Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Insingerstraat 39
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0342.WPLG0002-0401
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan:
het wijzigingsplan Insingerstraat 39 met identificatienummer
NL.IMRO.0342.WPLG0002-0401 van de gemeente Soest;
 
1.2 bestemmingsplan Landelijk Gebied
het bestemmingsplan Landelijk Gebied met identificatienummer
NL.IMRO.0342.BPLG0002-0401 van de gemeente Soest;
 
1.3 wijzigingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels, toelichting en de daarbij
behorende bijlagen.
Artikel 2 Relatie bestemmingsplan Landelijk Gebied - wijzigingsplan
 
De regels behorende bij het bestemmingsplan Landelijk Gebied zijn onverminderd van
toepassing voor het onderhavige wijzigingsplan, tenzij in dit wijzigingsplan anders wordt
bepaald.
2 Algemene regels
 
Artikel 3 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan
waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
3 Bestemmingsregels
 
Artikel 4 Maatschappelijk
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. maatschappelijke voorzieningen op het gebied van verenigingsleven, cultuur, onderwijs, opvoeding, kinderopvang voor kinderen van 0 tot en met 12 jaar;
  2. behoud en herstel alsmede instandhouding van de aldaar voorkomende visueel-ruimtelijke kwaliteit, zoals beschreven in bijlage 1 van de planregels van het bestemmingsplan Landelijk gebied;
  3. behoud en herstel van de voorkomende natuurlijke waarden;
met de daarbij behorende:
  1. parkeervoorzieningen;
  2. bij deze bestemming behorende tuinen, ontsluitingsverhardingen, erven, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en overige voorzieningen, zoals speel- en sportvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
 
4.2.1 Gebouwen
  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
  2. de totale oppervlakte aan bebouwing die binnen de bouwvlakken van dit plan én het aangrenzende bouwvlak in de bestemming “Maatschappelijk” van het bestemmingsplan Landelijk Gebied mag worden gerealiseerd, mag niet meer dan 3000m2 bedragen;
  3. voor de maatvoering van de gebouwen gelden de op de verbeelding met de maatvoeringsaanduiding 'maximum goothoogte’ en ‘maximum bouwhoogte' aangegeven maten;
4.2.2 Andere bouwwerken
  1. De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:
ander bouwwerk bouwhoogte
perceelsafscheidingen 3 meter
speel- en sportvoorzieningen 3 meter
technische installaties
5 meter
 
4.3 Specifieke gebruiksregels
 
Met betrekking tot het gebruik geldt de volgende regel:
  1. voor het parkeren moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;
  2. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - 1’ is spelen en sporten niet toegestaan;
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden
 
4.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende
werkzaamheden uit te voeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage (uitgezonderd het vervangen van bestaande drainage);
  2. graven en dempen van sloten, afdammen, herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater, aanbrengen van oeverbeschoeiing;
  3. het beplanten van gronden van houtgewassen, ter plaatse van de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  4. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  5. de aanleg van verhardingen groter dan 50 m² (zoals verharde wandel- of fietspaden en kavelpaden);
  6. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  7. omzetten van grasland naar bouwland.
4.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod
Het verbod van 4.4.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
  1. normaal onderhoud, beheer en gebruik overeenkomstig de bestemming betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  4. binnen het bouwvlak plaatsvinden.
4.4.3 Voorwaarden van een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de in
bijlage 1 van het bestemmingsplan Landelijk Gebied beschreven bestaande visueel-ruimtelijke kwaliteit en
gewenste beeldkwaliteit, alsmede de natuurwaarden niet onevenredig worden of kunnen worden
aangetast, hetgeen door de aanvrager wordt aangetoond met een schriftelijk advies van een deskundige
inzake cultuurhistorie, landschap en natuur.
Artikel 5 Waarde - Archeologie - Middelhoge verwachting
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Archeologie - Middelhoge verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de
andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een gebied met
middelhoge archeologische verwachtingswaarde, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie -
Middelhoge verwachting' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).
 
5.2 Bouwregels
 
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
 
5.2.1 Verbod
Op de voor 'Waarde - Archeologie - Middelhoge verwachting' mede bestemde gronden is het verboden om
zonder een afwijking van het bevoegd gezag te bouwen of te laten bouwen krachtens de andere daar
voorkomende bestemmingen.
 
5.2.2 Uitzonderingen
Het onder lid 5.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:
  1. bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 5 meter;
  2. bebouwing op gronden waarvan kan worden aangetoond dat de laag met verwachtingen al is geroerd;
  3. bebouwing waarvan op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad;
  4. bebouwing waarvan de ondergrondse bouwdiepte niet meer bedraagt dan 30 cm en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en);
  5. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
    1. de bestaande fundering wordt gebruikt;
    2. de bestaande oppervlakte met niet meer dan 500 m² wordt uitgebreid.
  6. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 500 m² en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en).
5.3 Afwijken van de bouwregels
 
5.3.1 Afwijking
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 5.2.1 voor het
bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits op basis van archeologisch
onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden niet worden verstoord.
 
5.3.2 Beperkingen
Het bevoegd gezag kan onder beperkingen afwijken en de volgende regels aan de afwijking verbinden:
  1. de verplichting tot het (laten) treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het (laten) doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit die leidt tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
5.3.3 Advies
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een afwijking winnen zij schriftelijk advies in bij een
archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de afwijking archeologische waarden
(kunnen) worden aangetast, en welke regels aan de afwijking moeten worden verbonden.
 
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden
 
5.4.1 Verbod
Het is verboden om op de voor 'Waarde - Archeologie - Middelhoge verwachting' aangewezen gronden de
volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
  1. de bodem met meer dan 1 meter op te hogen boven het bestaande maaiveld;
  2. het verwijderen van funderingen op een diepte van meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;
  3. de aanleg of uitbreiding van oppervlakteverhardingen met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 500 m² zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
  4. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;
  5. de aanleg van drainage op een diepte van meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;
  6. de aanleg van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies op een diepte van meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld;
  7. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;
  8. andere grondbewerkingen op een diepte van meer dan 30 cm onder het bestaande maaiveld.
5.4.2 Uitzonderingen
Het onder lid 5.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
  1. die het normale onderhoud betreffen;
  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  3. die het archeologisch onderzoek betreffen;
  4. die een oppervlakte van 500 m² of minder beslaan;
  5. die zijn voorzien op gronden waarvan kan worden aangetoond ,dat de laag met verwachtingen al is geroerd;
  6. waarvan op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.
5.4.3 Toetsingscriteria
De vergunning wordt verleend, indien de in lid 5.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen
leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek
is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
 
5.4.4 Voorwaarden
Het bevoegd gezag kan de vergunning onder beperkingen verlenen en de volgende regels aan de
vergunning verbinden:
  1. de verplichting tot het (laten) treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het (laten) doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit die leidt tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
5.4.5 Advies
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning winnen zij schriftelijk advies in bij een
archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische
waarden (kunnen) worden aangetast, en welke regels aan de vergunning moeten worden verbonden.
3 Overgangs- en slotregels
Artikel 6 Overgangsrecht
 
6.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de partiële herziening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 6.1, sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 6.1, sub a met maximaal 10%.
  3. Lid 6.1, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
6.2 Overgangsrecht gebruik
 
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de partiële herziening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met de partiële herziening strijdige gebruik, bedoeld in lid 6.2, sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in 6.2, sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Lid 6.2, sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 7 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als Regels van het wijzigingsplan “Insingerstraat 39".