direct naar inhoud van 5.7 Bodem
Plan: Woonboulevard kanaleneiland IKEA e.o.
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPWOONBOULKANIKEA-0601

5.7 Bodem

5.7.1 Inleiding

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning bouwen, een functiewijziging of aan- dan wel verkoop dient een bodemonderzoek conform de NEN 5740 verricht te worden. Op basis van dit onderzoek wordt beoordeeld of de locatie geschikt is voor de geplande functie of dat er nog een nader onderzoek of misschien zelfs een bodemsanering noodzakelijk is voordat de locatie geschikt is voor de geplande functie.

Het gemeentelijk bodembeleid gaat uit van de volgende algemene uitgangspunten:

  • Bodembescherming
    Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en indien er toch bodemverontreiniging ontstaat moet de bodem direct worden gesaneerd. Dit speelt met name bij bedrijfsmatige activiteiten en/of calamiteiten.
  • Bodemsanering
    Ernstig verontreinigde locaties dienen te worden gesaneerd indien er tevens sprake is van milieuhygiënische risico's. Bij immobiele verontreiniging in de bovengrond die zich niet kan verspreiden (zoals zware metalen en PAK) wordt uitgegaan van een zogenoemde functiegerichte benadering. Dit houdt in dat de kwaliteitseisen die aan de bodem worden gesteld afhankelijk zijn van de (toekomstige) bestemming van de locatie. Bij mobiele verontreiniging die zich via het grondwater kan verspreiden, wordt mede afhankelijk van de kosteneffectiviteit, zoveel mogelijk verwijdering van de verontreiniging nagestreefd. Een ander uitgangspunt is dat bij nieuw in te richten gebieden of terreinen hogere eisen worden gesteld aan de bodemkwaliteit dan bij milieuhygiënisch onvermijdbare saneringen in gebieden waar geen nieuwe inrichting plaats vindt. Bij nieuwe situaties ligt het criterium voor saneren bij ernstige verontreiniging.
  • Bodembeheer
    Bij hergebruik van (schone of licht verontreinigde) grond wordt uitgegaan van het principe "wat schoon is moet schoon blijven" en "wat vies is mag niet viezer worden". Waar mogelijk wordt een verbetering van de kwaliteit nagestreefd, zodat de bodem duurzaam geschikt wordt voor elk gewenst gebruik.
5.7.2 Toetsingskaders

Om te bepalen of de boden geschikt is voor de toekomstige functie wordt binnen het bodemsaneringsbeleid gewerkt met interventiewaarden bodemsanering, indicatieve niveaus voor ernstige verontreiniging en streefwaarden. Hieronder wordt ingegaan op deze normen.

  • De streefwaarden geven het niveau aan waarbij sprake is van een duurzame bodemkwaliteit. Vertaald naar het curatieve beleid betekent dit, dat streefwaarden het niveau aangeven dat bereikt moet worden, om de functionele eigenschappen die de bodem voor mens, dier of plant heeft, volledig te herstellen. Hiernaast geven de streefwaarden aan wat het ijkpunt is voor de milieukwaliteit op de lange termijn, uitgaande van Verwaarloosbare Risico’s voor het ecosysteem.
  • Tussenwaarde: Een immobiele verontreinigingssituatie wordt gedefinieerd als een situatie waarbij de in de bodem aanwezige verontreinigende stoffen zich niet (significant) hebben verspreid naar het (freatisch) grondwater. Als maximum hiervoor wordt de tussenwaarde (T-waarde) gehanteerd van verontreinigende stoffen in de bodem op de saneringslocatie. De tussenwaarde is het rekenkundig gemiddelde van de streefwaarde en de interventiewaarde van een verontreinigende stof (ofwel T= (I+ ...
  • De interventiewaarden bodemsanering geven aan wanneer de functionele eigenschappen die de bodem heeft voor mens, dier en plant ernstig zijn verminderd of dreigen te worden verminderd. Ze zijn representatief voor het verontreinigingsniveau waarboven sprake is van een geval van ernstige (bodem)verontreiniging.
  • Indicatieve niveaus: Voor een aantal stoffen zijn op basis van wetenschappelijk onderzoek geen vastgestelde interventiewaarden aan te geven. Voor deze stoffen zijn zogenaamde indicatieve niveaus voor ernstige verontreiniging aangegeven. De indicatieve niveaus hebben een grotere mate van onzekerheid dan de interventiewaarden. De status van de indicatieve niveaus is daarom niet gelijk aan de status van de interventiewaarden. Over-of onderschrijding van de indicatieve niveaus heeft derhalve niet direct consequenties voor wat betreft het nemen van een beslissing over de ernst van de verontreiniging door het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag dient daarom naast de indicatieve niveaus ook andere overwegingen te betrekken bij de beslissing of er sprake is van ernstige verontreiniging.
5.7.3 Onderzoeksresultaten en conclusie

Ten behoeve van het plangebied is op door Lichtveld Buis en Partners een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd d.d. 11 november 2009, Kenmerk R074041aaA3.djs. Het gemeentelijk bodem informatiesysteem AV Besure is onderzocht of in het gebied ernstige gevallen van bodemverontreiniging aanwezig/bekend zijn. Uit het archiefonderzoek blijkt dat eerdere bodemonderzoeken in de directe omgeving van het plangebied geen aanleiding hebben gevormd tot nader onderzoek. Voor het gehele terrein is op basis van het gemeentelijke bodeminformatiesysteem uitgegaan van de hypothese onverdachte locatie conform NEN protocol grootschalige onverdachte locaties. Op het perceel zijn 28 boringen verricht.

Het doel van het onderzoek is het vaststellen van de bodemsituatie conform de NEN 5740:2009.

Het onderzoek heeft uitgewezen dat de grond (zowel boven- als ondergrond) niet geheel schoon is, echter, dat er geen verontreinigingen met concentraties boven de tussenwaarde zijn aangetroffen. Het grondwater bevat eveneens geen verontreinigingen met concentraties boven de tussenwaarde. Derhalve is het terrein milieutechnisch geschikt voor de beoogde functie en is geen nader onderzoek noodzakelijk. Voor de realisatie van de uitbreiding bestaan geen belemmeringen t.a.v. het voorkomen van bodemverontreinigingen in de bodem. In de directe omgeving zijn geen lopende grondwater saneringen bekend

De bodem is geschikt voor het toekomstige gebruik. De uitvoering van aanvullend of nader onderzoek is niet noodzakelijk. Bij eventuele grondafvoer dient rekening te worden gehouden met gebruik beperkingen. Mogelijk dient een partij keuring te worden verricht.

Indien grondwater wordt onttrokken kan het noodzakelijk zijn een monitoringsplan of een (deel-) saneringsplan op te stellen.