direct naar inhoud van 5.7 Bodemkwaliteit
Plan: Tennisbanen Iduna, Voorveldsepolder
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPTENNISINDUNAVOOR-0601

5.7 Bodemkwaliteit

Kader

Bij het bestemmingsplan wordt getoetst of de bodemkwaliteit geschikt is of geschikt gemaakt kan worden voor de geplande functies. Het gemeentelijk bodembeleid gaat uit van de volgende algemene uitgangspunten uit de Wet bodembescherming:

  • 1. Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en indien er toch bodemverontreiniging ontstaat moet de bodem direct worden gesaneerd. Een geval van bodemverontreiniging waarbij de verontreiniging geheel of grotendeels na 1987 is ontstaan is een "nieuw geval". Deze zorgplicht houdt in dat nieuwe gevallen van bodemverontreiniging zoveel mogelijk ongedaan dienen te worden gemaakt.
  • 2. Overige gevallen van ernstige bodemverontreiniging moeten binnen een bepaalde termijn worden gesaneerd als er tevens sprake is van risico's. Het gaat daarbij om humane of milieuhygiënische risico's en om risico's voor verspreiding van de verontreiniging. De sanering gebeurt functiegericht en kosteneffectief.
  • 3. Nieuwbouw op of graafwerkzaamheden in een geval van ernstige bodemverontreiniging zijn ongeacht de risico's niet toegestaan zonder saneringsmaatregelen.
  • 4. Hergebruik van (schone of licht verontreinigde) grond kan bij onverdachte terreinen plaats vinden op basis van de bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan.

Bij een aanvraag van een omgevingsvergunning voor bijvoorbeeld de uitbreiding van het clubhuis moet een bodemonderzoek conform de NEN 5740 te worden verricht. Op basis van dit onderzoek wordt beoordeeld of de locatie geschikt is voor de geplande functie of dat er nog een nader onderzoek en/of een bodemsanering noodzakelijk is, voordat de locatie geschikt is voor de geplande functie. Als er voor de bouwwerkzaamheden een grondwateronttrekking nodig is, moet rekening gehouden worden met nabij gelegen grondwaterverontreinigingen.

Plansituatie
Op het terrein liggen gedempte sloten. Er hebben in het verleden geen andere verdachte (bedrijfs)matige activiteiten plaatsgevonden.

Op het terrein is bij een grondtransactie in het verleden een verkennend bodemonderzoek verricht (Tauw, 9 april 1999, projectnummer 3729605). Op basis van dit onderzoek is er in 1999 een bodemkwaliteitsverklaring afgegeven voor de bouw van een nieuw clubhuis. Bij het onderzoek is plaatselijk een lichte verontreiniging met zink aangetoond in de bovengrond en een matige verontreiniging met arseen tussen 0,6 en 1,0 m-mv. In het grondwater is plaatselijk een lichte verontreiniging met arseen aangetoond. Het bodemonderzoek is nu te oud om gebruikt te kunnen worden voor de aanvraag van een omgevingsvergunning.

In de directe omgeving van het terrein zijn geen gevallen van bodemverontreiniging bekend.

Conclusie
Op basis van het in 1999 uitgevoerde bodemonderzoek is de verwachting dat de kwaliteit van de bodem geschikt is voor de beoogde uitbreiding van het tennispark. Bij graafwerkzaamheden of bij de aanvraag van een omgevingsvergunning is bodemonderzoek noodzakelijk. Hierbij moet men alert zijn op eventuele aanwezigheid van bodemverontreiniging ter plaatse van de gedempte sloten. Bij het aantreffen van bodemvreemd materiaal moet de afvoerbestemming van vrijkomende grond verder worden bepaald.

Met in achtneming van bovenstaande voorwaarden voor onderzoek vormt de bodem geen belemmering voor het plan.