Plan: | Leidsche Rijn centrum Noord |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0344.BPLRUCENTRUMNOORD-0601 |
Kader
Het doel van een milieueffectrapportage (m.e.r.) is om vooraf de mogelijke milieueffecten van plannen en besluiten in beeld te brengen en deze een volwaardige rol te laten spelen bij de besluitvorming over plannen.
Bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben, is het maken van een milieueffectrapport (MER) of m.e.r.-beoordeling verplicht.
In het Besluit m.e.r. staat omschreven welke activiteiten MER-plichtig (C-lijst) dan wel m.e.r.-beoordelingsplichtig (D-lijst) zijn. Maar ook bij initiatieven die onder de drempelwaarde van het Besluit m.e.r. vallen, moet kritisch bekeken worden of deze belangrijke nadelige milieueffecten kunnen hebben. Als dit het geval is, moet hiervoor ook een MER of m.e.r-beoordeling worden opgesteld.
Plansituatie
In 1995 is het Intergemeentelijk Structuurplan voor de regio Utrecht vastgesteld. Dit plan is in 1997 vertaald in het Regionaal Structuurplan (verder RSP). In het RSP is het ruimtelijk beleid van de stadsregio rond Utrecht vastgesteld voor de periode 1995-2005 met een doorkijk naar 2015. Onderdeel van het RSP is de ontwikkeling van Leidsche Rijn. Voor het RSP is een m.e.r.-procedure doorlopen. In 2002 heeft, in verband met een partiƫle herziening van het RSP voor het onderdeel Leidsche Rijn, een actualisatie van het Milieueffectrapport (MER) plaatsgevonden.
De ontwikkeling van dit gedeelte van het Leidsche Rijn Centrum valt binnen de kaders van het genoemde structuurplan en bijbehorende MER.
Conclusie
Het bestemmingsplan is getoetst aan de eisen uit het Besluit m.e.r. op basis hiervan hoeft er geen MER te worden opgesteld.