direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Natuurontwikkeling Melksteeg, fase 2
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0342.WPLG0022-0201

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Amersfoort heeft, samen met de gemeente Soest, het voornemen ten westen van de stad Amersfoort een nieuwe ecologische verbindingszone te realiseren. Deze ecologische verbindingszone wordt 'de Melksteeg' genoemd. De Melksteeg wordt aangelegd als natuur- en boscompensatieproject ten behoeve van de projecten 'Westelijke rondweg Amersfoort' en 'Knooppunt Hoevelaken'. Deze projecten liggen in het grondgebied van de gemeente Amersfoort. Gemeente Amersfoort heeft zelf echter geen gronden ter beschikking om natuur- en boscompensatie te realiseren. Om deze reden is een samenwerking met de gemeente Soest opgestart, en wordt de natuurcompensatie ter plaatse van het grondgebied van gemeente Soest gerealiseerd. De Melksteeg wordt vormgegeven door natuur aan te leggen ter plaatse van momenteel agrarische gronden.

De Melksteeg wordt gefaseerd aangelegd. Dit wijzigingsplan maakt de aanleg van fase 2 mogelijk: de ontwikkeling van het gehele initiatief minus het deel gelegen aan de westzijde van de rioolwaterzuiveringsinstallatie van circa 4 hectare. Dit deel is in een wijzigingsplan voor fase 1 reeds mogelijk gemaakt.

De aanleg van deze natuur is momenteel niet geregeld in het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Landelijk Gebied'. Op basis van artikel 3.7.2 van het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' kan de huidige bestemming 'Agrarisch met waarden' onder voorwaarden gewijzigd worden in de bestemming 'Natuur' waardoor de realisatie van de natuur- en boscompensatie mogelijk wordt gemaakt. Hiervoor is het noodzakelijk om een wijzigingsplan op te stellen. Dit document vormt de toelichting van het noodzakelijke wijzigingsplan.

1.2 Doelstelling

De doelstelling van dit wijzigingsplan is om de realisatie van de bos- en natuurcompensatie Melksteeg fase 2 mogelijk te maken.

1.3 Ligging plangebied

Het plangebied ligt aan de oostzijde van de gemeente Soest tegen de Amersfoortse stadsgrenzen aan. Het plangebied bestaat uit verschillende deelgebieden welke zich uitstrekken van bedrijventerrein 'Isselt' tot aan de Birkstraat.

Op onderstaande afbeeldingen zijn de ligging en begrenzing van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0342.WPLG0022-0201_0001.png"

Begrenzing plangebied Melksteeg fase 2

afbeelding "i_NL.IMRO.0342.WPLG0022-0201_0002.png"

Ligging plangebied Melksteeg in gemeente Soest

1.4 Vigerende bestemmingsplannen

Ter plaatse van het plangebied gelden twee bestemmingsplannen. Het gaat om de volgende plannen:

Bestemmingsplan 'Landelijk Gebied', vastgesteld op 19 december 2013;

Paraplubestemmingsplan 'Omissies en Nota parkeernormen auto en fiets 4e herziening', vastgesteld op 14 oktober 2021. Op de onderstaande afbeelding is een uitsnede van het vigerende bestemmingsplan weergegeven. Daaronder worden de verschillende bestemmingsplannen uitgewerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0342.WPLG0022-0201_0003.png"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan

1.4.1 Bestemmingsplan 'Landelijk Gebied'

Op 19 december 2013 heeft de gemeenteraad van de gemeente Soest het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' vastgesteld. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het buitengebied van de gemeente Soest.

Ter plaatse van het plangebied geldt de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden', een aantal archeologische dubbelbestemmingen variërend van lage tot hoge verwachtingswaarde. Daarnaast gelden de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie', 'geluidzone - weg', 'geluidzone - spoor' en 'milieuzone - bodembeschermingsgebied'.

In de bestemming 'Agrarisch met waarden' is geregeld dat binnen die bestemming alleen agrarische bedrijven hun functie mogen uitvoeren. Agrarische bedrijfsgebouwen mogen enkel binnen bouwvlakken worden gerealiseerd. De archeologische dubbelbestemmingen beschermen de potentieel aanwezige archeologische waarden in de grond. De geluidzones verbieden om geluidgevoelige objecten binnen deze zones te bouwen, de milieuzone verbiedt om activiteiten uit te voeren waarbij veen aan de oppervlakte gebracht wordt.

1.4.2 Paraplubestemmingsplan 'Omissies en Nota parkeernormen auto en fiets', 4e herziening

Op 14 oktober 2021 heeft de gemeenteraad van Soest het paraplubestemmingsplan "Omissies en Nota parkeernormen auto en fiets, 4e herziening" vastgesteld. Dit paraplubestemmingsplan is van toepassing in de gehele gemeente Soest. Via dit paraplubestemmingsplan wordt juridisch geregeld dat alle ontwikkelingen in de bestemmingsplangebieden moeten voldoen aan de parkeernormen uit de beleidsnota Parkeernormen auto en fiets 3e herziening.

1.5 Leeswijzer

De toelichting van dit wijzigingsplan is op de volgende wijze opgebouwd: In Hoofdstuk 2 worden de huidige en de toekomstige situatie uiteengezet. Vervolgens wordt in Hoofdstuk 3 het initiatief getoetst aan de wijzigingsvoorwaarden welke in het moederplan zijn opgenomen. In Hoofdstuk 4 worden de milieuaspecten beschreven en getoetst. Daar waar van toepassing wordt het uitgevoerde onderzoek beschreven. In Hoofdstuk 5 worden de regels van dit bestemmingsplan beschreven. Tot slot worden in Hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Huidige en toekomstige situatie

2.1 Huidige situatie

Het plangebied Melksteeg ligt aan de oostzijde van de gemeente Soest tegen de stadsgrens van Amersfoort aan. Het plangebied wordt aan de noord- en oostzijde afgebakend door de A.P. Hilhorstweg, en aan de zuidzijde door de Birkstraat. Voor het overige wordt het plangebied op een paar andere plaatsen doorkruist door een aantal wegen en door de spoorlijn Amersfoort - Hilversum.

Op het moment is in het plangebied geen bebouwing aanwezig. Voor het overige is het plangebied in gebruik als agrarische grond. In en om het plangebied zijn enkele watergangen gelegen. Aan de oostzijde van het plangebied is een groenstrook gelegen. Deze groenstrook ligt voor het overgrote deel tussen het plangebied en het bedrijventerrein Isselt in. De groenstrook bestaat met name uit houtopstanden.

Op onderstaande afbeeldingen zijn enkele impressies van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0342.WPLG0022-0201_0004.png"

Plangebied gezien vanaf noordzijde (Bron: Google Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0342.WPLG0022-0201_0005.png"

Middengedeelte plangebied gezien vanaf Peter van den Breemerweg (Bron: Google Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0342.WPLG0022-0201_0006.png"

Zuidzijde plangebied (Bron: Google Maps)

2.2 Toekomstige situatie

Ter plaatse van het plangebied heeft de gemeente het voornemen om een ecologische verbindingszone aan te leggen. Het plangebied betreft nagenoeg het hele plan van de ecologische verbindingszone Melksteeg. Fase 1 (meest noordelijk gelegen deel) wordt eveneens mogelijk gemaakt door middel van een wijzigingsplan. Op het grootste deel van het plangebied worden bosgebieden aangelegd. De kernen van de bosgebieden bestaan uit hooggroeiende bomen, en de randen worden aangelegd met lager opgaande beplanting.

In afwisseling met de bosgebieden worden er ook meer open gebieden aangelegd zoals kruidenrijk grasland en vochtig hooiland. Door het plangebied heen wordt het bestaande netwerk van sloten en watergangen uitgebreid. Langs de sloten wordt een graspad aangelegd. Op een aantal van deze graspaden worden wandelroutes gerealiseerd. De wandelroutes worden op een aantal plaatsen ook in de bosgebieden gerealiseerd.

Alhoewel een groot deel van het open gebied wordt beplant met houtopstanden houdt het plan rekening met de zichtlijnen die in en om het plangebied aanwezig zijn. Bepaalde delen van het plangebied worden daarom bewust open gelaten. Een van deze open delen is het perceel tussen de Peter van den Breemerweg en de spoorlijn.

De kruising van twee verschillende lijnvormige elementen, een watergang en een groenstrook is een geschikte locatie om een vleermuiskast te plaatsen. Diverse vleermuissoorten gebruiken lijnvormige elementen in het landschap om zich te verplaatsen tussen de diverse verblijfsfuncties, die ze door het jaar heen bezetten. De gekozen locatie vergroot hiermee de kans op daadwerkelijke bezetting.

De paalkast kan bijdragen aan een verhoging van de lokale biodiversiteit en biedt mogelijkheid om een zomer- en paarverblijfsfunctie te bezetten voor de minder vaak voorkomende Myotis soorten (bijvoorbeeld franjestaart en watervleermuis). Buiten voorgenoemde soorten kunnen ook gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, gewone grootoorvleermuis baat hebben bij een dergelijke faciliteit. Alle voorgenoemde soorten zijn in de afgelopen 10 jaar waargenomen binnen een straal van 1 kilometer van de beoogde locatie (NDFF). Daarnaast kan het op den duur een aantrekkende werking hebben voor bosvleermuizen of baardvleermuizen, door de ligging naast een ontwikkelend bosperceel.

De aanwezigheid van een diversiteit aan vleermuizen kan leiden tot een verbetering van regulerende ecoysteemdiensten als natuurlijke plaagonderdrukking (muggen, motten van de processierups) en culturele ecosysteemdiensten als educatie (door middel van het plaatsen van een tweetal informatieborden binnen het projectgebied), groenrecreatie en natuurlijk erfgoed. Buiten dat vleermuizen zelf predatoren zijn, vallen ze ook ten prooi aan imposante vogels als uilen, buizerds, sperwers en valken.

Door de plaatsing van de paalkast aan de rand van de bestaande groenstrook en omdat de paalkast niet uitsteekt boven de bestaande begroeiing, wordt geen afbreuk gedaan aan landschappelijke waarden als doorzichten of openheid. Hoewel de vleermuiskast een gebiedsvreemd element betreft, wordt de mogelijk storende werking ervan verzacht door de kast in natuurlijk materiaal (hout) uit te voeren. Ook door het feit dat de paal duidelijk ten dienste staat van de natuur, maakt dat deze vleermuiskast opgaat in de natuur(ontwikkeling).

Op onderstaande afbeelding is de inrichting voor het plangebied weergegeven. Het volledige inrichtingsplan is opgenomen in Bijlage 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0342.WPLG0022-0201_0007.png"

Inrichting plangebied Melksteeg (noordelijk deel valt buiten dit wijzigingsplan)

Fietsgebruik stimuleren
Fietsen is gezond, fietsen is milieuvriendelijk! We vinden het belangrijk om fietsgebruik te stimuleren en te bevorderen. Daarom initiëren we projecten om fietsen op korte en lange afstand aantrekkelijker en comfortabeler maken. Bijvoorbeeld door bestaande routes te verbeteren en ontbrekende routes of verbindingen tussen routes te realiseren. Dit is vastgelegd in het Regionaal Fietsplan Soest.

Fietsverbinding Soest-Amersfoort
Met de aanleg van het fietspad tussen de Peter van den Breemerweg (Soest) en de Middelhoefseweg (bij Superfun in Amersfoort) realiseren we een kortere route direct langs het spoor. Dit is een wens van de gemeenten Soest en Amersfoort. Het verkort ook de fietsroute van Amersfoort-Zuid naar Baarn. Tevens doorkruist het fietspad een gedeelte van Natuurzone Melksteeg.

Hoofdstuk 3 Toetsing aan de wijzigingsregels

Dit hoofdstuk toont aan dat dit plan voldoet aan de voorwaarden welke in de wijzigingsbevoegdheid van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied' zijn opgenomen weergegeven. De voorwaarden om van de wijzigingsbevoegdheid gebruik te maken zijn opgesomd in artikel 3.7.2 van het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' van de gemeente Soest. De voorwaarden luiden als volgt:

  • 1. een besluit tot planwijziging wordt niet eerder genomen nadat contractueel is vastgelegd, dat de gronden worden overgedragen aan een terreinbeherende instantie, dan wel via particulier natuurbeheerschap worden gerealiseerd;
  • 2. verwerving op vrijwillige basis dient te geschieden;
  • 3. de bestemmingswijziging milieuhygiënisch inpasbaar dient te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreiding en ontwikkelingsmogelijkheden);
  • 4. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing aan te tonen, dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen beletsel vormt. Een inrichtingsplan dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn.

De nummers van de voorwaarden zijn hieronder nogmaals weergegeven met daarachter de conclusie of er aan de voorwaarde voldaan wordt.

  • 1. Aan deze voorwaarde is voldaan. Een contract met betrekking tot deze voorwaarde is juli 2022 ondertekend. Rijkswaterstaat en gemeente Amersfoort komen onderling tot een verdeling van de overige kosten voor planontwikkeling, afwaardering, inrichting en beheer.
  • 2. De verwerving van de gronden heeft plaatsgevonden op vrijwillige basis. Aan deze voorwaarde wordt voldaan.
  • 3. De milieuhygiënische haalbaarheid wordt in Hoofdstuk 4 beschreven. Uit dit hoofdstuk blijkt dat er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn ten aanzien van de realisatie van het plan. Aan de voorwaarde wordt voldaan.
  • 4. De in de voorwaarde genoemde aspecten worden tevens beschreven in Hoofdstuk 4. Het inrichtingsplan is opgenomen in Bijlage 1. Aan de voorwaarde wordt voldaan.

Conclusie
Aan de wijzigingsvoorwaarden wordt voldaan. Het wijzigingsplan is ten aanzien van de wijzigingsvoorwaarden uitvoerbaar.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Landschap

Inleiding
Met de inrichting van het natuurcompensatieproject Melksteeg wordt een belangrijke ecologische verbinding toegevoegd die de hogere droge gronden van de Utrechtse Heuvelrug verbindt met de lagere nattere gebieden rond de Eem. De ruimtelijke inrichting en de gekozen natuurtypes spelen in op deze overgang.

Er is ingezet op een afwisselend landschap met bosvakken en open grazige vegetaties met singelstructuren. Zo is gekozen voor een optimale invulling voor de natuur, maar kan de ecologische verbinding ook gezien kan worden als een landschappelijke afronding van de stadsrand van Amersfoort.

Fase 1 (Noordelijk deel)
Op sommige delen binnen het plangebied is al veel beplanting in de vorm van bosschage, laanbeplanting en singels aanwezig. In het noordelijk deel bij de waterzuivering aan de Eem, is echter de beplantingsstructuur vrij iel. Silo's, tanks en bedrijfsgebouwen van het industrieterrein zijn vanuit de polder goed zichtbaar. Door juist op die locatie een bosvak toe te voegen wordt de beplantingstructuur als geheel robuuster. Tevens wordt er aansluiting gezocht bij het bosmozaïek van Coelhorst aan de overzijde van de Eem. Er is rekening gehouden met zichtlijnen vanaf de A.P. Hilhorstweg en het fietspad langs de Eem, om geen afbreuk te doen aan de beleving van de karakteristieke openheid.

Fase 2 (Midden en zuidelijk deel)
In het middengebied zijn de bosvakken tussen de bestaande beplantte erven gepositioneerd, tegen het hoogspanningstation aan. Zo ontnemen ze deels het zicht op dit station en blijven zichtlijnen het gebied in vanaf de Peter van den Breemerweg/ kruising A.P. Hilhorstweg bestaan. De impact van de bosvakken op de ruimtelijke beleving van de openheid van het gebied is daardoor beperkt. De weilanden hebben hier nog een kenmerkend microreliëf dat zoveel mogelijk behouden blijft bij de omvorming naar bloemrijk grasland. Van een lager gelegen en natter weiland tegen de A.P. Hilhorstweg aan wordt de voedselrijke bovenlaag verwijderd zodat hier vochtig hooiland kan ontstaan en worden geleidelijk oplopende natuurvriendelijke oevers aangelegd. De aanwezige singelstructuur aan de westzijde op de grens naar de aanliggende weilanden wordt aangevuld met beplanting en verder doorgetrokken tot aan de A.P. Hilhorstweg. Tussen de Peter van den Breemerweg en de spoorlijn wordt een deel van het vrijkomende agrarische erf omgevormd tot gevarieerd natuurterrein. Aan de zuidkant van het plangebied wordt een lange smalle bosstrook en een bomenlaan toegevoegd aan de reeds aanwezige smalle verbindingszone langs het parkeerterrein van Superfun om deze landschappelijke structuur te versterken.

Conclusie
De omschreven invulling van het plangebied streeft een optimale balans tussen openheid en beslotenheid na om te komen tot een gevarieerd landschap, passend bij de landschappelijke gradiënt op deze plek. Er wordt een robuuste groenstructuur toevoegt aan de stadsrand van Amersfoort waardoor de beleving vanuit het open gebied tussen Soest en Amersfoort wordt verbeterd.

4.2 Bodem

Toetsingskader
Op basis van de Wet bodembeheer mogen er geen gevoelige objecten op verontreinigde grond gebouwd worden. Een object wordt als gevoelig aangemerkt wanneer er 2 uur of langer per dag mensen verblijven.

Situatie plangebied
Het initiatief voorziet in de realisatie van natuurwaarden. Om de geschiktheid van de bodem voor de voorgenomen ontwikkeling te onderzoeken, is er een ecohydrologisch onderzoek uitgevoerd. Het volledige onderzoek is te vinden in Bijlage 3. Dit onderzoek richt zich op het volledige project Melksteeg, waaronder het plangebied van eerdere plan fase 1. Uit het onderzoek blijkt dat de gronden zich lenen om de voorgenomen natuurontwikkeling mogelijk te maken. Ter plaatse worden een zogenaamd 'vochtig hooiland' gerealiseerd, open grasland en een bos. Maatregelen als ontgrondingen zijn hiervoor wel noodzakelijk. Deze hoeven echter in beperkte mate plaats te vinden. De ontgrondingen hebben daarmee ook geen effect op het aspect archeologie.

Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de realisatie van het initiatief.

4.3 Ecologie

Toetsingskader
Wet natuurbescherming
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura 2000-gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura 2000-gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura-2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Situatie plangebied en onderzoek
Ter plaatse van het initiatief is een onderzoek naar flora en fauna uitgevoerd. Het volledige onderzoek is te vinden in Bijlage 2. Uit het onderzoek blijkt dat het initiatief van invloed is op enkele vogelsoorten welke in de nabijheid van het plangebied hun leefgebied hebben. Het initiatief zal geen verblijfsplaatsen van vogels aantasten. Wel wordt er foerageergebied van bepaalde vogels verwijderd. Dit betreft slechts een minimaal aandeel. Bovendien blijft er voldoende foerageergebied in de omgeving aanwezig voor de betreffende vogels. Het initiatief heeft geen effect op beschermde vogelsoorten.

Ter plaatse van het plangebied zijn tevens poelkikkers aanwezig. Het initiatief voorziet niet in de aantasting van het leefgebied of verblijfplaatsen van deze soort. Er zijn geen negatieve effecten te verwachten.

Het plangebied heeft tevens betekenis voor sleedoornpage, ringslang en das. Met betrekking tot de sleedoornpage en de ringslang zijn geen negatieve effecten te verwachten.

Ter plaatse van het initiatief is wel een dassenburcht aanwezig. Het initiatief voorziet niet in aantasting van deze burcht. Wel is er een bij-burcht aanwezig ter plaatse van het plangebied welke mogelijk verstoord kan worden als gevolg van het initiatief. Om deze reden zijn er in het onderzoek en in de beoordeling van de Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht enkele maatregelen opgenomen welke opgevolgd dienen te worden bij de aanleg van het initiatief.

Het plangebied maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied. Het plan maakt in de huidige situatie geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland. In de interim Omgevingsverordening van de provincie Utrecht is de Melksteeg echter wel meegenomen en aangeduid als Natuurnetwerk Nederland.

Conclusie
Het initiatief voorziet mogelijk in verstoring van verblijfplaatsen van de das. Om deze reden zijn een aantal maatregelen opgesteld welke opgevolgd dienen te worden bij de aanleg van het initiatief. Zo moet er met cameravallen worden gekeken of dassen aanwezig zijn Tevens is een aantal aanvullende maatregelen opgenomen waar het initiatief rekening mee dient te houden. Zo worden er faunatunnels onder wegen aangelegd, worden er broeihopen voor de ringslang aangelegd en wordt er een vleermuiskast gerealiseerd.

4.4 Geluid

Toetsingskader
In het kader van de Wet geluidhinder is bij de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai. Dit geldt alleen voor (geplande) geluidgevoelige bestemmingen die binnen de zone van een weg, spoorweg of industrieterrein liggen.

Situatie plangebied
Het initiatief voorziet in de aanleg van ecologische verbindingszone. Een ecologische verbindingszone is in het kader van de Wet geluidhinder geen gevoelig object. Een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai of industrielawaai kan in dat kader dan ook achterwege blijven.

Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit initiatief.

4.5 Luchtkwaliteit

Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang.

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate (nibm) bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m² bij één ontsluitingsweg en 200.000 m² bij twee ontsluitingswegen.

Situatie plangebied
Dit initiatief voorziet in de realisatie van een ecologische verbindingszone. Deze ecologische verbindingszone of natuurontwikkeling voorziet niet in de aantrekking van extra verkeersbewegingen. Er wordt niet in betekenende mate bijgedragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek kan dan ook achterwege blijven.

Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het initiatief.

4.6 Externe veiligheid

Toetsingskader
Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die zijn verbonden aan het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid. De risico's waar burgers aan worden blootgesteld door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen of transportroutes van gevaarlijke stoffen in hun leefomgeving dienen tot een aanvaardbaar minimum te worden beperkt. Daarom heeft de overheid regels opgesteld voor inrichtingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen die onaanvaardbaar grote risico's opleveren voor personen die zich bevinden in woningen, scholen en bejaardencentra die in de directe omgeving hiervan liggen. Kort samengevat heeft dit tot gevolg dat er veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden tussen risicovolle activiteiten en kwetsbare objecten zoals woningen en dergelijke.

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan een kans van 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6).

Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. De contour is daarom niet bepalend, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen een bepaalde afstand (effectafstand) van een risicovolle activiteit ophoudt. Voor het groepsrisico geldt dat de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen verantwoord moeten worden.

De wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid kan grofweg in twee categorieën worden ingedeeld: regelgeving met betrekking tot risicovolle activiteiten bij inrichtingen en regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen.

Situatie plangebied
In de directe nabijheid van het plangebied zijn een aantal risicofactoren gelegen. Deze worden hieronder uitgewerkt.

Inrichtingen
In de nabijheid van het plangebied ligt een aantal inrichtingen. Aan de noordoostzijde van het plangebied ligt de rioolwaterzuivering. Deze inrichting is voorzien van een terreingrens. De risicocontouren reiken niet buiten deze terreingrens. Ten oosten van de rioolwaterzuivering is een BRZO inrichting gelegen. Deze inrichting is voorzien van een risicocontour. De risicocontour reikt niet tot in het plangebied. Verder is er in de buurt een LPG tankstation aanwezig. Ook hiervan reikt de risicocontour niet tot in het plangebied. Het spooremplacement bij station Amersfoort en het bosbad Amersfoort zijn aangemerkt als inrichting. Ook hierbij reiken de risicocontouren niet tot in het plangebied.

Buisleidingen
Er zijn geen buisleidingen in of in de nabijheid van het plangebied.

Transportroutes
De spoorlijn Amersfoort - Hilversum is aangewezen als transportroute voor gevaarlijke stoffen. De risicocontouren van deze spoorlijn reiken tot in het plangebied. Een motivatie ten aanzien van het plan wordt hieronder uitgewerkt.

In de nabijheid van het plangebied liggen enkele risicovolle inrichtingen. Daarnaast is de spoorlijn Amersfoort - Hilversum als transportroute aangemerkt. Omdat de aan te leggen ecologische verbindingszone niet zorgt voor een toename van het aantal personen in het plangebied, kan nader onderzoek naar externe veiligheid achterwege blijven. Het groepsrisico ter plaatse neemt niet toe als gevolg van dit initiatief.

Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de risicokaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0342.WPLG0022-0201_0008.png"

Uitsnede risicokaart. Plangebied paars omlijnd.

Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het initiatief.

4.7 Water

Kader
Bij ruimtelijke plannen geldt vanaf 1 november 2003 de wettelijke verplichting van een waterparagraaf/watertoets. De watertoets heeft als doel waterbeheerders vroegtijdig in het ruimtelijke ordeningsproces te betrekken. De watertoets betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten.

In dit geval is het Waterschap Vallei en Veluwe zelf betrokken bij de planontwikkeling heeft het haar eigen projectplan uitgevoerd. Om deze reden is afgezien van het doorlopen van de digitale watertoets.

In het kader van voorliggend initiatief heeft een afstemmingsoverleg met het waterschap plaatsgevonden. In dit overleg is het initiatief voorgelegd aan het waterschap, zijn de plannen en het ontwerp besproken. Een verslag van dit overleg is te vinden in Bijlage 5. Naar aanleiding van dit overleg zijn enkele waterstaatkundige maatregelen aanbevolen zoals het realiseren van een overloopsysteem in deelgebied 3.

4.8 Verkeer en parkeren

In deze paragraaf wordt getoetst of het plan de verkeer- en parkeersituatie niet nadelig beïnvloed.

Situatie plangebied en conclusie
Dit initiatief voorziet in de realisatie van een ecologische verbindingszone. Deze functie voorziet niet in een verkeersgeneratie. De realisatie van parkeerplaatsen of nader onderzoek naar de verkeersgeneratie zijn om deze reden niet noodzakelijk.

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor dit initiatief.

4.9 Archeologie en cultuurhistorie

4.9.1 Archeologie

Toetsingskader
Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

Situatie plangebied
Het initiatief voorziet in de realisatie van een ecologische verbindingszone. Daarbij wordt diepwortelende beplanting aangelegd. In het geldende bestemmingsplan is een archeologische dubbelbestemming opgenomen ter plaatse van het plangebied. Vanwege de aard en omvang is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het volledige onderzoek is te vinden in Bijlage 4. Het rapport komt uit 2019. Ter plaatse van het plangebied is de situatie sindsdien niet gewijzigd. Het onderzoek is daarmee actueel.

Ook dit onderzoek is uitgevoerd voor het gehele projectgebied van de natuurontwikkeling Melksteeg, en omvat ook het plangebied van fase 1.

Naar aanleiding van de bevindingen en adviezen uit het archeologisch onderzoek (BAAC-rapport V-19.0334, 2019) is het voorlopig ontwerp voor de Melksteeg aangepast. Daarmee is invulling gegeven aan het uitgangspunt om zones met hoge archeologische verwachtingen niet te verstoren zodat eventuele archeologische resten in situ bewaard kunnen blijven. De adviezen voor vervolgonderzoek hoeven in dat geval niet opgevolgd te worden aangezien de bodem ter plaatse van deze locaties niet verstoord wordt.

De zwart gearceerde zones in het noordelijk- en middengebied worden gevrijwaard van beplanting en er vinden geen ontgravingswerkzaamheden plaats. Het maaiveld wordt met een elipsvormig heuveltje tot 80 cm licht opgehoogd om een extra beschermende grondlaag toe te voegen. Daarmee worden de archeologische zones ook zichtbaar/afleesbaar in het gebied. Het doen van proefsleuven onderzoek en eventueel aanvullende opgravingen wordt daarmee voorkomen.

In het noordelijk deel tegen de Eem aan is een bosvak gepland terwijl ook daar gebieden liggen met archeologische verwachtingen. De zone is te groot om deze volledig te kunnen vrijwaren van beplanting. Ter plaatse van het attentiegebied AMK-terrein 11.528 worden – conform het advies uit het BAAC-rapport - geen graafwerkzaamheden dieper als 25 cm verricht, plantwerk van beplanting zal handmatig gebeuren en niet meer als één spade diep. In de blauw ingekleurde zone (verwachting laat neolithicum-nieuwe tijd) wordt over gehele oppervlak een laag grond van 25 cm hoog opgebracht. De soorten die daar aangeplant worden zijn alleen struiken (geen boomvormers) en niet diepwortelend. Ook hier zal handmatig geplant worden om verstoring van de bodem te voorkomen. Feitelijk is de blauw ingekleurde zone een aanscherping of meer gedetailleerde uitwerking van het AMK-terrein. Aangezien het AMK-terrein wel nog op het bestemmingsplan is aangegeven is de planrealisatie aangepast op deze situatie om zo goed als mogelijk rekening te houden met de geldende voorwaarden.

In het middengebied is een mogelijke locatie van een veldhospitaal uit WOII aangegeven. Ter plaatse van het perceel is een maaiveld verlaging gepland (afgraven bouwvoor) om nat hooiland te kunnen realiseren. Hoewel onderzoek in rapporten, kaartmateriaal en luchtfoto's niets heeft opgeleverd voor deze locatie zal er in de uitvoering aandacht besteed worden aan mogelijke vondsten. Tijdens de feitelijke graafwerkzaamheden zal de gemeentelijke archeoloog van Soest meekijken en de uitvoering van het werk begeleiden. Daarnaast is er nog een blauwe zone ingetekend met verwachting laat neolithicum-nieuwe tijd. De opbouw van de bodemprofielen voor deze zone laten echter, zo blijkt uit het onderzoek van BAAC, een diepere bodemverstoring van de toplaag zien waardoor het niet nodig is om extra maatregelen te nemen of af te zien van beplanting. Ook hier zal handmatig geplant worden om diepere bodemverstoring tegen te gaan.

Het gebied tussen van den Breemerweg en spoorlijn is aangegeven als verwachting nieuwe tijd (groene gebied). In deze zone staan geen grootschalige werkzaamheden gepland. Aanplant van enkele bomen en struiken om de groenstructuur te versterken kan zonder problemen gezien de bodemprofielen die hier door BAAC waargenomen zijn. Er zijn geen aanvullende maatregelen nodig.

In het zuidelijk deel van het plangebied is nog een blauw gebied en gearceerde zone voor verwachting steentijd-laat neolithicum-nieuwe tijd. Gezien de opbouw van de bodemprofielen zijn planaanpassing of aanvullende maatregelen niet nodig om eventueel aanwezige archeologische resten veilig te stellen. De geplande beplanting bestaat voornamelijk uit struikvormers en worden handmatig geplant om diepe bodemverstoring te voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0342.WPLG0022-0201_0009.png"

Met deze planaanpassingen, sortimentskeuze beplanting en uitvoeringmethodiek is optimaal invulling gegeven aan behoud in situ van (mogelijk) aanwezige archeologische waarden. Archeologische begeleiding tijdens de uitvoering is slechts beperkt noodzakelijk en wordt via het bestek geregeld.

De adviezen op bovenstaande afbeelding heeft de gemeente besloten niet op te volgen aangezien de waarden niet worden verstoord dankzij de aanpassingen in het ontwerp van het plangebied.

4.9.2 Cultuurhistorie

Toetsingskader
De regering heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Burgers krijgen hiermee het recht om bij de planning van bouwwerkzaamheden aan te geven of er cultureel erfgoed wordt geraakt.

Situatie plangebied
In het plangebied bevinden zich geen Rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten. De te realiseren ecologische verbindingszone houdt rekening met de aanwezige landschappelijke cultuurhistorische waarden en probeert daarbij aan te sluiten en de zichtlijnen te waarborgen. Ter plaatse van de archeologische vindplaatsen worden bloemen gezaaid om deze cultuurhistorisch waardevolle plaatsen te markeren.

4.9.3 Conclusie

Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen verdere belemmering voor het initiatief. Er wordt rekening gehouden met de archeologische en cultuurhistorische waarden in het ontwerp. Archeologische waarden worden zoveel mogelijk in-situ bewaard. Archeologische begeleiding is beperkt noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan is opgesteld volgens de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012). Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan.

5.2 Wijze van regelen

Voor de juridische regeling is aangesloten bij het bestemmingsplan Landelijk Gebied, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 december 2013 (identificatienummer NL.IMRO.0342.BPLG0002-0401). Deze regeling is van toepassing verklaard op dit plan.

De verbeelding omvat de ter plaatse geldende enkelbestemming 'Bos - Natuur', de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie - lage verwachting', 'Waarde - Archeologie - middelhoge verwachting', 'Waarde - Archeologie - hoge verwachting' en de gebiedsaanduidingen 'geluidzone - weg', 'geluidzone - spoor' en 'geluidzone - industrie'.

In de bestemming 'Natuur' is een aanpassing gedaan van de regels zodat vleermuiskasten ter plaatse van dit wijzigingsplan in de bestemming 'Natuur' worden toegestaan. Op basis van de Raad van State uitspraak ECLI:NL:RVS:2018:134 van 17 januari 2018 is deze wijziging in de regels van het moederplan uitvoerbaar.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Financiële uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid Wro, dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke regeling wordt bepaald door de financiële haalbaarheid van daarin mogelijk gemaakte ontwikkelingen en de grondexploitatie.

De natuurontwikkeling van de Melksteeg dient ter compensatie van het natuurwaarde verlies voor de aanleg van twee infrastructurele projecten:

  • Westelijke ontsluiting gemeente Amersfoort
  • Herinrichting Knooppunt Hoevelaken/A1-28 Rijkswaterstaat

De noodzakelijke grondaankoop voor de natuurzone van de Melksteeg, de herinrichting en het meerjaren beheerkosten worden naar rato van het grondgebruik volledig vergoed vanuit beide projecten. De noodzakelijke hoeveelheid van 19 hectare agrarische percelen is inmiddels aangekocht door gemeente Amersfoort vanuit het projectbudget voor de Westelijke Ontsluiting. Rijkswaterstaat en gemeente Amersfoort komen onderling tot een verdeling van de overige kosten voor planontwikkeling, afwaardering, inrichting en beheer.

Geconcludeerd wordt dat het vaststellen van een exploitatieplan niet nodig is omdat het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is en de financieel-economische haalbaarheid van het plan in voldoende mate is aangetoond.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Aan de directe omwonenden is tijdens het opstellen van het planvoornemen een brief gestuurd met het aanbod toelichting op het plan te geven. Hieruitvolgend heeft met vijf omwonenden een gesprek plaatsgevonden met enkele ondergeschikte aanpassingen aan het ontwerp als gevolg.

Het wijzigingsplan wordt gedurende een periode van zes weken voor eenieder ter inzage gelegd. In deze periode heeft eenieder de gelegenheid een zienswijze op het plan in te dienen.