direct naar inhoud van Regels
Plan: 2e Daalsedijk, deelgebied 2 tot en met 4
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BP2EDAALSEDEEL2TM4-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het NL.IMRO.0344.BP2EDAALSEDEEL2TM4-VA01 van de gemeente Utrecht.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 (internet)Afhaalpunt

Een locatie uitsluitend bedoeld voor opslag en distributie van artikelen, waar consumenten de via internet bestelde en betaalde producten kunnen afhalen. Op de locatie vindt geen rechtstreekse verkoop of productadvisering via winkel, showroom of etalage plaats.

1.4 Aan-huis-verbonden bedrijf

Beroep of bedrijf dat in een woning of een daarbij bijhorend bouwwerk wordt uitgeoefend, waarvan de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en degene die het beroep of het bedrijf uitoefent bewoner van de woning is.

Hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: een detailhandelsvestiging, een afhaalzaak, een horecabedrijf, een belhuis en een seksinrichting; hieronder wordt onder andere wel verstaan: een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang.

1.5 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 Afhaalzaak

Een specifieke vorm van detailhandel waar in hoofdzaak kant en klare maaltijden en kleine etenswaren, alsmede alcoholvrije drank en consumptie-ijs worden verkocht voor directe consumptie anders dan ter plaatse.

1.8 Ambachtelijk bedrijf

Een bedrijf waarbij het accent ligt op het in handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsmede het verkopen en leveren van goederen, die verband houden met het ambacht als niet-zelfstandig onderdeel van de onderneming.

1.9 Archeologisch onderzoek

Onderzoek verricht door of namens een bedrijf dat beschikt over het in artikel 1, eerste lid, van de Erfgoedwet, bedoelde certificaat. 

1.10 Archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.11 Atelier

Werkplaats in het bijzonder voor kunstenaars waarbij tevens kunstwerken tentoongesteld en verkocht kunnen worden.

1.12 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 Bebouwingspercentage

Het met een aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en bijbehorende bouwwerken.

1.14 Bed & breakfast

Het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs)woning.

1.15 Bedrijf

Een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, produceren, bewerken/herstellen, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.16 Besluit Hogere waarde

Besluit waarin de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting op grond van de Wet geluidhinder is vastgesteld.

1.17 Bestaand
  • a. Bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan of kan worden gebruikt krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik; daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
  • b. Bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van het bestemmingsplan:
    • 1. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Woningwet zijn gebouwd;
    • 2. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een bouwvergunning op grond van de Woningwet.
1.18 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.19 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 Bevi-inrichting

Een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.21 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.22 Bijzondere bouwlaag
  • a. Een bouwlaag die aan de voorzijde en/of eventueel aan de achterzijde een hellend dakvlak heeft en voor het overige deel plat is afgedekt, dan wel;
  • b. Een ten opzichte van de voorgevel terugliggende bouwlaag.
1.23 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.24 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.25 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een onderbouw, een kap en een bijzondere bouwlaag.

1.26 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 Bouwperceelsgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.28 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.29 Bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.30 Brutovloeroppervlak

De totale binnen een gebouw beschikbare vloeroppervlakte, inclusief de verdiepingen.

1.31 (Sta)caravan

Een caravan of stacaravan die op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) omgevingsvergunningplichtig is .

1.32 Consumentenvuurwerk

Consumentenvuurwerk waarop het Vuurwerkbesluit van toepassing is.

1.33 Creatieve bedrijven

Bedrijven die zich hoofdzakelijk richten op:

  • creatieve zakelijke dienstverlening: reclame en grafische bedrijven, architecten, industriële ontwerpers;
  • multimedia: bedrijven die in hoofdzaak producten maken of diensten verlenen op het gebied van beeld, geluid, gaming en tekst met gebruikmaking van radio, televisie, computer, internet, mobiele telefonie, print en evenementen;
  • toegepaste kunsten: audiovisuele en fotografiebedrijven, dienstverlenende bedrijven tbv de kunsten, mode en interieurbedrijven;
  • autonome kunsten: zoals beeldend kunstenaar, muzikanten, theatermakers.
1.34 Culturele voorzieningen

Voorzieningen gericht op kunst, ontspanning, vrijetijdsbesteding en vermaak, zoals theaters, bioscopen, musea, ateliers en muziekcentra.

1.35 Cultuurhistorische waarde

De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.36 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Hieronder wordt mede verstaan een webwinkel waarbij sprake is van een afhaalpunt voor particulieren en een showroom. Hieronder wordt niet verstaan een afhaalzaak.

1.37 Dienstverlening

Dienstverlening door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent, gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus e.d.. Hieronder worden niet verstaan belhuizen.

1.38 Eigen toegang

Een deur die direct toegang geeft tot de woning, die bereikbaar is via de straatzijde of vanuit een gemeenschappelijke hal en die voorzien is van een door de gemeente verleend huisnummer.

1.39 Evenementen

Georganiseerde, publieke, bijzondere gebeurtenis.

1.40 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.41 Geluidsgevoelige functie

Geluidsgevoelige functies die zijn beschermd tegen geluidhinder: wonen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven, met uitzondering van verblijfsruimten waar onder ook practicumruimte en een gymnastieklokaal.

1.42 Hoofdgebouw

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.43 Horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van drank en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.

1.44 Hotel

Het bedrijfsmatig verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en drank voor consumptie ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie.

1.45 Kantoor

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve werkzaamheden en voor zakelijke dienstverlening, alsmede seminars en congressen die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie van een kantoorhoudende onderneming en kunnen worden beschouwd als onderdeel van de kantoorfunctie.

1.46 Kantoorruimte

Een gebouw of ruimte waarin hoofdzakelijk werkzaamheden worden verricht aan een bureauopstelling, in combinatie met vergaderruimten; de werkzaamheden zijn onder meer:

  • a. administratieve en beleidsmatige werkzaamheden en alle daarmee gelijk te stellen bureaugebonden activiteiten;
  • b. commerciële, creatieve en technische bureaugebonden werkzaamheden, inclusief callcenter, desktop-publishing en softwareproductie;
  • c. werkzaamheden aan desktop, laptop, CAD-CAM-apparatuur;
  • d. zakelijke ontvangst van externen, vergaderingen en presentaties, ondergeschikt aan de hoofdfunctie van de onderneming;
  • e. entree en receptiehal;
  • f. interne en externe opleidingen, workshops, seminars en congressen in zaalruimten in het gebouw van een onderneming worden beschouwd als onderdeel van de kantoorfunctie;
  • g. functies binnen een kantoorhoudend bedrijf die behoren bij het normale kantorengebruik zoals een postkamer, interne serverruimte en interne archiefruimte, worden beschouwd als onderdeel van de kantoorruimte.
1.47 Kap

Een gesloten en hellend of gedeeltelijk hellend dak.

1.48 Kelder

Het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat geheel onder het peil ligt.

1.49 Lijst van Bedrijven functiemenging

De Lijst van Bedrijven functiemenging die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van bedrijfsactiviteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.

1.50 Lijst van Horeca-activiteiten

De Lijst van Horeca-activiteiten die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van horeca-activiteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.

1.51 Maatschappelijke voorzieningen

Voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, religie, onderwijs, kinderopvang, buitenschoolse opvang, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.52 Nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.53 Omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.54 Omzetting (van een woning)

Een zelfstandige woning, of een deel daarvan, in gebruik geven of laten geven als onzelfstandige woonruimte.

1.55 Onderbouw

Een kelder of een souterrain.

1.56 Onzelfstandige woonruimte

Woonruimte die niet voldoet aan de begripsbepaling zelfstandige woonruimte.

1.57 Peil
  • a. Voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg.
  • b. Voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het
    aansluitende afgewerkte maaiveld.
  • c. Voor gebouwen die grenzen aan een dijk: de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van het bouwwerk.
1.58 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling.

1.59 (raam)Prostitutiebedrijf

Een prostitutiebedrijf waar het werven van klanten gebeurt vanuit de werkruimte door prostituees die zichtbaar zijn vanaf een openbare plaats.

1.60 Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, dan wel meerdere besloten ruimten in elkaars directe nabijheid, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen, al dan niet met een ander, worden verricht, of vertoningen plaatsvinden van erotische/pornografische aard. Hieronder wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksautomatenhal, parenclub, seksbioscoop of sekstheater, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.61 Speelautomatenhal

Een inrichting als bedoeld in artikel 1, sub f, van de Verordening op de speelautomatenhallen (Gemeenteblad 1989, nr. 10).

1.62 Student

Een deelnemer die is ingeschreven aan een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1., onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een deelnemer die is ingeschreven aan een universiteit of hogeschool als bedoeld in artikel 1.2, onderdelen a en b, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

1.63 Studentenwoning

Woning voor studenten die net als een 'gewone' woning een woonfunctie heeft, of keukens en sanitaire voorzieningen gedeeld worden of niet.

1.64 Verblijfsmiddelen

Voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken – voer- en vaartuigen, woonketen, arken, caravans en andere soortgelijke constructies, alsmede tenten; een en ander voorzover deze geen bouwwerken in de zin van de Woningwet zijn.

1.65 Vergader- en congresfaciliteiten

Voorzieningen ten behoeve van het bedrijfsmatig organiseren van vergaderingen en congressen.

1.66 Verhuurbaar vloeroppervlak

Het verhuurbaar vloeroppervlak zoals bedoeld in NEN2580.

1.67 Verkoopvloeroppervlakte (vvo)

De totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.

1.68 Verordening op de Archeologische Monumentenzorg:

De sedert 22 december 2009 van kracht zijnde Verordening op de Archeologische Monumentenzorg van de gemeente Utrecht.

1.69 Voorgevelrooilijn

Een lijn die wordt bepaald door de naar het openbaar toegankelijk gebied, zoals de weg, openbaar groen of water, gekeerde gevel of het verlengde daarvan, van een hoofdgebouw.

1.70 Wgh- inrichtingen

Bedrijven zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.71 Woning

Een complex van ruimten dat een zelfstandige woonruimte vormt, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.72 Woningvorming

Een woning verbouwen tot twee of meer woningen of het zodanig inrichten, gebruiken of laten gebruiken van een deel van de woning dat er feitelijk twee of meer woningen ontstaan.

1.73 Woonlaag

Een bouwlaag die voor bewoning is bestemd.

1.74 Woonruimte

Besloten ruimte die, al dan niet tezamen met één of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning van één huishouden.

1.75 Zelfstandige woonruimte

Woonruimte die een eigen toegang heeft en die door één huishouden kan worden bewoond zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen, zoals badruimte, toilet en keuken, buiten de woonruimte.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • 1. bedrijven, zoals opgenomen in de categorieën A en B1 van de bij deze regels behorende Lijst van Bedrijven functiemenging;
  • 2. creatieve bedrijven;
  • 3. culturele voorzieningen;
  • 4. maatschappelijke voorzieningen;
  • 5. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca', ook voor horecavestigingen in categorie B, C of D1, 2 en 3 van de bij deze regels behorende Lijst van Horeca-activiteiten; 
  • 6. detailhandel;
  • 7. dienstverlening;
  • 8. sportvoorzieningen;
  • 9. bestaande kantoren;
  • 10. de bij de functies genoemd onder 1 tot en met 8 behorende ondergeschikte kantooractiviteiten, detailhandel en horeca;
  • 11. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', wordt de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm van gebouwen nagestreefd.
  • 12. voorzieningen en functies die bij de bestemming horen zoals verkeers-, en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, tuinen en erven,

een en ander met inachtneming van de regel in 3.4.1 en in regel 10.1.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
  • 1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • 2. De bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag niet worden overschreden.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • 1. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen, met uitzondering van erf- en perceelafscheidingen, die achter en op de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 meter hoog en voor of op de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 meter hoog mogen zijn.
  • 2. De regel onder 1 geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer;
  • 3. In afwijking van de regel onder 1 mag de bouwhoogte van palen en masten niet meer dan 6 meter bedragen. 
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot:

  • 1. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  • 2. de verkeersveiligheid;
  • 3. de milieusituatie;
  • 4. de sociale veiligheid;
  • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • 6. de situering van het laden en lossen op het perceel.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Toegestane oppervlakten
  • 1. Voor de functies genoemd in regel 3.1 onder 1 tot en met 10 geldt dat deze functies in samenhang met regel 7.1 onder 2, zijn toegelaten tot een gezamenlijk maximaal bruto vloeroppervlak van 28.000 m2.
  • 2. Voor de functie genoemd in regel 3.1 onder 2 geldt een minimaal verhuurbaar vloeroppervlak van 3.600 m2.
  • 3. Voor de functie genoemd in regel 3.1 onder 3 geldt dat deze functie is toegestaan tot een gezamenlijk maximaal brutovloeroppervlak van 2.750 m2, met inachtneming van de regel onder 1.
  • 4. Voor de functie genoemd in regel 3.1 onder 4 geldt dat deze functie is toegestaan tot een gezamenlijk maximaal brutovloeroppervlak van 8.300 m2, met inachtneming van de regel onder 1.
  • 5. Voor de functie genoemd in regel 3.1 onder 5 geldt dat deze functie is toegestaan tot een gezamenlijk maximaal brutovloeroppervlak van 3.500 m2 met dien verstande dat per vestiging een maximale omvang van 2.000 m2 brutovloeroppervlak is toegestaan, met inachtneming van de regel onder 1.
  • 6. Voor de functie genoemd in regel 3.1 onder 6 geldt dat deze functie is toegestaan tot een gezamenlijk maximaal brutovloeroppervlak van 400 m2, met dien verstande dat per vestiging een maximale omvang van 100 m2 brutovloeroppervlak is toegestaan, met inachtneming van de regel onder 1.
  • 7. Voor de functie genoemd in regel 3.1 onder 7 geldt dat deze functie is toegestaan tot een gezamenlijk brutovloeroppervlak van 3.550 m2, met inachtneming van de regel onder 1.
  • 8. Voor de functie genoemd in regel 3.1 onder 8 geldt dat deze functie is toegestaan tot een gezamenlijk maximaal brutovloeroppervlak van 1.000 m2 brutovloeroppervlak, met inachtneming van de regel onder 1.
  • 9. Voor de functie genoemd in regel 3.1 onder 9 geldt een maximum van 1.456 m2 bvo.
  • 10. Voor nieuwe ondergeschikte kantooractiviteiten als genoemd in regel 3.1 onder 10 geldt dat deze zijn toegelaten tot maximaal 30% van de hoofdactiviteit tot een maximum van 1.500 m2 bvo per vestiging.
  • 11. De ondergeschikte detailhandel en horeca als genoemd in regel 3.1 onder 10 mag niet meer bedragen dan 20% van de brutovloeroppervlakte per vestiging.
3.4.2 Geluidsgevoelige functies

Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van gemengd - geluidsgevoelige functies uitgesloten' zijn geluidsgevoelige functies niet toegestaan.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regel in artikel 3.1 onder 1 voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven functiemenging, voor zover deze naar aard en invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm en de aangegeven maatgevende milieuaspecten, vergelijkbaar zijn met categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven functiemenging.

3.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.6.1 Vergunningplicht

Voor het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken is, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', een omgevingsvergunning vereist.

3.6.2 Uitzondering

De regel in 3.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • 1. het normale onderhoud betreffen;
  • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
3.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend, als:

  • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
  • 2. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
  • 3. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  • 4. het delen van een gebouw of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt;
  • 5. met dien verstande dat bij gehele sloop de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend als de omgevingsvergunning voor de nieuwbouw is verleend.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • 1. groenvoorzieningen, gazons en beplantingen;
  • 2. fiets- en voetpaden;
  • 3. nutsvoorzieningen;
  • 4. speelvoorzieningen;
  • 5. water, waterbeheer en waterberging;
  • 6. onderhoudspaden en -stroken ten behoeve van de aangrenzende bestemmingen;
  • 7. ontsluitingen voor de aangrenzende bestemmingen;
  • 8. voorzieningen en functies die bij de bestemming horen zoals, civieltechnische kunstwerken waaronder duikers, bruggen en faunapassages.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • 1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen, met uitzondering van erf- en perceelafscheidingen welke niet meer dan 1 meter hoog mogen zijn.
  • 2. De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag in afwijking van de regel onder 1, niet meer bedragen dan 6 meter.
  • 3. De regel onder 1 geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer.
4.3 Specifieke gebruiksregel

Gebruik voor terrassen bij horecagelegenheden is niet toegestaan.

4.4 Afwijken van de gebruiksregel

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van regel 4.3 voor het realiseren van een terras behorende bij een horecagelegenheid, mits wordt aangetoond dat het gecumuleerde langtijdgemiddelde geluidniveau ten gevolge van stemgeluid vanaf de rand van het terras en invallend op de gevels van omliggende geluidsgevoelige functies niet meer bedraagt dan 55 dB(A) voor de dagperiode (7-19 uur), 50 dB(A) voor de avondperiode (19-23 uur) en 45 dB(A) voor de nachtperiode (23-7 uur).

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • 1. verkeers- en verblijfsgebied voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer;
  • 2. water, waterbeheer en waterberging;
  • 3. groenvoorzieningen;
  • 4. parkeervoorzieningen, met inachtneming van regel 5.3 onder 1;
  • 5. speelvoorzieningen;
  • 6. voorzieningen die bij de bestemming horen zoals verkeers- en groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, fietsenstallingen, kunstwerken en geluidwerende voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • 1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  • 2. De regel onder 1 geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter geleiding, begeleiding en regeling van het verkeer.
5.3 Specifieke gebruiksregel
  • 1. Parkeren binnen deze bestemming is uitsluitend toegestaan voor deelauto's en invalidenauto's.
  • 2. Gebruik voor terrassen bij horecagelegenheden is niet toegestaan.
5.4 Afwijken van de gebruiksregel

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van regel 5.3 onder 2 voor het realiseren van een terras behorende bij een horecagelegenheid, mits wordt aangetoond dat het gecumuleerde langtijdgemiddelde geluidniveau ten gevolge van stemgeluid vanaf de rand van het terras en invallend op de gevels van omliggende geluidsgevoelige functies niet meer bedraagt dan 55 dB(A) voor de dagperiode (7-19 uur), 50 dB(A) voor de avondperiode (19-23 uur) en 45 dB(A) voor de nachtperiode (23-7 uur).

Artikel 6 Woongebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • 1. wonen, eventueel met een aan-huis-verbonden bedrijf of een bed & breakfast, tot een maximum van 1.050 woningen;
  • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – studentenwoningen met onzelfstandige woonruimte' tevens voor studentenwoningen met onzelfstandige woonruimte;
  • 3. detailhandel en dienstverlening, met inachtneming van de regel in 6.5.4 en uitsluitend op de begane grond;
  • 4. water, waterberging;
  • 5. de voor de functie benodigde parkeervoorzieningen, met inachtneming van de regels in 6.2.2 en 6.5.1;
  • 6. voorzieningen en functies die bij de bestemming horen, zoals, verkeers-, en groenvoorzieningen, fiets- en voetpaden, tuinen, erven en terreinen, een en ander met inachtneming van de regel in 10.1.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen
  • 1. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • 2. De bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet minder bedragen dan de aangegeven 'minimum bouwhoogte (m)'.
  • 3. De bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan de aangegeven 'maximum bouwhoogte (m)' met dien verstande dat:
    • a. Ter plaatse van het maatvoeringsvlak met de minimum bouwhoogte 10 meter (3 bouwlagen) en maximum bouwhoogte 23 meter (7 bouwlagen), geldt een gemiddelde bouwhoogte per bouwblok van 17 meter (5 bouwlagen) zoals bedoeld in de paragrafen ruimtelijk raamwerk en bouwhoogte van het document Wisselspoor deelgebied 2-4 Stedenbouwkundige randvoorwaarden en beeldkwaliteitsplan in bijlage 1 van de regels;
    • b. Ter plaatse van het maatvoeringsvlak met de minimum bouwhoogte 16 meter (5 bouwlagen) en maximum bouwhoogte 26 meter (8 bouwlagen), geldt een gemiddelde bouwhoogte per bouwblok van 23 meter (7 bouwlagen) zoals bedoeld in de paragrafen ruimtelijk raamwerk en bouwhoogte van het document Wisselspoor deelgebied 2-4 Stedenbouwkundige randvoorwaarden en beeldkwaliteitsplan in bijlage 1 van de regels;
  • 4. Gebouwen ter plaatse van de bouwaanduiding 'gevellijn' mogen voor maximaal 75% in de gevellijn of tot maximaal 1 meter achter de gevellijn worden opgericht, de overige gebouwen moeten minimaal 1 meter achter de gevellijn worden opgericht.
6.2.2 Gebouwde autoparkeerplaatsen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwde autoparkeerplaatsen' zijn gebouwde autoparkeerplaatsen niet toegestaan.

6.2.3 Voorwaardelijke verplichting over realisatie parkeerplaatsen

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen ter plaatse van de 'specifieke vorm van woongebied - autoparkeernorm wonen bewoners' en de 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten- gebouwde autoparkeerplaatsen' staat vast waar de benodigde autoparkeerplaatsen voor bezoekers en eventueel voor deelauto's (indien nodig) tijdelijk en definitief binnen het plangebied worden gerealiseerd.

6.2.4 Voorwaardelijke verplichting over spoortrillingen
  • 1. Het bouwen van bouwwerken voor de functie wonen volgens regel 6.1 is ter plaatse van de aanduiding 'overige zone-trillingshinder spoor' uitsluitend toegestaan wanneer uit een deskundigenonderzoek blijkt dat de streefwaarden van de trillingssterkte Vmax en Vper voor 'Wonen nieuwe situatie', zoals bedoeld in Richtlijn deel B van Stichting Bouwresearch, niet worden overschreden.
  • 2. Alleen als uit een deskundigenonderzoek blijkt dat niet doelmatig en/of kosteneffectief kan worden voldaan aan de streefwaarden voor 'Wonen nieuwe situatie' kan er worden afgeweken van lid 1 voor zover het de maximale trillingssterkte Vmax betreft onder de volgende voorwaarden:
    • a. uit een deskundigenonderzoek blijkt dat alle doelmatige en/of kosteneffectieve maatregelen om de trillingssterkte te verminderen worden getroffen en;
    • b. uit een deskundigenonderzoek blijkt dat tenminste de streefwaarden voor 'Wonen in bestaande situatie', zoals bedoeld in Richtlijn deel B van Stichting Bouwresearch, niet worden overschreden.

6.2.5 Bijbehorende bouwwerken

Bij een hoofdgebouw zijn uitsluitend bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten toegestaan, die zonder omgevingsvergunning kunnen worden verricht.

6.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • 1. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen, met uitzondering van erf- en perceelafscheidingen die achter of op de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 meter hoog en voor of op de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 meter hoog mogen zijn. 
  • 2. In afwijking van de regel onder 1 mag de bouwhoogte van palen en masten niet meer dan 6 meter bedragen.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot:
een samenhangend straat en bebouwingsbeeld, onder andere ten aanzien van de hoogte opbouw en kapvormen;

  • 1. de verkeersveiligheid;
  • 2. de milieusituatie;
  • 3. de bezonningssituatie;
  • 4. de windsituatie;
  • 5. de sociale veiligheid;
  • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Bouwhoogte

Burgemeester en wethouder kunnen bij omgevingsvergunning ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' een gebouw of gebouwen toestaan tot maximaal 32 meter (10 bouwlagen) mits;

  • 1. de bebouwing alzijdig is georiënteerd en uitnodigend vormgegeven is naar alle zijden van het aangrenzende openbaar gebied;
  • 2. bij een aanvraag omgevingsvergunning die voorziet in de bouw van een gebouw van 30 meter of hoger, door middel van een deskundigenonderzoek aangetoond wordt dat sprake is van een aanvaardbaar windklimaat.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Autoparkeernorm wonen bewoners

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - autoparkeernorm wonen bewoners' bedraagt de parkeernorm voor de functie wonen voor bewoners 0.

6.5.2 Aan-huis-verbonden bedrijf

De uitoefening van een aan-huis-verbonden bedrijf in samenhang met wonen is uitsluitend toegestaan als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • 1. de vloeroppervlakte voor een aan-huis-verbonden bedrijf mag niet groter zijn dan een derde deel van de vloeroppervlakte van de woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 60 m2;
  • 2. de vloeroppervlakte voor een aan-huis-verbonden bedrijf in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer zijn dan 60 m2;
  • 3. een aan-huis-verbonden bedrijf mag bedrijfsactiviteiten uitvoeren in categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven functiemenging waarvoor geen omgevingsvergunning voor de activiteit milieu is vereist.
6.5.3 Bed & breakfast

De uitoefening van een bed & breakfast in samenhang met wonen is uitsluitend toegestaan als de hoofdbewoner minimaal 50% van de woning in gebruik houdt voor wonen.

6.5.4 Detailhandel en dienstverlening

Voor de functies genoemd in regel 6.1 onder 2 geldt dat deze functies, in samenhang met en met inachtneming van de regel in regel 3.4.1 onder 1, 6 en 7 zijn toegestaan met dien verstande dat binnen de bestemming Wonen de gezamenlijke omvang van detailhandel niet meer dan 400 m2 brutovloeroppervlak bedraagt en de gezamenlijke omvang van dienstverlening niet meer dan 500 m2 brutovloeroppervlak bedraagt.

6.5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van regel 6.5.2 voor bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van Bedrijven functiemenging, indien en voorzover deze naar aard en invloed op de omgeving gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten geacht kunnen worden gelijk te zijn aan categorie A of B1 van de Lijst van Bedrijven functiemenging.

Artikel 7 Waarde - Archeologie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting.

7.2 Specifieke gebruiksregels

Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen, het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Gevallen waarin het overschrijden van de bouwgrens is toegestaan

Een bouwgrens, niet zijnde bestemmingsgrens, mag, ongeacht de ter plaatse geldende aanduidingen en regels over maatvoering en situering, met maximaal 1,5 meter overschreden worden door bij gebouwen horende trappenhuizen, entreeportalen, veranda's, en afdaken of andere ondergeschikte bouwdelen.

9.2 Gevallen waarin het overschrijden van de bouw- en bestemmingsgrens is toegestaan
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bestemming en bij omgevingsvergunning toestaan dat een bouw- en bestemmingsgrens, ongeacht de ter plaatse geldende aanduidingen en regels over bestemmingen, maatvoering en situering, met maximaal 1,5 meter overschreden worden door:
    • a. bij gebouwen horende trappenhuizen, entreeportalen, veranda's;
    • b. andere ondergeschikte bouwdelen, zoals bij gebouwen horende stoepen, stoeptreden, hellingbanen;
    • c. balkons, erkers en afdaken, als de vrije hoogte, gemeten van de onderzijde van het overschrijdende bouwdeel tot aan het aansluitende, afgewerkte maaiveld minimaal 2,2 meter bedraagt.
  • 2. Burgemeester en wethouders verlenen de onder 1 bedoelde omgevingsvergunning niet als:
    • a. de overschrijding niet te verenigen is met de aarde van de bestemming of;
    • b. de overschrijving onevenredige hinder voor aangrenzende percelen tot gevolg heeft.
9.3 Voorwaardelijke verplichting over parkeren
  • 1. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, met inachtneming van regel 6.5.1, mag uitsluitend door het toepassen van de minimale normen uit de beleidsregels Nota Parkeernormen Fiets en Auto 2019 (bijlage 1 van de Nota Stallen en Parkeren 2013) hoort, parkeergelegenheid worden aangelegd.
  • 2. Uitsluitend het aantal parkeerplaatsen dat overeenkomt met het aan te leggen aantal parkeerplaatsen zoals opgenomen in de berekening als bedoeld onder regel 1 mag worden gerealiseerd.
  • 3. Als de onder regel 1 bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.

9.4 Voorwaardelijke verplichting over verkeersbewegingen
  • 1. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen moet met behulp van een berekening vast staan dat het totaal aantal aan extra verkeersbewegingen van de beoogde ontwikkeling in dit plan de 2.604 motorvoertuigen per etmaal op de 2e Daalsedijk niet overschrijdt.
  • 2. Het totaal aantal aan extra verkeersbewegingen zoals genoemd onder 1 moet worden berekend overeenkomstig de berekeningswijze van de Beleidsregels autoverkeersbewegingen bij toepassen maatwerk.
  • 3. Als de onder regel 2 bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
9.5 Woningvorming en omzetting
  • 1. Het veranderen, vervangen of vergroten van een woning mag niet leiden tot omzetting van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte of tot de vorming van een extra woning.
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder 1 en woningvorming en omzetting toestaan, als na toepassing van de algemene leefbaarheidstoets en de fysieke leefbaarheidseisen van de Beleidsnotitie en beleidsregels Woningsplitsen en omzetten, blijkt dat kwalitatief goede onzelfstandige woonruimten of woningen ontstaan en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • a. het woon- en leefmilieu;
    • b. de privacy van omwonenden;
    • c. het verkeer en de parkeersituatie;
    • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Algemeen gebruiksverbod
  • 1. Het gebruik van gebouwen mag na oprichting niet wijzigen. Voor gebouwen waarvoor de bestemming 'Gemengd' geldt mag het gebruik van de laatst vergunde situatie niet wijzigen.
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen door verlening van een omgevingsvergunning afwijken van de regel onder 1, wanneer met behulp van een berekening vast staat dat door de wijziging van het gebruik het totaal aantal aan extra verkeersbewegingen door de beoogde ontwikkeling in dit plan de 2.604 motorvoertuigen per etmaal niet overschrijdt.
  • 3. Het totaal aantal aan extra verkeersbewegingen zoals genoemd onder 2 moet worden berekend overeenkomstig de berekeningswijze van de Beleidsregels autoverkeersbewegingen bij toepassen maatwerk.
  • 4. Als de onder regel 3 bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
10.2 Voorwaardelijke verplichting over parkeren
  • 1. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het gebruik, met inachtneming van regel 6.5.1, mag uitsluitend door het toepassen van de minimale normen uit de beleidsregels Parkeernormen Fiets en Auto 2019 (bijlage I van de Nota Stallen en Parkeren 2013), parkeergelegenheid worden aangelegd.
  • 2. Uitsluitend het aantal parkeerplaatsen dat overeenkomt met het aan te leggen aantal parkeerplaatsen zoals opgenomen in de berekening als bedoeld onder regel 1 mag worden gerealiseerd.
  • 3. Als de onder regel 1 bedoelde beleidsregels worden gewijzigd, wordt met die wijziging rekening gehouden.
10.3 Strijdig gebruik

Met uitzondering van de gevallen waarin de bestemmingsregeling dat gebruik expliciet toestaat, is strijdig met de bestemming het gebruik van of het laten gebruiken van:

  • 1. onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
  • 2. onbebouwde gronden of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  • 3. stacaravans en recreatiewoningen voor permanente bewoning;
  • 4. onbebouwde gronden als kampeerterrein;
  • 5. vrijstaande bijbehorende bouwwerken als woonruimte;
  • 6. onbebouwde gronden als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • 7. onbebouwde gronden als stortplaats voor puin en afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen.
10.4 Woningvorming en omzetting zonder bouwkundige aanpassingen
  • 1. Een gebruiksverandering waarvoor geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen nodig is, mag niet leiden tot de omzetting van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte of tot de vorming van een extra woning.
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder 1 en woningvorming en omzetting toestaan, als na toepassing van de algemene leefbaarheidstoets en de fysieke leefbaarheidseisen van de Beleidsnotitie en beleidsregels Woningsplitsen en omzetten, blijkt dat kwalitatief goede onzelfstandige woonruimten of woningen ontstaan en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • a. het woon- en leefmilieu;
    • b. de privacy van omwonenden;
    • c. het verkeer en de parkeersituatie;
    • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:

  • 1. de in het plan opgenomen (goot)hoogtematen en bebouwingspercentages tot niet meer dan 10% van deze maten en percentages;
  • 2. de bestemmingsregels voor het toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • 3. de bestemmingsregels voor het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen;
  • 4. het overschrijden van de maximale bouwhoogte van gebouwen voor het plaatsen van hekwerken of borstweringen ten behoeve van dakterrassen, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte met niet meer dan 1,50 meter mag worden overschreden;
  • 5. de bestemmingsregels voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  • 6. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
  • 7. de regels ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals liftkokers, trappenhuizen, lichtkappen.

Artikel 12 Overige regels

Voor het realiseren en veranderen van een geluidsgevoelige bestemming dient vast te staan dat de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder of de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting (hogere waarde), ingevolge het besluit Hogere waarde met inachtneming van de in dit besluit gestelde voorwaarde(n), niet overschrijdt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 14 Slotregel


Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 2e Daalsedijk, deelgebied 2 tot en met 4.