direct naar inhoud van 4.8 Flora en fauna
Plan: Vleuterweide, Vleuten
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPVLEUTERWEIDEVLEU-0601

4.8 Flora en fauna

Groen

Kader

Het Groenstructuurplan Utrecht (vastgesteld door de raad in april 2007) heeft tot doel het verhogen van de kwaliteit van het stedelijk groen ten behoeve van de leefbaarheid van de stad. In het Groenstructuurplan zijn de bestaande en wenselijke stedelijke groenstructuren vastgelegd. Deze groenstructuren hebben zowel een landschappelijke, cultuurhistorische, recreatieve als ook ecologische functie. Het is op grond van dit Groenstructuurplan de bedoeling dat de kwaliteit van het groen in deze zones steeds verder ontwikkelt en verbetert. Veranderen van functie is alleen mogelijk na bestuurlijke afweging. Een afname van oppervlakte van de stedelijke groenstructuur dient te worden gecompenseerd.

Ecologie

Kader

De Natuurbeschermingswet 1998 vervangt de Natuurbeschermingswet 1968. De wet is per 1 oktober 2005 in werking getreden. In de Natuurbeschermingswet 1998 is ook de bescherming van de Speciale Beschermingszones (SBZ) op grond van de Habitat- en Vogelrichtlijn geregeld, vanaf het moment dat de gebieden zijn aangewezen door Brussel. DeNatuurbeschermingswet 1998 regelt ook de bescherming van de zogenaamde Beschermde Natuurmonumenten en de gebieden die de minister van EZ aanwijst ter uitvoering van de internationale verplichting, zoals RAMSAR wetlands. Projecten of handelingen die negatieve effecten op deze beschermde gebieden kunnen hebben, zijn verboden. Ook activiteiten buiten de beschermde gebieden kunnen verboden zijn, indien deze negatieve effecten veroorzaken op de kwalificerende natuurwaarden van het gebied (externe werking).

Ecologische Hoofdstructuur

De Nota Ruimte vervangt het Structuurschema Groene Ruimte (SGR) en geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in het landelijke gebied in onder andere de vorm van Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt.

Flora en faunawet

In de Flora en faunawet zijn verschillende verbodsbepalingen opgenomen om in het wild levende flora en fauna te beschermen. Het is verboden om dieren opzettelijk te verontrusten, te doden of hun rust- of verblijfplaats te verstoren of te beschadigen. Ook is het verboden om beschermde planten te beschadigen of van hun groeiplaats te verwijderen. De Flora en Faunawet legt daarnaast een algemene zorgplicht op voor alle (wilde) dieren en planten en hun directe leefomgeving.

Ruimtelijke ontwikkelingen en uitvoering van projecten of (bestemmings-)plannen mogen niet in strijd zijn met de internationale richtlijnen of de Flora en fauna wet. Indien er een besluit wordt genomen op grond van de Wet ruimtelijke ordening waarbij de uitvoering van het besluit gevolgen kan hebben voor beschermde soorten, moet getoetst worden of beschermde soorten aanwezig (kunnen) zijn. Ook dient te worden bekeken wat de eventuele effecten van de activiteiten op de soorten zijn. De centrale vraag daarbij is of er een vrijstelling of een ontheffing nodig is op grond van de Flora en faunawet. Dit is afhankelijk van de beschermingsgraad van de aangetroffen soort.

Bij het vaststellen van het bestemmingsplan dient van tevoren duidelijk te zijn dat de Flora en faunawet niet in de weg staat aan de uitvoering van het plan en dat eventuele ontheffing of vrijstelling zal worden verleend.

Plansituatie

De gemeente Utrechts is voornemens om op 17 locaties in het plangebied binnen Vleuterweide stedenbouwkundige bouwplannen te realiseren. Deze locaties betreffen zeventien verspreid liggende percelen binnen het plangebied.

In 2004 is reeds een gebiedsdekkend verkennend natuuronderzoek uitgevoerd. ten opzichte van 2004 is het gebied grotendeels bebouwd en daarmee is het plangebied wezenlijk veranderd. Daarom is wederom een verkennend natuuronderzoek uitgevoerd om de consequenties met betrekking tot de natuur in kaart te brengen. Dit onderzoek beperkt zich daarbij alleen tot de eerdergenoemde 17 percelen binnen het plangebied.

Conclusie

De voorgenomen stedelijke ontwikkeling binnen de onderzochte percelen in het plangebied wordt buiten Het Natura 2000-gebied 'Oostelijke Vechtplassen' en tevens buiten het Natuurbeschermingsgebied 'Moerasterreinen langs de Bijleveld' uitgevoerd. Daarbij betreft het een inrichting op beperkte locale schaal en ruime afstand. Daarmee worden ook geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van deze gebieden verwacht.

Het plangebied bevindt zich op een afstand van circa 800 meter van de Ecologische Hoofdstructuur. het plangebied valt daarmee buiten de begrenzing van EHS gebied. Verdere toetsing aan het beschermingsregime van de EHS is daarom niet aan de orde.

Flora

De geplande werkzaamheden hebben geen negatieve effecten op het voorkomen van plantensoorten van tabel 2 of 3 van de Flora- en faunawet (Ffwet), aangezien deze niet op de percelen in het plangebied voorkomen. Tabel 1 soorten als de zwanenbloem en de gewone dotterbloem kunnen wel in het plangebied worden verwacht, maar dit beperkt zich veelal tot de 'natte' oevers. Voor de tabel 1 soorten geldt daarbij een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffwet.. Hiervoor geldt wel de zorgplicht.

Zoogdieren

De percelen in het plangebied betreffen 'kale' percelen zonder bomen of gebouwen. Daarmee vindt geen verstoring plaats op vaste verblijfplaatsen van vleermuizen op desbetreffende percelen, er zijn tevens geen vleermuizen vliegroutes in de directe omgeving van de percelen aangetroffen. In dit kader zijn geen negatieve effecten voorzien en hoeven geen vervolgprocedures in gang te worden gezet. Wel kunnen algemene zoogdiersoorten zoals egel, mol, haas en bunzing voorkomen. Dit zijn algemene soorten van tabel 1 van de Ff-wet. Voor deze soorten geldt een algehele vrijstelling van de verbodsbepalingen van de F-fwet.

Vogels

Bij bouwwerkzaamheden kan verstoring van vogels optreden. Verstoring van broedvogels treedt op wanneer tijdens de broedperiode (circa maart t/m juli) werkzaamheden, zoals het kappen van bomen en vergraven/dempen van terrein plaatsvinden. Het verstoren van broedsel (inclusief broedende vogels, nesten en eieren) is niet toegestaan (Ff-wet).

De oeverzwaluw is recent in Vleuterweide aangetroffen. Tijdens het broedseizoen kan door ecologische begeleiding worden bepaald of en waar deze soort voor kan komen

Vissen

De bittervoorn (Ff-wet tabel 3) en kleine modderkruiper (Ff-wet tabel 2) komen volgens de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) voor in watergangen. Zolang geen werkzaamheden in 'den natte' uitgevoerd worden, wordt verstoring van vissen voorkomen. Als er wel watergangen vergraven worden, dient nader onderzoek naar de aanwezigheid van beschermde vissen.

Amfibieën

Uit het NDFF blijkt dat de rugstreeppad (Ff-wet tabel 3) in het plangebied is aangetroffen. Op basis van deze terreinkenmerken en het veldbezoek kan met uitzondering van de percelen 3, 4, 6,7 en 8, het plangebied als voortplantingsgebied en leefgebied fungeren. Op basis hiervan wordt aanbevolen om aanvullend onderzoek uit te voeren naar de rugstreeppad. Voor de overige algemene soorten dient de zorgplicht in acht te worden genomen.

Op dit moment (juni 2013) loopt er nog een aanvullend onderzoek in verband met mogelijke aanwezigheid van de rugstreeppad. Dat onderzoek kent diverse fasen. In augustus 2013 vindt een aanvullend onderzoek naar nieuwe eiafzetting plaats. Bij het bouwen op één van de in hoofdstuk 3.4 genoemde ontwikkellocaties moet de initiatiefnemer dan ook letten op de mogelijke aanwezigheid van padden. In de bestemming Groen in het plangebied kunnen paddenpoelen worden gerealiseerd, zodat padden in de omgeving van hun oorspronkelijke leefgebied in stand kunnen worden gehouden.

Overige soorten

Verder zijn geen waarnemingen bekend van overige strikt beschermde soorten. Gezien de inrichting en gebruik van de ontwikkellocaties worden deze hier ook niet verwacht. In dat kader zijn dan ook geen negatieve effecten voorzien en hoeven geen vervolgprocedures in gang te worden gezet.

Voor de overige algemene soorten dient de zorgplicht in acht te worden genomen.

Conclusie

Op grond van het uitgevoerde onderzoek kan worden geconcludeerd dat er een aantal beschermde soorten(rugstreeppad, bittervoorn, kleine modderkruiper, oeverzwaluw en andere broedvogels) in het plangebied voorkomt of tijdens de werkzaamheden op de werklocaties kan verschijnen. Hiermee zal rekening gehouden moeten worden. Mogelijk is een ontheffing ex art. 75 van de Flora-en faunawet nodig voor de rugstreeppad.

Tabel 4.1 Aanbevelingen en conclusies

Soortgroep   FF-wet tabel 2 / 3   Conclusie   Aanbeveling  
Amfibieën   Rugstreeppad   Is recent aange- troffen   - aanvullend onderzoek
- afhankelijk van aanvullend onderzoek een onthef- fingsaanvraag en/of maatregelen ter voorkoming van effecten op de rugstreeppad.  
Vogels   Oeverzwaluw   Is recent aange- troffen   - broedvogelinspectie
- mitigerende maatregelen als in het broedseizoen wordt gewerkt.  
Vogels   Grondbroeders   Kan worden verwacht   - broedvogelinspectie
- mitigerende maatregelen als in het broedseizoen wordt gewerkt.  
Vissen   Bittervoorn   Is recent aange- troffen   - aanvullend onderzoek als watergangen vergraven worden.  
Vissen   Kleine modderkruiper   Is recent aange- troffen   - aanvullend onderzoek als watergangen vergraven worden.  

Het volledige onderzoeksrapport 'Actualisatie verkennend natuuronderzoek Vleuterweide', Grontmij, maart 2013, nr. 328076 is te vinden in bijlage 3 behorende bij de toelichting van dit bestemmingsplan.