direct naar inhoud van 4.9 Groen, natuur en landschap
Plan: Nieuweweg Noord 273
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.BPNieuwewegn273-vg01

4.9 Groen, natuur en landschap

4.9.1 Flora & Faunawet

Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden (algemene verbodsbepalingen, artikelen 8 t/m 12). Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren (zorgplicht, artikel 2). Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De Flora- en faunawet heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen.

Bij ruimtelijke plannen met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren is het verplicht om vooraf te toetsen of deze kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dat het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, of de gevolgen voor beschermde soorten te verminderen. Onder bepaalde voorwaarden geldt een vrijstelling of is het mogelijk van de minister van LNV ontheffing van de algemene verbodsbepalingen te krijgen voor activiteiten op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Ten aanzien van de criteria die voor vrijstellingen en ontheffingen gelden, kunnen drie groepen soorten worden onderscheiden. Deze groepen sluiten aan bij de indeling in tabellen van de AMvB Flora- en faunawet.

  • A.
    Groep 1: Algemene soorten waarvoor een vrijstelling geldt (Tabel 1 AMvB) Voor algemeen voorkomende soorten geldt een algemene vrijstelling van de verboden 8 tot en met 12. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Wel blijft ook voor deze soorten de zorgplicht van kracht.

  • Groep 2: Overige soorten waarvoor een vrijstelling geldt wanneer volgens een gedragscode gewerkt wordt (Tabel 2 AmvB; vogels) Voor een aantal soorten geldt een vrijstelling mits volgens een door het ministerie goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt. Wanneer een dergelijke gedragscode (nog) niet beschikbaar is, kan een ontheffing worden aangevraagd. Deze kan worden verleend indien de beoogde ruimtelijke ingreep geen afbreuk doet aan de gunstige staat van instandhouding van de soort(en). Eventueel moeten hiertoe mitigerende en compenserende maatregelen genomen worden. Voor vogels geldt echter een uitgebreide toets voor een ontheffing (zie onder groep 3).

  • Groep 3: Habitatrichtlijn bijlage IV-soorten en in AMvB aanvullend aangewezen soorten (streng beschermde soorten) (Tabel 3 AMvB). Voor soorten genoemd in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en voor de door het ministerie van LNV per algemene maatregel van bestuur nog aanvullend aangewezen soorten geldt een zwaar beschermingsregime. Voor deze soorten geldt geen vrijstelling voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Een ontheffing kan alleen worden verleend wanneer er:
  • geen andere bevredigende oplossing bestaat;
  • sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu gunstige effecten;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

4.9.2 Quick scan Flora & Fauna

Omdat in het plangebied en/of in de directe omgeving mogelijk beschermde soorten voorkomen is een quick scan Flora en Fauna uitgevoerd om de consequenties met betrekking tot beschermde natuurwaarden in kaart te brengen

De Groene Ruimte heeft een zogenaamde quick scan Flora en Fauna in en rond het plangebied uitgevoerd en hiervan een rapport opgesteld. Een quick scan betreft een beoordeling van de aanwezige natuurwaarden in en rond het plangebied. Bronnenonderzoek, een terreinbezoek en ecologische kennis vormen de basis van de beoordeling.

4.9.2.1 Conclusies

De Groene Grens komt in de quickscan tot de volgende conclusies:

Zoogdieren

  • Er zijn vier vaste verblijfplaatsen van Gewone dwergvleermuis vastgesteld in het plangebied. Er zijn één vaste verblijfplaats van Laatvlieger en één vaste verblijfplaats van Ruige dwergvleermuis vastgesteld in het woonhuis. Vaste verblijfplaatsen zijn wettelijk beschermd middels de Flora- en faunawet en mogen door de ingreep niet verstoord worden. Door de geplande ingreep worden één zomerverblijfplaats en één paarverblijfplaats van Gewone dwergvleermuis verstoord. De andere verblijfplaatsen blijven behouden.
  • Waarschijnlijk heeft Rosse vleermuis een kolonieverblijfplaats ten zuiden van het plangebied. Rosse vleermuis gebruikt de bomen in het westen van het plangebied als essentieel onderdeel van de vliegroute. De functionaliteit van deze bomen mag niet worden aangetast.
  • Gewone grootoorvleermuis en (waarschijnlijk) Watervleermuis hebben mogelijk een vliegroute langs de bomenrij langs het spoor, ten noorden van het plangebied. De vliegroute zal door de ingreep, gezien de locatie, niet worden verstoord.
  • Er is een Egel aangetroffen in het plangebied. Waarschijnlijk komen meer Egels voor.
  • Ten westen van het plangebied zijn vier Reeën waargenomen. De dieren gebruiken hetnoordelijke deel van het plangebied mogelijk als foerageergebied.

Vogels

  • In het plangebied zijn twee jaarrond beschermde verblijfplaatsen van Kerkuil aangetroffen;
  • en vaste verblijfplaats van een individu en een nest in de nestkast in gebouw 9a. In de nestkast is een broedgeval succesvol afgerond. Nesten van Kerkuil zijn wettelijk beschermd middels de Flora- en faunawet en mogen door de ingreep niet worden verstoord.
  • Er broedt nog één paartje Boerenzwaluw in het plangebied, in schuur 9a. Gezien hetgeringe aantal aanwezige dieren, is het plangebied momenteel niet (meer) van groot ecologisch belang voor Boerenzwaluw.Gedurende het nader onderzoek zijn geen andere broedgevallen aangetroffen dan hierboven genoemd. Er kunnen wel broedgevallen voorkomen in de singel in het oosten van het plangebied. Broodgevallen mogen niet worden verstoord.

Flora

  • Er zijn geen beschermde planten aangetroffen in het plangebied. In de directe omgeving van het plangebied zijn wel veel beschermde soorten aanwezig, met name in 'Het Meeuwenkampje'.
  • Ten noordoosten van het plangebied zijn twee Koningsvarens aangetroffen. Ondanks dat deze buiten het plangebied liggen, bevinden deze planten zich mogelijk binnen de invloeds-sfeer van de ingreep.
  • In het noorden van het plangebied liggen enkele zwerfkeien die er mogelijk al sinds de laatste ijstijd liggen. Deze keien zijn landschappelijk waardevol.

4.9.2.2 Adviezen
  • Er zijn mitigerende maatregelen en/of vaste voorzieningen voor Gewone dwergvleermuis en Kerkuil noodzakelijk tijdens de werkzaamheden en in de nieuwe situatie. Indien de bomen in het westen van het plangebied worden gekapt, moeten er ook maatregelen worden getroffen voor Rosse vleermuis.
  • Ondanks dat het plangebied momenteel geen groot ecologisch belang (meer) heeft voor Boerenzwaluw, wordt geadviseerd om in de nieuwe situatie wel voorzieningen aan te leggen voor Boerenzwaluw, zodat het plangebied op de lange termijn een functie kan blijven vervullen voor de Boerenzwaluw.
  • Er zijn geen maatregelen noodzakelijk voor flora. Geadviseerd wordt om tijdens de ingreep rekening te houden met het voorkomen van beschermde soorten in de omgeving, bijvoorbeeld indien er door de ingreep iets veranderd aan de grondwaterstand. Bovendien dienen de Koningsvarens ten noordoosten van het plangebied onaangetast te blijven.
  • Bij de herinrichting van de zone langs het spoor, wordt geadviseerd om aansluiting te zoeken bij 'Het Meeuwenkampje' om zo het areaal van de bijzondere soorten uit dit gebiedje te kunnen vergroten.
  • Geadviseerd wordt om een ontheffing (of een zogenaamde positieve afwijzing) aan te vragen en te verkrijgen bij de Dienst Regelingen (Ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie) alvorens de werkzaamheden uit te voeren. Bij de aanvraag dient een activiteitenplan te worden opgenomen, waarin onder andere maatregelen staan vermeld om verstoring te voorkomen.
  • Bovendien wordt geadviseerd om een ecologisch werkprotocol op te (laten) stellen, waarin specifieke maatregelen zijn uitgewerkt om verstoring van dieren te voorkomen en waarin is uitgewerkt op welke wijze wordt omgegaan met de aanwezigheid van de beschermde verblijfplaatsen tijdens de ingreep. In het ecologisch werkprotocol wordt ook aangegeven hoe om te gaan met andere aanwezige, beschermde en niet beschermde soorten en wordt invulling gegeven aan de zorgplicht. Uiteraard dient (aantoonbaar) volgens dit protocol te worden gewerkt.
  • Indien mogelijk verstorende werkzaamheden plaatsvinden in een periode waarin zich broedgevallen voor kunnen doen, dan dient kort voor de aanvang vastgesteld te worden dat er daadwerkelijk geen broedgevallen aanwezig zijn en verstoord kunnen worden.
  • Voor alle soorten (beschermd en niet beschermd) geldt de algemene zorgplicht. Deze houdt in dat de werkzaamheden op een zodanige wijze worden uitgevoerd dat planten en dieren zo min mogelijk worden verstoord. In elk geval dient de verstoring beperkt te blijven tot het (netto) plangebied. Ook materialenopslag, bouwketen etc. dienen binnen de begrenzing van het plangebied een plaats te krijgen en mogen in elk geval geen verstorend effect hebben buiten het plangebied. Bij de werkzaamheden is het van belang de bestaande, te handhaven landschapselementen als grasland, houtopstanden en struwelen niet aan te tasten. Ook verdient het aanbeveling de zwerfkeien niet te verplaatsen.

4.9.2.3 Ontheffing

Inmiddels is er een ontheffing op grond van de Flora en Faunawet aangevraagd. Uit de quick scan is gebleken dat de ontheffing haalbaar is en dat er geen aanleiding wordt gezien om de ontheffing niet te verlenen. Het aspect Flora en Fauna vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.