| Plan: | Beheersverordening Griftpark |
|---|---|
| Status: | onherroepelijk |
| Plantype: | beheersverordening |
| IMRO-idn: | NL.IMRO.0344.BVGRIFTPARK-0601 |
Voorafgaand aan de keuze voor de inzet van de beheersverordening voor het Griftpark heeft een scan plaatsgevonden van relevante omgevingsaspecten in het gebied. Dit onderzoek is beperkt van aard, omdat de beheersverordening gericht is op instandhouding van de bestaande situatie. Het onderzoek richtte zich erop te bepalen of in het gebied vanuit het oogpunt van milieu, natuur, verkeer of water aanleiding bestaat tot het treffen van maatregelen. Hiervoor is een toets uitgevoerd op het voldoen aan wet- en regelgeving. Daarnaast geldt voor het gebied een specifieke onderzoeksverplichting op grond van externe veiligheid. De scan van omgevingsaspecten omvatte de volgende aandachtsgebieden:
Geconstateerd is dat geen van de genoemde omgevingsaspecten in het gebied aanleiding geeft tot het treffen van maatregelen. De bestaande situatie wordt gehandhaafd en er wordt voldaan aan de vigerende wet- en regelgeving.
Er is geen scan verricht naar de aanwezige flora en fauna en eventuele geurbelasting. In de beheersverordening zijn beperkt ontwikkelingen mogelijk. In het geval van sloop- of bouwwerkzaamheden, moet voor de beschermde soorten uit de flora- en faunawet in het kader van de omgevingsvergunning alsnog een onderzoek worden verricht.
In 1980 wordt bij de aanleg van het Griftpark bodemverontreiniging gevonden. Dit is een rechtstreeks gevolg van de geschiedenis van het park. Jarenlang heeft de gemeentelijke gasfabriek de bodem van het gebied vervuild. Na uitgebreid onderzoek blijkt dat de grond vanaf maaiveld tot een diepte van 35 meter onder maaiveld sterk verontreinigd is. Het grondwater is in een zeer groot gebied (13 ha) verontreinigd geraakt; de verontreiniging strekt zich over de gehele diepte van het 1e water voerend pakket (circa 50 meter diep). Het blijkt niet mogelijk alle verontreinigde grond af te graven. Daarom wordt ervoor gekozen de verontreinigde grond in het kerngebied 'in te pakken' (isoleren, beheersen en controleren). Om het park heen is een ondergrondse scherm gebouwd met behulp van plastisch beton (een mengsel van zand, cement en bentoniet). Deze schermwand is op sommige plekken 64 meter diep. In combinatie met een permanente grondwateronttrekking in het kerngebied, wordt de verontreinigde grond en grondwater met de schermwand geïsoleerd: met de systemen wordt een geohydrologische isolatie in stand gehouden. Deze vorm van isolatie komt er op neer dat de stijghoogte van het grondwater in het eerste water voerend pakket binnen de schermwand altijd lager is dan die van het water in het eerste water voerend pakket buiten de schermwand en die van het water in het tweede watervoerend pakket.
Bovenop de verontreinigde grond is een leeflaag schone grond aangebracht; onder deze in dikte variërende leeflaag (bij verharde terreindelen 30 centimeter; bij onverharde terreindelen 1 meter) bevindt zich een circa 30 centimeter dikke isolatielaag. Tussen de isolatielaag en de leeflaag is een signaleringsdoek aangebracht. Dit is de reden dat het park hoger ligt dan de omliggende straten. Rondom het kerngebied heeft een grootschalige verwijdering van verontreinigde grond plaatsgevonden. Bovendien wordt in het gebied buiten de schermwand een langdurige grondwatersanering uitgevoerd: De Biltsche Grift, die dwars door het Griftpark loopt, ligt in een waterdichte bak waarmee wordt voorkomen dat water van het riviertje het beheersgebied in stroomt.
Het grondwater binnen en buiten de schermwand van het Griftpark wordt opgepompt en met behulp van een bij het Griftpark gelegen ondergronds pompgemaal naar een twee kilometer verderop gesitueerde waterzuiveringsinstallatie getransporteerd. Ten behoeve van het oppompen en transporteren van het verontreinigde grondwater, zijn in en buiten het park (langs de schermwand) ondergrondse voorzieningen aangebracht die altijd in stand moeten worden gehouden. Het gaat daarbij om pomp- en meetapparatuur en om transport- en dataleidingen. Alle maatregelen worden doorlopend gecontroleerd op hun goede werking. Met de gekozen saneringsmethode is uiteindelijk een veilig park tot stand gebracht.
De ondergrondse schermwand, is opgenomen op de verbeelding van deze beheersverordening, met het besluitsubvlak 'schermwand'. Ter bescherming en instandhouding van deze schermwand geldt voor dit besluitsubvlak een aanlegverbod. Het aanlegverbod leidt ertoe dat voor het uitvoeren van verschillende grondwerkzaamheden een omgevingsvergunning dient te worden verkregen alvorens deze werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. Binnen de schermwand mogen tevens niet zonder meer grondwerkzaamheden worden verricht, en deze werkzaamheden moeten in ieder geval de isolerende voorzieningen (leeflaag en schermwand) intact laten, geen contactmogelijkheden met de verontreiniging veroorzaken en de beheersmaatregelen niet verstoren. Voorkomen moet worden dat er werkzaamheden worden uitgevoerd onder de isolatielaag.
Ook buiten de schermwand zijn in het gebied van deze beheersverordening bodemverontreinigingen aanwezig. Indien hier grondwerkzaamheden of grondwateronttrekkingen plaatsvinden, zijn voor de omgevingsvergunning bodemonderzoek en/of saneringsmaatregelen noodzakelijk.
Bij werkzaamheden op of in de bodem (zoals afgraven of afvoeren van grond of grondwateronttrekkingen) moet aan de regels uit het Besluit bodemkwaliteit en de Wet bodembescherming worden voldaan. In het geval van sloop- of bouwwerkzaamheden, moet voor de bodemkwaliteit alsnog een onderzoek worden verricht. Informatie over de bodemkwaliteit voor bijvoorbeeld een specifiek adres is te vinden op www.utrecht.nl/milieu/bodem.
In 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders de Nota externe veiligheid vastgesteld. De nota beschrijft het gemeentelijk beleid over de ruimtelijke gevolgen vanwege de aanwezigheid van risicobronnen en over de beheersing van risico's als gevolg van inrichtingen die met gevaarlijke stoffen werken en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Risicobronnen zijn zowel bedrijven die met gevaarlijke stoffen werken als transportroutes waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
De gemeente Utrecht kiest er daarbij voor om niet wezenlijk af te wijken van de veiligheidseisen die vermeld staan in de risiconormering van de Rijksoverheid. Wel spreekt de gemeente Utrecht zich nadrukkelijk uit over de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico (voor beperkt kwetsbare objecten) en de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Utrecht respecteert zowel die richtwaarde als die oriëntatiewaarde en zal slechts in bijzondere gevallen afwijken van deze waarden.
De beleidskeuzes hebben betrekking op nieuwe situaties, waarin een risicobron zich vestigt of uitbreidt, of een risico-ontvanger, zoals een woning, wordt gebouwd. Daarnaast wordt in deze nota aangegeven op welke wijze Utrecht de veiligheidsrisico's wil beheersen die zij kan beheersen.
In het verordeningsgebied zijn geen Bevi-inrichtingen aanwezig. De beleidskeuzes ten aanzien van zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico hebben geen consequenties voor het plangebied; het plan gaat uitsluitend over bestaande situaties.
Aangezien in deze beheersverordening geen ruimte wordt geboden voor meer geluidsgevoelige functies dan nu al aanwezig is, hoeft er geen afweging te worden gemaakt voor wegverkeerslawaai op grond van de Wet geluidhinder.
Binnen het plangebied bevinden zich geen geluidzones van industrieterreinen. Overigens kan een zone niet met een beheersverordening worden gewijzigd. Dit aspect speelt hier geen rol.
Vanuit de Wet geluidhinder gelden voor deze beheersverordening geen beperkingen en hoeft er geen nadere toets plaats te vinden.
In artikel 5.16 Wet Milieubeheer staat een limitatieve opsomming van de bevoegdheden waarbij luchtkwaliteitseisen een directe rol spelen. Het gaat in ieder geval om ruimtelijke besluiten, zoals bestemmingsplannen, die direct gevolgen voor de luchtkwaliteit hebben en daardoor kunnen bijdragen aan overschrijding van een grenswaarde. Luchtkwaliteitseisen spelen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een dergelijke bevoegdheid, als tenminste aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
De voorliggende beheersverordening maakt geen nieuwe ontwikkelingen in het gebied mogelijk, zodat er geen verkeersaantrekkende werking van de beheersverordening zal uitgaan. De voorgenomen beheersverordening leidt daardoor niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit, waardoor wordt voldaan aan artikel 5.16, lid 1 onder b van de Wet Milieubeheer.
Op basis van de Monitoringstool 2011 (www.nsl-monitoring.nl) kan bovendien worden geconcludeerd dat op de nabij gelegen hoofdstraten momenteel, maar ook in de toekomst, geen overschrijdingen plaatsvinden van de (toekomstige) grenswaarden voor PM10 en NO2. Daarmee wordt ook voldaan aan artikel 5.16 lid 1 onder a van de Wet Milieubeheer.
Het aspect luchtkwaliteit vormt daardoor geen belemmering voor het vaststellen van de beheersverordening voor het Griftpark.
In het verordeningsgebied komt enige bedrijvigheid voor. De aanwezigheid van deze bedrijvigheid vormt geen aanleiding voor het treffen van maatregelen naar de woonomgeving, omdat de bestaande situatie wordt gehandhaafd en er geen nieuwe (geluid) gevoelige bestemmingen worden toegestaan. De afstanden van bedrijven tot woningen zijn conform de eisen uit de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' en vormen daarmee geen belemmering voor het vaststellen van de beheersverordening.
Het Griftpark maakt onderdeel uit van de Hoofdgroenstructuur zoals opgenomen in het Groenstructuurplan Utrecht. Dit houdt in dat het bestaande stedelijke groen, waaronder het Griftpark, wordt beschermd en zo mogelijk verbeterd. Het Griftpark is als zodanig op de verbeelding vastgelegd.
Er is geen onderzoek gedaan naar de aanwezige flora en fauna. De locatie ligt niet in een EHS gebied of gebied dat aangemerkt staat als beschermd gebied in het kader van de Vogel- en habitatrichtlijn. Hiermee hoeft in deze beheersverordening geen rekening te worden gehouden.
De volgende aandachtspunten zijn echter van belang. In een aantal concrete gevallen of bij specifieke werkzaamheden kan een conflictsituatie ontstaan met verbodsbepalingen (artikel 8 t/m 13) uit de Flora- en faunawet; zoals renovatie van wegen en muren, sloop en renovatie van bebouwing en de kap van bomen. In veel gevallen kunnen maatregelen worden getroffen om overtreding van verbodsbepalingen te voorkomen en/of negatieve effecten op populaties van beschermde soorten te beperken.
Het centrale deel van het Griftpark, inclusief de muur langs het doorgaande fietspad (ten westen van de vijver) is ecologisch ingericht en waardevol. Eventuele toekomstig uit te voeren werkzaamheden zullen zodanig uitgevoerd worden dat negatieve effecten op planten en dieren tot een minimum worden beperkt.
Een deel van het Griftpark heeft wel een besluitsubvlak Waarde ecologie gekregen, vanwege de daar aanwezige ecologische waarden.
'Water voorop!' Waterbeheerplan 2010-2015
Het waterbeheerplan beschrijft in hoofdlijnen de belangrijkste doelen en maatregelen die het waterschap de komende zes jaar wil bereiken en uitvoeren. In het plan staat hoe Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden zorgt voor een duurzaam, schoon en veilig watersysteem. In het waterbeheerplan zijn onder andere de maatregelen voor de KRW vastgelegd. Voor de maatregelen geldt een resultaatsverplichting voor eind 2015. De doelen die aan deze maatregelen ten grondslag liggen zijn vastgelegd in het Waterplan van de Provincie Utrecht. Voor ruimtelijke ontwikkelingen geldt het principe van Duurzaam waterbeheer
Het uitgangspunt voor de planontwikkeling is dat het gebied hydrologisch neutraal moet worden ontwikkeld met als doel dat de planontwikkeling geen gevolgen heeft voor het grond- en oppervlaktewater en de waterkwaliteit. Daarmee wordt geborgd dat de ontwikkeling van het gebied met betrekking tot wateraspecten duurzaam is.
Waterstructuurvisie (Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, 2002)
Water speelt een steeds grotere rol in onze samenleving. Functies zijn afhankelijk van de beschikbaarheid van water. Daarnaast verandert het klimaat. Daarom heeft water in de toekomst meer ruimte nodig. In de Waterstructuurvisie presenteert het waterschap zijn integrale visie op een duurzaam waterbeheer op de lange termijn. Doelen hierbij zijn:
In de structuurvisie zijn gebiedsspecifieke doelstellingen en maatregelen gedefinieerd. Ook staat het streefbeeld voor 2050 beschreven, gebaseerd op de volgende principes:.
Het streefbeeld kan niet los worden gezien van het toekomstige grondgebruik binnen ons beheergebied. Enerzijds vraagt het streefbeeld op een aantal plaatsen om meer ruimte voor water. Anderzijds kan het streefbeeld alleen worden bereikt indien het grondgebruik meer op de waterdoelstellingen wordt afgestemd. Voor de drie belangrijkste functies wonen/werken, landbouw en natuur is daarom in kaart gebracht of en hoe deze functies passen bij een duurzaam waterbeheer. Dit is in combinatie met het streefbeeld vertaald naar een visie op het toekomstig gewenste grondgebruik in ons werkgebied.
Ruimtelijke ontwikkelingen
Elke ruimtelijke ontwikkeling kan invloed hebben op water. Niet alleen bouwen nabij of op een waterkering, maar ook een toename van verhard oppervlak. Een ruimtelijke ontwikkeling moet minimaal voldoen aan de belangrijkste minimale voorwaarde: 'het standstill beginsel'. Dit beginsel houdt in dat door het plan geen verslechtering van de waterhuishouding mag ontstaan. In het kader van een watertoetsproces moeten de gemeente en het waterschap zoeken naar kansen om het watersysteem te verbeteren en duurzaam in te richten. Voor elke toename van verharding van meer dan 500 m2 in stedelijk gebied is een Watervergunning nodig.
Waterkering als besluitsubvlak
De oostelijke en noordelijke oever van de Stadsbuitengracht heeft de status van een 'overige waterkering'. In het zuiden van het verordeningsgebied is een klein stuk van de Stadsbuitengracht opgenomen. Deze waterkeringen dienen in de verordening als 'waterstaatswerk' te worden aangemerkt met een kernzone van 20 meter uit de damwand of insteek talud en een beschermingszone van 15 meter. Werken binnen beide zones zijn conform de keur vergunningplichtig. De beschermingszone van 20 meter is weergegeven op de verbeelding in besluitsubvlak 14 en in de regels in artikel 8.
In de beleidskaders is de bestaande inrichting van de waterhuishouding beschreven en zijn doelen geformuleerd voor behoud en toekomstige ontwikkelingen. Voor de beheersverordening is de waterhuishouding voor het verordeningsgebied hiermee voldoende verankerd. Ter bescherming van de waterkering is een besluitsubvlak op de verbeelding opgenomen aan welke regels zijn verbonden.
De gemeente Utrecht heeft de archeologische waarden op haar grondgebied nader uitgewerkt in de Verordening op de archeologische monumentenzorg van december 2009. Op grond van deze gemeentelijke verordening geldt voor de daarvoor in aanmerking komende gebieden - zoals gearceerd in onderstaande uitsnede - een beschermingsregime en is op deze gronden een vergunning noodzakelijk voor bouwwerkzaamheden en andere werkzaamheden, geen bouwwerkzaamheden zijnde.
Uitsnede kaart bij gemeentelijke verordening
In de regeling van de beheersverordening is de gemeentelijke Verordening op de archeologische monumentenzorg van toepassing verklaard. Dit betekent dat in voorkomende gevallen het regime van deze verordening moet worden gevolgd.
De archeologische verwachtingswaarden van het plangebied zijn in de beheersverordening veilig gesteld door de gemeentelijke Verordening op de archeologische monumentenzorg op het plangebied van toepassing te verklaren.