Plan: | Hoek Overste den Oudenlaan |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0344.BPHOEKOVERSTEOUDEN-0601 |
Structuurvisie Utrecht 2015
Voor de stad Utrecht is op 1 juli 2004 de Structuurvisie Utrecht 2015-2030 vastgesteld. In de structuurvisie zijn de gewenste toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen van de stad Utrecht beschreven. Daarbij wordt uitgegaan van drie kernkwaliteiten van de stad, die in de structuurvisie zijn uitgewerkt in drie perspectieven: De Markt, Het Podium en De Binnentuinen.
Van toepassing op het plangebied is het perspectief Markt. Doelstelling binnen het perspectief de Markt is:
De belangrijkste structurerende elementen in dit perspectief zijn de 'snelle' infrastructuur en haar knooppunten: Deltanet, het randstedelijk openbaar vervoernet, het stedelijk HOV-net, de OV-terminal Utrecht en de knooppunten in de stad. Dat zijn vanuit bereikbaarheidsoogpunt de meest aangewezen locaties voor marktontwikkelingen. Functies die hierbij horen zijn kantoren, kennisintensieve bedrijven en het duurdere hoogstedelijke segment van de woningmarkt.
De perspectieven zijn in de Structuurvisie vertaald naar ambities voor de korte en middellange termijn (2015) in het ontwikkelingsbeeld 2030.
Het plangebied maakt in de structuurvisie onderdeel uit van de zone (tussen park Oog in Al en de Beneluxlaan) die het ontwikkelingsbeeld 'hoogstedelijk milieu - accent wonen' heeft meegekregen. In deze zone wordt gestreefd wordt naar een mix van voornamelijk hoogstedelijk wonen en een beperkt werkprogramma. Incidenteel kunnen ook voorzieningen met een stedelijke functie hier een plek krijgen. De bouwhoogten, dichtheden en korrelgrootte varïeren in dit gebied en zijn afhankelijk van de ligging ten opzichte van knooppunten, assen en het centrumstedelijk milieu. Voor wat betreft de openbare ruimte is aangegeven dat de aandacht gericht dient te zijn op onder meer loop- en rijroutes ten behoeve van de doorgangsfunctie voor fietsers en auto's. Voor wat betreft het parkeren wordt gememoreerd dat dit vooral dient te gebeuren in gebouwde parkeeraccommodaties.
In de Structuurvisie heeft het gebied aan de oostzijde van het Merwedekanaal de aanduiding 'Podium' in het perspectief voor 2030. Voor het perspectief 2015 is het gebied aangeduid als Centrum Stedelijk Gebied. Het gebied aan de oostzijde is bij de specifieke Gebiedsperspectieven voor 2030 aangeduid als 'Binnenstad en Stationsgebied'. Het gebied maakt onderdeel uit van de herontwikkeling van het Stationsgebied. Behoud van de Jaarbeurs is naast het toevoegen van functies (waaronder Jaarbeursplein), uitgangspunt.
Ook is een Gebiedsperspectief 'Merwedekanaalzone' (westzijde kanaal) opgenomen (2030). Uitgangspunt voor deze zone is het inzetten op een versterking van de woonfunctie via transformatie en intensivering waardoor een sterke menging van functies zal ontstaan. Intensivering van de huidige extensieve bedrijven en opwaardering met arbeidsintensieve werkgelegenheid zal op kleinere schaal plaatsvinden. Daarom wordt kleinschalige bedrijvigheid gestimuleerd
Structuurplan Stationsgebied
De westelijke begrenzing van het plangebied van de Structuurplan (2006) wordt gevormd door het Merwedekanaal. Het gebied ten oosten van het kanaal is aangewezen als 'kern Stationsgebied'. De keuze voor bepaalde functies op bepaalde plekken is ingegeven vanuit de gedachte om bestaande functies beter te verankeren in het Stationsgebied en zwakkere gebieden te vernieuwen door andere functies toe te voegen. Zo worden de sterke systemen van de oude stad, Hoog Catharijne, Lombok en de Jaarbeurs versterkt met respectievelijk een winkelprogramma dat aansluit op de nieuwe stad, een nieuw woonprogramma dat aansluit op de nieuwe stad en nieuwe grootstedelijke vrijetijdsvoorzieningen op het Jaarbeursterrein. De Jaarbeurs gaat zijn (inter)nationale positie op het gebied van beurzen en congressen verder versterken door de kernactiviteiten te concentreren en plek te maken voor functies die synergie opleveren.
De aanpak van het Stationsgebied zoals neergelegd in het Structuurplan (2006) is vervolgens gebundeld in twee zones, te weten Centrumboulevard en Stadscorridor. Hoewel beide zones verschillende identiteit hebben, zijn de ambities dezelfde: verbinden, herstellen en betekenis geven. De uitwerking van deze ambities verschilt per zone, maar samenhang is in beide gevallen het sleutelwoord. Het gaat daarbij om het versterken van het eigen karakter van de diverse deelgebieden in het Stationsgebied en het creëren van geleidelijke overgangen naar de bestaande stad.
De verbeteringen sluiten aan bij de ontwikkelingen rondom de OV-Terminal en borgen goede toeleidende routes naar deze OV-Terminal en de oude stad. Daarbij zijn de aansluitingen van de (H)OV-routes op de OV-Terminal in evenwicht met goede, veilige fiets- en looproutes tussen stadsdelen onderling en naar de OV-Terminal.
Het Stationsgebied is de belangrijkste 'leisure' ontwikkelingslocatie in Utrecht. Het totale leisureprogramma voor grootstedelijke vrijetijdsvoorzieningen is 70.000 m2. Integrale gebiedskwaliteit en interactie met andere voorzieningen zijn hierbij sleutelwoorden. In het Stationsgebied zijn de volgende deelgebieden en thema's te onderscheiden voor de leisure programmering:
Boodschap aan winkels (2000)
Een van de belangrijkste doelstellingen uit de Detailhandelsnota 'Boodschap aan winkels' is het versterken van de nationale en regionale positie van Utrecht als winkelstad. Om dit te realiseren zijn een aansprekend aanbod woondetailhandel en een gevarieerd en hoogwaardig aanbod van winkels in het stadscentrum nodig en moeten de winkelgebieden goed bereikbaar zijn. In de wijken en buurten moeten inwoners terechtkunnen in aantrekkelijke winkelcentra voor een compleet aanbod van dagelijkse boodschappen. Op buurt- en wijkniveau streeft de gemeente naar het in stand houden en versterken van een perspectiefrijke stedelijke detailhandelsstructuur.
Ontwikkelingskader Detailhandel
Het beleid van de gemeente Utrecht is erop gericht dat de inwoners van de gemeente én van de omringende regio de beschikking hebben over een in kwantitatief en kwalitatief opzicht zo compleet, gevarieerd en attractief mogelijk pakket aan winkels. Ook wordt een bovenregionale en landelijke functie nagestreefd. Uit deze ambitie volgen de volgende drie hoofddoelen:
a. Het versterken van de lokale verzorgingsfunctie én van de regionale, bovenregionale en landelijke aantrekkingskracht;
b. Een duurzame aanbodstructuur met op langere termijn levensvatbare en complementaire winkelgebieden, zodat het verzorgingsniveau is gewaarborgd;
c. Het versterken van het ondernemingsklimaat en faciliteren van de dynamiek in de detailhandel.
In eerste instantie dragen de Utrechtse binnenstad en de stadsdeel-, wijk- en buurtwinkelcentra bij aan de geformuleerde ambitie en doelstellingen. In het Utrechtse detailhandelsbeleid staat daarom een sterke structuur van deze reguliere winkelgebieden voorop. Indien het aanbod vanwege de omvang en aard van de winkel of de gevoerde artikelen niet inpasbaar zijn in of aansluitend aan de reguliere winkelgebieden, kan een uitzondering worden gemaakt en worden uitgeweken naar een aantal perifere locaties, zoals
Woonboulevard Utrecht, The Wall en Bedrijventerrein Overvecht.
Welstandsbeleid
In 2004 is de gemeentelijke Welstandsnota vastgesteld door de gemeenteraad. In de Welstandsnota, getiteld 'De schoonheid van Utrecht', is geformuleerd op welke wijze het welstandsbeleid van de gemeente uitgevoerd zal worden. Voor 'bouwvergunningplichtige' bouwwerken geldt het volgende:
Het plangebied wordt op de analysekaart getypeerd als een gebied met een 'vrije verkaveling en vrij situering'. Dit houdt in dat bebouwing in het gebied op een losse wijze onafhankelijk van de omgeving is of wordt geplaatst. Ook is binnen deze karakteristiek sprake van gebouwen van grote omvang, die min of meer zelfstandig of solitair in hun omgeving staan.