direct naar inhoud van Regels
Plan: Beheersverordening Tuindorp
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BVTUINDORP-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aan huis verbonden beroep /-bedrijf

beroep of bedrijf dat in een woning wordt uitgeoefend waarvan de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en degene die het beroep of het bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is. hHieronder wordt in ieder geval niet verstaan: een detailhandelsvestiging, een afhaalzaak, een horecabedrijf, een belhuis en een (raam)prostitutiebedrijf; hieronder wordt wel verstaan: een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang.

1.2 achtererfgebied

het erf aan de achterkant en de niet naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, vanaf 1 meter van (het verlengde van) de voorgevel van een hoofdgebouw.

1.3 additionele horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit bij een hoofdfunctie, niet zijnde horeca, waarbij de additionele horeca-activiteiten passen bij de hoofdfunctie qua uitstraling, dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie.

1.4 afhaalzaak

een specifieke vorm van detailhandel waar in hoofdzaak kant en klare maaltijden en kleine etenswaren, alsmede alcoholvrije drank en consumptie-ijs worden verkocht voor directe consumptie anders dan ter plaatse.

1.5 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.6 bebouwingspercentage

het met een aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende besluitsubvlak ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en bijbehorende bouwwerken.

1.7 bed & breakfast

het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs) woning.

1.8 begane grondlaag

bouwlaag waarvan het vloerpeil ter hoogte van het (straat)peil ligt, dan wel de bouwlaag boven een souterrain.

1.9 belhuis

een onderneming die in de sfeer van publiekgerichte dienstverlening in hoofdzaak is gericht op het aanbieden van diensten op het gebied van telecommunicatie, zoals telefoon- en internetverbindingen.

1.10 besluit(sub)vlak

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze verordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.11 bestaand
  • a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het tijdstip van de vaststelling van de verordening of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik; daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  • b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening
    • 1. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd;
    • 2. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen.
1.12 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk met een dak.

1.13 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.14 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond, met dien verstande dat:

  • een zolder en een dakopbouw niet als bouwlaag worden beschouwd.
  • een souterrain niet als bouwlaag wordt beschouwd indien de vloer waarmee het souterrain wordt afgedekt minder dan 1,2 meter boven (straat)peil is gelegen.
1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.17 brutovloeroppervlak

de totale binnen een gebouw beschikbare vloeroppervlakte, inclusief de verdiepingen.

1.18 dakopbouw

ondergeschikte opbouw op het dakvlak van een gebouw, ten behoeve van voorzieningen zoals noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties.

1.19 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; hieronder worden niet verstaan afhaalzaken. Hieronder worden mede verstaan webwinkels waarbij sprake is van een afhaalpunt voor particulieren en/of een showroom.

1.20 dienstverlening

dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent, gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus e.d.. Hieronder worden niet verstaan belhuizen.

1.21 erfzone

de zone van 2,5 meter direct grenzend aan de achterkant en de zijkant van een hoofdgebouw op het achtererfgebied.

1.22 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.23 geluidsgevoelig object

een geluidsgevoelig object zoals bedoeld in de Wet Geluidhinder.

1.24 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.25 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.

1.26 kantoor

een gebouw waarin gebruikers meer dan 80% van de ruimte inrichten en gebruiken als kantoorruimte.

1.27 kelder

het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat geheel onder het (straat-)peil is gelegen.

1.28 Lijst van Bedrijven functiemenging

de Lijst van Bedrijven functiemenging die deel uitmaakt van deze verordening.

1.29 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs, kinderopvang, buitenschoolse opvang, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.30 openbare ruimte

wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat- al dan niet- voor publiek algemeen toegankelijk is.

1.31 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van vaststelling van deze verordening.
1.32 (raam)prostitutiebedrijf

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin prostitutie plaatsvindt, bij een raamprostitutiebedrijf voorzien van één of meer vitrines. Hieronder vallen ook erotische massagesalons en prostitutiehotels.

1.33 souterrain

het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat gedeeltelijk onder het (straat)peil is gelegen.

1.34 standplaats

een bouwperceel, in hoofdzaak bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.35 structureel groen

openbare ruimte die in gebruik is en ingericht is als groenvoorziening, zoals aangegeven op de inventarisatiekaart in bijlage 2 van de regels van de beheersverordening.

1.36 verordening

beheersverordening Tuindorp overeenkomstig de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0344.BVTUINDORP-VA01 met bijbehorende bestanden.

1.37 Verordening op de Archeologische Monumentenzorg

de sedert 22 december 2009 van kracht zijnde Verordening op de Archeologische Monumentenzorg van de gemeente Utrecht, zoals deze luidt op moment van vaststelling van deze verordening.

1.38 verordeningsgebied

het gebied waarop deze verordening van toepassing is zoals aangegeven in besluitvlak '1'.

1.39 vlak

een geometrisch bepaald vlak (besluitvlak of besluitsubvlak), waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze beheersverordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.40 wegen

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

1.41 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.42 woonwagen

de voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.43 zolder

gedeelte van een gebouw, waarvan de vrije hoogte tussen de bovenkant van de vloer en de onderkant van de dakschilden op het laagste punt nergens meer dan 1,2 meter bedraagt; in afwijking hiervan wordt niet als zolder aangemerkt een ruimte, waarin aan minimaal één zijde over een breedte van minimaal 75% van de gevelbreedte door middel van één of meer dakkapellen de vrije hoogte op minimaal 2 meter is gebracht.

Artikel 2 Meten

2.1 Wijze van meten

Tenzij anders bepaald, worden de waarden die in m of m2 zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten:

  • a. afstanden loodrecht;
  • b. hoogten vanaf het aansluitende afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven, en
  • c. maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.
2.2 Hoogte

Bij het meten van de hoogten als bedoeld in 2.1., onderdeel b, wordt een bouwwerk, voor zover het zich bevindt op een erf- of perceelsgrens, gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogst is.

Hoofdstuk 2 Gebiedsregels

Artikel 3 Bestaand gebruik en bestaande bouwwerken

  • a. de in het verordeningsgebied (ook wel weergegeven in besluitvlak 1) gelegen gronden en bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande gebruik;
  • b. bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

Artikel 4 Bouw- en gebruiksregels

4.1 Aanvulling op artikel 3 ten aanzien van het BOUWEN
4.1.1 Vergroting hoofdgebouwen (vlakken op verbeelding)

In aanvulling op het bepaalde in artikel 3 gelden de volgende regels:

  • a. voor gebouwen binnen de weergegeven besluitsubvlakken gelden de bouwregels zoals in onderstaande tabel bepaald:

vlak-
nummer  
maximum hoogte   maximum bebouwingspercentage (%) van het vlak  
1   1 bouwlaag + kap    
2   2 bouwlagen + kap    
3   3 bouwlagen + kap    
4   5 bouwlagen + kap    
5   2 m bouwhoogte    
6   3 m bouwhoogte    
7   3,5 m goothoogte    
8   4 m bouwhoogte    
9   5 m bouwhoogte    
10   6 m bouwhoogte    
11   7 m bouwhoogte    
12   8 m bouwhoogte   80%  
13   11 m bouwhoogte + kap    
14   12 m bouwhoogte    

  • b. in vlak 7 geldt -in aanvulling op het bepaalde onder a- dat ten hoogste 3 woonwagens zijn toegestaan;
  • c. bestaande onderdoorgangen worden gehandhaafd;
  • d. gebouwen mogen worden onderkelderd;
  • e. de langs de openbare weg gelegen voor- en zijgevels dienen in de aan de wegzijde gelegen bouwgrens te worden gebouwd.
4.1.2 Bijbehorende bouwwerken
  • 1. In aanvulling op het bepaalde in artikel 3 is het toegestaan om bijbehorende bouwwerken te bouwen bij grondgebonden woningen waarbij de volgende voorwaarden gelden:
    • a. aangebouwde bijbehorende bouwwerken en vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend 1 meter achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw worden gebouwd;
    • b. de diepte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit (het verlengde van) de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw, maximaal 3 meter bedragen;
    • c. de breedte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan de oorspronkelijke zijgevel van het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit (het verlengde van) de zijgevel van het hoofdgebouw, maximaal 3 meter bedragen;
    • d. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedragen, vermeerderd met 0,3 meter;
    • e. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen; indien het vrijstaande bijbehorende bouwwerk wordt afgedekt met een kap mag de bouwhoogte maximaal 4,5 meter bedragen;
    • f. de erfzone mag volledig worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken;
    • g. indien het achtererfgebied een oppervlakte heeft van 300 m2 of minder, mag maximaal 50% van het achtererfgebied met bijbehorende bouwwerken worden bebouwd, met een maximum van 30 m2 naast hetgeen is toegestaan in de erfzone;
    • h. indien het achtererfgebied een oppervlakte heeft van 300 m2 tot 1500 m2, mag maximaal 10% van het achtererfgebied met bijbehorende bouwwerken worden bebouwd, met een maximum van 75 m2 naast hetgeen is toegestaan in de erfzone;
    • i. indien het achtererfgebied een oppervlakte heeft van meer dan 1500 m2, mag maximaal 5% van het achtererfgebied met bijbehorende bouwwerken worden bebouwd, met een maximum van 125 m2 naast hetgeen is toegestaan in de erfzone;
    • j. voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken die worden afgedekt met een kap op percelen bedoeld onder i. mag de maximale goothoogte 3 meter en de maximale bouwhoogte 6 meter bedragen.
  • 2. In aanvulling op het bepaalde in artikel 3 is het toegestaan om bijbehorende bouwwerken te bouwen bij woonwagens waarbij de volgende voorwaarden gelden:
    • a. het bij een woonwagen behorende erf mag voor maximaal 30% bebouwd worden tot een oppervlakte van 16 m2;
    • b. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan de goothoogte van de woonwagen;
    • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 2,50 m.
4.1.3 Bouwen in de openbare ruimte

In aanvulling op het bepaalde in artikel 3 is het toegestaan om in openbaar gebied bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.3.4 en van de volgende voorwaarden:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de bouwhoogte van speelvoorzieningen niet meer dan 4 meter;
  • c. het bepaalde onder a geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer.
4.2 Afwijken van de bouwregels
4.2.1 Erker

In aanvulling op het bepaalde in artikel 3 kunnen burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning de vergroting van bestaande erkers of nieuwe erkers toestaan, met dien verstande dat:

  • a. aan de naar de weg gekeerde zijde van het hoofdgebouw alleen erkers mogen worden gebouwd indien in de rij woningen reeds woningen met erkers aanwezig zijn;
  • b. de bouwgrens dan wel bestemmingsgrens van de aangrenzende bestemming met niet meer dan 1 meter wordt overschreden;
  • c. de breedte niet meer bedraagt dan 60% van gevelbreedte van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,5 meter;
  • d. de hoogte niet meer bedraagt dan het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw.
4.2.2 Overhangende bouwdelen

In aanvulling op het bepaalde in artikel 3 kunnen burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning toestaan om in openbaar gebied bouwdelen aan gebouwen te bouwen in de vorm van overhangende bouwdelen, mits:

  • a. de diepte ten hoogste 1,5 m bedraagt vanuit de gevel van het hoofdgebouw;
  • b. de bouwdelen op ten minste 4,20 m boven de rijweg en ten minste 2,20 m boven een voetpad worden gebouwd;
  • c. de doorgang van het openbaar gebied hierdoor niet wordt aangetast.
4.3 Aanvulling op artikel 3 ten aanzien van het GEBRUIK
4.3.1 Functiemenging (vlakken op verbeelding)
  • a. In aanvulling op het bepaalde in artikel 3 is het toegestaan om binnen de weergegeven besluitsubvlakken de benoemde functies uit te oefenen:

Vlaknummer   Functie(s)
 
A   bedrijf t/m categorie B2 van de Lijst van Bedrijven functiemenging
 
B   wonen

uitsluitend op de begane grondlaag (incl. kelder/souterrain):
kantoor
dienstverlening
sociaal-medisch/sociaal cultureel
bedrijven t/m categorie B2 van de Lijst van Bedrijven functiemenging
detailhandel (detailhandel is echter NIET toegestaan aan Prof. M. Treublaan/Rauwenhofflaan)
 
C   wonen

uitsluitend op de begane grondlaag (incl. kelder/souterrain):
horeca uit categorie C en D van de lijst van horeca-activiteiten
 
D   kantoor
dienstverlening
 
E   onderwijsvoorzieningen
sociaal-medische voorzieningen
sociaal-culturele voorzieningen
levensbeschouwelijke voorzieningen
overheidsvoorzieningen
voorzieningen voor sport en recreatie

detailhandel en horeca zijn toegestaan, mits ondergeschikt én ten dienste van (één van) de bovenstaande functies
 
F
 
wonen

uitsluitend op de begane grondlaag (incl. kelder/souterrain):
maatschappelijke voorzieningen
 
G   wonen
bijzondere woonvormen en daarbij behorende sociaal-medische voorzieningen
 

  • b. in aanvulling op het bepaalde in artikel 3 is wonen toegestaan in gebouwen die oorspronkelijk zijn opgericht als woning en waar ten tijde van vaststelling van deze beheersverordening een ander gebruik aanwezig is.
4.3.2 Aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf

In aanvulling op het bepaalde in artikel 3 is het toegestaan om een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf in samenhang met wonen uit te oefenen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. het vloeroppervlak ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf is niet groter dan 1/3 deel van het vloeroppervlak van de woning, tot een maximum van 60 m², inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • b. de vloeroppervlakte ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, bedraagt maximaal 60 m², indien het beroep of bedrijf aan huis in een vrijstaand bijbehorende bouwwerk wordt uitgeoefend;
  • c. het betreft, in geval van bedrijfsactiviteiten, bedrijfsactiviteiten in maximaal categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven functiemenging en bedrijfsactiviteiten waarvoor geen omgevingsvergunning voor het oprichten, veranderen of in werking hebben van een inrichting is vereist;
  • d. er is geen sprake van verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
  • e. in afwijking en in aanvulling op voorgaande geldt bij woonwagens dat het vloeroppervlak niet groter is dan 30% van het woonoppervlak tot een maximum van 40 m².

4.3.3 Bed & breakfast

In aanvulling op het bepaalde in artikel 3 is het toegestaan om een bed & breakfast in samenhang met wonen uit te oefenen indien de hoofdbewoner minimaal 50% van de woning in gebruik houdt voor wonen.

4.3.4 Openbare ruimte en structureel groen

In aanvulling op het bepaalde in artikel 3:

  • a. mag de openbare ruimte worden gebruikt voor rijwegen, fiets- en wandelpaden, groen, parkeervoorzieningen, fietsenstallingen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, water(berging), behoud en herstel van ecologische waarden, geluidwerende voorzieningen, kruisingen met water en railverkeer, reclame-uitingen, kunstwerken;
  • b. mag de openbare ruimte niet zodanig worden gewijzigd dat er sprake is van een reconstructie van wegen zoals bedoeld in de Wet Geluidhinder;
  • c. mag de openbare ruimte niet zodanig worden gewijzigd dat de ecologische waarden van het groen rondom de kades langs de Prof. Leonard Fuchslaan, de Prof. Jordanlaan, de Kardinaal de Jongweg en het groen langs de spoorwegen onevenredig worden aangetast;
  • d. mogen de gebieden die behoren tot de openbare ruimte maar gebruikt worden en ingericht zijn als structureel groen zoals aangegeven op de kaart in bijlage 2 niet worden gebruikt voor rijwegen of parkeerplaatsen, zoals bedoeld onder a.

4.4 Beperkingen ten aanzien van het GEBRUIK
4.4.1 Geluidsgevoelige functies

In afwijking van het bepaalde in 4.3 zijn nieuwe geluidsgevoelige functies uitsluitend toegestaan indien aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde wordt voldaan of aan een vastgestelde hogere grenswaarde.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 4.3.1 voor vlaknummer A:

  • a. om bedrijven toe te laten uit één categorie hoger dan aldaar genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de volgens dat lid toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens dat lid toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'.

Artikel 5 Specifieke regels in verband met archeologische waarden

5.1 Specifieke gebruiksregels

Onder met de verordening strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg ter plaatse van het besluitsubvlak 'Archeologie'.

Artikel 6 Specifieke regels in verband met waterkeringen

6.1 Specifieke bouwregels

Het is verboden ter plaatse van het besluitsubvlak 'H' te bouwen, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de waterkering, met een maximale bouwhoogte van 3 meter.

6.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 6.1 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het bestaande gebruik van de gronden, met inachtneming van de betreffende regels van deze verordening, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.

Artikel 7 Specifieke regels in verband met primaire watergangen

7.1 Specifieke bouwregels

Het is verboden ter plaatse van het besluitsubvlak 'I' te bouwen, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van een primaire watergang, met een maximale bouwhoogte van 3 meter.

7.2 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van het besluitsubvlak 'I' zijn toegestaan:

  • a. waterlopen met bijbehorende taluds en (natuurvriendelijke) oevers;
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterbeheer en waterberging;
  • d. bijbehorende groenvoorzieningen, kunstwerken en kademuren en verbindingen van oevers.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene regels

  • 1. De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de bepaling die betrekking hebben op:
    • a. laad- en losmogelijkheden;
    • b. de ruimte tussen bouwwerken.
  • 2. Onverminderd het bepaalde in deze verordening ten aanzien van het bouwen en het gebruik, geldt dat gronden uitsluitend mogen worden bebouwd en gebruikt onder de voorwaarde dat voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen wordt gerealiseerd of in stand gehouden.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

  • 1. Onder met de beheersverordening strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van/of het laten gebruiken van:
    • a. onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
    • b. onbebouwde gronden en/of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
    • c. stacaravans en recreatiewoningen voor permanente bewoning;
    • d. onbebouwde gronden als kampeerterrein;
    • e. vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
    • f. onbebouwde gronden als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
    • g. onbebouwde gronden als stortplaats voor puin en afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen;
    • h. stalling van motorvoertuigen op het erf voor de voorgevel van woningen.
  • 2. Nieuwe bouwwerken worden gebruikt overeenkomstig het ter plaatse conform hoofdstuk 2 toegestane gebruik van de gronden of van de bestaande gebouwen waarbij zij worden gebouwd.

Artikel 11 Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouder kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:

  • a. de in de gebiedsregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de gebiedsregels voor het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen;
  • c. het overschrijden van de maximale bouwhoogte van gebouwen voor het plaatsen van hekwerken of borstweringen ten behoeve van dakterrassen, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte met niet meer dan 1,50 meter mag worden overschreden;
  • d. de gebiedsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
  • e. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals liftkokers, trappenhuizen, lichtkappen.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van de beheersverordening Beheersverordening Tuindorp'.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking van het raadsbesluit.