Plan: | Centrum kanaleneiland deelgebied 3 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0344.BPCENKANDEELGEB3-0601 |
Door NIPA milieutechniek B.V. (rapport 0810207 d.d. 20 maart 2008) is een bodemonderzoek uitgevoerd voor deellocaties en 1 en 3 (gedeeltelijk). Dit onderzoek heeft zich beperkt tot de locatie van het voormalig schoolgebouw. De terreinen van het consultatiebureau, politiebureau, het zalencentrum en Rabobank zijn niet beschouwd in dit onderzoek. Door Ingenieursbureau Mol (rapport 11686 d.d. 21 september 2009) is onderzoek verricht naar de gesteldheid van de bodem ter hoogte van het zalencentrum Genoemde bodemonderzoeken zijn opgenomen in de bijlage 3.
Locatie voormalige schoolgebouw
Uit de resultaten van de onderzoeken volgt dat de bovengrond licht verontreinigd is met PAK, lood en minerale olie. De ondergrond is licht verontreinigd met minerale olie. Voor de verontreinigingen zijn geen eenduidige oorzaken gevonden. In de grondwatermonsters zijn geen van de geanalyseerde parameters aangetroffen in concentraties hoger dan de streefwaarden.
Aanvullend of nader onderzoek wordt niet zinvol geacht. Tegen bebouwing van de onderzoekslocatie zijn op basis van de onderzoeksresultaten geen zwaarwegende milieuhygiënische bezwaren aan te voeren.
Zalencentrum
In de onderzochte bovengrond worden incidenteel licht verhoogde concentraties kwik, lood en zink en soms PCB aangetroffen. In de ondergrond worden geen verhoogde waarden aangetroffen. Het grondwater is licht verontreinigd met barium en xylenen.
Op basis van de onderzoeksresultaten wordt de hypothese onverdacht verworpen.
Tegen bebouwing van de onderzoekslocatie bestaan op basis van de onderzoeksresultaten en het beoogde toekomstige gebruik geen zwaarwegende milieuhygiënische bezwaren.
De nog niet onderzochte terreindelen dienen, (eventueel) na sloop van de opstallen, onderzocht te worden conform NEN 5740. Op basis van de reeds beschikbare gegevens wordt geconcludeerd dat geen aanleiding bestaat een geval van ernstige bodemverontreiniging te vermoeden.
Indien grond vrijkomt van de locatie dienen partijkeuringen te worden verricht. Op basis van de reeds beschikbare gegevens wordt geconcludeerd dat de vrijkomende grond hoogstwaarschijnlijk geschikt is voor beperkt hergebruik.
Indien op grote schaal grondwater wordt onttrokken dient het beïnvloedingsgebied (verlaging van meer dan 5 cm) te worden vastgesteld. Indien binnen dit beïnvloedingsgebied grondwater-verontreinigingen aanwezig zijn, dient of een monitoringsplan of een deelsaneringsplan te worden opgesteld, dit ter beoordeling van het bevoegd gezag Wet bodembescherming.