direct naar inhoud van 5.6 Luchtkwaliteit
Plan: Kop van Leeuwesteyn Zuid
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPKOPVLEEUWEZUID-0601

5.6 Luchtkwaliteit

5.6.1 Kader

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen), die op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) in werking is getreden (ook wel Wet luchtkwaliteit, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.1 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 5.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk

Stof   Toetsing van   Grenswaarde   Geldig vanaf  
Stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   60 ìg/m³
40 ìg/m³  
01-08-2009
01-01-2015  
  uurgemiddelde concentratie   max. 18 keer per kalenderjaar meer dan 300 ìg/m³   01-08-2009
 
Fijn stof (PM10)1)   jaargemiddelde concentratie   48 ìg/m³
40 ìg/m³  
01-08-2009
11-06-2011  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer per kalender- jaar meer dan 75 ìg/m³
max. 35 keer per kalender- jaar meer dan 50 ìg/m³  

01-08-2009

11-06-2011  

Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).
5.6.1.1 Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit


Het NSL is een samenwerkingsprogramma tussen Rijk, provincies en gemeenten, dat ertoe leidt dat Nederland tijdig aan de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit kan voldoen. Nederland heeft van de Europese Commissie uitstel gekregen van de huidige grenswaarden, omdat het NSL voldoende garandeert dat hiermee binnen de gestelde termijnen wél aan de grenswaarden kan worden voldaan. Nederland moet nu in juni 2011 aan de norm voor fijn stof (PM10) voldoen en op 1 januari 2015 aan de norm voor stikstofdioxide (NO2). Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden en heeft een looptijd van 5 jaar (tot augustus 2014).

Het NSL is ontwikkeld in hechte samenwerking tussen rijk en regio's, en bestaat uit de volgende elementen:

  • een saneringstool, waarmee de luchtkwaliteit in heel Nederland in beeld wordt gebracht en waarmee de effecten van nationale en lokale maatregelen zichtbaar worden;
  • een omvangrijk maatregelenpakket, met zowel landelijke, regionale als lokale maatregelen; op deze maatregelen rust een uitvoeringsplicht;
  • een monitoringsinstrument, waarmee de voortgang van het NSL wordt bewaakt. Jaarlijks wordt een monitoringsrapportage opgesteld; als hieruit blijkt dat een maatregel minder effect heeft of een project juist meer vervuiling oplevert, vereist het NSL dat er extra maatregelen worden genomen.
5.6.1.2 Goede ruimtelijke ordening


In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.

5.6.2 Conclusie

Medio februari 2011 is een geactualiseerde beoordeling van de luchtkwaliteit opgesteld.

De bestemmingsplannen Kop van Leeuwesteyn Zuid en Papendorp maken deel uit van de in het NSL opgenomen ontwikkeling (onder NSL-projectnummer 1310) van het projectgebied 'Leidsche Rijn'. De ontwikkeling van Leidsche Rijn behelst de realisatie van 23.100 woningen, 581.000 m2 b.v.o. kantoren en voorzieningen, een P&R en 89,5 hectare netto bedrijfsterrein, alsmede de overkluizing van de A2. De in de beide bestemmingsplannen mogelijk gemaakte ontwikkelingen zijn opgenomen in de bovenstaande omschrijving. De Zwarte Markt is momenteel gevestigd aan de Utrechtseweg (in Leidsche Rijn) en wordt verplaatst naar de rand van het gebied Leidsche Rijn.

Een afzonderlijke toets van de bestemmingsplannen Kop van Leeuwesteyn Zuid en Papendorp aan de Wet luchtkwaliteit is derhalve strikt genomen niet nodig. Op verzoek van de gemeente Utrecht zijn desalniettemin de consequenties voor de luchtkwaliteit vanwege de beide bestemmingsplannen gedetailleerd in kaart gebracht.

De consequenties zijn berekend op basis van het nieuwe verkeersmodel en met de meest recente achtergrondconcentraties en emissiefactoren die in 2010 zijn vrijgegeven door het ministerie van I&M (voorheen VROM). De conclusie van de geactualiseerde beoordeling van de luchtkwaliteit is dat in het plangebied geen grenswaarden uit de Wet milieubeheer worden overschreden.

Geconcludeerd kan worden dat voldaan wordt aan artikel 5.16 Wm lid 1 onder a: de bevoegdheden/ontwikkelingen leiden niet tot een overschrijding van de grenswaarden.

Uit het oogpunt van luchtkwaliteit zijn dan ook geen beperkingen voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.