direct naar inhoud van 5.10 Water
Plan: Watervogelenbuurt, Hoograven, Tolsteeg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPWATERHOOGTOLSTEE-0401

5.10 Water

5.10.1 Inleiding

Vanaf 1 november 2003 is de watertoets wettelijk van toepassing, een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over waterhuishoudkundige aspecten van ruimtelijke plannen. De watertoets heeft als doel het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. In het plangebied wordt het waterbeheer gevoerd door het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. De rioleringstaak binnen het plangebied valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Utrecht. In het kader van de verplichte watertoets wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden.

Het gemeentelijke waterbeleid sluit aan op het op duurzaam waterbeheer gericht beleid van de overige waterbeheerders en is ingepast in het kader van de onderstaande beleidsdocumenten:

  • Rijksbeleid: nationaal waterplan, Vijfde Nota RO, WB21, NBW, Waterwet;
  • Provinciaal beleid: Nota Planbeoordeling, Provinciaal waterplan, Beleidsplan Milieu en Water, provinciale verordening, etc.;
  • gemeentelijk beleid: Gemeentelijk afval-, hemel- en grondwaterplan 2007-2010;
  • waterschapsbeleid: "Water voorop!" Waterbeheerplan 2010-2015 Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden;

In het algemeen is het beleid van het rijk, de provincie Utrecht, de gemeente Utrecht, waterschap HDSR en waterschap Amstel, Gooi en Vecht gericht op een duurzaam, schoon en veilig watersysteem. Voor het stedelijk water ligt de nadruk vooral op robuust waterbeheer waarbij de waterkwaliteitstrits gescheiden inzamelen-gescheiden afvoeren-gescheiden verwerken en de waterkwantiteitstrits water vasthouden-bergen-vertraagd afvoeren gehanteerd wordt bij ruimtelijke ontwikkelingen. In praktijk betekent dit dat bij nieuwe ontwikkelingen afvalwater en hemelwater apart worden ingezameld en dat hemelwater zoveel mogelijk binnen het plangebied wordt verwerkt.

5.10.2 Riolering

Het beleid voor de riolering is vastgelegd in het “Gemeentelijk afval-, hemel- en grondwaterplan 2007-2010”. Er wordt gewerkt aan een nieuw Gemeentelijk Waterbeleidsplan Utrecht 2011-2014 voor de periode 2011-2014 dit plan zal vermoedelijk nog in 2010 worden vastgesteld.

huidig rioolsysteem

De gebieden Hoograven en Tolsteeg vallen binnen het rioleringsbemalingsdistrict Baden Powellweg (district 7). Het rioleringssysteem is van het type gemengd, wat betekent dat zowel het regenwater als het huishoudelijke afvalwater onder vrijverval door één buis worden getransporteerd. Om wateroverlast te voorkomen zal bij grotere hoeveelheden neerslag het gemengde rioolsysteem overstorten op het oppervlaktewatersysteem.

Enkele straten zijn voorzien van een gescheiden rioleringssyteem in combinatie met waterpasserende verharding, dit zal in de toekomst worden uitgebreid. Het afvalwater gaat naar het rioolgemaal aan de Baden Powellweg vanwaar het naar bemalingsdistrict Korte Baanstraat (district 6) wordt verpompt. In 2010 wordt het nieuwe rioolgemaal aan de oostzijde van de Briljantlaan in gebruik genomen.

De Watervogelbuurt valt binnen het rioolbemalingsdistrict Korte Baanstraat. Het rioleringssysteem is ook van het type gemengd. Het afvalwater wordt onder vrijverval naar het gemaal Korte Baanstraat getransporteerd.

toekomstig rioolsysteem

In het Gemeentelijk riolerings- en grondwaterplan staan een aantal maatregelen omschreven om het rioolsysteem van Hoograven te verbeteren. De belangrijkste maatregelen zijn het afkoppelen van regenwater van het gemengde rioleringssysteem in een aantal wijken. Dit gebeurt in combinatie met rioolvervanging en grondwaterregulerende maatregelen. Afkoppelen vindt plaats door middel van infiltratie transportriolen in combinatie met waterpasserende verharding. Doel van deze maatregelen is het terugbrengen van het aantal riooloverstortingen om de waterkwaliteit te verbeteren en eventueel waarborging van de gewenste ontwateringsdiepte.

Bij voorkeur zal afkoppelen gebeuren door infiltratie ter plaatse en pas in tweede instantie door directe afvoer (afhankelijk van kwaliteit, eventueel via filterconstructie) naar het oppervlaktewater, conform het principe van vasthouden-bergen-'vertraagd' afvoeren. Met name bij ruimtelijke ontwikkelingsplannen moet worden ingestoken op het afkoppelen van regenwater en het verwerken van regenwater op eigen terrein.

Het schoon houden van hemelwater is van belang, uitlogende materialen als zink, lood, koper en bitumen zonder KOMO-keurmerk worden bij voorkeur niet toegepast, daar waar deze materialen in contact komen met het hemelwater, zoals dak, dakgoot en regenpijpen.

5.10.3 Grondwater

De gemeente heeft voortkomend uit de nieuwe wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken de zorgplicht voor het treffen van maatregelen in de openbare ruimte om structurele nadelige gevolgen van een te hoge of lage grondstand te voorkomen of te beperken. Vanuit deze zorgplicht streeft de gemeente naar een grondwaterniveau in openbaar gebied van minimaal 0,70 m beneden maaiveld. De eigenaar van het particuliere terrein is verantwoordelijk voor voldoende ontwateringsdiepte op zijn eigen terrein. Mocht het grondwaterniveau op het eigen terrein structureel hoger staan dan 0,70 m beneden maaiveld, dan mag de eigenaar het overtollige grondwater aanbieden op openbaar terrein.

Het gemiddelde grondwaterpeil in het gebied verloopt van 0,60 m +NAP in het noord-oosten bij de Watervogelbuurt tot 0,10 m – NAP in het zuid-westen van Hoograven. Het maaiveld in het plangebied is zo dat over het algemeen ruimschoots aan de ontwateringseis wordt voldaan. Mogelijk dat door plaatselijke kleilagen regenwater blijft hangen boven het werkelijke grondwater waardoor overlast kan ontstaan.

5.10.4 Oppervlaktewater

De Watervogelbuurt maakt onderdeel uit van het centrale stadsgebied van Utrecht. Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door de Vaartsche Rijn en aan de noordzijde door de Kromme Rijn. Deze wateren behoren tot de stadsboezem van Utrecht. Waterhuishoudkundig gezien maakt het plangebied dan ook onderdeel uit van het boezemwatersysteem. Peilschommelingen worden vermeden vanwege stabiliteit van gebouwen en infrastructuur en het voorkomen van (grond)wateroverlast. Water kan afgevoerd worden naar het Amsterdam-Rijnkanaal, aanvoer van water vindt plaats vanuit het hoofdwaterstelsel (Kromme Rijn en Vaartsche Rijn). Deze aanvoer vindt dagelijks plaats om het stadswater te verversen. De waterkwaliteit van het plangebied wordt voornamelijk bepaald door de kwaliteit van het aangevoerde water. De kwaliteit van het ingelaten water is van mindere kwaliteit als gevolg van lozingen van RWZI's op de Kromme Rijn, diffuse verontreinigingen en incidentele riooloverstorten. Langs de Kromme Rijn ligt een regionale waterkering. De toetshoogte voor deze kering is niet vastgesteld, het land achter de kering neemt namelijk in hoogte toe zodat de stabiliteit gewaarborgd blijft.

Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door de Vaartsche Rijn en aan de noordkant door de Kromme Rijn. Het water wordt bij de splitsing van het Merwedekanaal – Vaartsche Rijn ingelaten (gepompt) ter hoogte van de Liesbosweg. Via verschillende peilgebieden stroomt het water door de wijk en wordt weer uitgelaten op het Merwedekanaal juist ten noorden van de A12. Op de onderstaande uitsnede van de Watersysteemkaart wijk Zuid uit de wijkwaterplannen is het oppervlaktewatersysteem weergegeven. door de gemeente Utrecht wordt samen met het waterschap HDSR gewerkt aan de wijkwaterplannen waarin concrete voorstellen worden gedaan ter verbetering van de watersystemen. Langs de Kromme Rijn en met Merwedekanaal is vanuit het Waterbeleidsplan "Water Voorop' en de 'Kaderrichtlijn Water' als maatregel om de waterkwaliteit te verbeteren, voorgesteld om natuurvriendelijke oevers aan te brengen. Om dit mogelijk te maken is een reservering van ruimte langs de oevers noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPWATERHOOGTOLSTEE-0401_0025.png"Kaart

Kaart Watersysteem Hoograven e.o.

Algemeen

Het oppervlaktewaterbeheer ligt bij Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR). Het waterschap is verantwoordelijk voor het kwaliteitsbeheer van al het oppervlaktewater en ook het waterkwantiteitsbeheer van de primaire watergangen. Binnen het plangebied bevinden zich enkel primaire watergangen.

Aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem moeten door het Hoogheemraadschap worden vergund. Er geldt een vergunningsplicht op grond van de "Keur" (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet). In de Keur is daarnaast bepaald dat "beschermingszones" voor watergangen en waterkeringen in acht moeten worden genomen. Het komt erop neer dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Waterschap gebouwd en opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.

Bij toename van het verharde oppervlak in het plangebied bij ruimtelijke planontwikkelingen moet conform het beleid van gemeente en waterschap extra berging (compensatie) voor de opvang van afstromend hemelwater worden gecreëerd in de riolering, infiltratievoorzieningen, het oppervlaktewater of in een combinatie van deze. Als richtlijn geldt een minimale berging van 300 m3 per extra hectare verhard oppervlak.

Waterbeheerplan /Kaderrichtlijn water

Het waterbeheerplan beschrijft in hoofdlijnen de belangrijkste doelen en maatregelen die het waterschap de komende zes jaar wil bereiken en uitvoeren. In het plan staat hoe Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden zorgt voor een duurzaam, schoon en veilig watersysteem. In het waterbeheerplan zijn onder andere de maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) vastgelegd. Voor de maatregelen geldt een resultaatsverplichting voor eind 2015. De doelen die aan deze maatregelen ten grondslag liggen zijn vastgelegd in het Waterplan van de Provincie Utrecht.

Sinds 22 december 2000 is de KRW van kracht. Met deze richtlijn wil Europa het oppervlakte- en grondwater kwalitatief en ecologisch beschermen en verbeteren en een duurzaam gebruik van water bevorderen. De Europese Kaderrichtlijn water stelt doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlaktewater en het grondwater. Voor de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water binnen Nederland heeft de afgelopen jaren een intensieve samenwerking op het niveau van (deel)stroomgebieden en gebiedsprocessen plaatsgevonden.

Binnen het plangebied bevinden zich de oevers van het Merwedekanaal en de Vaartsche Rijn. Beide wateren vallen onder waterlichaam NL14_7 (Merwedekanaal). Verder valt de oever van de Kromme Rijn binnen waterlichaam NL14_2. Gebieden die volgens de gestelde definitie in de Kaderrichtlijn Water als waterlichaam zijn aangemerkt, zijn verdeeld in categorieën die aan specifieke ecologische en chemische waarden moeten voldoen en waarop vanuit de Europese Kaderrichtlijn aan moet worden voldaan. Het verdient de aanbeveling om de plankaart zodanig te wijzigen dat de oever ook een waterbestemming krijgt zodat natuurvriendelijke oevers kunnen worden gerealiseerd.

Waterkeringen

De oevers van het Merwedekanaal, de Vaartsche Rijn en de Kromme Rijn zijn waterkeringen, deze waterkeringen vallen in de categorie "overige" waterkeringen. Deze waterkeringen moeten verwerkt in de plankaart als waterstaatswerk. De zone 12 m uit de damwand of insteek talud is aangemerkt als waterstaatswerk. Buiten de zone waterstaatswerk is er ook nog een beschermingszone van 50 m. Werken binnen beide zones zijn vergunningplichtig volgens de keur. Voor de beschermingszone worden alleen voorwaarden gesteld aan bouwwerken of situaties die de waterkering zouden kunnen beschadigen.

Toekomstige situatie

Dit bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard, waardoor de mogelijkheden om de waterhuishouding middels ruimtelijke ontwikkelingen te verbeteren beperkt zijn.
Ten aanzien van beheer en onderhoud kan worden opgemerkt, dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingssyteem bij het Hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de 'Keur' (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet). In de Keur is daarnaast bepaald dat 'beschermingszones' voor watergangen en waterkeringen in acht dienen te worden genomen. Het komt erop neer dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Waterschap gebouwd en opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.

Conclusie

In het bestemmingsplan worden de watergangen als zodanig bestemd. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat-Waterkering' toebedeeld gekregen.
Verder heeft dit bestemmingsplan geen nadelige gevolgen voor de waterhuishoudkundige situatie.