaande mast, onder de
volgende voorwaarden:
losse masten met hekwerken,
gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan in landschappelijk
minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en
dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations,
knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en
horecagelegenheden;
installaties op of aan een
gebouw zijn alleen toegestaan:
op hoge gebouwen; bij
voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een
dakrand, met dien verstande dat bijzondere en
waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te
worden ontzien, zo nodig in overleg met de
monumentencommissie;
tegen gevels aan;
wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk
doen aan de aanwezige kwaliteiten;
het bepaalde ten aanzien van de
maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de
bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van
plaatselijke verhogingen, anders dan de ondergeschikte
bouwonderdelen als bedoeld in lid 2.3, mits:
de maximale oppervlakte van
de vergroting maximaal 10% van het betreffende bouwvlak
zal bedragen;
de hoogte maximaal 1,25
maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw
zal bedragen;
de minimale afstand van de weg
voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits dit
geen problemen oplevert voor de
verkeersveiligheid.
Artikel 13 Algemene wijzigingsregels
13.1 Algemene Wijziging
Burgemeester en wethouders kunnen
de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve
van:
overschrijding van
bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een
technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken
dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de
werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag
echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak
mag niet meer dan 10% worden vergroot;
overschrijding van
bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de
aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt
aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit
daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet
meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet
meer dan 10% worden vergroot.
13.2.1 Wijziging voor verwijdering van de bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen
het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming
Waarde-Archeologie-2 en/of Waarde-Archeologie-3 geheel of
gedeeltelijk verwijderen, indien:
uit nader archeologisch
onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische
waarden aanwezig zijn;
het op grond van nader
archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht
dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en
veiligstelling van archeologische waarden
voorziet;
alvorens omtrent wijziging te
beslissen winnen burgemeester en wethouders hierover
schriftelijk advies in van een archeologisch
deskundige.
13.2.2 Wijziging voor de verandering van een bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen
ter plaatse van de bestemming Waarde-Archeologie-2 en/of
Waarde-Archeologie-3 de vorm van de bouwvlakken veranderen,
indien de bebouwing ten behoeve van de voor dat bouwvlak geldende
bestemming zonder deze verandering niet of niet goed zou kunnen
worden gerealiseerd met inachtneming van de volgende
regels:
uit nader archeologisch
onderzoek is gebleken dat de verandering van het bouwvlak
geen afbreuk doet aan de bescherming of de veiligstelling van
de aanwezige archeologische waarden;
alvorens omtrent wijziging te
beslissen winnen burgemeester en wethouders hierover
schriftelijk advies in van een archeologisch
deskundige.
Artikel 14 Algemene procedureregels
14.1 Toepassen ontheffingsbevoegdheid en aanlegvergunningregeling
Bij toepassing van een
ontheffingsbevoegdheid of aanlegvergunningvereiste, die onderdeel
uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de
volgende procedure van toepassing:
het ontwerp-besluit tot het
verlenen van ontheffing of aanlegvergunning ligt gedurende 14
dagen ter inzage voor één ieder;
Burgemeester en Wethouders
maken de terinzagelegging tevoren op de gebruikelijke wijze
bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen,
die in de gemeente worden verspreid;
de bekendmaking houdt
mededeling van de bevoegdheid voor belanghebbenden tot het
schriftelijk indienen van zienswijzen bij Burgemeester en
Wethouders tegen het ontwerp-besluit gedurende de onder a
genoemde termijn;
burgemeester en wethouders
delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de
beslissing daaromtrent mede.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het
overgangsrecht als volgt:
een bouwwerk dat op het
tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden
krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag,
mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt
vergroot:
gedeeltelijk worden
vernieuwd of veranderd;
na het tenietgaan ten
gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt
gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is
tenietgegaan;
burgemeester en wethouders
kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder
lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als
bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
het onder lid a bepaalde is
niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op
het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn
gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van
dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het
overgangsrecht als volgt:
het gebruik van grond en
bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding
van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet;
het is verboden het met het
bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid
onder a, te veranderen of te laten veranderen in een
ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze
verandering de afwijking naar aard en omvang wordt
verkleind;
indien het gebruik, bedoeld in
dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding
van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt
onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten
of te laten hervatten;
dit lid onder a is niet
van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Ekris 78, Strubbelenburg 13 en Meent ong’.