direct naar inhoud van Regels
Plan: Officierscasino
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0342.BPSTB0024-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Officierscasino Soesterberg' van de gemeente Soest.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0342.BPSTB0024-0301 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar -ingevolge de regels- regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 achtererfgebied

Erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.6 achtergevel

de van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.7 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.8 ander geluidgevoelige gebouwen

onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven.

1.9 archeologische deskundige

de gemeentelijke archeoloog of een andere door Burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie.

1.10 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door de gemeente Soest of namens de gemeente Soest door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 5.1 van de Erfgoedwet en werkend volgens de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

1.11 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.

1.13 bed en breakfast

een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt aan gasten, gerund door de eigenaar of hoofdbewoner van het gebouw.

1.14 bedrijf

een onderneming, waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen, die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende activiteiten.

1.15 bedrijf aan huis

het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door de hoofdbewoner, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, alsmede handelsactiviteiten via internetwinkels, waarvan de omvang zodanig is dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.16 beroep aan huis

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of de daarbij behorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend of beroepsmatig verleend door de hoofdbewoner.

1.17 bestaand

bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en met een vergunning gebouwd.

1.18 bestemmingsgrens

de grens van het bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.

1.20 bevoegd gezag

bevoegd gezag als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.21 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of andere bouwwerk, met een dak.

1.22 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.23 bouwgrens

een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 cultuurhistorische waarden

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld, dat is ontstaan door het gebruik, dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.28 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van het bieden van gelegenheid om gekochte etenswaren ter plaatse te nuttigen.

1.29 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan bedrijven of het publiek zoals administratie-, advertentie-, advocaten-, advies-, en ingenieursbureaus, congres- en vergader- accommodaties, makelaars, banken en andere financiële dienstverleners, reis- en uitzendbureaubureaus, postkantoren, kapsalons, schoonheidsinstituten, stomerijen en wasserettes.

1.30 erf

Al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.31 erf- en terreinafscheiding

een ander bouwwerk, dat dient ter afscheiding van het erf of een terrein.

1.32 functie-ondersteunende horeca

Aan de woonzorgvoorziening ondergeschikte functie in de vorm van functie-ondersteunende horeca tot maximaal categorie 2 is uitsluitend bedoeld voor bewoners en bezoekers en personeel van de woonzorgvoorziening, zoals bepaald in de staat van horecacategorieën opgenomen in bijlage 1, waarbij de openingstijden gekoppeld zijn aan de openingstijden van de hoofdfunctie.

1.33 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 geluidgevoelig object

woning, ander geluidsgevoelig gebouw, woonwagenstandplaats en ligplaats voor een woonschip.

1.35 geluidzone - snelweg

een geluidzone zoals bedoeld in artikel 74 van de Wet geluidhinder.

1.36 gemeentelijke parkeernormen

de parkeernormen, zoals vastgelegd in de 'Nota parkeernormen auto en fiets, 4e herziening' vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 14 oktober 2021

1.37 hoofdbewoner

degene die in de gemeentelijke basisadministratie als zodanig voor het betreffende adres vermeld staat, alsmede de personen die deel uitmaken van zijn/haar huishouden.

1.38 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.39 horeca
  • a. een bedrijf, in hoofdzaak gericht op:
    • 1. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken;
    • 2. het verstrekken van nachtverblijf;
    • 3. het verhuren en ter plaatse beschikbaar stellen van zaalruimten.
  • b. tot horeca worden ook afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten gerekend.

1.40 infiltratievoorzieningen

Een regenwaterinfiltratievoorziening is een constructie via welke regenwater kan infiltreren in de bodem. Infiltratievoorzieningen zijn in te delen in bovengrondse en ondergrondse voorzieningen.

1.41 kelder

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte (waaronder kruipruimtes), beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen.

1.42 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder, die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.43 middenhuur woning

huurwoning als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid onder j van het Besluit ruimtelijke ordening.

1.44 monument

bouwwerken welke krachtens de Erfgoedwet of een gemeentelijke verordening bescherming genieten.

1.45 natuurlijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden gekenmerkt door geologische, geomorfologische en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.46 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.47 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.48 openbare dienstverlening

de dienstverlening door een (semi-)overheidsinstelling in het kader van de uitoefening van de aan die instelling toegekende publieke taak.

1.49 peil
  • a. Voor een bestaand gebouw of een gebouw dat daarmee is verbonden: het afgewerkt vloerpeil van de begane grond van het bestaande gebouw.
  • b. Voor een nieuw gebouw dat niet is verbonden met een bestaand gebouw: het oorspronkelijk afgewerkt maaiveld ten tijde van de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

1.50 permanente bewoning

het (al dan niet tijdelijk) gebruiken van een voor recreatie bestemd verblijf als (hoofd)woonverblijf.

1.51 recreatiewoning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatieve doeleinden. Hieronder worden niet verstaan groepsaccommodaties, zoals kampeerboerderijen en jeugdherbergen

1.52 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.53 sociale huurwoning

Sociale huurwoning: huurwoning als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid onder d van het Besluit ruimtelijke ordening.

1.54 sociale koopwoning

Sociale koopwoning: koopwoning als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder e van het Besluit ruimtelijke ordening.

1.55 speelvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van spelende kinderen in de buitenlucht, zoals speelvelden en speeltoestellen, zoals een wip-wap, glijbaan, wipkip en klimrek, alsmede een skate-baan.

1.56 staat van bedrijfsactiviteiten aan huis

de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis, die deel uitmaakt van deze regels.

1.57 staat van horeca - activiteiten

de Staat van horeca-activiteiten, die deel uitmaakt van deze regels.

1.58 straatmeubilair

meubilair dat langs de openbare weg staat zoals lantaarnpalen, banken en afvalbakken. Tevens toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen; kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen.

1.59 verbeelding

de kaart met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen alsmede de aanduidingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen.

1.60 vlak

een geografisch bepaald gebied.

1.61 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.62 wijkcentrum

Een ruimte, waar niet-commerciële activiteiten met een maatschappelijk, cultureel, religieus of op onderwijs gericht oogmerk van en voor de lokale samenleving inclusief kantinefaciliteiten kunnen plaatsvinden.

1.63 wonen

de bewoning van een woning, inclusief de daarbij behorende al dan niet vrijstaande bijbehorende bouwwerken, door één huishouden.

1.64 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.65 woonzorgvoorziening

een voorziening met onzelfstandige woonruimten met daarbij behorende zorgvoorzieningen, afgestemd op een specifieke doelgroep die gelet op hun fysieke of psychische gesteldheid zonder deze 24-uurs zorg niet zelfstandig kunnen wonen. Algemene ruimten ten behoeve van de onzelfstandige bewoning, zorg en/of bedrijfsvoering worden hieronder begrepen, met uitzondering van een bedrijfswoning.

1.66 zijdelingse perceelsgrens

de grens tussen twee percelen, die de voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Meetregels

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens: de kortste afstand van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelsgrens;
  • b. afstand tussen gebouwen: de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;
  • c. de bruto vloeroppervlakte van een gebouw: gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw;
  • d. de netto vloeroppervlakte van een gebouw: binnen de afgewerkte omtrekwanden, onder aftrek van de in de ruimte uitspringende onderdelen van het gebouw, zoals schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, doch zonder aftrek van plinten en vast meubilair, zoals aanrechten en verwarmingslichamen; de vloeroppervlakte van een verdieping, waarboven minder dan 1,5 meter hoogte aanwezig is, wordt buiten beschouwing gelaten;
  • e. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  • f. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. druiplijn, het boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Voor de achtergevel liggen de goothoogten op dezelfde werkelijke hoogte als bij de voorgevel. Indien de voorgevel wordt uitgevoerd als opgaande topgevel, gelden de goothoogten voor de zijgevels. Zij worden gemeten uit het terrein, aanliggende aan de voorgevel;
  • g. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  • h. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • i. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  • j. de verticale bouwdiepte van een bouwwerk: vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
  • k. de hoogte van een windturbine: vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
  • l. de diepte van een parkeerkelder: vanaf het peil tot aan de onderkant van de keldervloer.

 

2.2 Aanvullende meetregels

Bij het meten gelden de volgende aanvullende regels:

  • a. ondergeschikte bouwonderdelen: bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, bestemmings- en aanduidingsgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
  • b. balkons: bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden balkons buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, bestemmings- en aanduidingsgrenzen niet meer dan 2 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bos - Bostuin

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos - Bostuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  • b. bos ten behoeve van het behoud en herstel van de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden;
  • c. wegen en paden;
  • d. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. (fiets)parkeervoorzieningen;
  • f. infiltratievoorzieningen;
  • g. perceelsontsluitingen.

3.2 bouwregels

Op de gronden gelden de volgende regels

3.2.1 Gebouwen
  • a. op deze gronden mag, met uitzondering van één ander bouwwerken als bedoeld in 3.2.2, niet worden gebouwd.

3.2.2 Andere bouwwerken

Ander bouwwerk   Maximale bouwhoogte  
Vlaggenmast   10 meter  

3.3 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Bos - Bostuin' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven of ophogen van gronden met meer dan 0,3 meter en het egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het verwijderen van bodemvegetatie;
  • d. het vellen, rooien of beschadigen van opgaand houtgewas, een en andere voor zover de Wet Natuurbescherming niet van toepassing is;
  • e. het beplanten van de gronden met bomen of struiken die een blijvende verstoring van de in lid 3.1 bedoelde waarden tot gevolg kunnen hebben.

3.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 3.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken.
  • d. zijn bedoeld om het landschapsinrichtingsplan, zoals opgenomen in bijlage 3 bij deze regels, aan te leggen en in stand te houden.

3.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning voorwaarden stellen aan de werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1. Deze werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuur-, cultuur- en landschapswaarden zoals bedoeld in lid 3.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - woonzorgvoorziening' een woonzorgvoorziening;

met de daarbij behorende:

  • b. functie-ondersteunende horeca;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk-wijkcentrum' een wijkcentrum;
  • d. (fiets)parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;
  • e. tuinen, erven en instellingsterreinen;
  • f. straatmeubilair en kunstobjecten;
  • g. overige voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water, infiltratie en speel- en sportvoorzieningen

alsmede voor:

  • h. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'rijksmonumenten': rijksmonumenten.

4.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

4.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • d. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • e. ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonumenten' mogen bestaande kelders verdiept worden tot maximaal 3,70 meter onder peil;
  • f. dakkapellen zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonumenten' over de gehele breedte van het dakvlak toegestaan.

4.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan;
  • b. het bevoegd gezag kan, in afwijking van artikel 4.2.2 lid a ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - aanbouw rijksmonument' een omgevingsvergunning verlenen voor een bijbehorend bouwwerk:
    • 1. indien de omvang en situering van het bijbehorende bouwwerk een architectonisch overtuigend, hoogwaardig beeld realiseert met respect voor het aangrenzende Rijksmonument; en
    • 2. waarbij de hoogte van de aanbouw maximaal de goothoogte van het aangrenzende Rijksmonument mag bedragen.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan in de tabel is aangegeven:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   bouwhoogte  
perceelafscheidingen   3 meter  
speel- en sportvoorzieningen   3 meter  
technische installaties   5 meter  

4.3 specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

4.3.1 Parkeren

Voor de als 'Maatschappelijk' bestemde gronden dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen, zoals vastgelegd in de 'Nota parkeernormen auto en fiets, 4e herziening' van de Gemeente Soest (d.d. 14 oktober 2021) of de rechtsopvolger van deze nota.

4.3.2 Ondergeschikte functies

Voor de in artikel 4.1 lid b en c genoemde functie-ondersteunende horeca en het wijkcentrum geldt een gezamenlijk maximaal bruto vloeroppervlak van 200 m2 bvo zijn.

4.4 wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd het gebied aangeduid met de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone-wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemming 'Wonen-Gestapeld', 'Bos - Bostuin' en 'Verkeer' met dien verstande dat:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig mogen worden geschaad;
  • b. duidelijk inzichtelijk wordt gemaakt waarom de bestemming 'Maatschappelijk' niet langer uitvoerbaar wordt geacht;
  • c. het plan ruimtelijk, architectonisch, landschappelijk, cultuurhistorisch en functioneel inpasbaar is, zowel in de omgeving als ten opzichte van het rijksmonument;
  • d. binnen het wijzigingsgebied onder de bestaande gebouwen, met uitzondering van de als rijksmonument aangewezen gebouwen, wordt voorzien in extra parkeerplaatsen met in achtneming van de parkeernormen zoals opgenomen onder artikel 6.3 en de toegankelijkheid van de parkeergarage voldoende wordt gewaarborgd in relatie tot de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteit in overeenstemming met het gemeentelijke bomenbeleid.
  • e. het verhaal van kosten over de grondexploitatie van de in het plan begrepen gronden met een anterieure overeenkomst is zeker gesteld;
  • f. door middel van onderzoeken is aangetoond dat er geen onevenredige schade voor het milieu, bodem, bomen, archeologische en cultuurhistorische waarden ontstaat;
  • g. de aanvrager dient aan de hand van een door een deskundige op te stellen ruimtelijke onderbouwing aan te tonen dat wordt voldaan aan het in dit lid bepaalde en dat de voorgestelde wijziging vanuit het oogpunt van stedenbouw, verkeer, milieu, geluid, cultuurhistorie, archeologie, landschap, natuur, flora en fauna, externe veiligheid en risiconormering geen onoverkomelijk beletsel vormt. Een inrichtingsplan dient onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing te zijn.

Artikel 5 Verkeer

5.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, rijbanen, inclusief in-, uitvoeg- en opstelstroken, verkeerstekens en verkeersborden;

met de daarbij behorende:

  • b. (fiets)parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. groen- en speelvoorzieningen;
  • e. bermen en overige verhardingen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen zoals duikers, bruggen, stuwen;
  • g. overige voorzieningen, zoals straatmeubilair, (ondergrondse) containers voor vuil- en/of glasinzameling en daarmee vergelijkbare afvalstoffen , nutsvoorzieningen en kleinschalige infrastructurele voorzieningen, zulks met uitzondering van verkooppunten van motorbrandstoffen.

5.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

5.2.1 Gebouwen

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn geen gebouwen toegestaan.

5.2.2 Andere bouwwerken

De bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:

Ander bouwwerk   Maximale bouwhoogte  
licht-, vlaggen- en andere masten   10 meter  
geluidwerende voorzieningen   5 meter  
speelvoorzieningen   5 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   3 meter  

Artikel 6 Wonen-Gestapeld

6.1 bestemmingsomschrijving

De voor Wonen-Gestapeld'' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met daarbij behorende gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • b. al dan niet met een beroep of bedrijf aan huis;
  • c. tuinen en erven;
  • d. wegen en paden;
  • e. (ondergrondse) parkeervoorzieningen met bijbehorende ontsluitingsverhardingen;
  • f. bij de bestemming behorende overige voorzieningen en bouwwerken, zoals groenvoorzieningen, verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen, infiltratievoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, verblijfsgebieden en straatmeubilair, waaronder wordt mede begrepen (ondergrondse) containers voor vuil- en/of glasinzameling en daarmee vergelijkbare afvalstoffen, speelvoorzieningen en kunstwerken.

6.1.1 Woningdifferentiatie

Binnen het plangebied dient te worden voldaan aan de volgende woningdifferentiatie:

  • a. minimaal 20% van het totaal aantal wooneenheden binnen de bestemming 'Wonen-Gestapeld' bestaat uit sociale huur, middenhuur en/of sociale koop conform het bepaalde in de 'Doelgroepenverordening gemeente Soest 2021' zoals vastgesteld op 14 oktober 2021.

6.2 bouwregels
6.2.1 Hoofgebouwen
  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • c. Indien het hoofdgebouw wordt afgedekt met een schuin dak mag de dakhelling van het hoofdgebouw maximaal 50° bedragen;
  • d. binnen het bestemmingsvlak is een ondergrondse parkeervoorziening, inclusief bijbehorende in - en uitritten, toegestaan tot een verticale bouwdiepte van 3,7 meter.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Bouwhoogte  
Speelvoorzieningen   5 meter  
Lichtvoorzieningen   5 meter  
Vlaggenmasten   10 meter  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 meter  

6.3 specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Hoofdgebouwen mogen worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis, met dien verstande dat:
    • 1. de woonfunctie daardoor niet mag worden verdrongen en maximaal 50 m² van de woning voor de bedoelde activiteiten mag worden gebruikt;
    • 2. het beroep- of bedrijf aan huis door de hoofdbewoner wordt uitgeoefend, waarbij er tegelijkertijd maximaal 2 arbeidskrachten in de woning aan het werk mogen zijn;
    • 3. uitsluitend beroeps- en bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan die genoemd zijn in de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis in bijlage 2, dan wel beroeps- of bedrijfsactiviteiten die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis zijn genoemd maar die daarmee naar hun aard en invloed op de omgeving vergeleken kunnen worden;
    • 4. er geen horeca of detailhandel wordt uitgeoefend, met uitzondering van beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
    • 5. aan de gemeentelijke parkeernormen, zoals vastgelegd in de 'Nota parkeernormen auto en fiets, 4e herziening' van de Gemeente Soest (d.d. 14 oktober 2021) of de rechtsopvolger van deze nota wordt voldaan;
    • 6. door de bedrijvigheid geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat, behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteiten in het openbaar gebied rond de betreffende kleinschalige bedrijvigheid mogen plaatsvinden;
    • 7. er geen reclame wordt gemaakt aan of bij het pand, met uitzondering van een klein bord, met een maximale oppervlakte van 0,5 m², voor de mededeling van het beroep, de openingstijden etc.;
    • 8. er geen buitenopslag in de tuin mag plaatsvinden.

6.3.1 Aanduiding openheid

Gronden ter plaatse van de aanduiding 'openheid' worden niet aangemerkt als erf zoals bedoeld in artikel 1 bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht waarmee vergunningsvrije bouwwerken niet zijn toegestaan

Artikel 7 Waarde - Archeologie lage verwachting

7.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie lage verwachting' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een gebied met lage archeologische verwachtingswaarde, waarbij de bestemming 'Waarde - archeologie lage verwachting' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

7.2 bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

7.2.1 Verbod

Het is verboden om op of in de gronden als bedoeld in artikel 7.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag te bouwen of te laten bouwen krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen.

7.2.2 Uitzonderingen

Het onder 7.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing op:

  • a. bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 5 meter, of;
  • b. bebouwing op gronden waarvan kan worden aangetoond dat de laag met verwachtingen al is geroerd, of;
  • c. bebouwing waarvan op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad, of;
  • d. bebouwing waarvan de ondergrondse bouwdiepte niet meer bedraagt dan 30 centimeter en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), of;
  • e. de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
    • 1. de bestaande fundering wordt gebruikt; of
    • 2. de bestaande oppervlakte met niet meer dan 10.000 m² wordt uitgebreid;
  • f. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 10.000 m² en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en).

7.3 afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in 7.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord.

7.3.2 Beperkingen

Het bevoegd gezag kan onder beperkingen afwijken en de volgende voorschriften aan de afwijking verbinden:

  • a. de verplichting tot het (laten) treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het (laten) doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

7.3.3 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een afwijking wint zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.

7.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - archeologie lage verwachting' aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  • a. de bodem met meer dan 1 meter op te hogen boven het bestaande maaiveld;
  • b. het verwijderen van funderingen op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld;
  • c. de aanleg of uitbreiding van oppervlakteverhardingen met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 10.000 m² zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
  • d. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;
  • e. de aanleg van drainage op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld;
  • f. de aanleg van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld;
  • g. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;
  • h. andere grondbewerkingen op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld.

7.4.2 Uitzonderingen

Het onder 7.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud betreffen, of;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, of;
  • c. die het archeologisch onderzoek betreffen, of;
  • d. die een oppervlakte van 10.000 m² of minder beslaan, of;
  • e. die zijn voorzien op gronden waarvan kan worden aangetoond dat de laag met verwachtingen al is geroerd, of;
  • f. waarvan op voorhand is vastgesteld dat het belang van de archeologie niet onevenredig wordt geschaad.

7.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning wordt verleend, indien de in 7.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn

7.4.4 Voorwaarden

Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het (laten) treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het (laten) doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

7.4.5 Advies

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning wint zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de omgevingsvergunning moeten worden verbonden.

7.5 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - archeologie lage verwachting' geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 8 Waarde - Gemeentelijke Beschermd dorpsgezicht

8.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Gemeentelijk beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van het gemeentelijk beschermde dorpsgezicht, waarbij de bestemming 'Waarde - Gemeentelijk beschermd dorpsgezicht' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

8.2 nadere eisen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken vanwege de instandhouding van de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit van het beschermde dorpsgezicht.

8.3 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Verbod

Het is verboden om op de voor 'Waarde - Gemeentelijk beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  • a. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, kavelsloten, greppels en andere wateren;
  • b. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;
  • c. de bodem met meer dan 1 meter op te hogen boven het bestaande maaiveld;
  • d. de aanleg of uitbreiding van oppervlakteverhardingen met een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 1.000 m² zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden.

8.3.2 Uitzonderingen

Het in 8.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor het normale onderhoud van de gronden;
  • b. noodzakelijk zijn voor de realisering van een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

8.3.3 Toetsingscriteria

De in 8.3.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. de werken en/of werkzaamheden nodig zijn voor de realisering of handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden;
  • b. de werken en/of werkzaamheden verenigbaar zijn met de belangen van het beschermde stadsgezicht en de Monumentencommissie daarover heeft geadviseerd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 bestaande en afwijkende maatvoering en situering
  • a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van gebouwen gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en algemene bouwregels in artikel 10zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen.
  • b. Het bepaalde in lid 10.1 sub a geldt niet voor bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

10.2 onderkeldering van gebouwen

Voor het bouwen onder een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. de verticale bouwdiepte mag maximaal 3,70 meter bedragen;
  • b. de voorzieningen voor de toetreding van daglicht mogen maximaal 1 meter uit de gevel van de kelder worden gebouwd;
  • c. toelaatbaar zijn uitsluitend ondergrondse ruimten, die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 gebruik van gronden en bouwwerken

Onverminderd het bepaalde in artikel 15 (Overgangsrecht) is het verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemmingen.

11.2 verboden gebruik

Als strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting, tenzij dit gebruik als zodanig uitdrukkelijk is toegestaan in of krachtens het plan;
  • b. het gebruik van onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens, en als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met de verwerkelijking of het beheer van de bestemming;
  • c. het gebruik van bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte;
  • d. het gebruik van mantelzorgwoningen, bed & breakfastkamers, kampeerboerderijen en zomer- en recreatiewoningen voor permanente bewoning.

11.3 afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders van Soest wijken af van het bepaalde in artikel 11.2 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende reden wordt gerechtvaardigd.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 geluidzone - snelweg
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - snelweg' mogen in afwijking van hoofdstuk 'Bestemmingsregels', geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd, geluidsgevoelige ruimten worden ingericht of gronden in gebruik worden genomen, waardoor die aangemerkt kunnen worden als geluidsgevoelig object, tenzij:
    • 1. uit akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden;
    • 2. voor deze woningen een hogere grenswaarde is verleend op grond van artikel 110 van de Wet geluidhinder;
    • 3. de geluidsgevoelige ruimten in de woningen of andere geluidsgevoelige objecten zodanig worden vernieuwd, veranderd of vergroot dat:
      • daarbij de afstand tot de weg niet wordt verkleind of;
      • de geluidsbelasting vanwege snelwegverkeer op de gevels van de woning of geluidsgevoelige ruimte niet hoger zal zijn dan de geldende voorkeursgrenswaarde of;
      • de geluidsbelasting vanwege snelwegverkeer op de woning of de geluidsgevoelige ruimte niet hoger zal zijn dan een vastgestelde hogere grenswaarde.
  • b. het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.1 onder a ten behoeve van de bouw of uitbreiding van een woning of ander geluidsgevoelig object, met dien verstande dat de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige objecten vanwege het snelwegverkeerslawaai niet hoger zal zijn dan de verkregen of daarbij te verkrijgen hogere grenswaarde.

12.2 overige zone - kwalitatieve verplichting inrichtingsplan

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - kwalitatieve verplichting inrichtingsplan' geldt de volgende bepaling:

  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming 'Maatschappelijk' en 'Wonen-Gestapeld' is uitsluitend toegestaan indien, binnen drie jaar na het tijdstip van onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor een gebouw als bedoeld in de leden 4.1 en 6.1, de herinrichting van het terrein is uitgevoerd en in stand wordt gehouden overeenkomstig het landschapsinrichtingsplan dat in Bijlage 3 van de regels is opgenomen.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan mits dit stedenbouwkundig acceptabel wordt geacht:

  • a. voor het overschrijden van bouwgrenzen, mits de overschrijding niet meer dan 2 meter bedraagt;
  • b. voor het overschrijden van voorgeschreven maten en percentages tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  • c. voor het toestaan van bijzondere dakvormen;
  • d. voor het bouwen van portieken, liftschachten en stedenbouwkundige accenten;
  • e. voor de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken bij een woning voor de stalling van scootmobielen of daaraan gelijk te stellen vervoersmiddelen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 3 meter en de oppervlakte niet meer dan 10 m² mag bedragen;
  • f. voor het plaatsen van beeldende kunstwerken met een maximale bouwhoogte van 5 meter.

13.2 criteria

Er wordt niet afgeweken als bedoeld in lid 13.1 indien daardoor afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

14.1 overschrijding van bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de begrenzing van bestemmings- en bouwvlakken wijzigen, zodanig dat de geldende oppervlakte van de bij de wijziging betrokken vlakken en zones niet meer dan 20% wordt verkleind of vergroot.

14.2 wijzigen van Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de van deze regels deel uit makende Staat van bedrijfsactiviteiten als bedoeld in bijlage 2 wijzigen, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven.

14.3 wijzigen van de Archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart

Burgemeester en wethouders kunnen voor het toepassen van de Archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart het bestemmingsplan wijzigen voor zover dit nodig is in verband met:

  • 1. een nieuwe door de gemeenteraad vastgestelde Archeologische Verwachtings- en Beleidsadvieskaart, dan wel;
  • 2. een door Burgemeester en wethouders vastgestelde wijziging van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie lage verwachting', zodanig, dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgraving, daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan éénmalig in afwijking van het bepaalde onder lid 15.1.a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 15.1
  • c. Het bepaalde in lid 15.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

15.2 overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 15.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 15.2 onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Het bepaalde in lid 15.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan;

15.3 hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kunnen Burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Officierscasino Soesterberg'