direct naar inhoud van 5.4 Natuur
Plan: Gelders Benedeneind - Veenderij-zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.BPVeenderijzuid-vg01

5.4 Natuur

Nederland heeft sinds 1998 een nieuwe Natuurbeschermingswet, die zich alleen richt op de bescherming van gebieden. De verplichtingen die voortkomen uit Europese regelgeving ten aanzien van de bescherming van soorten zijn opgenomen in de Flora- en faunawet.

5.4.1 Natuurbeschermingswet

De gebieden die door de wet worden beschermd zijn de Habitat- en Vogelrichtlijngebieden, aangevuld met de vroegere Beschermde en Staatsnatuurmonumenten. Het voorliggende plangebied valt hier niet onder. Wel ligt “Veenderij” in de buurt van de natuurgebieden De Hel en Blauwe Hel.

Om de invloed van de ontwikkeling van Veenendaal-oost op de natuurgebieden in beeld te krijgen, is een onderzoek3 uitgevoerd. Geconcludeerd wordt dat er geen negatieve effecten op de kwel in de natuurgebieden te verwachten is als gevolg van de ontwikkeling van Veenendaal-oost.

Bij brief van 14 februari 2011 heeft de provincie Utrecht aangegeven4 dat een vergunningaanvraag op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet niet nodig is omdat er geen negatieve gevolgen zijn voor de natuurgebieden.

5.4.2 Flora- en faunawet

Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden (algemene verbodsbepalingen, artikelen 8 t/m 12). Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren (zorgplicht, artikel 2). Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De Flora- en faunawet heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van LNV (artikel 75, lid 3).

Bij ruimtelijke plannen met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren is het verplicht om vooraf te toetsen of deze kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dat het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, of de gevolgen voor beschermde soorten te verminderen. Onder bepaalde voorwaarden geldt een vrijstelling of is het mogelijk van de minister van LNV ontheffing van de algemene verbodsbepalingen te krijgen voor activiteiten op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Ten aanzien van de criteria die voor vrijstellingen en ontheffingen gelden, kunnen drie groepen soorten worden onderscheiden. Deze groepen sluiten aan bij de indeling in tabellen van de AMvB Flora- en faunawet.

Groep 1: Algemene soorten waarvoor een vrijstelling geldt (Tabel 1 AMvB)
Voor algemeen voorkomende soorten geldt een algemene vrijstelling van de verboden 8 tot en met 12. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Wel blijft ook voor deze soorten de zorgplicht van kracht.

Groep 2: Overige soorten waarvoor een vrijstelling geldt wanneer volgens een gedragscode gewerkt wordt (Tabel 2 AmvB; vogels)
Voor een aantal soorten geldt een vrijstelling mits volgens een door het ministerie goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt. Wanneer een dergelijke gedragscode (nog) niet beschikbaar is, kan een ontheffing worden aangevraagd. Deze kan worden verleend indien de beoogde ruimtelijke ingreep geen afbreuk doet aan de gunstige staat van instandhouding van de soort(en). Eventueel moeten hiertoe mitigerende en compenserende maatregelen genomen worden. Voor vogels geldt echter een uitgebreide toets voor een ontheffing (zie onder groep 3).

Groep 3: Habitatrichtlijn bijlage IV-soorten en in AMvB aanvullend aangewezen soorten (streng beschermde soorten) (Tabel 3 AMvB)
Voor soorten genoemd in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en voor de door het ministerie van LNV per algemene maatregel van bestuur nog aanvullend aangewezen soorten geldt een zwaar beschermingsregime. Voor deze soorten geldt geen vrijstelling voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting.

Een ontheffing kan alleen worden verleend wanneer er:

  • geen andere bevredigende oplossing bestaat;
  • sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu gunstige effecten;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Op 16 augustus 2007 is door de Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de Flora- en faunawet ontheffing verleend voor de gewone dwergvleermuis en de steenuil, alsmede de bittervoorn. De ontheffing is uitgebreid op 22 januari 2008. Onder deze ontheffing vallen de grote en de kleine modderkruiper.

Aan deze ontheffingen liggen de volgende uitgevoerde onderzoeken ten grondslag:

  • Onderbouwing ontheffingsaanvraag Flora- en faunawet Ruimtelijke ontwikkeling Veenendaal-oost;
  • Aanvullend veldonderzoek, ontheffingsaanvraag Veenendaal-oost;
  • Bouwrijp maken woningbouwlocatie Veenendaal-oost, aanvulling bestaande ontheffing Flora- en faunawet.

De ontheffing geldt voor het plangebied en loopt af in augustus 2012. De eerste werkzaamheden voor “Veenderij” staan in dit jaar gepland. Daarom heeft het ontwikkelingsbedrijf een update laten maken van het eerder opgestelde natuurwaardenonderzoek5. Deze update heeft tot doel vast te stellen of de soorten en het gebruik van het plangebied overeenkomen met de resultaten uit 2007. In vergelijking met het onderzoek uit 2007 zijn qua soorten en aantallen geen grote afwijkingen geconstateerd.

Vissen
De volgende vissoorten zijn gevangen: snoek, blankvoorn, ruisvoorn, riviergondel, bittervoorn, kleine modderkruiper, bermpje, driedoornige stekelbaars, tiendoornige stekelbaars en baars. Opnieuw is de grote modderkruiper niet aangetroffen, maar zijn er wel watergangen met geschikte omstandigheden voor deze soort gevonden.

Vleermuizen
In het plangebied (“Veenderij”) zijn de volgende vleermuissoorten aangetroffen: gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger en de watervleermuis. Het gebied wordt voornamelijk als foerageergebied gebruikt; voornamelijk bij laanstructuren, bosschages en boven watergangen.

De gebouwen aan het Gelders Benedeneind en de Meentdijk blijven behouden en zijn derhalve niet onderzocht. De resultaten komen overeen met het onderzoek uit 2007. Er is geen aanleiding de effectbeoordeling opnieuw uit te voeren.

Op basis van deze update is een ontheffingsprocedure gestart.