direct naar inhoud van Regels
Plan: Prinses Máxima Centrum, De Uithof
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPPRINMAXIMACENDEU-VA02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.2 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.3 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.4 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning op grond van de Monumentenwet 1988 beschikt;

1.5 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bebouwingspercentage

het met een aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en bijbehorende bouwwerken;

1.8 bestaand
  • a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik; daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan:
    • 1. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Woningwet zijn gebouwd;
    • 2. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een bouwvergunning op grond van de Woningwet.
1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.18 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.19 brutovloeroppervlak

de totale binnen een gebouw beschikbare vloeroppervlakte, inclusief de verdiepingen;

1.20 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Hieronder wordt mede verstaan een webwinkel waarbij sprake is van een afhaalpunt voor particulieren en een showroom. Hieronder wordt niet verstaan een afhaalzaak;

1.21 dove gevel

gevel zonder te openen delen, tenzij het bij uitzondering te openen delen betreft die niet direct gelegen zijn aan een geluidsgevoelige ruimte, met voldoende geluidswering om het vereiste binnenniveau overeenkomstig het bouwbesluit te halen;

1.22 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.23 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.24 kantoor

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve werkzaamheden en voor zakelijke dienstverlening, alsmede seminars en congressen die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie van een kantoorhoudende onderneming en kunnen worden beschouwd als onderdeel van de kantoorfunctie;

1.25 kantoorruimte

een gebouw of ruimte waarin hoofdzakelijk werkzaamheden worden verricht aan een bureauopstelling, in combinatie met vergaderruimten; de werkzaamheden zijn onder meer:

  • a. administratieve en beleidsmatige werkzaamheden en alle daarmee gelijk te stellen bureaugebonden activiteiten;
  • b. commerciële, creatieve en technische bureaugebonden werkzaamheden, inclusief callcenter, desktop-publishing en softwareproductie;
  • c. werkzaamheden aan desktop, laptop, CAD-CAM-apparatuur;
  • d. zakelijke ontvangst van externen, vergaderingen en presentaties, ondergeschikt aan de hoofdfunctie van de onderneming;
  • e. entree en receptiehal;
  • f. interne en externe opleidingen, workshops, seminars en congressen in zaalruimten in het gebouw van een onderneming worden beschouwd als onderdeel van de kantoorfunctie;
  • g. functies binnen een kantoorhoudend bedrijf die behoren bij het normale kantorengebruik zoals een postkamer, interne serverruimte en interne archiefruimte, worden beschouwd als onderdeel van de kantoorruimte.
1.26 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs, kinderopvang, buitenschoolse opvang, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren;

1.27 nabeweiding

het vee laten grazen in de zomer en het najaar (periode van 1 juli tot 1 november);

1.28 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, gelijkrichter onderstations t.b.v. de voeding van HOV-banen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.29 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.30 onderbouw

een kelder of een souterrain;

1.31 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.32 peil
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. voor gebouwen die grenzen aan een dijk: de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van het bouwwerk.
1.33 plan

het bestemmingsplan Prinses Máxima Centrum, De Uithof met identificatienummer NL.IMRO.0344.BPPRINMAXIMACENDEU-ON01 van de gemeente Utrecht;

1.34 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;

1.35 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, dan wel meerdere besloten ruimten in elkaars directe nabijheid, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen, al dan niet met een ander, tegen vergoeding worden verricht. Hieronder wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, raamprostitutiebedrijf of sekstheater, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.36 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen - Graslanden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Graslanden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bloem, kruiden- en faunarijk grasland (kruiden en grassen);
  • b. natuurontwikkeling;
  • c. behoud en bescherming van landschappelijke en ecologische waarden;
  • d. agrarisch medegebruik, uitsluitend in de vorm van nabeweiding;
  • e. recreatief medegebruik;
  • f. groenvoorzieningen en beplantingen;
  • g. bermen en bermsloten, halfverharde voetpaden gelegen op minimaal 15 meter afstand van de as van de weg Hoofddijk;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. water, waterbeheer en waterberging;
  • j. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, waaronder duikers, bruggen en faunapassages;
  • k. een en ander met inachtneming van artikel 4.4.
3.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming moge n bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 meter bedragen, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen welke maximaal 1,20 meter mogen bedragen;
  • b. in afwijking van het gestelde onder artikel 3.2.1 onder a. mag ten behoeve van de realisatie van een brug de bouwhoogte van de brug maximaal 3 meter bedragen.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, is vereist voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden:
    • 1. het planten van struiken en/of andere hooggroeiende beplanting welke de hoogte van meer dan 2 meter kunnen bereiken, in verband met het gewenste beeld van een open landschap;
    • 2. het verwijderen, verleggen of verharden van graslanden en paden, en het aanbrengen van eventuele andere oppervlakteverhardingen (al dan niet tijdelijk);
    • 3. het dempen of aanpassen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • b. De omgevingsvergunningplicht als bedoeld onder a. is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • c. De werken of werkzaamheden als bedoeld onder a. zijn slechts toelaatbaar voor zover geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de ecologische en natuurwaarden van de gronden.

Artikel 4 Maatschappelijk - Gezondheidszorg

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Gezondheidszorg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gezondheidszorg;
  • b. wetenschappelijk onderzoek dat voornamelijk arbeidsextensief is en een duidelijke en aantoonbare relatie heeft met medische of kennisinstellingen in De Uithof en waarvan de output (producten en/of diensten) kennisverbonden activiteiten betreffen en die gericht zijn op of voortvloeien uitkennisontwikkeling en/of kennisoverdracht;
  • c. aan de gezondheidszorg ondergeschikte wetenschappelijke en geneeskundige onderwijsdoeleinden;
  • d. aan de hoofdfunctie ondergeschikte dan wel nevengeschikte werkzaamheden die in hoofdzaak zijn gericht op onderzoek en ontwikkeling en kennisintensieve bedrijvigheid, die voornamelijk arbeidsextensief zijn en een duidelijke en aantoonbare relatie hebben met medische of kennisinstellingen in De Uithof en waarvan de output (producten en/of diensten) voor 50% of meer kennisverbonden activiteiten betreffen en die gericht zijn op of voortvloeien uit kennisontwikkeling en/of kennisoverdracht;
  • e. voorzieningen ten behoeve van het tijdelijk verblijf van bezoekers van patiënten;
  • f. aan de gezondheidszorg ondergeschikte en zorggerelateerde (commerciële) dienstverlening, zoals een poliklinische apotheek, thuiszorgorganisatie, opticien of een audicien;
  • g. aan de gezondheidszorg ondergeschikt en gerelateerde kinderopvangruimte;
  • h. parkeer- en stallingsvoorzieningen, met dien verstande dat maximaal 200 parkeerplaatsen zijn toegestaan;
  • i. aan de functies a. t/m f. ondergeschikte en daarmee samenhangende kantoorruimte, met dien verstande dat zelfstandige kantoren niet zijn toegestaan;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' tevens voor verkeer op maaiveld, waaronder een hoogwaardige openbaarvervoerbaan (HOV-baan) in de vorm van een busbaan;
  • k. voorzieningen ten behoeve van de opslag van gassen en warmte-koudeopslag, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geen gasopslag toegestaan';
  • l. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' een verkeersontsluiting;
  • m. de bij de bestemming behorende verkeers- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.


Met dien verstande dat:

  • n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk uitgesloten - geluidgevoelige functies 1' geluidgevoelige functies, zoals onderzoeks- en behandelingsruimten en ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten, zijn uitgesloten, tenzij die ruimten zijn voorzien van een dove gevel;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk uitgesloten - geluidgevoelige functies 2' geluidgevoelige functies, zoals onderzoeks- en behandelingsruimten en ruimten voor patiëntenhuisvesting, alsmede recreatie- en conversatieruimten, vanaf een hoogte van 15,6 meter boven maaiveld (en hoger) zijn uitgesloten, tenzij die ruimten zijn voorzien van een dove gevel.
4.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

4.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het brutovloeroppervlak bedraagt maximaal 49.500 m2 met inbegrip van een parkeergarage van maximaal 6.200 m2;
  • c. het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)', mag niet worden overschreden;
  • d. de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', mag niet worden overschreden;
  • e. de gevel van het hoofdgebouw wordt ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' gebouwd;
  • f. een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid aanhef en onder a Wabo, voor het bouwen van een geluidsgevoelig gebouw wordt slechts verleend, indien vaststaat dat op de gevel(s) van dit gebouw de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder of de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting (hogere waarde) ingevolge de beschikking Hogere waarde, met inachtname van de in deze beschikking gestelde voorwaarden en de geluidsbelasting ten gevolge van bedrijfsmatige activiteiten van het UMC/WKZ de 55 dB(A) etmaalwaarde niet overschrijdt, met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is voor zover de bedoelde gevel(s) als 'dove gevel' wordt/worden uitgevoerd;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is een onderdoorgang ten behoeve van verkeer toegestaan, waaronder een hoogwaardige openbaarvervoerbaan (HOV-baan) in de vorm van een busbaan met een minimale doorrijhoogte van 6,5 meter;
  • h. parkeer- en stallingsvoorzieningen, alsmede trafo's en opslag mogen uitsluitend inpandig worden gerealiseerd, met dien verstande dat opslag van gassen, uitsluitend ten behoeve van deze bestemming, ook buiten de hoofdbebouwing is toegestaan;
  • i. voorwaardelijke verplichting: gebouwen mogen slechts gebouwd worden, als er voldoende parkeergelegenheid voor het stallen van fietsen en auto's wordt gerealiseerd, waarbij minimaal 194 parkeerplaatsen en 213 fietsparkeerplaatsen als voldoende wordt beschouwd.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • b. het bepaalde onder a. geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. mag de bouwhoogte van palen en masten niet meer dan 10 meter bedragen en mag de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van de opslag van gassen maximaal 11 meter bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Watercompensatie
  • a. Ter compensatie van de verharding door bebouwing, zoals mogelijk gemaakt in artikel 4.1 jo 4.2, van voormalig groen gebied, is het in gebruik nemen van deze bebouwing uitsluitend toegestaan indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
    • 1. binnen 1 jaar na het tijdstip van het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan minimaal 1.500 m2 compensatie van waterberging is gerealiseerd;
    • 2. de in artikel 4.4.1 onder a1. vermelde waterberging wordt gerealiseerd in de vorm van een verbreding van de watergang ten oosten van de bebouwing, zoals mogelijk gemaakt in artikel 4.1 jo 4.2, en een verbreding van de watergang langs de Hoofddijk, deels uitgevoerd in plasdrasoevers overeenkomstig de verleende watervergunning van het waterschap;
  • b. Voortzetting van het gebruik van de bebouwing, zoals mogelijk gemaakt in artikel 4.1 jo 4.2, is na afronding van de maatregel zoals vermeld in artikel 4.4.1 onder a. toegestaan zolang de instandhouding van die maatregel wordt geborgd.
4.4.2 Groencompensatie
  • a. Ter compensatie van de verharding door bebouwing, zoals mogelijk gemaakt in artikel 4.1 jo 4.2,van voormalig groen gebied, is het in gebruik nemen van deze bebouwing uitsluitend toegestaan indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
    • 1. een aanvang is gemaakt met maatregelen om een bloemrijk en faunarijk grasland te realiseren op de gronden vallende binnen de bestemming 'Groen-Graslanden';
    • 2. een aanvang is gemaakt met maatregelen om halfverharde voetpaden binnen de bestemming 'Groen - Graslanden', gelegen op minimaal 15 meter afstand van de as van de weg Hoofddijk, aan te leggen;
    • 3. een aanvang is gemaakt met de aanplant van minimaal 45 eiken met een stamdikte tussen de 20 en 30 centimeter ter herstel van de continuïteit van de bomenrij langs de Hoofddijk, met dien verstande dat de aanplant van eiken gebeurt op een minimale afstand van 10 meter vanaf de HOV-baan;
  • b. Voortzetting van het gebruik van de bebouwing, zoals mogelijk gemaakt in artikel 4.1 jo 4.2, mag
    plaatsvinden onder de voorwaarde dat de maatregelen zoals vermeld in artikel 4.4.2 onder a. om:
    1. een bloemrijk en faunarijk grasland te realiseren binnen 5 jaar na het tijdstip van het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan, is afgerond;
    2. halfverharde voetpaden binnen de bestemming 'Groen-Graslanden', gelegen op minimaal 15 meter afstand van de as van de weg Hoofddijk, te realiseren binnen 2,5 jaar na het tijdstip van het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan, is afgerond;
    3. minimaal 45 eiken met een stamdikte tussen de 20 en 30 centimeter ter herstel van de continuïteit van de bomenrij langs de Hoofddijk aan te planten, met dien verstande dat de aanplant van eiken gebeurt op een minimale afstand van 10 meter vanaf de HOV-baan, binnen 1 jaar na het tijdstip van het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan, is afgerond;
  • c. Voortzetting van het gebruik van de bebouwing, zoals mogelijk gemaakt in artikel 4.1 jo 4.2, is na afronding van de maatregelen zoals vermeld in artikel 4.4.2 onder a. toegestaan zolang de instandhouding van die maatregelen wordt geborgd;
  • d. Aan de voorwaarden, zoals vermeld in artikel 4.4.2 onder a, en b. is pas voldaan indien door een onafhankelijke ecoloog een positief advies is afgegeven.

Artikel 5 Verkeer - Openbaar vervoer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Openbaar vervoer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. hoogwaardige openbaarvervoerbaan (HOV-baan) in de vorm van een bus- en/of trambaan, gelegen op maaiveld;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. halteplaatsen;
  • d. water, waterbeheer, waaronder infiltratievoorzieningen, en waterberging;
  • e. kruisingen met water en wegen;
  • f. onderhoudswegen, -paden en -stroken ten behoeve van openbaar vervoer;
  • g. calamiteitenverkeer;
  • h. geluidwerende voorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. een overbouwing, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3';
  • k. de bij de bestemming behorende verkeers- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, fietsenstallingen, en kunstwerken, waaronder bruggen, faunapassages en duikers.
5.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

5.2.1 Gebouwen
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' tevens voor een overbouwing bestaande uit maximaal twee bouwlagen en met een minimale doorrijhoogte van 9,25 meter.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van palen en masten mag in afwijking van het gestelde onder a., niet meer bedragen dan 10 meter;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer mag in afwijking van het gestelde onder a. niet meer bedragen dan 10 m;
  • d. bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die niet voldoen aan hetgeen hier is bepaald, mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, maar de afwijkingen mogen niet worden vergroot.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 5.2.1 onder a. voor het ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' toestaan van een overbouwing bestaande uit maximaal twee bouwlagen en met een minimale doorrijhoogte van 6,25 meter, onder de voorwaarde dat deze minimale doorrijhoogte geen belemmering vormt voor de aanleg en het gebruik van de hoogwaardig openbaarvervoerbaan (HOV-baan) in de vorm van een bus- en trambaan.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeers- en verblijfsgebied voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer;
  • b. water, waterbeheer en waterberging;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • e. voorzieningen ten behoeve van de opslag van gassen en warmte-koudeopslag, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'parkeerterrein' en de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geen gasopslag toegestaan';
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. evenementen;
  • h. een overbouwing, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3';
  • i. bij de bestemming behorende verkeers- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, fietsenstallingen, kunstwerken en geluidwerende voorzieningen.
6.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken alsmede bouwwerken voor de opslag van gassen worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

6.2.1 Gebouwen
  • a. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6 m2 per gebouw;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' tevens voor een overbouwing bestaande uit maximaal twee bouwlagen en met een minimale doorrijhoogte van 9,25 meter.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. het bepaalde onder a. geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. mag de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van de opslag van gassen en warmte – koudeopslag maximaal 11 meter bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning af-wijken van het gestelde in artikel 6.2.1 onder a. en artikel 6.2.1 onder b. voor:

  • a. afwijkingen van de maximale oppervlakte van een gebouw tot ten hoogste 20 m2;
  • b. afwijkingen van de maximale bouwhoogte van een gebouw tot maximaal 3 meter.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen met bijbehorende taluds en oevers;
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterbeheer, waaronder infiltratievoorzieningen, en waterberging;
  • d. ecologische verbindingszones;
  • e. kruisingen met auto- en fietsverkeer;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. recreatieve voorzieningen;
  • h. een overbouwing, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3';
  • i. de bij de bestemming behorende waterstaatswerken, kunstwerken en kademuren.
7.2 Bouwregels
  • a. Op of in de in lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, ten dienste van deze bestemming zoals keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, bruggen en steigers;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' tevens voor een overbouwing met maximaal twee bouwlagen en met een minimale doorrijhoogte van 9,25 meter.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 7.2 onder b. voor het ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' toestaan van een overbouwing met een minimale doorrijhoogte van 6,25 meter, onder de voorwaarde dat deze minimale doorrijhoogte geen belemmering vormt voor de aanleg en het gebruik van de hoogwaardig openbaarvervoerbaan (HOV-baan) in de vorm van een busbaan.

Artikel 8 Leiding - Gas

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor aardgastransportleiding met een druk van ten hoogste 40 bar en daarbij behorende voorzieningen, met de hartlijn van de leiding uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'.

8.2 Bouwregels
  • a. Binnen deze bestemming mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de overige bestemmingen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter;
  • b. de diameter en de druk van de bestaande leiding mogen niet worden gewijzigd;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming (en) mag -met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende regels- uitsluitend worden gebouwd, indien dit betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • d. In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn. Verder geldt voor zover de op de verbeelding weergegeven dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, dat de dubbelbestemming 'Leiding – Gas' voorrang krijgt.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen van deze gronden, met inachtneming van de desbetreffende regels, mits:

  • a. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten, en
  • b. ter zake daarvan vooraf schriftelijk advies van de beheerder van de betreffende leiding is ingewonnen.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: :

  • a. het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.
8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • 1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding-Gas zonder of in afwijking van omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • b. het aanbrengen en het rooien/vellen van hoogopstaande of diepwortelende beplantingen en bomen;
    • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    • g. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    • h. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
  • 2. Het verbod genoemd in het vorige lid is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor ontheffing is verleend, zoals in lid 8.3 bedoeld;
    • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
    • c. graagwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
    • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
  • 3. De werken en werkzaamheden, zoals onder 1 in dit lid bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen wint het college van burgemeester en wethouders vooraf advies in bij de beheerder van de betreffende leiding.

Artikel 9 Waarde - Archeologie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting.

9.2 Specifieke gebruiksregels

Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen, het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

  • a. Bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappenhuizen, hellingbanen, entreeportalen, veranda's en afdaken en andere ondergeschikte bouwdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het gestelde onder a. voor het overschrijden van bouw- en/of bestemmingsgrenzen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels door tot gebouwen behorende balkons, afdaken, erkers en dergelijke, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter en waarbij de vrije hoogte tot aan het peil minimaal 2,2 meter bedraagt;
  • c. De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende bepalingen:
    • 1. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
    • 2. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
    • 3. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
    • 4. de laad- en losmogelijkheden;
    • 5. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van of het laten gebruiken van:

  • a. onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
  • b. onbebouwde gronden en/of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  • c. stacaravans en recreatiewoningen voor permanente bewoning;
  • d. onbebouwde gronden als kampeerterrein;
  • e. vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • f. onbebouwde gronden als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • g. onbebouwde gronden als stortplaats voor puin en afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken, bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, met dien verstande dat deze bepaling niet geldt voor:
    • 1. de maximum bouwhoogte;
    • 2. het maximum bebouwingspercentage;
    • 3. de minimale doorrijhoogte ten behoeve van de HOV-baan als bedoeld in artikel 5.2.1 en artikel 5.3;
  • b. de bestemmingsbepalingen voor het toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen;
  • d. het overschrijden van de maximale bouwhoogte van gebouwen voor het plaatsen van hekwerken of borstweringen ten behoeve van dakterrassen, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte met niet meer dan 1,50 meter mag worden overschreden;
  • e. de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  • f. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
  • g. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van zendmasten wordt vergroot tot niet meer dan 55 meter;
  • h. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals liftkokers, trappenhuizen, lichtkappen.
13.2

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 13.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
14.1.1

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.1.2

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

14.1.3

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
14.2.1

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.2.2

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.2.3

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.2.4

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Prinses Máxima Centrum, De Uithof'.