direct naar inhoud van 5.9 Water
Plan: Zijdebalen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPZIJDEBALEN-0601

5.9 Water

5.9.1 Beleidskader

Europese Kaderrichtlijn Water
Sinds 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Met deze richtlijn wil Europa het oppervlakte- en grondwater kwalitatief en ecologisch beschermen en verbeteren en een duurzaam gebruik van water bevorderen. De Europese Kaderrichtlijn water stelt doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlaktewater en het grondwater. Voor de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water binnen Nederland heeft de afgelopen jaren een intensieve samenwerking op het niveau van (deel)stroomgebieden en gebiedsprocessen plaatsgevonden.

Uitgangspunten en principes van de Europese Kaderrichtlijn Water:
- de vervuiler betaalt;
- de gebruiker betaalt;
- sinds 2000 geen achteruitgang van chemische en ecologische toestand;
- resultaatverplichting in 2015;
- stroomgebiedbenadering (op Europees niveau).

Als rapportage-eenheid richting Brussel worden de waterlichamen aangehouden. Dit zijn wateren met een achterliggend stroom- of afwateringsgebied van 10 k m² of meer.

Nationaal Bestuursakkoord Water (2003)
Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is een overeenkomst tussen het Rijk, de provincies, het InterProvinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden. Hierbij wordt rekening gehouden met de veranderende omstandigheden, zoals de klimaatverandering, zeespiegelstijging en toename van verharding. De aanpak en maatregelen vindt gefaseerd plaats. Uitwerking van veiligheid en het voorkomen van wateroverlast vindt plaats waar nodig en mogelijk. Een en ander is een uitwerking van het geldende beleid uit de vierde nota waterhuishouding uit 1998.

Waterhuishoudingsplan Provincie Utrecht
Hoofddoel van het provinciaal waterhuishoudingsplan is "een veilig en bewoonbaar land te hebben en te houden, streven naar een gezond en veerkrachtig watersysteem en een duurzaam gebruik van water voor mens en natuur". Onder duurzaam waterbeheer wordt in verband verstaan:
- niet afwentelen van knelpunten;
- zo min mogelijk gebruik van technische maatregelen;
- selectie van maatregelen volgens bergingstrits "vasthouden-bergen-afvoeren";
- kiezen van maatregelen op grond van integrale afwegingen;
- meervoudig ruimtegebruik.

Waterbeheerplan 2003 - 2007 Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (2003)
Het beleid van het hoogheemraadschap is voor stedelijke ontwikkelingen gericht op het streven naar robuuste. meer zelfvoorzienende en veerkrachtige watersystemen waarbij water één van de ordenende principes is. Algemene doelstellingen daarvan zijn:
- vastleggen van ruimte voor het oplossen van huidige en toekomstige knelpunten "wateroverlast" en
"watertekort", om water op te vangen en zo elders wateroverlast te voorkomen (piekberging) of om water
te reserveren voor droge periodes;
- saneren van vervuilingsbronnen en vermijden van nieuwe vervuilingsbronnen, onder meer door het gebruik
van niet uitloogbare materialen, het terugdringen van vuilemissie van wegen en het verminderen van de
emissie van bestrijdingsmiddelen.

“Water voorop!” Waterbeheerplan 2010-2015 HDSR (2009)
Het waterbeheerplan beschrijft in hoofdlijnen de belangrijkste doelen en maatregelen die het waterschap de komende zes jaar wil bereiken en uitvoeren. In het plan staat hoe Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden zorgt voor een duurzaam, schoon en veilig watersysteem.

In het waterbeheerplan zijn onder andere de maatregelen voor de KRW vastgelegd. Voor de maatregelen geldt een resultaatsverplichting voor eind 2015. De doelen die aan deze maatregelen ten grondslag liggen zijn vastgelegd in het Waterplan van de Provincie Utrecht.

Waterstructuurvisie, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (2002)
In de waterstructuurvisie wordt een middellange- tot langetermijnvisie ontwikkeld voor een duurzamer waterbeheer voor het beheersgebied van De Stichtse Rijnlanden. In het plangebied speelt het ontwikkelen van een duurzaam stedelijk waterbeheer met name voor bestaand gebied. Het gaat daarbij dan met name om het schone water schoon te houden en zo langs mogelijk vast te houden, te infiltreren, af te koppelen en waar mogelijk een verbeterd gescheiden rioleringssysteem aan te leggen en om voldoende waterberging te realiseren.

Waterplan gemeente Utrecht (2004)
Het doel van het gemeentelijk waterplan is het ral;sieren van een watersysteem voor de toekomst dat aansluit bij de natuurlijke omstandigheden op en rond het gemeentelijk grondgebied. In het plan zijn tien concrete ambities voor 2030 opgenomen voor het waterbeheer in Utrecht:
- geen bronnen van verontreiniging in het Kromme Rijngebied;
- de diffuse verontreiniging van water is verregaand teruggebracht;
- alle puntbronnen zijn bekend en grotendeels gesaneerd;
- schoon en verontreinigd hemel-, grond- en oppervlaktewater zijn gescheiden;
- er is geen wateroverlast vanuit het Kromme Rijngebied;
- Utrecht kan veel meer hemelwater aan;
- de stad bezorgt de stroomafwaartse gebieden geen wateroverlast;
- de waterketen is geoptimaliseerd;
- het water is een volwaardig onderdeel van de leefomgeving;
- het waterbeheer is begrijpelijk en bruikbaar voor de inwoners.

Deze ambities moeten ertoe leiden dat in 2030 het streefbeeld wordt gehaald. het streefbeeld heeft als speerpunten het bergen van schoon water in droge tijden, het verbeteren van de waterkwaliteit in de stad en het aantrekkelijk van water om te zien, te beleven en te gebruiken.
Om dit streefbeeld te realiseren dient de samenwerking tussen de betrokken waterpartners actief te worden versterkt. Ook moet het aspect water zo creatief en zo vroeg mogelijk worden betrokken bij ruimtelijke plannen en dient strategisch te worden gecommuniceerd om het draagvlak voor het waterbelang bij bewoners en bedrijven te vergroten.

Afval-, hemel- en grondwaterplan Utrecht 2007-2010
Het beleid ten aanzien van de riolering is vastgelegd in het Gemeentelijk afval-, hemel- en grondwaterplan Utrecht 2007-2010. In het Gemeentelijk afval-, hemel- en grondwaterplan is een aantal doelen geformuleerd:
- doelmatige inzameling en transport van afvalwater;
- doelmatige inzameling en verwerking overtollig hemelwater;
- bevorderen van een schoon milieu;
- voorkomen van overlast en risico's volksgezondheid;
- doelmatige uitvoering rioolbeheer;
- doelmatige inzameling en verwerking overtollig grondwater.

5.9.2 Watertoets

Het plangebied ligt m.u.v. de Vecht binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, bevoegd gezag voor het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer en een deel van grondwaterontrekkingen. Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht is bevoegd gezag voor het waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheer van de Vecht.

Bevoegd gezag voor de inzameling en transport van het afvalwater, de inzameling en verwerking van overtollig hemelwater en het voorkomen van grondwateroverlast is de gemeente. De provincie is bevoegd gezag voor enkele grondwateronttrekkingen uit het diepere grondwater.

Een belangrijk instrument om ruimtelijke plannen te toetsen op het waterbeleid en het ordenend principe is de watertoets. De gemeente heeft overleg gevoerd met het hoogheemraadschap en de provincie over de planontwikkeling. In deze waterparagraaf zijn de door het hoogheemraadschap en provincie aangegeven aandachtspunten verwerkt.

Huidige situatie water, bodem en riolering

Bodem en grondwater
De bodem in het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit matig fijn zand. Op ongeveer een tot anderhalve meter onder het maaiveld bevindt zich een kleilaag van ongeveer 0,5 m dik. De dikte van de kleilaag varieert over het plangebied en neemt toe in noordwestelijke richting. Onder de kleilaag is meestal tot minimaal 3 m beneden maaiveld weer matig fijn zand aanwezig.

De grondwaterstand in het gebied in het eerste watervoerend pakket varieert tussen de NAP -0,30 m en NAP +0,50 m. De gemiddelde grondwaterstand over de afgelopen tien jaar is NAP +0,01 m. Het grondwater staat in het gebied gemiddeld hoger dan het oppervlaktewaterpeil van de aangrenzende Vecht (gemiddeld waterpeil NAP - 0, 40 m). Alleen in zeer droge periodes zakt de grondwaterstand in de richting van het peil van de Vecht.

Het maaiveld in het plangebied varieert tussen de NAP +1,80m in het noorden en NAP +2,50 in het zuiden. De ontwateringsdiepte bedraagt hiermee minimaal 1,3 meter en gemiddeld ongeveer 2,0 m. Ondanks de grote ontwateringsdiepte kan in het plangebied wateroverlast voorkomen, doordat infiltrerend regenwater op de kleilaag blijft staan.

Oppervlaktewater
Zijdebalen ligt ten westen van de Vecht. De Vecht is in beheer van hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). De Zeedijk en de Hogenoord zijn onderdeel van een regionale waterkering van Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden (HDSR). Binnen een afstand van 12 meter vanaf de kade gelden de regels van de keur van het waterschap. De rivier de Vecht begint bij de Weerdsluis (even ten zuiden van het plangebied) en heeft twee belangrijke functies: de afvoer van water uit het Utrechtse Stadsstelsel en de aanvoer van water voor de doorspoeling van de Vecht.

Het water in de binnenstad heeft een oppervlaktepeil van NAP +0,60 m . Bij de Weerdsluis wordt het hoogteverschil met de Vecht ( NAP -0,40 m ) overbrugd. Parallel aan de Vecht loopt aan de westzijde het Westriool. Dit riool dient als bypass langs de Weerdsluis en voert stadswater van de Weerdsingel bij de hoek Zijdebalenstraat-Zeedijk naar de Vecht. Het Westriool is in het eerste deel een koker van 2950 mm x 3000 mm, later is het een ronde buis van rond 1500 mm. Vroeger heette het Westriool Wester- en Noorderstroom. In het Westriool wordt het peilverschil van 1,0 m tussen het stadwater en de Vecht overbrugd. De aanvoer van de 1,5 tot 2,0 m³/s naar de Vecht door het Westriool is een belangrijk onderdeel van het waterakkoord tussen HDSR en AGV, waarin is afgesproken dat HDSR een bepaald debiet aan oppervlaktewater via de Vecht levert.

Het Westriool zelf is eigendom van de gemeente Utrecht. Vanwege de functie als bypass voor de Weerdsluis is het beheer van het Westriool in handen van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden.

Oevers
De oever van de Vecht is een harde kade, grotendeels van metselwerk. Op de kade staat een hekwerk. Er zijn geen toegangen tot het wateroppervlak in het plangebied.

Afvalwater en grondwater
De wijk Ondiep en daarmee het plangebied Zijdebalen is voorzien van een gemengd rioolstelsel. Dit betekent dat al het hemelwater, huishoudelijk water en bedrijfsmatig afvalwater via dezelfde buis wordt ingezameld en afgevoerd naar de zuivering. De gemengde riolering in het plangebied voert het water onder vrijverval af. Ten noorden van de Loevenhoutsedijk wordt het water vervolgens via een zinker onder de Vecht afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) aan het Zandpad. In de Westerdijk en de Zijdebalenstraat ligt naast het gemengde riool een hemelwaterriool, het zogenaamde Westriool. Op het Westriool zit ook een klein deel van het verharde oppervlak langs het Westriool aangesloten. Tevens loost net ten zuiden van het plangebied een overstort van het gemengde rioolstelsel op het Westriool.

De riolering in de Westerdijk en de Zijdebalenstraat is uit 1949 en 1950. Het gemengde riool is in slechte staat en is in 2006 vervangen. Hierbij is gelijktijdig zoveel mogelijk dakoppervlak van de aangrenzende bebouwing van het gemengde riool afgehaald en aangesloten op het Westriool. Met het afkoppelen is invulling gegeven aan de gemeentelijk doelstelling om de lozingen via de gemengde riooloverstorten terug te dringen. Door relatief schoon oppervlak, zoals daken, van het gemengde riool af te koppelen wordt het gemengde riool bij hevige neerslag minder zwaar belast. Positief gevolg is dat de gemengde riooloverstorten minder vaak in werking treden. Het Westriool zelf is nog in goede staat en is en wordt op korte termijn niet vervangen.

In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2007-2010 is voor de wijken Ondiep en Pijlsweerd een afkoppeldoelstelling van 7,4 ha opgenomen. Een deel hiervan kan gerealiseerd worden in het gebied Zijdebalen.

De andere gemengde riolen in het plangebied zijn van een recentere datum en worden evenmin op korte termijn vervangen. Het gemengde riool in de Zeedijk is van 1962 en het riool in de Kaatstraat van 1980. De gemengde riolen in de Hogenoord en in de David van Mollemstraat zijn in 2004 vervangen.

Binnen het plangebied bevinden zich geen bijzondere rioleringsconstructies als riooloverstorten, rioolgemalen of bergbezinkbassins. Ook bevinden zich binnen het plangebied geen ongerioleerde percelen.

Vertaling beleid naar het bestemmingsplan

Bodem en grondwater
Bij nieuwe ontwikkelingen is het gemeentelijke beleid om in openbaar gebied minimaal een ontwateringsdiepte te realiseren van 0,7 m beneden straatniveau. Gezien de huidige ontwateringsdiepte in Zijdebalen zijn bij handhaving van het huidige maaiveldniveau geen maatregelen nodig om de grondwaterstand te reguleren. Er wordt door de gemeente dan ook geen overtollig grondwater ingezameld. Om wateroverlast door water op de aanwezige kleilagen te voorkomen, dient bij bouwwerkzaamheden waar mogelijk de storende kleilaag in de bovengrond doorgraven te worden.

Bij de herinrichting van het plangebied zal een aantal parkeerkelders gerealiseerd worden. Indien deze onder de (hoogste) grondwaterstand gerealiseerd worden, dan dienen deze waterdicht te worden gemaakt. Een permanente onderbemaling voor het ontwateren van de kelders is niet toegestaan, aangezien geen overtollig grondwater wordt ingezameld . Ook voor ondergrondse constructies boven de huidige grondwaterstand kan gedacht worden om deze waterdicht aan te leggen. Hiermee wordt dan voorkomen dat eventuele toekomstige grondwaterstijgingen leiden tot grondwateroverlast. Deze toekomstige stijgingen kunnen van klimatologische aard zijn, maar ook door menselijk handelen worden veroorzaakt (bijvoorbeeld opzetten waterpeilen, verhogen grondwaterstand door afkoppelen, beëindigen grondwateronttrekking, vervanging lekke riolering). Gezien de ontwateringsdiepte, bodemopbouw en afwezigheid van bodemverontreinigingen zijn er mogelijkheden voor het toepassen van infiltratievoorzieningen.

Oppervlaktewater
Het streven is om binnen het plangebied het water weer zichtbaar te maken door het realiseren van enkele grachten. Waar en in welke vorm deze grachten terug zullen komen hangt onder meer af van de financiële haalbaarheid. Streven is om minimaal de Wester- en Noorderstroom weer terug te brengen. Uitgangspunten daarbij zijn:

  • 1. De nieuwe watergangen moeten doorstromen met water uit de ondergrondse ‘Wester- en Noorderstroom’;
  • 2. Het water krijgt hetzelfde peil als het water in de binnenstad: NAP +0,60 m zodat geen nieuw peilgebied ontstaat. Het maaiveld van het plangebied ligt rond de NAP +2,00 m , waardoor het water relatief dicht bij het straatniveau ligt;
  • 3. De watergangen zijn minimaal 6m breed en 1.20m diep;
  • 4. Het peilverschil moet via een stuw opgelost worden. Afhankelijk van het aantal dwarsgrachten wordt minimaal één stuw uitgevoerd met een vispassage en is één stuw (automatisch) regelbaar ;
  • 5. Verbinding van de Noorderstroom met de Vecht via een duiker, vanwege de te behouden tuinderswoning in de Zijdebalenstraat;
  • 6. De overige dwarsgrachten worden via een zichtbare, brede opening in de Zeedijk aan de Vecht gekoppeld;
  • 7. Bij toepassing van een toekomstig waterpeil in de nieuwe grachten van NAP +0,60 m ligt dit peil hoger dan de minimale kerende hoogte van de regionale waterkering . Dit betekent dat het niet nodig is om de doorstroomopeningen afsluitbaar te maken. De stuwen zijn immers zelf al hoog genoeg.


Oevers
De bestaande en nieuwe oevers worden vormgegeven als stenen kades, zoals ook de grachten in de binnenstad en het begin van het Zwarte Water. In verband met onderhoud van de kade en het water, moet het water aan één zijde toegankelijk zijn. De kades van de Vecht worden onderhouden vanaf het water. De waterkerende functie van de kade aan de Vecht is in het bestemmingsplan vastgelegd.

Afvalwater en hemelwater
Huishoudelijk en bedrijfsmatig afvalwater moet bij voorkeur onder vrijverval worden ingezameld en getransporteerd naar de rioolwaterzuiveringinrichting (RWZI). Mocht het riool bij de kruising van de watergang dieper komen te liggen dan 4 meter beneden maaiveld of dan de ligging van de aanwezige riolering in de omliggende straten, dan moet het afvalwater worden afgevoerd via een pomp. Voor de aansluiting op het gemeentelijke riool is een vergunning noodzakelijk conform de gemeentelijke aansluitverordening riolering. Verder gelden de regels vanuit de gemeentelijke bouwverordening.

Het vigerende hemelwaterbeleid is opgenomen in het Gemeentelijk afval-, hemel- en grondwaterplan 2007-2010. Bij sloopnieuwbouwprojecten met oppervlaktewater aan de rand of in het plangebied moet al het hemelwater ter plaatse worden verwerkt. Voor Zijdebalen betekent dit dat het hemelwater van de circa 3 ha verharding in het plangebied moet worden geinfiltreerd via infiltratieriolen of moet worden afgevoerd naar het oppervlaktewater, bijvoorbeeld via molgoten en spuwers. Er wordt geen hemelwater vanuit het plangebied afgevoerd naar de rioolwaterzuivering, tenzij het zwaar verontreinigd is. Dakwater en water van trottoirs en verblijfsverharding mag conform het beleid van de waterkwaliteitsbeheerders rechtstreeks op oppervlaktewater worden geloosd.

Voor de lozing van hemelwater op de aanwezige riolering is een aansluitvergunning noodzakelijk conform de gemeentelijke aansluitverordening riolering. Voor lozing op oppervlaktewater is toestemming nodig van de waterkwaliteitsbeheerder.

Voor riolering die in de toekomst in eigendom, beheer en onderhoud komt van de gemeente geldt dat het dient te voldoen aan de eisen in het Gemeentelijk Rioleringsplan en het Handboek Inrichting Openbare Ruimte, versie juni 2005. Hiertoe dienen uitgangspunten, ontwerp en bestek goedgekeurd te zijn door de gemeentelijke rioolbeheerder.

5.9.3 Verslaglegging van gevoerd overleg gemeente - waterbeheerder

In het kader van het artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het ontwerpbestemmingsplan Zijdebalen naar Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden (HDSR) gestuurd. Op 19 mei 2010 heeft HDSR een positief advies uitgebracht voor het bestemmingsplan aangezien het plan zorgt voor een verbetering van de waterhuishouding en een vergroting van de ruimtelijke kwaliteit.