direct naar inhoud van 5.5 Handhaving
Plan: De Berekuil
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPBEREKUIL-0601

5.5 Handhaving

Uitgangspunt bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen is, dat de opgenomen regels duidelijk, begrijpelijk en handhaafbaar moeten zijn.

Met het vastleggen van regels in het bestemmingsplan heeft de gemeente zichzelf de plicht opgelegd de naleving van de bestemmingsplanregels te controleren en, waar nodig, te handhaven. Naleving van de regels moet zowel door burgers, bedrijven en instellingen als door de gemeente gebeuren. De gemeente is belast met het toezicht op de naleving.

Onder handhaving wordt verstaan het door controle (toezicht op naleving van regels en opsporing van overtredingen) en, waar nodig, toepassen van bestuursrechtelijke sancties (of dreigen daarmee) bereiken dat de regelgeving wordt nageleefd. De handhaving van de verschillende van toepassing zijnde regelingen binnen de gemeente Utrecht wordt uitgevoerd door diverse diensten en afdelingen.

Zo handhaaft de afdeling Handhaving en Toezicht (Dienst StadsOntwikkeling) namens het college onder andere bestemmingsplannen. Dit betekent dat die afdeling de voorschriften voor wat betreft het gebruik en de bebouwingsbepalingen handhaaft. Dit gebeurt veelal door toetsing tijdens het behandelen van de aanvragen om bouwvergunning. Het kan echter ook gebeuren als gevolg van toezicht tijdens de uitvoering van de bouw, op grond van een constatering door de gemeente dat een bouwwerk of een perceel in strijd met het bestemmingsplan wordt gebouwd of gebruikt. Daarnaast kan handhaving plaatsvinden op verzoek van particulieren.

De Dienst Stadswerken handhaaft namens het college het gebruik van gemeentelijke gronden. Als er bijvoorbeeld sprake is van illegale ingebruikname van gemeentelijke grond, dan zal hiertegen worden opgetreden.

Daarnaast ziet de afdeling Milieu en Duurzaamheid toe op - onder de Wet milieubeheer vallende - bedrijven. Als er op grond van het bestemmingsplan bedrijfsactiviteiten plaats mogen vinden, zal dit qua gebruik (intensiteit en hinder) gehandhaafd worden door het Bureau Bedrijfsinspectie (Afdeling Milieu en Duurzaamheid, Dienst StadsOntwikkeling).

Sinds 13 september 2004 is overtreding van een bestemmingsplan een economisch delict in de zin van de Wet op de economische delicten.

Dit betekent dat bij overtreding van een bestemmingsplan gebruik kan worden gemaakt van de opsporingsbevoegdheden van de politie. Bij het opleggen van een strafmaatregel op grond van de Wet op de economische delicten kan rekening worden gehouden met het economisch voordeel dat de overtreder heeft behaald en met herstelmogelijkheden van de schadelijke gevolgen van de overtreding. De boete op grond van Wet op de economische delicten kan maximaal € 45.000 bedragen en ook kan de verplichting worden opgelegd om op eigen kosten de gevolgen van de overtreding ongedaan te maken.

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft het college twee instrumenten tot haar beschikking: bestuursdwang en dwangsom.

Bij het toepassen van bestuursdwang wordt de overtreding (het geconstateerde illegale bouwwerk of gebruik) ongedaan gemaakt op kosten van de overtreder. Dit kan betekenen dat een bouwwerk door de gemeente wordt afgebroken en de kosten van bijvoorbeeld de aannemer en de gemeentelijke (voorbereidings)kosten op de overtreder worden verhaald. Het is ook mogelijk om, als er zonder bouwvergunning wordt gebouwd en de bouw wordt stilgelegd door middel van een bouwstop, de bouwmaterialen weg te slepen en elders op te slaan, waarbij de door de gemeente gemaakte kosten op de overtreder worden verhaald.

Het opleggen van een last onder dwangsom betekent bijvoorbeeld dat illegaal gebruik moet worden gestaakt binnen een door het college gestelde termijn. Overschrijdt men die termijn, dan zal de dwangsom in rekening worden gebracht bij de overtreder. Doel van de dwangsom is het onaantrekkelijk maken van het voortzetten van de geconstateerde overtreding. De dwangsom zal dan ook in relatie moeten staan aan (en zal dus altijd hoger zijn dan) het voordeel dat de overtreder heeft bij het voortzetten van de illegale activiteit.

De gemeente zal het bestemmingsplan handhaven en, afhankelijk van de ernst van de overtreding, gebruik maken van één van de hier beschreven instrumenten.

Op 10 juni 2003 is het 'Plan van Aanpak Camping de Berekuil' alsmede het 'Plan van Uitvoering Bestrijding permanente bewoning van recreatieverblijven' vastgesteld.

Concrete acties in het plangebied: 1. permanente bewoning

Aan de in die plannen vermelde acties is uitvoering gegeven door middel van een handhavingstraject. Dat traject is gestart medio 2005 en loopt nog steeds. In 30 gevallen zijn er aanschrijvingen verstuurd met een last onder dwangsom om de permanente bewoning te beëindigen.

In 50 gevallen is er een vermoeden van permanente bewoning. Er wordt nader onderzoek verricht naar de mogelijkheden om dit vermoeden van permanente bewoning te onderbouwen.

Concrete acties in het plangebied: 2. illegale bebouwing

De uitvoering van de handhaving tegen illegale bouw op Camping 'De Berekuil' loopt sinds het najaar van 2006. De overtreders zijn eerst de gelegenheid geboden om een bouwaanvraag in te dienen voor hun illegale recreatieverblijf en hun eventuele bijgebouw, rekening houdend met de maximale maten en de andere uitgangspunten vastgelegd in dit bestemmingsplan. Één van die uitgangspunten is dat de recreatieverblijven slechts recreatief gebruikt mogen worden en dat er niet permanent gewoond mag worden.

Dit heeft ertoe geleid dat met gebruikmaking van de vrijstellingsmogelijkheid ex artikel 19 lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening 53 bouwvergunningen zijn verleend voor recreatieverblijven (en bijgebouwen) op De Berekuil. Gecontroleerd dient nog te worden of de bestaande bouwwerken in overeenstemming zijn met de verleende bouwvergunningen. 7 bouwaanvragen lopen nog. Deze kunnen eventueel slechts gehonoreerd worden nadat dit bestemmingsplan in werking is getreden.

In circa 45 gevallen is daadwerkelijk met een bestuursdwang- of dwangsombesluit handhavend opgetreden. In een twintigtal gevallen is overgegaan tot verwijdering van de bouwwerken, in een aantal andere gevallen is er alsnog een bouwaanvraag ingediend (deze aanvragen vallen getalsmatig onder de bovengenoemde 60 aanvragen).