direct naar inhoud van 2.4 Gemeentelijk beleid
Plan: Watervogelenbuurt, Hoograven, Tolsteeg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPWATERHOOGTOLSTEE-0401

2.4 Gemeentelijk beleid

In het gemeentelijk beleid ligt wat betreft dit plangebied de focus op herstructurering van naoorlogse wijken en de bereikbaarheid. Zowel in het Collegeprogramma, de Structuurvisie Utrecht 2015-2030 als de woonvisie en 'Utrecht Vernieuwt' worden voor de herstructurering van Hoograven beleidsmaatregelen opgenomen. Watervogelenbuurt geldt als een gemengd stedelijk gebied, levendigheid langs de vervoersassen door menging van functies en toch ook rust in de woonbuurten.

2.4.1 Ruimtelijk beleid

Structuurvisie Utrecht 2015-2030

De Structuurvisie Utrecht 2015-2030 bevat de gewenste toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de stad Utrecht. Op Hoograven en Tolsteeg is het ontwikkelingsperspectief 'De Binnentuinen' van toepassing, evenals voor de vele andere bestaande wijken rondom de binnenstad. Begraafplaats Soestbergen en het groen aan de Kromme Rijn maken deel uit van het ontwikkelingsperspectief 'Podium': een van de drie groen wiggen aan de oostrand van de stad.
De opgave voor het ontwikkelingsperspectief 'de Binnentuinen' van Utrecht ligt vooral in het onderhouden, vernieuwen en versterken van de kenmerkende wijkstructuren. De woonfunctie domineert. Afhankelijk van de situatie kan er sprake zijn van intensivering of juist extensivering. Maatvoering en wijkkenmerken zijn hierbij leidend. Er is een basispakket aan voorzieningen nodig, kleinschalige functiemenging is mogelijk. De herstructureringsaanpak van de naoorlogse wijken omvat naast fysieke ingrepen in woningen, investeringen in voorzieningen, scholen, ruimte voor cultuur ('broedplaatsen') en een aantrekkelijke woonomgeving. Bij de uitvoering van het programma 'Utrecht Vernieuwt', dat is opgesteld voor de vijf aandachtswijken in Utrecht, zijn 'versnelling' en 'maatwerk' de sleutelwoorden. De opgaven voor het genoemde 'Podium'-gebied ligt in het verbeteren van de kwaliteit van het trage netwerk als de verbindende structuur tussen de podia/ontmoetingsplaatsen van de stad. De groene wig dient gehandhaafd en herkenbaar te blijven, ze dragen bij aan een logische verbinding met het buitengebied en een robuuste groenstructuur.

Hoogbouwvisie (2005) en de Welstandsnota (2004)

Wat betreft de Hoogbouwvisie (2005) en de Welstandsnota (2004) moet er rekening worden gehouden met de volgende uitgangspunten:

  • In een groot deel van het plangebied is hoogbouw tot 15 m mogelijk. Hoogbouw in bestaande woonwijken wordt in beginsel vermeden. Langs hoofdstructuren kan een accent voorkomen van twee keer de gemiddelde bouwhoogte tot een maximum van 30 m;
  • Voor het plangebied geldt voornamelijk een 'Open' welstandsbeleidsniveau. Dat betekent dat er sprake is van een vrije en open oriëntatie op het bestaande bebouwingsbeeld, er ruimte voor vernieuwing is en bij gedeeltelijke veranderingen van de structuur wordt aangesloten op de bestaande omgeving. Voor de Ooster- en Westerkade, de groenstructuur in Hoograven en een aantal kenmerkende bouwblokken geldt een 'Respect' beleidsniveau. 'Respect' betekent dat het behoud en versterking van het aanwezige bebouwingsbeeld en versterking van de bestaande structuur en historisch ontstane karakteristiek centraal staat. Ter plaatse van de twee begraafplaatsen wordt rekening gehouden met beleidsniveau 'Behoud'. 'Behoud' betekent primaire oriëntatie op monumentale en beeldbepalende kwaliteiten van de gebouwen en de omgeving.
2.4.2 Woonbeleid

De Woonvisie Wonen in een sterke stad 2009-2019, is op 14 januari 2010 vastgesteld door de gemeenteraad. De visie schetst de kaders van het woonbeleid van de gemeente Utrecht voor de komende 10 jaar. Utrecht is een aantrekkelijke stad om te wonen en te werken, daarom is de druk op de woningmarkt groot. Deze druk zal de komende jaren blijven.
Het voornemen is om door nieuwbouw, aanpassing van de bestaande woningvoorraad en een betere verdeling van de woningen over de verschillende groepen de grootste knelpunten op te lossen. Verder wordt beoogt om ook de grootste kansen te benutten. De kansen bestaan uit het realiseren van sociale stijging in de wijken en het faciliteren van een stad van kennis en cultuur met de daar bij passende woningbouw. De speerpunten zijn:

- Kwantiteit, zoveel mogelijk verminderen van druk op de woningmarkt;
- Binnenstedelijk bouwen met hoge kwaliteit;
- Doorstroming, toegankelijkheid en doelgroepen;
- Kwaliteit woningvoorraad;
- Stad van Kennis en Cultuur.

De speerpunten 'doorstroming en doelgroepen' en 'verbetering van de kwaliteit van bestaande woningen' zijn met name van belang voor Hoograven en Tolsteeg. Voor mensen met een laag inkomen moeten de maatregelen gericht zijn op het vergroten van de toegankelijkheid van de sociale woningvoorraad en het vergroten van de keuzevrijheid. Voor de Watervogelbuurt en de Vaartsche Rijn-zone geldt het speerpunt; binnenstedelijk bouwen met hoge kwaliteit.

De kwaliteit van wijken en transformatie van de herstructureringswijken blijft van groot belang. Lopende processen in het kader van 'Utrecht Vernieuwt' worden voortgezet. In de woonvisie is vastgelegd dat van de totale nieuwbouwproductie tot 2020 gemiddeld 35% sociaal gerealiseerd moet worden (25% sociale huur en 10% sociale koop) .

2.4.3 Economisch beleid

Uitgangspunt van het economisch beleid is het behouden en versterken van de relatief sterke economische positie van Utrecht: talent vasthouden en kansen geven aan perspectiefrijke ondernemingen.

In het Economisch Profiel Utrecht (2003) worden maatregelen genoemd om aan dit lange termijn perspectief te werken. Voor kantoren en bedrijven, maar ook voor leisure, hotels, detailhandel en horeca is specifiek beleid opgesteld.

In dit plangebied komen nauwelijks solitaire kantoren voor, een mogelijke locatie zou rond het Vaartsche Rijn station kunnen zijn. Dit is echter niet mogelijk omdat kantoorontwikkeling, volgens het kantorenprogramma 2008-2015, geconcentreerd zal worden in het Leidsche Rijn Centrum en het Stationsgebied. Het plangebied bevat wel (verouderde) bedrijvenlocaties, zoals waar beleidsdoelstellingen voor zijn geformuleerd.

De Detailhandelsnota Utrecht (2000) bevat beleidsaandachtspunten voor het Winkelcentrum Smaragdplein, 't Goylaan. Belangrijk is dat 't Goylaan als buurtwinkelcentrum kan blijven functioneren en het Smaragdplein wordt opgewaardeerd tot wijkwinkelcentrum. Afstemming tussen deze twee centra en afbouw van kleine winkelstrips in de rest van de wijk door het omzetten van winkel- naar woonruimte is daarvoor het credo. Het beleid wordt op dit moment geactualiseerd, waarbij concentratie van detailhandel uitgangspunt is.

Volgens het Ontwikkelingskader Horeca Utrecht (2012) vormt een gebied zoals Ooster/Westerkade, zeker als het Vaartsche Rijn OV-station is gerealiseerd, een 'poort' naar de Binnenstad. In deze entreezone past een begeleidend en aanvullend voorzieningenaanbod en wordt dan ook als ontwikkellocatie aangewezen voor onder andere kleinschalige themarestaurants, dag-horeca en luxe-restaurants. Voor Tolsteegbrug/Ledig Erf wordt ruimte gezien voor een horecaplein met ruimere mogelijkheden. Voor wijk-, buurtwinkelcentra zoals het Smaragdplein en 't Goylaan is het beleid om de vestiging van onder andere cafés, fastfood, restaurants en dag-horeca te faciliteren.

Achtergrond van het nieuwe horecakader is het in ondergeschikte mate aanpassen van de categorie-indeling en - omschrijving. Daarnaast wordt - inhoudelijk - voor horeca B minder ruimte in de Binnenstad gezien, en meer aan de poorten van de stad. In het voorliggende bestemmingsplan wordt voor wat betreft de categorie indeling de opzet van het horecakader 2007 gevolgd. Ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan was het nieuwe horecakader nog niet vastgesteld en bovendien maakt de in het beleid van 2007opgenomen omschrijving van de categorie B een explicieter onderscheid met horeca A.

2.4.4 Verkeers- en vervoerbeleid

Het Gemeentelijk Verkeers- en vervoerbeleid is hoofdzakelijk weergegeven in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoerplan Utrecht 2005-2020 (2005). Daarnaast zijn specifieke aspecten, zoals parkeren in afzonderlijke nota's uitgewerkt.

Het plangebied is overwegend een verblijfsgebied. De A12 (RING Utrecht) en de Waterlinieweg maken deel uit van de Hoofdstructuur auto 2020. Daarnaast is de zuidelijke verdeelring tussen 't Goyplein en het Europaplein opgenomen als een secundaire as. In het verkeersplan wordt aangestuurd op capaciteitsvergroting van de A12, en ontlasting van de Waterlinieweg (in relatie tot de A27). Daarnaast zijn doorstromingsmaatregelen voor de kruisingen opgenomen en een aantal maatregelen om het OV- te verbeteren.

De parkeerbehoefte voor het plangebied wordt bepaald op grond van de parkeernormen, die zijn vastgelegd in de partiële herijking Parkeernormen 2008. De parkeernormen zijn gegeven met een bandbreedte, teneinde optimale flexibiliteit en maatwerk te bieden bij het realiseren van bouwplannen. Uitgangspunt is dat, rekening houdend met de kenmerken van de locatie, functie en woningtypologie, bij nieuwbouw het parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein wordt opgelost.

2.4.5 Groen- en waterbeleid

Het groen- en waterbeleid zijn te herleiden uit het Groenstructuurplan Utrecht (2007), het Bomenbeleid Utrecht (2009) en het Waterplan Utrecht (2004). Een van de kansrijke onderdelen voor de ontwikkeling van de groenstructuur in de stad is het versterken van het groen in de naoorlogse wijken en het versterken van verbindingen en nader ontwikkelen van groene verbindingen, ook naar het buitengebied toe. In de Visie Stedelijk Groenstructuur Utrecht 2030 is voor dit plangebied van belang:

  • Tot 2011 ligt er prioriteit bij het aanleggen van recreatiegebieden aan de rand van de bebouwde kom, zoals ten zuiden van het plangebied.
  • De verbinding van het buitenstedelijk groen (Liesboschpark) via de Vaartsche Rijn, naar de binnenstad (en verder naar de Watertoren). Langs de Vaartsche Rijn strook en oost-west wordt naar verbindingsmogelijkheden van groen gezocht en is het de ambitie om nieuwe wandel- en fietsverbindingen aan te leggen.
  • Bereikbaarheid van het groen voor mens en dier door het realiseren van groene passages van snelwegen en kanalen. Het groen langs het spoor en langs het talud van de Waterlinieweg is essentieel in de verbinding tussen de verschillende begraafplaatsen en de singelstructuren in zuid-Hoograven, een wens is het verbinden door het vergroenen van het ontbrekende deel bij 't Goylaan.
  • Dat bestaande elementen van de stedelijke groenstructuur worden beschermd, zoals de begraafplaatsen en structurerend buurtgroen. Menging van het stedelijk groen met andere stedelijke functies is in principe mogelijk. De randvoorwaarde is dat het groene karakter, de kwaliteiten en het gebruik van groen wordt behouden of verbeterd.

Het groenstructuurplan is in april 2007 vastgesteld en geldt sindsdien als vigerend groenbeleid. Er wordt gewerkt aan een Wijkgroenplan voor Hoograven en Tolsteeg (de Wijk Zuid). Het groenstructuurplan beschrijft de stedelijke groenstructuur, de belangrijke groene 'hotspots' en de gewenste verbindingen. Deze verbindingen zijn soms aanwezig en moeten soms nog worden gerealiseerd. Voor het bestemmingsplan is het volgende afwegingskader van belang:

  • Bestaande elementen van de stedelijke groenstructuur worden beschermd. De menging van het stedelijk groen met andere stedelijke functies is in principe mogelijk. De randvoorwaarde is dat het groene karakter, de kwaliteiten en het gebruik van groen wordt behouden of verbeterd.
  • De ontbrekende delen van de groenstructuur worden ontwikkeld. De open einden in de groenstructuur zijn aldus reserveringen voor de realisatie van toekomstig stedelijk groen.

De bomenstructuur komt grotendeels overeen met deze stedelijke groenstructuur. Door bepaalde ruimtelijke, groen- en cultuurhistorische elementen in een gebied aan te vullen met een bomenstructuur kan de herkenbaarheid van een gebied worden versterkt. Belangrijke structuren zijn de Vaartsche Rijn als een oude toegangsweg en de Julianaweg als historische lijn. De 't Goylaan en de Waterlinieweg worden genoemd als Stadslaan (zie hiervoor ook de bomenparagraaf).

De belangrijkste ecologische verbindingen binnen het plangebied zijn:

  • a. de Herautsingel en de Nijverheidssingel, en de overige singelstructuur van de Liesbosweg tot de Linschotensingel;
  • b. de Julianaweg;
  • c. het spoortalud langs de Waterlinieweg;
  • d. parken langs de Vaartsche Rijn.

Belangrijke ecologische kerngebieden zijn de begraafplaatsen en het Liesbospark. Door de oude bomen op de begraafplaats en de relatieve rust die daar heerst broeden er veel vogels. De Kromme Rijn heeft een belangrijke verbindende functie met het buitengebied.

Het gemeentelijke waterbeleid sluit aan op het op duurzaam waterbeheer gericht beleid van de overige waterbeheerders en is ingepast in het kader van de onderstaande beleidsdocumenten:

  • Rijksbeleid: Nationaal Waterplan, Vijfde Nota RO, WB21, NBW, Waterwet;
  • Provinciaal beleid: Nota Planbeoordeling, Provinciaal Waterplan, Beleidsplan Milieu en Water, Streekplan, etc.;
  • gemeentelijk beleid: Gemeentelijk afval-, hemel- en grondwaterplan 2007-2010;
  • waterschapsbeleid: “Water voorop!” Waterbeheerplan 2010-2015 Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden.

In het algemeen is het beleid van het rijk, de provincie Utrecht, de gemeente Utrecht, waterschap HDSR en waterschap Amstel, Gooi en Vecht gericht op een duurzaam, schoon en veilig watersysteem. Voor het stedelijk water ligt de nadruk vooral op robuust waterbeheer waarbij de waterkwaliteitstrits gescheiden inzamelen-gescheiden afvoeren-gescheiden verwerken en de waterkwantiteitstrits water vasthouden-bergen-vertraagd afvoeren gehanteerd wordt bij ruimtelijke ontwikkelingen. In praktijk betekent dit dat bij nieuwe ontwikkelingen afvalwater en hemelwater apart worden ingezameld en dat hemelwater zoveel mogelijk binnen het plangebied wordt verwerkt.

Met het opstellen van het Waterplan Utrecht is afgesproken te streven naar een watersysteem voor de toekomst, dat aansluit bij de natuurlijke omstandigheden op en om Utrechts grondgebied. Er zijn afspraken gemaakt voor het terugdringen van de verontreiniging van het oppervlaktewater en de veranderde waarden van het water voor de stad beter te benutten.
In de visie 'Duik in Utrecht' (toerisme op het water), een nota van het programma Stadspromotie, wordt een pleidooi gehouden om bij eventuele herontwikkeling of herinrichting van de Jutfaseweg/Goylaan en de Vaartsche Rijn-zone een locatie te zoeken waar een openbare, toegankelijke en recreatieve bestemming gegeven kan worden. Rotsoord wordt genoemd als een 'Waterspot' een plek om het water op die plek een meer openbare bestemming te geven. Het bevorderen van de toegankelijkheid van dit gebied, ook vanaf het water, is essentieel. Bijvoorbeeld door het aanbieden van evenementen en horeca. Voor de Oosterkade is het gewenst een afmeer/opstapplaats voor de recreatievaart te realiseren.

2.4.6 Duurzaamheidsbeleid

De Wro en de gemeente Utrecht streven naar een duurzame ruimtelijke ontwikkeling. Dit houdt in het streven naar een evenwicht tussen people (sociale component), planet (ecologie en milieu) en profit/prosperity (economie), zowel in het hier en nu als daar en later – zonder afschuiving naar andere schaalniveau's en de toekomst. Het bestemmingsplan schenkt aandacht aan de sociale en economische component, aan flora en fauna, water en de milieuthema's lucht, geluid, externe veiligheid en bodem. Duurzaam bouwen completeert dit door zich te richten op de ontbrekende thema's (in het bijzonder ruimtegebruik, grondstoffengebruik, gezondheid) en het integrale resultaat, zowel hier en nu als daar en later.

De milieubelasting door bouwen, wonen en werken is te groot. De overheid streeft ernaar deze milieubelasting in 2030 met 95% te verminderen ten opzichte van 1990 en moedigt andere maatschappelijke partijen aan hieraan bij te dragen.

De gemeente heeft in haar Milieubeleid en daaraan gelieerde beleidsplannen en afspraken als Utrecht maakt Nieuwe Energie 'Utrecht CO2-neutraal in 2030', Waterplan, FSC convenant, ambities vastgesteld voor duurzaam bouwen, energie, materiaalgebruik et cetera. In projectplannen moet daar aan voldaan worden.

Duurzaam bouwen beleid in zijn brede betekenis, dus grondstoffen, energie, intensief ruimtegebruik, water, gezondheid/binnenmilieu beschrijven. Hoewel energie een onderwerp is binnen duurzaamheid/duurzaam bouwen wordt het toch vaak vanwege de specifieke mogelijkheden en relaties in het bijzonder met de omgeving apart benoemd en toegelicht. Met corporaties zijn expliciete afspraken gemaakt over duurzaamheid en woningkwaliteit.

Voor een integratie van duurzaamheids en energieaspecten in het stedenbouwkundig plan dienen voorafgaand aan de planvorming kennis en inzicht in de mogelijkheden te worden verworven, bijvoorbeeld door een energiebalans of visie op te stellen.

De kwaliteit van de leefomgeving/(semi-)openbare ruimte wordt sterk bepaald door stedenbouwfysische aspecten als zon/schaduw en windklimaat. Ook stank en spraakverstaanbaarheid bepalen de kwaliteit van de beleving. Daarom is het maken van een windstudie en een zonstudie van belang om beoogde functies in die openbare ruimte (wandelen, recreëren, spelen) overeen te laten komen met de feitelijke kwaliteit. Voorkomen wordt daarmee dat bijvoorbeeld speelplekken voor kleine kinderen op winderige plaatsen wordt geprojecteerd en/of ook weinig zon krijgt.

Duurzaam bouwen

De gezamenlijke overheden hebben hun duurzaamheidsambitie onder andere geconcretiseerd in het convenant duurzaam inkopenwww.senternovem.nl/duurzaaminkopen. Daarin hanteren zij als contractvoorwaarde voor stedenbouwkundige plannen het gebruik van de Duurzaamheids Prestatie op Locatiewww.senternovem.nl. DPL concretiseert de per project geselecteerde duurzaamheidsthema's door middel van indicatoren en scoort die op een 0 – 10 schaal. Het voldoen aan wettelijke minimumeisen scoort 6, het hoogst haalbare 10. De totaalscore over alle indicatoren kan worden gemiddeld. Een doorsnee wijk scoort gemiddeld 6. Duurzaam inkopen geeft geen minimumeis voor de DPL. De duurzaamheidsambitie van de gemeente Utrecht komt overeen met een gemiddelde DPL van 8½.

Op gebouwniveau hanteert het convenant als maat de GPR Gebouw www.gprgebouw.nl. Ook GPR Gebouw werkt met een 0 – 10 schaal. Utrecht stelt een GPR van 8½ als minimum voor haar eigen gebouwen. Voor kantoren wordt ook GreenCalc+www.GreenCalc.com veel gebruikt.

Aparte aandacht vraagt de kwaliteit van het binnenmilieu, in het bijzonder gebouwen waar kinderen langdurig verblijven. Bij scholen is dit vaak zo slecht dat de leerprestaties daar onder lijden. Daarom is de gemeente Utrecht met de gezamenlijke schoolbesturen als kwaliteitseis voor het binnenmilieu klasse B overeengekomen. In de geest van de afspraak voor scholen is het verstandig ook voor andere gebouwen waar lang verblijven een doel op zich is zoals kantoren, gebouwen voor kinderopvang/BSO (Buitenschoolse Opvang) en woningen kwaliteitseisen te stellen aan het binnenmilieu.

De kwaliteit van het binnenmilieu wordt uiteindelijk in de bouwplanfase uitgewerkt, maar hangt sterk samen met de energiehuishouding. Daarom is het belangrijk om integraal te ontwerpen.

Concreet betekent dit voor plannen een stevige reductie van het fossiele energieverbruik in de gebouwde omgeving, beperken milieubelasting door gebouw zelf, toepassen van hout uit duurzame bossen, vermijden uitlogende verontreinigende bouwmaterialen, robuuste voorzieningen om het binnenmilieu in gebouwen en in het bijzonder gebouwen waar kinderen langdurig verblijven op orde te hebben.

Energie

Het grootste deel van de milieubelasting door bouwen, wonen en werken is het gevolg van het gebruik van fossiele brandstoffen voor warmte, koude en kracht. Fossiele brandstoffen veroorzaken veel milieubelasting en de schaarste kan leiden tot geopolitieke spanningen. Vooral de uitstoot van CO2 staat nu in de belangstelling. CO2-emissie leidt tot opwarming van de atmosfeer en klimaatverandering. Vanwege dit grote duurzaamheidseffect van energiegebruik behandelen we energie als apart thema.

De gemeente Utrecht heeft de ambitie om in 2030 als grondgebied CO2-neutraal te zijn. Dit vereist een stevige inspanning van alle betrokken partijen. Voorwaarde voor het kunnen realiseren van de nodige maatregelen, ook op gebouwniveau, is een optimale energie-infrastructuur op bouwblok-, buurt- en wijkniveau. Daarbij kan het gaan over het gebruik van stadsverwarming als dat in de nabijheid ligt. Ook andere technieken kunnen de behoefte aan fossiele energie beperken zoals het inzetten van van warmte-koude opslag in de bodem. Maar de belangrijkste eerste stap is een goed geïsoleerd en kier/naad-dicht gebouw, rekening houdend met gezondheidscondities.

Een reële bijdrage aan de gemeentelijke energieambitie vereist een energieprestatie ruim boven het wettelijk vereiste. De wettelijke eis ligt vast in het Bouwbesluit, en verplicht nu dat nieuwe woningen een Energie Prestatie Coëfficiënt hebben van 0,8. Op korte termijn wordt die wettelijke eis aangescherpt. Op bouwblok- en hoger schaalniveau komt dit overeen met een EPL (Energie Prestatie op Locatie, de energiemaat op bouwblokniveau) van 6,8. Een EPL > 8½ wordt beschouwd als innovatief, een EPL van 7,2 – 8 als 'voorlopend' (SLOK klimaatconvenant).

2.4.7 Onderwijs beleid

Onderwijsagenda 2006-2010 en Masterplan Primair onderwijs 2007-2014

In het Collegeprogramma 2006 is opgenomen dat het achterstallig onderhoud binnen acht jaar weggewerkt zal worden en dat elke school recht heeft op onderwijskundige vernieuwing. Hiervoor is de onderwijsagenda opgesteld, een samenwerking tussen de bij onderwijs betrokken partners in de stad.

De gebouwen van het Utrechts primair en (voortgezet) speciaal onderwijs zijn nog niet allemaal op orde, het achterstallig onderhoud achterstallig onderhoud, renovatie en evt. nieuwbouw vergt grote investeringen. Het Masterplan Primair Onderwijs en (Voortgezet) Speciaal Onderwijs 2007 - 2014 voorziet voor het overgrote deel, zo'n 75%, in deze investeringen. In dit Masterplan is het Cluster Duurstedelaan en de school op de Ridderlaan zijn hierin opgenomen voor vervangende nieuwbouw. De vervangende nieuwbouw aan de Ridderlaan heeft betrekking op twee scholen: de VSO Rotsoord en de basisschool de Blauwe Aventurein (voormalige Van der Meerschool). Opvallend is dat in de wijk Hoograven - Tolsteeg de meeste basisscholen (5van de 7) geclusterd zijn in Zuid. In De Watervogelenbuurt behorende bij dit bestemmingsplan, zijn geen scholen aanwezig.

2.4.8 Sportbeleid

"Sport in het Hart!"

De missie van het beleidsplan sport 2007-2010 luidt: "Utrecht is een dynamische sportstad waar iedereen meedoet op zijn of haar niveau". Om deze missie in de planperiode te realiseren zijn tien ambities vastgesteld. Daarvan zijn voor dit plangebied en bestemmingsplan de volgende van belang:
1. Aantrekkelijk sportaanbod voor leerlingen, zowel onder als na schooltijd
2. Vitale verenigingen
4. Optimale wisselwerking top- een breedtesport
8. Voldoende basisaccommodaties in elke wijk
9. Multifunctionele sportaccommodaties.

Ook is aangegeven welke locaties ontwikkeld worden voor welke sportdoelgroepen. Zoals is Maarschalkerweerd aangewezen als een van de topsportlocaties, en Liesboschpark wordt aangeduid als een te herontwikkelen locatie voor sport- en wijkfuncties. Er wordt gekeken naar de mogelijke optimalisering van de onderkomens van de scoutingclubs en de roeverenigingen. Zo wordt welzijn en vrijetijd in samenhang herontwikkeld. Er wordt gekozen voor een eigentijds en kwalitatief goed basispakket aan voorzieningen: laagdrempelige (top)sportaccommodaties en sportief ingerichte openbare ruimte in alle wijken.

2.4.9 Horecabeleid

In mei 2012 heeft de gemeenteraad de actualisering van het Ontwikkelingskader Horeca Utrecht vastgesteld. Het beleid geeft een beschrijving van de speerpunten van het gemeentelijke horecabeleid. Per gebied of wijk wordt aangegeven waar mogelijkheden bestaan voor het toevoegen van nieuwe horeca. Daarbij dient per aanvraag een afweging te worden gemaakt. Nieuwe horeca dient iets toe te voegen aan een gebied en er dient aandacht te zijn voor de leefbaarheid. In het plangebied bestaan er onder andere kansen voor nieuwe horeca in het gebied van de Oosterkade.