direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Warmtesysteem Papendorp
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPTAMWARMSYSPAPEN-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Werking van het plan, begrippen

Artikel 1 Werking van dit plan

1.1 Werkingsgebied

De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locaties, waarvoor de geometrisch bepaalde planobjecten zijn opgenomen in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0344.BPTAMWARMSYSPAPEN-VA01.

1.2 Wijziging omgevingsplan, afstemming
  • 1. Dit plan maakt deel uit van het omgevingsplan.
  • 2. De regels in dit plan vullen de regels van het omgevingsplan aan.
1.3 Begrippen
  • 1. In aanvulling op artikel 1.1 van het omgevingsplan gelden voor de toepassing van dit TAM-omgevingsplan de volgende begripsbepalingen:
    • a. plan
      Het TAM-omgevingsplan Warmtesysteem Papendorp uit het GML-bestand NL.IMRO.0344.BPTAMWARMSYSPAPEN-VA01.
    • b. besluitgebied van dit TAM-omgevingsplan
      Het besluitgebied waarvan de geometrisch bepaalde begrenzing is vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0344.BPTAMWARMSYSPAPEN-VA01.
    • c. omgevingsplan
      Het omgevingsplan van de gemeente Utrecht.
    • d. nieuw gebouw
      Gebouw dat op het moment van inwerkingtreding van het plan niet
      • legaal aanwezig is;
      • legaal in aanbouw is; of
      • volgens een omgevingsvergunning gebouwd kan worden.
    • e. NTA 8800
      De methode voor de bepaling van de energieprestatie van gebouwen en warmtenetten conform de Nederlandse technische afspraak NTA 8800.
    • f. particulier opdrachtgeverschap
      Opdrachtgeverschap voor het realiseren van woningen waarbij een particulier of een groep van particulieren, georganiseerd als rechtspersoon zonder winstoogmerk of krachtens een overeenkomst, die:
      • ten minste een zakelijk recht op het gebruik van de grond heeft of krijgt; en
      • volledige zeggenschap heeft en verantwoordelijkheid draagt over het gebruik van de grond en over het ontwerp en de bouw van woningen.
    • a. warmtesysteem
      Collectieve voorziening, anders dan stadsverwarming:
      • die voorziet in opwekking, transport en levering van warmte en koude vanuit bronnen en opslagsystemen naar gebouwen;
      • waarbij het warmte- en koudeaspect inherent met elkaar verbonden zijn.
  • 2. Voor de uitleg van dit plan is de begripsbepaling in dit lid van toepassing, ook als die bepaling afwijkt van artikel 1.1 van het omgevingsplan.

Hoofdstuk 2 Gebouwen en locaties gebruiken

Artikel 2 Warmtesysteem Papendorp

2.1 Aansluitplicht
  • 1. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - warmtesysteem Papendorp' nieuwe gebouwen te bouwen die niet zijn aangesloten op het warmtesysteem en geen warmte en koude geleverd krijgen uit het warmtesysteem.
  • 2. De regel onder 1 is niet van toepassing op:
    • a. drijvende bouwwerken;
    • b. gebouwen die in particulier opdrachtgeverschap zijn of worden gebouwd;
    • c. gebouwen zonder verblijfsgebieden.
  • 3. De regel onder 1 vervalt 20 jaar na inwerkingtreding van het plan.
2.2 Beoordelingsregels voor voor alternatieve voorziening voor warmte en koeling

Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning voor het bouwen en gebruiken van nieuwe gebouwen die niet worden aangesloten op het warmtesysteem, als geen gebruik van stadsverwarming wordt gemaakt en alleen in de volgende gevallen:

  • 1. De energieprestatie van de alternatieve voorziening voor warmte en koeling is minimaal gelijkwaardig aan de situatie waarin het gebouw wel een aansluiting op het warmtesysteem krijgt, waarbij geldt dat:
    • a. koude in de vergelijking wordt betrokken;
    • b. de gelijkwaardigheid beoordeeld wordt op basis van:
      • de energieprestatie van het aanwezige warmtesysteem; of
      • de voorlopige energieprestatiewaarden van het geplande warmtesysteem, zoals opgenomen in bijlage 1, als het warmtesysteem nog niet aanwezig is;
    • c. de energieprestatie van het warmtesysteem bepaald wordt op basis van NTA 8800
    • d. de stikstofoxiden- en fijnstofuitstoot van de alternatieve voorziening moet kleiner of gelijk aan nul zijn.
  • 2. De afstand tot het bouwwerk tot een warmtesysteem is groter dan 40 meter én de aansluitkosten zijn hoger dan bij een aansluitafstand van 40 meter.
2.3 Aanvraagvereisten
  • 1. De aanvrager van de omgevingsvergunning levert de volgende gegevens:
    • a. NTA 8800-berekening, inclusief berekening voor bijlage P, voor aansluiting op het warmtesysteem. Hierbij wordt voor het warmtesysteem uitgegaan van de situatie waarin het geplande aantal aansluitingen is gerealiseerd;
    • b. NTA 8800-berekening voor het toegepaste alternatief, zonder de aansluiting op het warmtesysteem;
    • c. aanvullende documentatie zoals relevante kwaliteitsverklaringen;
    • d. gegevens waaruit aantoonbaar blijkt dat de NOx- en fijnstofuitstoot van het voorgestelde alternatief kleiner of gelijk aan nul is;
    • e. het beoogde en het huidige gebruik van het bouwwerk en de bijbehorende gronden waarop de aanvraag betrekking heeft;
    • f. een opgave van de bruto inhoud in kubieke meters en de bruto vloeroppervlakte in vierkante meters van het deel van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft;
    • g. een situatietekening van de bestaande toestand van het terrein en een situatietekening van de nieuwe toestand van het terrein met daarop:
      • de afmetingen van het perceel en bebouwd oppervlak;
      • de situering van het bouwwerk ten opzichte van de perceelsgrenzen en de wegzijde;
      • de wijze waarop de locatie wordt ontsloten;
      • de aangrenzende locaties en de daarop voorkomende bebouwing; en
      • het beoogd gebruik van de gronden behorende bij het voorgenomen bouwwerk;
      • aansluitpunten voor het warmtesysteem;
      • de ligging van de omliggende leidingen van het warmtenet;
    • h. de hoogte van het bouwwerk ten opzichte van het peil en het aantal bouwlagen.
  • 2. In aanvulling in de regel onder 1 moeten bij de aanvraag om omgevingsvergunning gegevens en bescheiden worden aangeleverd die naar het oordeel van burgemeester en wethouders nodig zijn voor een toets aan de beoordelingsregels in lid 2.2.

Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels

Artikel 3 Overgangsregeling

Als op het moment van inwerkingtreding van dit artikel aanvragen om omgevingsvergunningen zijn ingediend voor het bouwen van een nieuw gebouw en na verlening van die omgevingsvergunningen is de bouw van dat nieuwe gebouw mogelijk, is artikel 2.1 niet van toepassing op dat nieuwe gebouw.