direct naar inhoud van 2.3 Gemeentelijk beleid
Plan: Vleuterweide, Vleuten
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPVLEUTERWEIDEVLEU-0601

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Structuurvisie Utrecht 2015-2030 (2004)

Utrecht is de stad met drie kernkwaliteiten, welke in de structuurvisie zijn uitgewerkt in de drie perspectieven: De Markt, Het Podium en De Binnentuinen. Binnen het perspectief van Het Podium is het ov-net werk met het Station Vleuten opgenomen. Het bestemmingsplangebied behoort in hoofdzaak tot de Binnentuinen, "de grote stad met kleinschaligheid en sociale cohesie in de wijken". De opgave voor dit ontwikkelingsperspectief ligt vooral in het onderhouden, vernieuwen en versterken van de kenmerkende wijkstructuren. Soms is dat een park, soms een voorzieningenlint, soms een waterloop. Ingrepen in de binnentuinen / wijken moeten leiden tot een inrichting van de openbare ruimte die aansluit bij de behoefte van de gebruikers. De woonfunctie domineert. Afhankelijk van de situatie kan er sprake zijn van intensivering of juist extensivering. Maatvoering en wijkkenmerken zijn hierbij leidend. Er is een basispakket aan voorzieningen nodig, kleinschalige functiemenging is mogelijk, bijvoorbeeld in de vorm van woon/werkunits of kleinschalige bedrijvigheid. Het centrum van Vleuterweide is aangegeven als locatie met een concentratie van voorzieningen. De wijken zijn autoluw. Verkeer wordt zoveel mogelijk via de stedelijke ontsluitingswegen afgehandeld. Op die manier wordt ook de onderlinge verbinding tussen de wijken georganiseerd.

2.3.2 Planhistorie Leidsche Rijn

Het Masterplan Leidsche Rijn vormde in 1995 het ruimtelijke en programmatische startpunt voor de ontwikkeling en de realisatie van de plannen voor het 'aangewezen 'VINEX'-gebied. Het Masterplan ging uit van de realisering van in totaal 30.000 woningen binnen Leidsche Rijn. Het Masterplan was vooral bedoeld om richting te geven aan toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, maar heeft geen juridisch bindende status. Het Masterplan was erop gericht Leidsche Rijn te ontwikkelen tot een stedelijk gebied met als doel een bijdrage te leveren aan de oplossing van de woningnood in de regio Utrecht.

In de visie die aan het Masterplan ten grondslag lag nemen drie begrippen een centrale plaats in: compactheid, duurzaamheid en identiteit.
Bij compactheid gaat het niet zozeer om een hoge dichtheid, maar vooral om een sterke verbondenheid met bestaande concentraties van bebouwing. Met duurzaamheid wordt gedoeld op het streven naar een evenwicht van ecologische en economische aspecten. Tenslotte heeft identiteit te maken met karakter. Behoud van identiteit dient onder meer te worden nagestreefd door rekening te houden met de onderling sterk verschillende karakters van de stad Utrecht enerzijds en de kernen Vleuten en De Meern anderzijds. Hierbij dienden veel kleine wijken met eigen stedenbouwkundige en architectonische identiteit te worden ontwikkeld.

In de Structuurschets Vleuten – De Meern (1997) heeft de gemeenteraad van de voormalige gemeente Vleuten – De Meern een samenhangend ontwerp voor de hoofdstructuur van de nieuwe wijk vastgelegd voor het deel van Leidsche Rijn dat binnen de toenmalige gemeente viel.

Voor het plangebied zijn de bovengenoemde ruimtelijke uitgangspunten verder uitgewerkt en op een aantal punten aangepast en uiteindelijk planologisch juridisch vastgelegd in het bestemmingsplan Vleuterweide. Tijdens het opstellen van het bestemmingsplan is er tevens een beeldkwaliteitplan voor Vleuterweide opgesteld door het bureau Vollmer & Partners. De in het bestemmingsplan beschreven hoofdstructuur vormde de basis voor het beeldkwaliteitsplan. Het beeldkwaliteitplan heeft gediend ter vervanging van het hoofdstuk 'beeldkwaliteit Vleuterweide' uit de structuurschets.

In de Actualisatie Ontwikkelingsvisie 2003, wordt voortgebouwd op de Ontwikkelingsvisie uit 1997 en de actualisatie daarvan in 1999, en op de Structuurschets Vleuten-De Meern 1997. Vleuten- De Meern en Utrecht zijn inmiddels één gemeente. Aanpassingen betreffen vooral verkeer, parkeren en het woningbouwprogramma die een doorwerking hebben naar de stedenbouwkundige invulling.

De in het bestemmingsplan beschreven hoofdstructuur vormt de basis voor het ontwerp van de stedenbouwkundige invulling van Vleuterweide. Voor de verschillende deelgebieden van Vleuterweide zijn stedenbouwkundige plannen vastgesteld. Dit zijn stedenbouwkundige plannen voor De Boomgaarden, De Rietvelden, Centrum & De Hoven, De Tuinlanden, De Erven en De Hagen.

2.3.3 Hoogbouwvisie (2005)

In de Hoogbouwvisie wordt een toetsingskader gegeven voor hoogbouwplannen. De indeling is grotendeels gebaseerd op de ontwikkelingsperspectieven uit de Structuurvisie Utrecht. Voor Vleuterweide is het ontwikkelingsperspectief van De Binnentuin van toepassing. Een accent in De Binnentuin vervult een rol op het niveau van de wijk of buurt en niet van de stad. Accenten moeten daarom altijd passen in de context van de wijk of buurt en hebben tot doel een bijzondere plek in de wijk of buurt te markeren. Een logische plek kan bijvoorbeeld de entree van een wijk zijn, een zichtlijn, een bijzondere functie in de wijk, of een plek die om verdichting vraagt zoals een station. Een accent kan een bijzondere functie zijn (een winkel of een theater), een gebouw met bijzondere architectuur of met een afwijkende bouwhoogte (dat kan zowel hoger of lager zijn). Uitgaande van de 'menselijke maat' kan in woongebieden waar veel laagbouw aanwezig is, af en toe een hoger gebouw worden toegestaan. De Hoogbouwvisie gaat uit van incidentele accenten tot circa twee keer de gemiddelde hoogte in de wijk. De vraag waar accenten in de binnentuinen gezet kunnen worden blijft te allen tijde maatwerk. In Vleuterweide is er op een aantal plaatsen een accent gerealiseerd zoals in het centrumgebied van Vleuterweide, langs de Stroomrugbaan en Utrechtste Heuvelrug. Bij station Vleuten is hogere bebouwing gepland. De accenten binnen het plangebied zijn onderdeel van het stedenbouwkundig ontwerp en zijn opgenomen in de stedenbouwkundige plannen.

2.3.4 Welstandsnota Utrecht "De schoonheid van Utrecht" (2004)

In de Welstandsnota Utrecht is geformuleerd op welke wijze het welstandsbeleid van de gemeente Utrecht uitgevoerd zal worden. Dit betreft de welstandstoetsing van vergunningplichtige bouwwerken. De welstandnota geeft beoordelingscriteria voor het toetsen van bouwaanvragen aan de redelijke eisen van welstand in aansluiting op het bestemmingsplan. De Welstandsnota kent drie beleidsniveaus: 'Open', 'Respect' en 'Behoud'. Voor veel voorkomende bouwwerken zijn in de Welstandsnota welstandscriteria, richtlijnen en aanbevelingen opgenomen. Vleuterweide is grotendeels aangemerkt als 'respect'-gebied. Essentiële eigenschappen van de aanwezige bebouwings- en omgevingskarakteristieken worden gerespecteerd. Dit betekent:

  • samenhang en structuur van het stedelijke (en landelijke) beeld staat voorop;
  • respect voor het kenmerkende bebouwingsbeeld met zijn architectonische verschijningsvorm;
  • nieuwe interpretaties, veranderingen en transformaties zijn mogelijk.

Gebieden met cultuurhistorische waarde en de aanwezige monumenten hebben op de beleidskaart de aanduiding 'Behoud' hebben meegekregen. Langs de Zandweg staan twee rijksmonumenten. Dit betekent:

  • primaire oriëntatie op monumentale en beeldbepalende kwaliteiten en eigenschappen van gebouwen;
  • authenticiteit staat voorop;
  • geen nabouwen van, maar voortbouwen op de historische context.
2.3.5 Woonvisie 2009-2019 (2009)

In de Visie Wonen 2030 en daarop volgend de Woonvisie 2009-2019 zijn kaders geschetst van het woonbeleid voor de gemeente Utrecht op de lange termijn. In het Actieprogramma Wonen is de kwantitatieve woningbouwopgave geformuleerd.

De woningbehoefte in Utrecht is veel hoger dan het aanbod. In deze nota worden de prioriteiten benoemd die de gemeente stelt om de enorme druk op de Utrechtse woningmarkt het hoofd te bieden. Naast verruiming van het aanbod door nieuwbouw in Leidsche Rijn en Rijnenburg, wil de gemeente ook de kwaliteit van de woningen in de bestaande stad verbeteren.

Binnen dezelfde woonmilieus kunnen mensen met uiteenlopende leefstijlen wonen. De woonvisie geeft daarom aan dat bij de invulling van concrete woningbouwprojecten rekening gehouden moet worden met die verschillende leefstijlen op grond van woonbelevingsgroepen. Diversiteit in het aanbod is daarbij van belang, zodat het voor alle doelgroepen mogelijk is om een passende woning te vinden. De ontwikkeling van de wijk Vleuterweide sluit aan bij deze gedachte.

2.3.6 Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (2005)

Het verkeers- en vervoersbeleid van de gemeente is voor de periode 2005-2020 vastgelegd in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP). Om een goede balans tussen bereikbaarheid, veiligheid en leefmilieu te realiseren, worden de economisch belangrijke gebieden, de kerngebieden, via een aantal verkeersassen goed bereikbaar gemaakt. In de overige gebieden, de verblijfsgebieden, en de gebieden rond de overige verkeersassen krijgen veiligheid en leefmilieu prioriteit. De gemeente wil groei van mobiliteit selectief faciliteren. In de piekuren wil de gemeente de groei van met name de automobiliteit afvlakken door het totale vervoersnetwerk beter te benutten. Buiten de piekuren zorgt de gemeente dat de groeiende vraag naar mobiliteit kan worden verwerkt. Dit beleid is vertaald naar een aantal netwerken voor auto, openbaar vervoer, goederenvervoer en fiets.

De Stroomrugbaan en de Landschapsbaan zijn aangemerkt als secundaire as. De wegen zijn onderdeel van de hoofdstructuur van het autonetwerk en liggen centraal in Vleuterweide. De Stroomrugbaan is aan de oostzijde verbonden met de Verlengde Parkweg die aansluiting geeft op Haarzuilens. In westelijke richting is de Stroomrugbaan verbonden met de Huis te Zuilenbaan. Deze as is onderdeel van de hoofdstructuur van het autonetwerk en verbindt het toekomstige centrum van Leidsche Rijn via de Haarrijnse Rading (primaire as) met de snelweg A2 (Ring Utrecht). De Landschapsbaan sluit in westelijke richting aan op de Veldhuizerweg die verbonden is met de snelweg A12. In oostelijke richting sluit de Landschapsbaan aan op de Burgemeester Middelweerdlaan en Langerakbaan.
De Rivierkom en Europaweg-Wilhelminalaan zijn wijkontsluitingswegen die een verbinding vormen tussen de Stroomrugbaan en Landschapsbaan.
De woonbuurten zijn met uitzondering van de wijkontsluitingswegen ingericht als 30 km/uur gebied.

In het GVVP is het bestaande fietsbeleid opgenomen. Het hoofdfietsnetwerk uit de nota 'Verder met de fiets' (2002) en het regionale kernfietsnet uit het RVVP zijn overgenomen. Binnen het plangebied zijn diverse hoofdfietsroutes. Fietsroutes met een noord-zuid richting zijn routes langs de Rivierkom, Europaweg, Utrechtse Heuvelrug, de Heycop (gewenst). Hoofdfietsroutes die schuin door het plangebied gaan zijn de route langs de Burchtpromenade door het Bosch en Duinpark en een verbinding tussen de Utrechtse Heuvelrug en het Maximapark (gewenst). In oost-westrichting zijn er hoofdfietsroutes langs de Landschapsbaan, de Veldhuizerweg, de Zandweg en de route langs het spoor.

De spoorlijn Utrecht richting Den Haag/ Rotterdam grenst aan het plangebied. Treinstation Vleuten is een knooppunt in het openbaar vervoersnetwerk en onderdeel van het Randstadspoor. Deze spoorlijn is tevens aangemerkt als primaire as voor het lange afstand vervoer van goederen.

2.3.7 Ambitiedocument Utrecht aantrekkelijk en bereikbaar, 2012

Ambitiedocument “Utrecht aantrekkelijk en bereikbaar” 2012
Het Ambitiedocument "Utrecht aantrekkelijk en bereikbaar, 2012 (vastgesteld door de gemeenteraad op 3 juli 2012) geeft de hoofdlijnen aan waarlangs deze doelen kunnen worden bereikt. De ambities voor een aantrekkelijke en bereikbare stad zijn neergelegd in zeven beleidsprincipes:

1. De gebruiker centraal in het mobiliteitsbeleid

2. Kwaliteit in de openbare ruimte centraal stellen

3. Levendige centra op knooppunten

4. De plaats bepaalt de mobiliteitskeuze

5. RSS en HOV (tram) als basis OV-systeem

6. De fiets als primair vervoermiddel in de stad

7. De stedelijke verdeelring wordt stadsboulevard.

2.3.8 Nota stallen en parkeren, 2013

De gemeenteraad heeft op 28 maart 2013 de Nota Stallen en Parkeren vastgesteld. Hiermee is het nieuwe beleid van kracht. Samen met de nota Stallen en Parkeren zijn ook enkele uitwerkingen door de gemeenteraad vastgesteld.

Utrecht stimuleert en faciliteert het fietsgebruik. Dit betekent dat de gemeente onverminderd inzet op extra stallingsruimte en een effectiever gebruik van bestaande stallingen. Tegelijkertijd intensiveert de gemeente de handhaving op fout en hinderlijk gestalde fietsen

Voor de veiligheid, leefbaarheid en aantrekkelijkheid van Utrecht geeft de gemeente meer ruimte aan voetgangers en fietsers. Dit betekent dat er op sommige plekken op straat minder ruimte komt voor geparkeerde auto's. De gemeente stimuleert auto's om langs de rand van de stad te parkeren: in één van de drie herkenbare grote P+R terreinen, bij NS-stations en andere OV-knooppunten

Om de druk op de openbare ruimte en leefbaarheid te verminderen, wil de gemeente een eenvoudigere procedure voor de invoering van betaald parkeren. De gemeente gaat bewoners en bedrijven betrekken bij de wijze waarop betaald parkeren wordt ingevoerd door hen te laten meedenken over de dagen en tijden waarop betaald parkeren gaat gelden.

De gemeente wil de kosten en opbrengsten van het parkeerbeleid in balans houden. De kosten voor extra handhaving en het opheffen van parkeerplaatsen moeten dus gedekt worden. Dit doet de gemeente door de parkeertarieven voor bezoekers in de ring rond de binnenstad te verhogen; nu is het verschil met het tarief in het centrum erg groot. De tarieven voor bewoners en bedrijven houdt de gemeente lager, maar moeten wel geleidelijk aan kostendekkend worden.

Nieuw in de gemeentelijke aanpak is de verplichting om bij nieuwe voorzieningen ook fietsenstallingen te realiseren. Als stimulans voor binnenstedelijke ontwikkelingen, en daarmee voor een aantrekkelijke en bereikbare stad, verlagen we de autoparkeernormen in betaald parkeergebied. Ook schept de gemeente flexibiliteit door de vrijstellingsmogelijkheden van de parkeernormen te verruimen.

2.3.9 Ontwikkelingskader Horeca Utrecht 2012

In het Ontwikkelingskader Horeca Utrecht 2012 is de richting geformuleerd waarin en de kaders waarbinnen de horeca sector zich kan ontwikkelen in de stad Utrecht. Voor de verschillende gebieden wordt uitgegaan van profielgebieden. Voor het plangebied is een drietal profielen van toepassing.

Het profiel 'winkelcentra, buurtwinkelcentra en voorzieningenstrips en oude dorpskernen' is van toepassing op het winkelcentrum van Vleuterweide. De ontwikkelingsvisie richt zich op het ontwikkelen van een compleet winkelaanbod met horeca-ondersteunende functie voor de dag en de vroege avond. De buurtcafe's met terrasje en de fastfood en daghoreca en restaurants in de wijk en in de oude dorpskernen hebben een sterke sociale functie en bedienen de groeiende markt van eenpersoonshuishoudens en de trend van eten buiten de deur. In het Ontwikkelingskader wordt voorgesteld om in bestemmingsplannen en brancheringsprogramma's horeca B, C, D1 en D2 toe te staan.

Het profiel 'Leidsche Rijn en Vleuten – De Meern' richt zich op (buurt)winkelcentra, radialen en locaties in de wijk. Het toevoegen van horeca in de wijken Leidsche Rijn en Vleuten- De Meern is van belang voor het realiseren van een volledig voorzieningenniveau. De gemeente ondersteunt de ontwikkeling van horeca in beide wijken door het hanteren van een regime van 'ja, mits ..' De gemeente Utrecht ondersteunt het initiatief van Koninklijke Horeca Nederland, afdeling Utrecht, die heeft aangekondigd samen met wijkbewoners locaties te zoeken waar horeca mogelijk is en dit onder de aandacht van ondernemers te brengen.

Het profiel 'Stationslocaties' richt zich op reizigers en is van toepassing op Station Vleuten. De ontwikkeling van horeca is voor alle stations gericht op horeca C (fastfood) en horeca D2 (daghoreca). Op stations met een centrumfunctie voor de directe omgeving is horeca B (cafés) en restaurants (horeca D1) mogelijk.

2.3.10 Ontwikkelingskader Detailhandel 2012

Het Ontwikkelingskader Detailhandel 2012 beschrijft de wijze waarop de gemeente nu en in de komende jaren de totstandkoming van detailhandelsplannen wil begeleiden, faciliteren en toetsen. Daarnaast beschrijft dit kader hoe de gemeente wil omgaan met ontwikkelingen in de bestaande winkelgebieden. Het is een algemeen beleidskader op basis waarvan specifieke gebieden en plannen op maat ontwikkeld en beoordeeld kunnen worden.

Detailhandel is een dynamische markt. De huidige marktomstandigheden en ontwikkelingen, waaronder de ontwikkeling van internetaankopen, beïnvloeden de behoefte aan fysieke winkels, ook in Utrecht. Maar Utrecht groeit en kent nog een achterstand in het winkelaanbod. Het ontwikkelingskader beschrijft de te verwachten ontwikkelingen en maakt inzichtelijk welke uitbreidingen en toevoegingen van winkelgebieden in Utrecht gepland zijn. Daarnaast beschrijft het kader hoe de gemeente om wil gaan met het uitbreidingsvolume van winkeloppervlak in relatie tot de huidige economische omstandigheden en de te verwachten groei van de aankopen via internet. Verder beschrijft het kader op hoofdlijnen hoe het gemeentebestuur zich opstelt ten aanzien van detailhandel buiten winkelgebieden.

Winkelcentrum Vleuterweide is in het Ontwikkelingskader Detailhandel aangemerkt als wijkwinkelcentrum. Utrecht kent een zorgvuldig opgebouwde en redelijk fijnmazige voorzieningenstructuur. De huidige winkelstructuur die op basis van een strakke regie en planologie tot stand is gekomen wordt daar waar mogelijk ook behouden. Daarbij wordt uitgegaan van een ruimtelijke concentratie. Bij een concentratie van winkels ontstaat een meerwaarde voor de betreffende bedrijven. De bedrijven kunnen profiteren van elkaars nabijheid, aantrekkingskracht en gemeenschappelijke faciliteiten.

Voor internetwinkels in of bij woningen is in het Ontwikkelingskader Detailhandel aangegeven dat de vestiging van een webwinkel bij een woonhuis waar alleen een elektronische transactie tot stand komt en die dus verder geen ruimtelijke uitstraling als winkel heeft, kan worden aangemerkt als de uitoefening van een bedrijf aan huis en past binnen de woonbestemming. Het betreft hier de administratieve handeling die de bewoner aan huis verricht. Er mag geen sprake zijn van een toonzaal of afhaalmogelijkheid. Dit soort internetwinkels dient zich te vestigen op een locatie met een detailhandelsbestemming.

2.3.11 Kantorenstrategie Utrecht 2012

Het karakter van de kantorenmarkt is in de laatste jaren sterk veranderd van een groeimarkt naar een verplaatsingsmarkt. Op sterke locaties in de stad is nog steeds vraag naar nieuwbouw. Maar op minder goede locaties is het aanbod groter dan de vraag. De stad Utrecht voert al vele jaren een restrictief kantorenbeleid en staat in hoofdzaak alleen nieuwbouw toe op drie sterke locaties: Papendorp, Leidsche Rijn Centrum en het Stationsgebied. Buiten die drie locaties gaat de gemeente traditioneel zeer terughoudend om met nieuwbouw en uitbreiding. Op locaties waar de leegstand toeneemt is uitbreiding van kantoorruimte niet aan de orde maar spant de gemeente zich juist in om kantoorruimte te transformeren naar een andere functie.

De gemeente Utrecht en ook de BRU-regio voeren momenteel discussie over het kantorenprogramma van de stad Utrecht en omliggende gemeenten. Hoewel Utrecht nog steeds een van de meest gezonde kantoorsteden is, loopt de leegstand in bepaalde gebieden op en loopt de gronduitgifte van kantorenkavels terug. Bovendien zijn er signalen uit de markt dat het vertrouwen van beleggers in kantorenlocaties als schaars goed afbrokkelt. In Utrecht is zorg over de stedelijke ontwikkelingsstrategie. Op een aantal plekken is de samenhang en leefbaarheid van een gebied afhankelijk van kantoorontwikkeling.
Daarnaast is de bestuurlijke focus voor een belangrijk deel gericht op het tegengaan van leegstand in de stad. Het nieuwbouwprogramma van kantoren is inmiddels niet meer los te zien van de leegstandsproblematiek. Ook de vooruitzichten op de kantorenmarkt zijn op langere termijn minder gunstig dan voorheen. De inschatting is dat Utrecht met 800.000 m2 aan kantorenlocaties een zeer forse programmering heeft.
Het is niet meer vanzelfsprekend dat de stad Utrecht zijn gehele nieuwbouwprogramma in de zelfde periode aanbiedt. De vraag dringt zich op of het niet verstandiger zou zijn een heldere keuze te maken voor locaties met de hoogste prioriteit. Een keuze voor prioritaire locaties impliceert dat andere locaties (tijdelijk) worden bevroren als bouwlocatie. Het voordeel van keuze voor beperkte prioritaire locaties (schaarstestrategie) is dat het vertrouwen van de markt in nieuwbouwlocaties kan worden hersteld. De keerzijde is dat pijnlijk duidelijk kan worden dat bepaalde ambities van de stad voorlopig nog niet kunnen worden uitgevoerd.

In de nieuwe Kantorenstrategie Utrecht 2012 worden de volgende onderdelen vastgelegd:

  • De strategie ten aanzien van de bestaande stad en aanpak van leegstand;
  • De strategie ten aanzien van nieuwbouw kantorenlocaties;
  • De strategie ten aanzien van kantoorruimte op bestaande bedrijventerreinen;
  • Stedelijke regie op de kantorenmarkt.


De dynamiek op de kantorenmarkt is groot. Voorgesteld wordt om de stedelijke kantorenstrategie ieder jaar opnieuw tegen het licht te houden en indien nodig bij te stellen. De stedelijke Adviesgroep Kantorenlocaties zal daartoe het initiatief nemen.

In het plangebied is op bescheiden schaal een aantal katoorruimten aanwezig, voornamelijk boven het winkelcentrum Vleuterweide.

2.3.12 Vitale stadswijken, functiemenging in woonwijken (2013)

In de Economische Agenda Utrecht 2012-2018 is een achttal economische speerpunten benoemd, waar de gemeente Utrecht zich de komende jaren met het economisch beleid van de stad op richt. Eén van deze speerpunten betreft 'werken in de wijk'. Maatschappelijke, technologische en economische ontwikkelingen maken het wenselijk en mogelijk dat ondernemers in (woon)wijken gevestigd kunnen zijn. Dit zorgt niet alleen voor werkgelegenheid en mogelijkheden voor (zelfstandige) ondernemerschap dicht bij huis, maar ook voor levendigheid, sociale ontmoetingen en voorzieningen in de wijk.

De ambitie voor de Utrechtse economie is om vitale stadswijken te hebben en te behouden. De wijk van de toekomst wordt gekenmerkt door flexibiliteit, een mix van functies die goed gemengd kunnen worden en een bepaalde mate van (economische) levendigheid. De economische levendigheid in (woon)wijken wordt vooral bepaald door kleinschalig ondernemerschap in de wijk, een sterk toenemend aantal ZZP-ers en (economische) voorzieningen.

Onder functiemenging verstaan we de menging van kleinschalige economische en andere functies met woonfuncties, met als doel het economisch floreren, de levendigheid, de werkgelegenheid en de (sociale) veiligheid in de wijken te behouden, te bevorderen en daar waar mogelijk te versterken.

Het plangebied bevat verschillende bestemmingen waarbinnen functiemenging mogelijk is en ook binnen de woonbestemmingen is er de mogelijkheid voor functiemenging door een aan huis verbonden beroep of bedrijf en bed & breakfast.

2.3.13 Groen en ecologie

Het Groenstructuurplan en het Meerjaren Groenprogramma (2006, 2007) heeft als centrale doelstelling het verhogen van de kwaliteit van het stedelijk groen ten behoeve van de leefbaarheid van de stad. Gebleken is dat een gevarieerde natuur en soortendiversiteit in flora en fauna een grote bijdrage levert aan een positieve waardering van het groen en de openbare ruimte van bewoners. Om de natuurwaarden in het stadsgroen te behouden en te verbeteren is het noodzakelijk dat er groene verbindingen zijn tussen het groene buitengebied en het groen in de stad, en tussen groene kerngebieden onderling.
In het Groenstructuurplan zijn de bestaande en wenselijke groenstructuren (ecologisch recreatief en cultuurhistorisch) vastgelegd. Deze zones moeten in principe groen blijven. Bij de (her)inrichting moet rekening houden met de ecologische functie. Functieverandering is alleen toegestaan na bestuurlijke afweging. Afname in omvang en/of kwaliteit moet gecompenseerd worden.
Naar aanleiding van het Groenstructuurplan is een aparte visie voor de bomen en bomenlanen in Utrecht ontwikkeld, omdat bomen een eigen ruimtelijke dimensie hebben en een aparte problematiek kennen. Dit is het Bomenbeleid Utrecht, Verbeterde regelgeving voor beheer, behoud en ontwikkeling van bomen (2009). Eén van de belangrijkste doelen van het Utrechtse bomenbeleid is een samenhangende bomenstructuur voor de stad, gebaseerd op cultuurhistorische, ruimtelijke en ecologische uitgangspunten en milieu. Voor 2030 zet de gemeente in op het behoud en de ontwikkeling van de bomenstructuur. Dit zal gebeuren door waar mogelijk ontbrekende bomen in de bomenstructuur aanvullen om zo een samenhangende structuur te creëren en het verder verbeteren van de bomenstructuur door extra zorg aan beheer en onderhoud te besteden. Binnen het plangebied zijn de Stroomrugbaan, Landschapsbaan, Rivierkom, Europaweg, Koningin Wilhelminalaan, Leidsche Rijn, de Heycop en een boomgroep in het buurtje Wijk achter het spoor onderdeel van de gemeentelijke boomstructuur.