direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Rozenstraat 64
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.Rozenstraat64-oh01

Toelichting

Hoofdstuk 1 INLEIDING

1.1 Aanleiding en doel

Initiatiefnemers hebben het verzoek ingediend om een vrijstaande woning te realiseren op het achtererf van de woning op de Munnikenweg 15, naast de woning op de Rozenstraat 62. Rozenstraat 64 is het toekomstige adres van de nieuwe woning op kadastraal perceel D 9864.

Het perceel heeft reeds de woonbestemming met een bouwvlak. Het geldende bestemmingsplan staat echter het toevoegen van een extra woning niet toe, waardoor het plan in strijd is met het geldende bestemmingsplan 'Woongebieden 2018'.

Door het herzien van het bestemmingsplan voor deze locatie kan medewerking aan het verzoek worden verleend.

 

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen in de wijk Noordwest in Veenendaal, in de buurt 'Hoorntje. De nieuwe woning is beoogd op het kadastrale perceel D 9864 in Veenendaal, ten zuiden van de woning op de Munnikenweg 15 en ten noorden van de woning op de Rozenstraat 62. Het betreft een braakliggend weilandje dat momenteel onderdeel uitmaakt van het achtererf van de Munnikenweg 15. De voorgevel van de nieuwe woning ligt in dezelfde rooilijn als de woningen op de Rozenstraat 60 en 62 en verder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.Rozenstraat64-oh01_0001.png"

Ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.Rozenstraat64-oh01_0002.png"

Luchtfoto plangebied noordgericht (2021)

1.3 Vigerend(e) plan(nen)

Op de locatie is het bestemmingsplan “Woongebieden 2018” van kracht. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming “Wonen” met bouwvlak en de bouwaanduiding 'twee-aaneen'. Het perceel ligt binnen de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop'.

Daarnaast zijn de bestemmingsplannen 'Correctieve Herziening Woongebieden 2018' en 'Parapluplan 2020' geldend voor dit perceel. In laatstgenoemd plan heeft deze locatie de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - Hoog'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.Rozenstraat64-oh01_0003.png"

Uitsnede plankaart bestemmingsplan 'Woongebieden 2018'

Volgens de geldende bestemming mag het aantal woningen niet worden vergroot ten opzichte van het bestaande aantal. Ook mogen er op deze locatie slechts aaneengebouwde woningen gebouwd worden. Nu het verzoek voorziet in een toename van het aantal woningen en in de bouw van een vrijstaande woning, is het plan in strijd met de hier geldende bestemming. Het bestemmingsplan kent geen van toepassing zijnde afwijkingsmogelijkheid. Ook de kruimelgevallenregeling kan hier niet worden toegepast. Om het plan mogelijk te maken moet daarom het bestemmingsplan partieel worden herzien op grond van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

Hoofdstuk 2 PLANBESCHRIJVING

2.1 Ruimtelijke structuur

Het plangebied is gelegen in de buurt 't 'Hoorntje in de wijk Noord-west. De directe omgeving bestaat uit woongebied met aan de noordzijde van de Munnikenweg een algemene begraafplaats.

Het plangebied maakt momenteel onderdeel uit van het achtererf van de woning op de Munnikenweg 15, maar is met het oog op de nieuwbouw reeds kadastraal gesplitst. Het nieuwe perceel ten behoeve van de nieuw te bouwen woning, D 9864, is 277 m² groot. Dit deel van het achtererf bestaat momenteel uit gras en twee oude schuurtjes van in totaal circa 23 m². Deze schuurtjes worden gesloopt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.Rozenstraat64-oh01_0004.png"

Schuine luchtfoto bestaande situatie (2021)

De nieuwe woning wordt gesitueerd in de bestaande bouwgrens uit het geldende bestemmingsplan, in dezelfde voorgevelrooilijn als die van de woningen op de Rozenstraat 60 en 62 en verder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.Rozenstraat64-oh01_0005.png"

Nieuwe situatie

2.2 Bouwplan

Het plan betreft de bouw van een vrijstaande woning. Hiervoor gelden over het algemeen dezelfde regels als voor de omliggende woonbebouwing zoals opgenomen in de '(Correctieve Herziening) Woongebieden 2018'. In afwijking daarvan geldt voor de nieuw te bouwen woning een lagere maximale goot- en bouwhoogte dan de standaard goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 10 meter. In dit geval bedraagt de maximale goothoogte 5 meter en de maximale bouwhoogte 6,5 meter (het ontwerpbestemmingsplan ging nog uit van respectievelijk 5,5 en 7,5 meter. Dit is naar aanleiding van zienswijzen aangepast). De bouwdiepte van het hoofdgebouw (de hoofdbouwmassa exclusief eventuele aan- en uitbouwen) bedraagt 10 meter. Ook dit is naar aanleiding van zienswijzen aangepast ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan, waarin een maximale diepte van 12 meter was opgenomen.

De regels over bijbehorende bouwwerken worden overgenomen van de regeling uit de geldende bestemmingsplannen.

Hieronder een visualisatie van het gewenste bouwplan waarvoor een positief principe-welstandsadvies is afgegeven. Aan dit beeld kunnen geen rechten worden ontleend. Een definitief besluit over de uitwerking en vormgeving van de woning wordt genomen op het moment dat een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend. Dit bestemmingsplan geeft, samen met de Welstandsnota, de kaders op basis waarvan die vergunning kan worden verleend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.Rozenstraat64-oh01_0006.png"

Impressie van aangepast bouwplan

2.3 Functionele structuur

Qua functie wijzigt het plangebied niet. Het betreft reeds woongebied met een woonbestemming. Binnen dit woongebied wordt een vrijstaande woning toegevoegd. Daarvoor is een geringe aanpassing van het openbaar gebied vereist. Om de nieuwe woning te kunnen ontsluiten dient een kleine groenstrook van circa 6 m² te worden omgevormd tot uitweg. Dit groenstrookje wordt iets noordelijker, naast Munnikenweg 15, gecompenseerd door de daar aanwezige groenstrook te verbreden.

2.4 Stedenbouw en welstand

Het perceel ligt in de buurt 't Hoorntje, met bebouwing dat is gebouwd tussen 1950 en 1970. In de wijk is een diversiteit aan woningtypen aanwezig, maar over het algemeen domineren rijtjeswoningen en twee-onder-een-kap woningen in twee bouwlagen met een langskap.

De voorgestelde woning wijkt qua type, vormgeving en materialisatie af ten opzichte van de woningen in de omgeving. In plaats van de rijtjes- of twee-onder-een-kap woningen betreft het een vrijstaande woning met een lagere goot- en nokhoogte en een eenvoudige opzet van het volume met afwijkende kleuren en materialen. Het pand heeft een dwarskap. De hoogte van goot- en nok zijn zodanig dat een functionele eerste verdieping mogelijk is. Goot en nok zijn duidelijk lager dan die van de hoofdgebouwen in de omgeving. De voorgevel van de woning bevindt zich in dezelfde rooilijn als de overige bebouwing aan de zijde van de Rozenstraat. Als uitzondering op de bestaande structuur heeft het voorgestelde gebouw een hedendaagse vormgeving.

De woning is te zien als een nieuw soort inbreiding die wellicht op meer plekken te verwachten is in Veenendaal: een kleinschalig project op een klein perceel midden tussen bestaande woningen. De wens om op dit soort locaties in te breiden is er in Veenendaal. Iedere keer zal gekeken worden of hier planologisch, stedenbouwkundig en architectonisch aan mee kan worden gewerkt. Stedenbouwkundig gezien is er op deze wijze een extra mogelijkheid om meer woningen te bouwen in Veenendaal, naast de uitbreidingswijk Veenendaal-Oost en grotere inbreidingslocaties. Met deze stedenbouwkundige 'speldenprikken' (archipunctuur) kan de stad worden verdicht, maar kan tegelijkertijd de ruimtelijke kwaliteit behouden blijven of versterkt worden.

Afwijkend van de standaardregels van het plan 'Woongebieden 2018' geldt voor deze vrijstaande woning een maximale diepte van 10 meter. Gelet op het lagere volume, de bouwdiepte en afstanden tot de zijdelingse grenzen (minimaal 2,5 meter) is het bouwplan hier stedenbouwkundig gezien acceptabel.

In de omgevingsvergunningfase wordt het definitieve ontwerp door de commissie voor ruimtelijke kwaliteit, MooiSticht, beoordeeld. In deze fase worden de details en het kleur- en materiaalgebruik beoordeeld.

Hoofdstuk 3 BELEIDSKADER

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de leefomgeving met ambities. In deze NOVI worden de nationale belangen in de fysieke leefomgeving en de daaruit voortkomende opgaven beschreven. Er worden vier prioriteiten voor Nederland geformuleerd:

1. ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;

2. duurzaam economisch groeipotentieel;

3. sterke en gezonde steden en regio's;

4. toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

 

Om beleidskeuzes op een heldere en voorspelbare manier te maken, hanteert de NOVI drie afwegingsprincipes, die helpen bij het prioriteren en afwegen van de verschillende belangen en opgaven;

1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies: in het verleden is scheiding van functies vaak te rigide gehanteerd. Er wordt weer gezocht naar maximale combinatiemogelijkheden tussen functies, gericht op een efficiënt en zorgvuldig gebruik van ruimte.

2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal: er moet altijd gekeken worden naar de context van het gebied. Keuzes in verschillende gebieden kunnen daarom verschillen.

3. Afwentelen wordt voorkomen: het is van belang dat onze leefomgeving zoveel mogelijk voorziet in mogelijkheden en behoeften van de huidige generatie van inwoners zonder dat dit ten koste gaat van toekomstige generaties.

Toetsing 

De voorliggende ontwikkeling voorziet in een duurzame en toekomstbestendige inrichting van het perceel achter Munnikenweg 15, waarbij aandacht is voor klimaatadaptatie en duurzaamheid. Het plan is in lijn met het gedachtegoed van de NOVI.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) bevestigt in juridische zin de kaderstellende uitspraken uit de NOVI en bevat nadere regels waar bestemmingsplannen aan moeten voldoen.

In het Barro zijn veertien onderwerpen met een bijzonder rijksbelang beschreven: Rijksvaarwegen; Project mainportontwikkeling Rotterdam; Kustfundament; Grote rivieren; Waddenzee en waddengebied; Defensie; Hoofdvaarwegen en landelijke spoorwegen; Elektriciteitsvoorziening; Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen; Natuurnetwerk Nederland; Primaire waterkeringen buiten het kustfundament; IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte); Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarden; en Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.

Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Ten aanzien van de begrenzing van het NNN is bepaald dat niet het Rijk, maar de provincies die grenzen (nader) bepalen.

Toetsing 

Het voorgenomen plan raakt geen van de nationale belangen en is niet in strijd met het bepaalde in het Barro.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Vanuit het Rijk wordt een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte bevorderd. Hiervoor is de Ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd en als procesvereiste opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het doel dat hiermee wordt beoogd is het stimuleren van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik en het bewerkstelligen van een goede ruimtelijke ordening, onder meer door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden, het bevorderen van vraaggerichte programmering en het voorkomen van overprogrammering. Met de Ladder wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke besluiten nagestreefd. Een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet daarom altijd worden afgewogen en gemotiveerd. Daarbij moet een beschrijving worden gegeven van de behoefte aan de betreffende ontwikkeling. Indien de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk wordt gemaakt, dient te worden gemotiveerd waarom de ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt voorzien.

Toetsing

Wat onder stedelijke ontwikkeling wordt verstaan is in het Bro opgenomen. Een stedelijke ontwikkeling is volgens het besluit ‘een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen’. Uit jurisprudentie1 blijkt dat een woningbouwplan dat voorziet in de realisatie van maximaal 11 woningen binnen een dorpskern niet hoeft te worden aangemerkt als woningbouwlocatie of een andere stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro.

Het plan omvat de realisatie van één woning en valt daarmee niet binnen de definitie van een stedelijke ontwikkeling. Een toets aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet vereist.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie provincie Utrecht

Op 10 maart 2021 hebben Provinciale Staten van Utrecht de Omgevingsvisie provincie Utrecht vastgesteld. In de Omgevingsvisie worden de integrale lange termijn ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving van de provincie Utrecht vastgelegd tot 2050.

De provincie Utrecht zet in op een gezonde en veilige leefomgeving, aan de hand van zeven samenhangende beleidsthema's:

  • 1. Stad en land gezond
  • 2. Klimaatbestendig & waterrobuust
  • 3. Duurzame energie
  • 4. Vitale steden & dorpen
  • 5. Duurzaam gezond & veilig bereikbaar
  • 6. Levend landschap erfgoed & cultuur
  • 7. Toekomstbestendige natuur & landbouw

De ambities en keuzes zijn gebiedsgericht samengevat per regio. De regio Foodvalley, waar Veenendaal onderdeel van is, ligt binnen de provincies Utrecht en Gelderland en bestaat uit acht gemeenten.

Voor deze regio wordt een verstedelijkingsstrategie gegeven als regionale uitwerking van het beleid. Daaruit blijkt dat de woningbehoefte in Foodvalley het aanbod overtreft en ook de prognoses laten een groei zien. In de periode 2019 tot 2040 moeten er binnen het Utrechtse gedeelte van Foodvalley 7.000 tot 8.000 woningen worden gebouwd om tegemoet te komen aan de geprognotiseerde woningbehoefte. Hiervan zijn 3.500 woningen opgenomen in de bestaande plancapaciteit. Er moet dus nog ruimte voor 3.500 tot 4.500 extra woningen worden gezocht. In de gemeente Veenendaal is er op de korte termijn voldoende plancapaciteit om het grootste gedeelte van haar woningbouwopgave te realiseren. Dit gebeurt in Veenendaal-Oost en in de nabijheid van station Veenendaal-Centrum. Na circa 2030 bereikt de gemeente Veenendaal letterlijk de grenzen van haar groei. Voor de langere termijn is het noodzakelijk om in de regio op zoek te gaan naar nieuwe locaties voor integrale ontwikkeling van wonen en werken, bij voorkeur rondom knooppunten.

Toetsing

Het bouwplan draagt (in zeer beperkte mate) bij aan de doelstellingen uit de Provinciale Omgevingsvisie.

3.2.2 Interim Omgevingsverordening provincie Utrecht

Op 10 maart 2021 hebben Provinciale Staten van Utrecht de Interim Omgevingsverordening provincie Utrecht vastgesteld. In de omgevingsverordening staan de regels die nodig zijn om het beleid uit de Omgevingsvisie uit te voeren. In de verordening zijn alle regels voor de leefomgeving van circa 20 verordeningen samengebracht naar één verordening.

Voor een bestemmings- of omgevingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen stedelijk gebied, geeft de verordening instructieregels voor onder meer woningbouw. Woningbouw dient te passen in het door gedeputeerde staten vastgestelde programma woningbouw en woningbouw mag niet leiden tot extra bodemdaling.

Een omgevingsplan waarin nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien waarborgt dat de nieuwe ontwikkelingen niet leiden tot een toename van de knelpunten in de bereikbaarheid en bij voorkeur een afname.

Tot slot bevat de omgevingsverordening specifieke instructieregels voor een Omgevingsplan betrekking heeft op een locatie binnen onder andere de Cultuurhistorische hoofdstructuur, Stiltegebied, Overstroombaar gebied, een boringsvrije zone, beschermd natuurgebied, of een geluidscontour van een provinciale weg.

Toetsing

Het bouwplan betreft binnenstedelijke woningbouw en leidt niet tot een toename in knelpunten in de bereikbaarheid. Het plan is niet in strijd met de doelen uit de provinciale omgevingsverordening.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regio FoodValley

De Regio FoodValley is een samenwerkingsverband tussen de gemeenten Wageningen, Ede, Rhenen, Veenendaal, Renswoude, Barneveld, Nijkerk en Scherpenzeel.

Het Regiobestuur Foodvalley heeft voor de periode 2015-2025 ingestemd over de verdeling van het aantal woningen. De prognose is dat circa 14.500 woningen verdeeld worden over de regiogemeenten in Regio FoodValley. Deze aantallen zijn gebaseerd op prognoses. Als de werkelijkheid verandert, wijzigen de prognoses en dus ook de aantallen. De verdeling is als volgt:

Ede 4.000

Barneveld 350

Nijkerk 2.000

Scherpenzeel 500

Wageningen 1.600

Renswoude 50

Rhenen 350

Veenendaal 2.500

Tabel 2: Prognose woningbouw Regiobestuur Foodvalley.

Regionaal is afgesproken de verdeling te baseren op de Gelderse prognose 2014. De Utrechtse gemeenten gaan uit van de afspraken die zijn vastgelegd in het Utrechtse beleid. Voor het monitoren van de woningbouwaantallen wordt samengewerkt met Stichting Vastgoedmonitor Regio FoodValley. Alle woningen die klaar zijn worden meegenomen in de woningmarktmonitor.

Toetsing

Het bouwplan betreft een concreet verzoek van een particulier om een woning te bouwen en hier zelf te gaan wonen. Het plan is niet in strijd met de afspraken die gelden binnen de regio FoodValley.

 

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Omgevingsvisie Veenendaal 2030

De raad van de gemeente Veenendaal heeft op 17 december 2020 de Omgevingsvisie Veenendaal 2030 vastgesteld. De Omgevingsvisie 2030 is een plan op hoofdlijnen dat alle strategische beleidsplannen vervangt die gaan over de fysieke leefomgeving, zoals het milieubeleidsplan, het gemeentelijk verkeers- en vervoersplan en de structuurvisie. De inhoud van de Strategische Visie 2040, die de gemeenteraad in 2017 vaststelde, is de basis geweest voor de omgevingsvisie.

De Omgevingsvisie zet in op een koerswijziging van kwantiteit naar kwaliteit: beter en slimmer inrichten van de leefomgeving met gebruik van innovatie, kennis en creativiteit. Bij ieder initiatief moeten afwegingen worden gemaakt. Voor Veenendaal staan hierbij de principes gezondheid, duurzaamheid en veiligheid voorop. Voor nieuwe ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving wordt in de Omgevingsvisie 2030 het volgende afwegingskader gegeven:

  • 1. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten een bijdrage leveren aan een Gezonde, Duurzame en Veilige leefomgeving. Elke nieuwe ontwikkeling is een kans om hier aan bij te dragen. Zo zal ook de gewenste groei van Veenendaal moeten bijdragen aan deze doelen.
  • 2. We kiezen voor meervoudig boven enkelvoudig ruimtegebruik, zodat de beperkte ruimte optimaal wordt benut.
  • 3. We voorkomen dat negatieve gevolgen van ontwikkelingen afgewenteld worden op de omgeving. We beoordelen ruimtelijke ontwikkelingen integraal en in relatie tot de omgeving.

Daarnaast bevat de Omgevingsvisie 2030 specifieke opgaven en doelstellingen voor de thema's Gezond duurzaam en veilig, Bouwen en wonen, Groen natuur en water, Mobiliteit, Economie, Milieu, en er worden aanvullende opgaven en doelstellingen voor het centrum gegeven.

Toetsing

Het plan aan de Rozenstraat voorziet in een optimale benutting van de ruimte, rekening houdend met de omgeving. Op het gebied van duurzaamheid (klimaatadaptatie en energiezuinigheid) worden extra eisen gesteld die middels een exploitatieovereenkomst worden geborgd. Het plan is in lijn met de Omgevingsvisie.

3.4.2 Groenbeleid

Groenstrucuurplan

Het doel van het groenstructuurplan is als volgt te formuleren:

  • 1. De samenhang van het groen met de landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische patronen versterken;
  • 2. met het groen de herkenbaarheid en identiteit van de openbare ruimte vergroten;
  • 3. de gewenste groenstructuur formuleren en realiseren volgens de opgestelde visie;
  • 4. groen bij nieuwe ontwikkelingen als bouwsteen en leidend principe gebruiken;
  • 5. accenten in het groen aanbrengen overeenkomstig de plaats en het niveau.

Er wordt een onderscheid gemaakt naar groen op twee niveaus: de hoofdgroenstructuur en het groen binnen wijken. Ten aanzien van de hoofdgroenstructuur is het doel de identiteit en de kwaliteit van de afzonderlijke elementen te vergoten, waarbij de aanwezige of gewenste samenhang (structuur) tussen de verschillende elementen en patronen als kader geldt. De hoofdgroenstructuur bestaat uit de volgende onderdelen: de Grift, de oude linten, pleinen, parken, begraafplaatsen en sportparken, de binnenring, de Rondweg, 't Goeie Spoor / Industrielaan / Wageningselaan, de snelweg A12, de spoorlijnen en de entrees.

Spelregels groencompensatie

Groencompensatie vormt een onderdeel van het totale groenbeleid en heeft als doel dat bij nieuwe ontwikkelingen zorgvuldig wordt omgegaan met bestaande groene structuren. Doordat er praktisch toepasbare spelregels voor groencompensatie zijn vastgesteld, kunnen de gevolgen voor het groen bij nieuwe ontwikkelingen overzichtelijk worden gehouden. Hieronder volgt een opsomming van de uitgangspunten voor groencompensatie:

  • Groencompensatie is een onderwerp dat met name voor het stedelijk gebied van belang is. Voor het buitengebied bestaan diverse regeling die behoud en versterking van groen als doel hebben en daarmee garanderen (Rode en groene contour in provinciaal Structuurplan, Landschapsontwikkelingsplan, bestemmingsplan Buitengebied etc.);
  • Groencompensatie is maatwerk;
  • Niet alleen denken in m2 (kwantiteit), maar ook type, volume, kwaliteit en vervangingswaarde van groen meenemen in de beoordeling;
  • Behoud van belangrijke groenstructuren en karakteristieken per wijk of buurt. In het groenstructuurplan is de hoofdgroenstructuur voor Veenendaal als geheel opgenomen. Naast deze hoofdstructuur moet ook ingezoomd worden op het groen op wijk- of buurtniveau. In sommige wijken is de groenstructuur gekoppeld aan de stedenbouwkundige opzet. Het gaat erom deze karakteristieken te behouden of te versterken, ook bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Voorbeelden zijn brede grasbermen, bermen met hagen of bodembedekkers, bomen in een straat, etc.
  • Recht doen aan verschillende functies van groen in een wijk of buurt. Hierbij gaat het om aspecten als bereikbaarheid, gebruikswaarde (bijv. speelplek), visuele en ruimtelijke beleving, cultuurhistorische en architectonische kwaliteit en ecologische waarden. Ook de waarde voor milieu aspecten en het onderhoudsniveau en vitaliteit spelen hierbij een rol.

Toetsing

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van de hoofdgroenstructuur en is niet in strijd met het Groenstructuurplan. Voor de aanleg van de uitweg ten behoeve van de nieuwe woning verdwijnt een klein strookje groen van ca 6 m². Dit wordt gecompenseerd door het groen op de hoek Rozenstraat /Munnikenweg uit te breiden met eenzelfde oppervlakte kwalitatief groen. Het plan is daardoor in overeenstemming met de spelregels voor groencompensatie.

3.4.3 Duurzaamheidsbeleid

De wettelijke eisen voor energiezuinigheid van het Bouwbesluit hebben betrekking op thermische isolatie, de energieprestatie (EPC) en milieuprestatie (MPG). Aanvullend heeft de gemeente Veenendaal beleid opgesteld voor duurzaamheid in het programmaplan "Energieneutraal Veenendaal 2050" (30 maart 2017). De gemeente geeft uitwerking aan de volgende ambities en doelstellingen:

  • Veenendaal is energieneutraal in 2035: streven naar energie neutrale woningen en wijken. Het streven is naar energieneutraliteit (EPC=0 of beter: Nul Op de Meter). Deze woningen moeten energieneutraal zijn en niet afhankelijk van gas.
  • Veenendaal is energieneutraal in 2035: stimuleren schonere voertuigen. Voor de inrichting van de openbare ruimte moet rekening gehouden worden dat bewoners een elektrische auto hebben en willen opladen.
  • Veenendaal is voorbereid op klimaatverandering: ontwikkelingen worden minimaal waterneutraal uitgevoerd, groen wordt strategisch ingezet voor hemelwaterafvoer en koeling in de stad.

De gemeente vindt het daarbij belangrijk dat bij nieuwe ontwikkelingen de volgende onderwerpen aan de orde komen bij het thema duurzaam bouwen:

  • Toepassen van een prestatie-instrument voor duurzaam bouwen;
  • Mogelijkheden om het dak te benutten voor warmte-opslag, waterberging, het bufferen van fijnstof of energiewinning;
  • Natuurvriendelijke maatregelen aan of rond het gebouw;
  • Geen koper, lood of zink gebruiken voor de hemelwaterafvoer;
  • Toepassen van duurzaam hout;
  • Energiezuinige terrein- en gebouwverlichting.

Toetsing

Het bouwplan wordt gasloos en bijna energieneutraal gerealiseerd. Op eigen terrein wordt voorzien in waterberging van ten minste 2 m³. Initiatiefnemer onderzoekt de mogelijkheden om nadere maatregelen te treffen in het kader van duurzaamheid en energiezuinigheid.

3.4.4 Welstandsnota 2017

Het welstandsbeleid van de gemeente Veenendaal is opgesteld vanuit de overtuiging dat het belang van een aantrekkelijke gebouwde omgeving behartigd dient te worden. Door het ontwikkelen van beleidsregels voor de welstandsadvisering zet de gemeente haar visie op het ruimtelijk kwaliteitsbeleid en de rol van de welstandszorg daarin uiteen.

De Welstandsnota 2017 vormt het toetsingskader voor alle aanvragen omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen'.

In het kader van deze welstandsnota is vooral de relatie tussen bestemmingsplan en welstandscriteria van belang. Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken voor zover dat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening. Datgene dat door het  bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, kan niet door welstandscriteria worden tegengehouden.

De architectonische vormgeving van bouwwerken valt buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en wordt exclusief door de welstandsnota geregeld. Welstandscriteria kunnen waar nodig de ruimte die het bestemmingsplan biedt dus invullen ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit. Het welstandsadvies kan zich dan richten op de gekozen invulling binnen het bestemmingsplan. In een situatie waarin een bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan, maar het bestemmingsplan eveneens ruimte biedt voor alternatieven, kan een negatief welstandsadvies worden gegeven als de gekozen stedenbouwkundige of architectonische oplossing te sterk afbreuk doet aan de ruimtelijke beleving van het betreffende gebied. Uiteraard moet in zo'n geval de welstandsnota daartoe de argumentatie leveren.

Toetsing

De adviescommissie voor ruimtelijke kwaliteit, MooiSticht, heeft reeds een positief advies uitgebracht op de uitgangspunten van het concept-plan. De uiteindelijke aanvraag omgevingsvergunning zal ter advisering aan MooiSticht worden voorgelegd en alleen bij een definitief positief advies wordt medewerking aan de aanvraag verleend. Het (concept)bouwplan is niet in strijd met de Welstandsnota.

Hoofdstuk 4 JURIDISCHE PLANOPZET

4.1 Inleiding

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding/ plankaart en regels en is voorzien van een toelichting.

Verbeelding

De verbeelding is gerelateerd aan de regels (en vice versa) en heeft tevens de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen.
Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien, en voor zover, deze in de regels daaraan wordt gegeven. Verder kunnen er binnen een bestemming verklaringen zijn aangegeven. Deze hebben juridisch gezien geen enkele betekenis en zijn uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid van de kaart (bijvoorbeeld topografische gegevens).
De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers en overheid bindende deel van het bestemmingsplan.

Regels

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van gronden of bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in meerdere hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse bepalingen artikelsgewijs worden besproken.

Toelichting

De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels. Door de grote flexibiliteit, of beter vrijheid in de regels, kan de rechtszekerheid van belanghebbenden in het gedrang komen. In de toelichting dienen derhalve duidelijk de beleidsintenties te worden aangegeven met betrekking tot toekomstig grondgebruik. De toelichting heeft echter geen rechtstreeks voor burgers bindende werking.

De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012 en de Wabo. Daarnaast is zoveel mogelijk aangesloten bij het bestemmingsplan 'Woongebieden’, alsmede de plannen 'Correctieve Herziening Woongebieden 2018' en het ‘Parapluplan 2020’.

4.2 De indeling van de planregels

De indeling van de planregels is als volgt:

4.2.1 Inleidende regels (hoofdstuk 1)

Dit hoofdstuk bevat alle bepalingen die nodig zijn om de overige planregels goed te

kunnen hanteren:

  • begrippen: bevat in het plan gebruikte begrippen die uitleg behoeven;
  • wijze van meten: bevat technische regelingen met betrekking tot het bepalen van oppervlaktes, percentages, hoogtes, dieptes, breedtes en dergelijke. Hieronder valt tevens de wijze van peilbepaling.
4.2.2 Bestemmingsregels (hoofdstuk 2)

Bestemmingsomschrijving

Bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend.

Bouwregels 

In de bouwregels worden voor alle hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de van toepassing zijnde bouwregels gesteld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding.

Afwijken van de bouwregels

In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan burgemeester en wethouders ten aanzien van bepaalde bouwregels.

Specifieke gebruiksregels

In dit onderdeel kan worden aangegeven welke vormen van gebruik men in ieder geval strijdig acht met de bestemming. Het is niet de bedoeling alle mogelijke strijdig gebruiksvormen te noemen, maar alleen die vormen van gebruik waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de bestemmingsomschrijving.

Afwijken van de gebruiksregels

In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde gebruiksregels.

4.2.3 Algemene regels (hoofdstuk 3)

Hoofdstuk 3 bestaat achtereenvolgens uit de volgende artikelen:

  • Anti-dubbeltelregel;
  • Algemene bouwregels;
  • Algemene gebruiksregels;
  • Algemene aanduidingsregels;
  • Algemene afwijkingsregels;
  • Algemene wijzigingsregels;
  • Overige regels.
4.2.4 Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4)

In hoofdstuk 4 van de regels is het overgangrecht geformuleerd. De formulering is conform de tekst als in het Bro omschreven. Zonder vergunning opgerichte, dus illegale, bouwwerken vallen niet onder het overgangsrecht. Indien de bouwwerken door wetgeving inmiddels vergunningvrij kunnen worden opgericht, worden deze niet als illegaal beschouwd.

In de slotregel wordt genoemd hoe het plan kan worden aangehaald.

4.3 Bestemmingen

In deze paragraaf zijn de feitelijk in het plan voorkomende bestemmingen beschreven. Per bestemming is kort toegelicht welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden.

Groen 

Gebruiksmogelijkheden

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, watervoorzieningen, voetpaden, beeldende kunst, en speelvoorzieningen. Fietspaden en parkeerplaatsen vallen onder de bestemming Verkeer en vallen niet onder de bestemming Groen. Dit type groen bevat bos, perken, water, plantsoenen, en overige groenvoorzieningen. Speelvoorzieningen, hondenuitlaatvoorzieningen, en beeldende kunst worden ook mogelijk geacht binnen de bestemming.

Bij additionele voorzieningen kan worden gedacht aan plantenbakken, fonteinen, bankjes, prullenbakken, verlichting.

Bouwmogelijkheden

Op de gronden mogen in principe alleen gebouwen van algemeen nut en overige bouwwerken gebouwd worden. Uitsluitend ter plaatse van een bouwvlak mogen gebouwen, niet zijnde de gebouwen van algemeen nut, met een maximum bouwhoogte van 5 meter gebouwd worden. Afwijken ten behoeve van wegreconstructies Voor het gebruiken van gronden voor niet-ingrijpende herinrichting van het openbaar gebied zoals voor wegreconstructies is het mogelijk om binnen de groenbestemming flexibiliteit toe te staan.Het kan bijvoorbeeld gaan om het toevoegen van een aantal parkeerplaatsen in een groenstrook, het verleggen van trottoirs of het aanbrengen van groenvoorzieningen. Op deze manier wordt de groenbestemming beschermd, maar is er voor het college een mogelijkheid om wegreconstructies doorgang te laten vinden. Een voorwaarde hiervoor is groencompensatie.

Verkeer 

Gebruiksmogelijkheden

De gronden met de bestemming 'Verkeer' zijn primair bestemd voor wegen. Daarnaast zijn deze gronden bestemd voor de aanleg en instandhouding van kunstwerken, auto- en fietsparkeervoorzieningen, water, verhardingen, doeleinden van algemeen nut, en infrastructuur ter ondersteuning of ten behoeve van het wegverkeer.

Bouwmogelijkheden

Op deze gronden zijn uitsluitend overige bouwwerken (bouwwerken, geen gebouwen zijnde) toegestaan. Deze mogen maximaal 6 meter hoog zijn.

Bij additionele voorzieningen moet worden gedacht aan: bankjes, prullenbakken, pleinen, kliko-opstelplaats.

Wonen 

Het betreffende plangebied heeft reeds de bestemming 'Wonen' en behoudt deze in dit nieuwe bestemmingsplan. De regels wijzigen minimaal ten opzichte van de geldende plannen.

Gebruiksmogelijkheden

Op de gronden met de bestemming 'Wonen' mag natuurlijk gewoond worden. Daarnaast is het direct toegestaan om beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteiten uit te oefenen in hoofd- of bijgebouw tot een maximum van 45 m². Dit gebruik is echter wel aan voorwaarden onderhevig, de voorwaarden worden in specifieke gebruiksregels binnen de bestemming opgenomen. Bij additionele voorzieningen kan worden gedacht aan parkeerplaatsen, tuinen, vijvers, garages, carports, erven etc.

Bouwmogelijkheden

Er wordt een aanduiding 'vrijstaand' waarmee wordt geregeld dat uitsluitend een vrijstaande woning mag worden gebouwd. Ook wordt een maatvoeringsaanduiding opgenomen met betrekkig tot de maximale goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw.

Het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak gebouwd worden. Alleen een erker of luifel of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mag buiten dit bouwvlak gebouwd worden.

Er is een regeling opgenomen voor bijbehorende bouwwerken, waarin de maximum oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is gerelateerd aan de grootte van het bouwperceel. Daarnaast is er een regeling opgenomen voor aanbouwen aan de zijgevel van hoofdgebouwen en gelden er regels voor wat betreft de hoogte van bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde.

Waarde - Archeologie - Hoog (dubbelbestemming)

Gebruiksmogelijkheden

Deze bestemming geldt hier ter bescherming van en onderzoek naar de in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden.

Er is een rangorderegeling vastgelegd als strijd ontstaat met andere bestemmingen. De archeologische bestemming heeft in dat geval voorang.

Bouwmogelijkheden

Bebouwing is in principe uitgesloten. In de twee genoemde uitzonderingsgevallen mag toch gebouwd worden.

Het college is bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, de fundering en de afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde

Afwijkingsbevoegdheid

Er worden mogelijkheden gegeven voor het college om af te wijken van de bouwregels, mits er een archeologisch rapport wordt overgelegd en aan de in dit artikel genoemde voorwaarden wordt voldaan.

Omgevingsvergunning uitvoeren werk

Voor bepaalde werkzaamheden in de grond is een aanlegvergunning vereist. In dit artikel is genoemd onder welke voorwaarden vergunning hiervoor kan worden verleend.

Vrijwaringszone - molenbiotoop (gebiedsaanduiding)

Gebruiksmogelijkheden

De gronden gelegen binnen de op de verbeelding aangegeven 'molenbiotoop', zijn primair bestemd voor de aanleg, instandhouding en herstel van molen. Indien strijd ontstaat tussen het belang van molenbiotoop en de overige bestemmingen, prevaleert de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop''.

Bouwmogelijkheden

Om voor de molen vrije windvang te garanderen en het zicht op de molen veilig te stellen gelden maximale hoogtematen.

Burgemeester en wethouders kunnen onder bepaalde voorwaarden afwijken via omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen (o.a. dat de vrije windvang of het zicht ter plaatse reeds beperkt is). Daarbij is er een omgevingsvergunningsvereiste opgenomen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Overgangsrecht

In hoofdstuk 4 is het overgangrecht geformuleerd. De formulering is conform de tekst als in het Bro omschreven. Zonder vergunning opgerichte, dus illegale, bouwwerken vallen niet onder het overgangsrecht. Indien de bouwwerken door wetgeving inmiddels vergunningvrij kunnen worden opgericht, worden deze niet als illegaal beschouwd.

Hoofdstuk 5 FINANCIEEL-ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID

Artikel 6.12 van de wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat een gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop de bouw van één of meer woningen is voorgenomen. De gemeenteraad hoeft geen exploitatieplan vast te stellen als het kostenverhaal van de grondexploitatie over de in het plan begrepen grond op een andere manier verzekerd is. Het aangaan van een exploitatie- en planschadeovereenkomst voorziet in deze 'anderszins' verzekering. Om de financiële haalbaarheid van het plan te garanderen en te voldoen aan de wettelijke plicht ex artikel 6.12 Wro, is met de initiatiefnemer een exploitatieovereenkomst aangegaan. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over de ontwikkeling van het plangebied en de te ontvangen of te betalen exploitatiebijdrage. Uit de overeenkomst blijkt dat het verhaal van de kosten zullen worden gedragen door de initiatiefnemer. Zodoende is de economische uitvoerbaarheid niet in het geding.

Hoofdstuk 6 MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID

6.1 Vooroverleg

In het kader van vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit omgevingsrecht wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende de inzagetermijn toegezonden aan de provincie Utrecht en het Waterschap Vallei en Veluwe. Het plan raakt geen belangen van het Rijk of andere gemeenten.

6.2 Burgerparticipatie

Het gemeentelijke beleid is er op gericht om in de voorbereiding op de bestemmingsplanprocedure een participatietraject te volgen. Particpatie is er in vele vormen, van informatieverstrekking tot het meebeslissen bij een bouwplan. In dit geval betreft het een particulier initiatief en is er op voorhand minder ruimte voor participatie dan bij een gemeentelijk plan. Met de burgerparticipatie wordt eenieder in de gelegenheid gesteld om kennis te nemen van het plan en te reageren op de inhoud. Dit traject vervangt de ter inzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan.

Mogelijk belanghebbenden zijn in het voortraject uitgenodigd voor een bewonersbijeenkomst op 24 maart 2021. In verband met de toen geldende coronamaatregelen was dit een digitale meeting. Het plan is toegelicht door initiatiefnemers en men kreeg gelegenheid opmerkingen te plaatsen en vragen te stellen. De vragen hadden met name betrekking op het uiterlijk (ontwerp, kleuren en materialen) van de woning.

Vóór terinzagelegging van dit plan zijn de direct omwonenden persoonlijk door initiatiefnemer op de hoogte gebracht van de stand van zaken en het meest actuele plan. Daarbij is aangegeven dat men een zienswijze kon indienen.

Op 3 februari 2022 is het ontwerpbestemmingsplan gepubliceerd in het digitale Gemeenteblad. Vervolgens heeft het plan gedurende zes weken, tot en met 16 maart, ter inzage gelegen in het gemeentehuis en op www.ruimtelijkeplannen.nl. Binnen deze termijn zijn er zeven zienswijzen ingediend.

Naar aanleiding daarvan is opnieuw een bewonersbijeenkomst georganiseerd op 12 april 2022, ditmaal fysiek. Tijdens deze avond was er voldoende gelegenheid voor de aanwezigen om hun bezwaren kenbaar te maken. Met deze input hebben initiatiefnemers hun bouwplan enigszins aangepast. Dit plan is op 2 mei 2022 besproken met enkele direct omwonenden. Ook zijn tijdens deze avond onderlinge afspraken gemaakt over een groene erfafscheiding. Dankzij deze particpatie is gekomen tot een haalbaar en voor de meeste omwonenden aanvaardbaar plan.

6.3 Terinzagelegging ontwerp

Op 3 februari 2022 is het ontwerpbestemmingsplan gepubliceerd in het digitale Gemeenteblad. Vervolgens heeft het plan gedurende zes weken, tot en met 16 maart, ter inzage gelegen in het gemeentehuis en op www.ruimtelijkeplannen.nl. Binnen deze termijn zijn er zeven zienswijzen ingediend. In bijgevoegde 'Commentaarnota zienswijzen bestemmingsplan Rozenstraat 64' zijn de zienswijzen samengevat en voorzien van een reactie. Deze commentaarnota vormt een nadere onderbouwing op het bestemmingsplan.