direct naar inhoud van Artikel 4 Water
Plan: De Berekuil
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPBEREKUIL-0601

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishouding;
  • b. waterbeheer en waterberging;
  • c. waterlopen met bijbehorende taluds;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "steiger" voor een steiger;
  • f. kunstwerken;
  • g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van ecologische waarden van de gronden.
4.2 Bouwregels

Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden, mogen met in achtneming van het bepaalde in lid 4.3, uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, zoals:

  • a. keermuren voor de waterbeheersing;
  • b. oeverbeschoeiingen;
  • c. duikers;
  • d. vlonders en/of steigers met een lengte van ten hoogste 1 meter en een breedte van ten hoogste 1 meter uit de oever;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "steiger" mogen steigers worden gebouwd die afwijken van het bepaalde onder d, waarbij de maat van de reeds bestaande bouwwerken als maximale maat dient te worden aangehouden.
4.3 Aanlegvergunning
  • a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen, opvullen of egaliseren van de bodem, waaronder begrepen het ophogen met bagger- of grondspecie en het ingrijpen in de bodem ten behoeve van het bouwen van vlonders of steigers;
    • 2. het aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
    • 3. het, al dan niet tijdelijk, opslaan en/of storten van bouw- en afvalmateriaal;
      het verlagen of verhogen van de grondwaterstand;
    • 4. het permanent aanleggen van dammen of soortgelijke constructies, die de watergang beïnvloeden.
  • b. Het onder a. bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • c. De werken of werkzaamheden als bedoeld onder a. zijn slechts toelaatbaar voor zover geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de ecologische waarden van de gronden.