direct naar inhoud van 5.8 Flora en fauna
Plan: Entreegebouw, binnenstad
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPENTREEGEBOUWBIN-0601

5.8 Flora en fauna

Ecologie
Het groenstructuurplan is in april 2007 vastgesteld en geldt sindsdien als vigerend groenbeleid. In het groenstructuurplan zijn de bestaande en wenselijke groenstructuren (ecologisch recreatief en cultuurhistorisch) vastgelegd. Aan het Groenstructuurplan is een uitvoeringsprogramma gekoppeld: het Meerjaren Groen Programma.

Het groenstructuurplan heeft drie belangrijke doelen; recreatiegebieden om de stad aanleggen, verbindingen aanleggen tussen groen in de stad en groen om de stad en de kwaliteit van het groen in de stad verbeteren. Voor een goed functioneren van het groen zijn de verbindingen tussen groene kerngebieden noodzakelijk.

Op stedelijk niveau is een goede stedelijke groenstructuur een gelijkwaardig belang naast andere stedelijke belangen. De bestaande elementen van de stedelijke groenstructuur worden beschermd. De menging van stedelijk groen met andere functies is in principe mogelijk. De randvoorwaarde is dat het groene karakter, de kwaliteit en het gebruik van het groen wordt behouden of verbeterd. Een eventuele aantasting van bestaand stedelijk groen wordt elders gecompenseerd. Verandering van functie kan alleen na een bestuurlijke afweging.

Plansituatie
Het plangebied bevindt zich niet binnen de Hoofdgroenstructuur. Wat dat betreft zijn er geen beperkingen.

Flora en fauna
Onder de Flora en Faunawet zijn diverse dier- en plantensoorten beschermd via verbodsartikelen en een algemene zorgplicht. Deze geldt voor alle dieren en planten en hun directe leefomgeving.

Alle Nederlandse flora en fauna is beschermd en de wet legt een zorgplicht op ten aanzien van alle planten en dieren. . Dat betekent dat dieren en planten niet verstoord, verontrust of gedood mogen worden. Er is echter wel verschil in beschermingsgradatie. De Nederlandse flora- en fauna is verdeeld in drie categorieën, die elk een andere bescherming genieten. Er wordt gesproken over tabel 1 soorten, tabel 2 soorten inclusief broedvogels en tabel 3 soorten. Tabel 3 soorten genieten de zwaarste bescherming.

De ontwikkelingen en uitvoering van plannen mogen niet in strijd zijn met de Flora- en faunawet en de internationale verplichtingen (Vogel- en Habitatrichtlijn). Daarom dient er bij dergelijke plannen eerst zorgvuldig onderzoek te worden gedaan naar de aanwezigheid van beschermde dier- en plantensoorten en de effecten van de plannen hierop. Bij ingrepen waar beschermde planten of diersoorten in het geding zijn dient in het kader van de verbodsartikelen een compensatieplan of mitigatieplan te worden geschreven. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat geen ontheffing meer kan worden verleend voor 'ruimtelijke ingrepen' zonder dat sprake is van een dwingende reden van groot openbaar belang. Het ministerie EL&I heeft daarom gesteld dat met mitigerende maatregelen moet worden voorkomen dat verbodsbepalingen worden overtreden.

Plansituatie
Door Tauw is een quick-scan uitgevoerd naar de flora en fauna in het stationsgebied (Quick scan stationsgebied Utrecht, Tauw, 10 maart 2008) . Uit die quick-scan blijkt dat mogelijk beschermde vaatplanten, vleermuizen en broedvogels voorkomen in het plangebied en dat deze soortgroepen een mogelijk negatief effect ondervinden als gevolg van de geplande werkzaamheden. Naar aanleiding van een aanbeveling uit het rapport is een aanvullend soortgericht onderzoek uitgevoerd om vast te stellen of beschermde vaatplanten, broedvogels en vleermuizen daadwerkelijk in het gebied voorkomen en hoe deze daarvan gebruik maken (Ecologisch onderzoek stationsgebied Utrecht, Tauw, 20 januari 2009). Uit dit onderzoek is gebleken dat het plangebied weinig tot geen waarde heeft voor beschermde vaatplanten en vleermuizen, en dat de geplande werkzaamheden zonder ontheffing in gang kunnen worden gezet.

Wat broedvogels betreft is vastgesteld dat de gevel van het aangrenzende gebouw van V&D intensief wordt gebruikt door nestelende gierzwaluwen. Ten behoeve van de sloop van Peek en Cloppenburg en de nieuwbouw van het Entreegebouw worden geen verstoringen van de gierzwaluwen in het V&D gebouw verwacht. Het zwaartepunt van de gierzwlaluwenkolonie is gelegen aan de zijde van de Catharijnesingel. Nesten aan de zijde van het Entreegebouw zijn tijdens het veldbezoek niet waargenomen. Eventuele nesten aan deze zijde zullen niettemin bereikbaar blijven aangezien de nesten vooral in de bovenste delen van het V&D-gebouw zijn gelegen. Waar mogelijk worden nestgelegenheden, onder andere, voor gierzwaluwen in de nieuwe gevels van de woningen van het Entreegebouw gerealiseerd. Daarnaast blijkt dat (direct buiten het plangebied) de aanleg van de Catharijnesingel een positieve invloed heeft op de vleermuizen- en vogelpopulatie in het Stationsgebied.