direct naar inhoud van 2.1 Rijks- en provinciaal beleid
Plan: Hoek Sint Jacobsstraat-Lange Viestraat, Binnenstad
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPSTJACOBLANGEVIE-0601

2.1 Rijks- en provinciaal beleid

Het Rijksbeleid en het provinciaal beleid richt zich op landelijke en provinciale aangelegenheden. In dit beleid ligt onder andere een verstedelijkingsopgave voor stedelijk gebied. Zo staat in de Nota Ruimte het bundelen van verstedelijking en economische activiteiten centraal. Dit betekent dat nieuwe bebouwing grotendeels geconcentreerd tot stand komt in bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. Het Rijk wil verstedelijking en infrastructuur zoveel mogelijk bundelen in nationale stedelijke netwerken, economische kerngebieden (regio Utrecht) en hoofdverbindingsassen. Strekking daarvan is dat de ruimte die in het bestaand stedelijk gebied aanwezig is, door verdichting optimaal moet worden gebruikt door revitalisering, herstructurering en transformatie.

Ook de structuurvisie Randstad 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRV 2013-2028) en verordening kennen een verdichtingsstrategie voor wonen, werken en voorzieningen waarbij tegelijkertijd een kwaliteitssprong wordt gerealiseerd.

Ladder duurzame verstedelijking
Overheden dienen op grond van het Bro nieuwe stedelijke ontwikkeling standaard te motiveren met behulp van drie opeenvolgende stappen. Deze stappen borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkelingen wordt gekomen. De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent. Dit gezag draagt de verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke afweging over die ontwikkeling.

In trede 1 wordt de regionale ruimtevraag bepaald voor wonen, werken, detailhandel en overige voorzieningen. Het gaat om de ruimtevraag waarin elders in de regio nog niet is voorzien: eventuele andere initiatieven in de regio, zoals geplande woningbouwlocaties of een binnenstedelijke herstructurering, dekken immers al (deels) de regionale ruimtevraag. Ook leegstand speelt een rol in de bepaling van de vraag. Wanneer de regionale ruimtevraag in beeld is, kan worden beoordeeld of een voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Zo ja, dan is trede 2 aan de orde: kan de vraag binnen bestaand stedelijk gebied worden opgevangen?


Kan de beoogde ontwikkeling plaatsvinden binnen het stedelijk gebied door een andere bestemming van een gebied, door herstructurering van bestaande terreinen of door transformatie van bestaande gebouwen of gebieden? Om deze vraag te beantwoorden biedt de handreiking handvatten voor de bepaling van de beschikbare ruimte (kwantiteit) en de (financiele) haalbaarheid van de intensivering (kwaliteit).

In trede 2 wordt bekeken of binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan voorzien. De ruimtevraag moet bij voorkeur worden opgevangen in het bestaand stedelijk gebied. Als herstructurering of transformatie van bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, is trede 3 (bouwen buiten bestaand stedelijk gebied) aan de orde.

Betekenis voor het plangebied.
Voor de La Vie zijn uitsluitend trede 1 en 2 aan de orde.

Stap 1. Aantonen behoefte:

In hoofdstuk 1.2 is aangegeven dat de planologische uitbreiding van de ontwikkeling gering is. Binnen het gebouw en met de uitbreiding krijgen functies een andere plek op het perceel. De uitbreiding van La Vie (bruto vloeroppervlakte) is voor het grootste deel gericht op uitbreiding van het winkelareaal van de Bijenkorf (huurder). De uitbreiding van de kantoorfunctie is kleinschalig en is daarmee van ondergeschikt belang (zie ook het onderdeel kantorenbeleid hieronder).
Vanuit de huurder (Bijenkorf) is er sprake van een grote behoefte aan uitbreiding van de bestaande Bijenkorfwinkel. In de nieuwe bedrijfsstrategie focust de Bijenkorf zich op zogenaamde flagship- stores. Utrecht is een van de steden waar het warenhuisconcern in investeert (in andere regio's worden filialen gesloten). De Bijenkorf is met haar gewenste schaalvergroting trendvolgend en beoogt een internationaal topniveau te bereiken in merken, service en winkelbeleving. Dit doel kan alleen bereikt worden in een sterk kernwinkelgebied en niet elders in de regio. Het ligt bovendien voor de hand dat de uitbreiding op de bestaande locatie wordt gerealiseerd en niet elders in het kernwinkelgebied, mocht zich daar al een geschikt pand voor aandienen. Het kernwinkelgebied van de stad Utrecht kent namelijk nauwelijks (frictie)leegstand. Het gebied wordt met deze ontwikkeling versterkt (dit volgt onder andere uit het beleidskader detailhandel hieronder en de onderzoeken waarop het beleid gestoeld is).

De prognoses dat er tot 2040 sprake is van een sterk groeiende Utrechtse bevolking, de wens tot een betere aansluiting met het stationsgebied, de ligging nabij het grootste openbaar vervoersknooppunt («Railport») van Nederland met nationale en Europese betekenis en een oude historische stad van groot cultureel belang met grote aantrekkingskracht, maken dat er is sprake van een duurzame behoefte.

Stap 2: Bestaand stedelijk gebied
Omdat bij deze binnenstedelijke herontwikkeling de bebouwingsdichtheid toeneemt, wordt voldaan aan het criterium van zuinig ruimtegebruik. De combinatie van sloop-nieuwbouw en functiewijziging leidt tot een optimale benutting van de ruimte in bestaand stedelijk gebied. In de navolgende toelichting wordt een en ander verder onderbouwd (onder andere hoofdstuk 4.1). Met betrekking tot de financiële haalbaarheid wordt verwezen naar hoofdstuk 6.

De ontwikkeling voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening).

Conclusie
Het plan voldoet aan de doelstellingen van het Rijks- en provinciale beleid. Het gaat om een ontwikkeling in bebouwd gebied in de bestaande binnenstad waarbij sprake is van inbreiding en verdichting . Hierdoor is sprake van een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte en wordt de ruimtevraag behorend bij de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze ruimtelijk ingepast. Aangezien dit bestemmingsplan zich enkel richt op een ontwikkeling in een bestaand stedelijk en bebouwd gebied, is het rijks- en provinciaal beleid verder te globaal voor dit project.