direct naar inhoud van Regels
Plan: Dr. de Voslaan nabij nrs. 4, 6 en 8
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0342.BPSOE0009-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan "Dr. de Voslaan nabij nrs. 4, 6 en 8" de gemeente Soest.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0342.BPSOE0009-0301 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aan- en uitbouw:

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een aan een hoofdgebouw aangebouwde ruimte die een directe verbinding vormt met dat hoofdgebouw en dat als uitbreiding van de woning dient en door zijn situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.4 aan huis gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinning, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend of beroepsmatig verleend door de hoofdbewoner.

1.5 aan huis gebonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door de hoofdbewoner, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, alsmede handelsactiviteiten via internetwinkels, waarvan de omvang zodanig is dat de activiteit in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.6 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken.

1.10 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage van de oppervlakte van het bouwvlak, dat mag worden bebouwd.

1.11 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen, en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende activiteiten.

1.12 begane grondbouwlaag:

de eerste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.

1.13 Besluit omgevingsrecht (Bor):

Besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Besluit omgevingsrecht), Staatsblad 2010, 143.

1.14 bestaand:
  • a. bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de ter inzage legging van het bestemmingsplan als ontwerp;
  • b. bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod.
1.15 bestemmingsgrens:

de grens van het bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 bouwgrens:

een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

1.20 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak

1.24 bijgebouw:

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een niet voor bewoning bestemd gebouw, zoals een garage, hobbyruimte, bergruimte, kas of huisdierenverblijf, dat behoort bij en in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.25 caravan:

een niet-omgevingsvergunningplichtige ruimte in de vorm van een aanhangwagen, gefabriceerd, ingericht en bestemd voor het genieten van recreatief verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.26 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.27 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten.

1.29 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 hoofdbewoner:

degene die in de gemeentelijke basisadministratie als zodanig voor het betreffende adres vermeld staat, alsmede de personen die deel uitmaken van zijn/haar huishouden.

1.31 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.32 horeca:

een bedrijf, in hoofdzaak gericht op:

  • a. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen spijzen en/of dranken;
  • b. het verstrekken van nachtverblijf;
  • c. het verhuren en ter plaatse beschikbaar stellen van zaalruimten.

Tot horeca worden ook afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten gerekend.

1.33 kampeermiddel:

een ruimte, zoals een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of enig ander (gedeelte van een) (voormalig) voertuig, voor zover geen bouwwerk zijnde, die periodiek dient als verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.34 kantoor:

een ruimte, die blijkens zijn indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor werkzaamheden van administratieve aard.

1.35 kelder:

een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen.

1.36 maatvoeringsvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt.

1.37 overkapping:

een ander bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand.

1.38 peil:
  • a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein.
1.39 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.40 verbeelding:

de kaart met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen alsmede de aanduidingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen

1.41 vlak:

een geografisch bepaald gebied.

1.42 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.43 voorgevelrooilijn:

de bouwgrens, die bij het bouwen aan de wegzijde niet mag worden overschreden.

1.44 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.45 zakelijke dienstverlening:

dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksaantrekkende functie zoals wasserette, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, postkantoor, telefoon-/telegraaf-/telexdienst, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, cateringbedrijf, alsmede naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven.

1.46 zijerf:

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. de bouwhoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  • b. de dakhelling:
    langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
  • c. de goothoogte van een bouwwerk:
    vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Indien het terrein voor en achter het bouwwerk niet even hoog ligt, wordt de goothoogte gemeten aan de voorgevel; voor de achtergevel liggen in dat geval de goothoogten op dezelfde werkelijke hoogte als bij de voorgevel. Indien de voorgevel wordt uitgevoerd als opgaande topgevel, gelden de goothoogten voor de zijgevels. Zij worden gemeten uit het terrein, aanliggende aan de voorgevel. Van een gebouw, waarvoor de maximum goothoogte is bepaald, mag geen deel uitsteken buiten de denkbeeldige vlakken, die de betreffende gevels snijden ter hoogte van de maximum goothoogte en terugvallen onder een hoek van 52° met de horizon. Deze bepaling is niet van toepassing op ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, dakkapellen en goten.
  • d. de inhoud van een bouwwerk:
    tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
  • e. de oppervlakte van een bijgebouw:
    buitenwerks en ter hoogte van de vloer(en) van het bijgebouw, waarbij de vloer van de kelder wordt meegerekend, als deze van buitenaf bereikbaar is.
  • f. de oppervlakte van een bouwwerk:
    tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkt bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
  • g. de totale oppervlakte aan bebouwing:
    de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak.
  • h. de vloeroppervlakte van een gebouw:
    binnen de afgewerkte omtrekwanden, onder aftrek van de in de ruimte uitspringende onderdelen van het gebouw, zoals schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, doch zonder aftrek van plinten en vast meubilair, zoals aanrechten en verwarmingslichamen; de vloeroppervlakte van een verdieping, waarboven minder dan 1,5 m hoogte aanwezig is, wordt buiten beschouwing gelaten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, behorende bij het hoofdgebouw op hetzelfde bouwperceel.

3.2 Bouwregels

3.2.1. Op en in gronden als bedoeld in lid 3.1 mogen uitsluitend andere bouwwerken worden gebouwd.

3.2.2. De bouwhoogte van bouwwerken als bedoeld in lid 3.2.1 mag niet meer bedragen dan 1 meter.

3.3 Specifieke gebruiksregels

De gronden als bedoeld in lid 3.1 mogen niet voor parkeren worden gebruikt.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

3.4.1. Burgemeester en Wethouders van Soest zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, af te wijken van het bepaalde in lid 3.3 voor het realiseren van parkeervoorzieningen.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. tuinen en erven;
  • c. parkeervoorzieningen met daarbij behorende ontsluitingsverhardingen;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. andere bouwwerken;
  • f. bij deze doeleinden behorende andere voorzieningen, zoals groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.2.1. Op en in gronden, als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen;
  • b. aan- en uitbouwen;
  • c. bijgebouwen en overkappingen;
  • d. andere bouwwerken.

4.2.2. Voor het bouwen van woningen, als bedoeld in lid 4.2.1 onder a, gelden de volgende eisen:

  • a. woningen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd, met de voorgevels gekeerd naar de weg;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte van woningen en andere bouwwerken, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven maatvoeringsvlakken, niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • d. de gezamenlijke diepte van een woning met aan- of uitbouw mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  • e. onder woningen zijn kelders toegestaan tot een diepte van maximaal 3,3 meter beneden peil;
  • f. op aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn geen dakkapellen toegestaan;
  • g. op woningen zijn dakkapellen toegestaan.

4.2.3. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen buiten het bouwvlak en overkappingen gelden de volgende eisen:

  • a. de grondoppervlakte van het bij een woning behorende bouwperceel mag voor niet meer dan 50% worden bebouwd;
  • b. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan op het bij een woning behorende bouwperceel op een afstand van 3 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan, uitgezonderd de gevallen als bedoeld onder i;
  • c. onder aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn kelders toegestaan tot een diepte van maximaal 3,3 meter beneden peil;
  • d. op aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn geen dakkapellen toegestaan;
  • e. de totale oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de woning mag niet meer bedragen dan 20% van het bijbehorende bouwperceel met een maximum van 120 m²;
  • f. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • g. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 5 meter voor bijgebouwen en aan- en uitbouwen;
    • 2. 3 meter voor overkappingen;
  • h. aan- en uitbouwen bij een woning mogen een diepte van 3 meter hebben, onverminderd het hiervoor bepaalde en met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke diepte van een woning en aan- en uitbouwen niet meer dan 15 meter mag bedragen;
    • 2. de breedte van de aan- en uitbouw aan de achterzijde van het hoofdgebouw niet meer dan de breedte van het hoofdgebouw, inclusief aan- en/of uitbouwen aan de zijgevel mag bedragen;
    • 3. de afstand van de aan- en uitbouw aan de zijgevel van de woning dient tot aan de voorgevel meer dan 3 meter te bedragen;
  • i. de overschrijding van de voorgevelrooilijn door uitbouwen aan de voorgevel van de woning niet meer dan 1,5 meter mag bedragen;
  • j. de breedte van uitbouwen aan de voorgevel van de woning niet meer dan 60% van de breedte van de woning mag bedragen.

4.2.4. Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende eisen:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan
    • 1. 1 meter voor perceelsafscheidingen voor de voorgevel van de woning;
    • 2. 2 meter voor overige perceelsafscheidingen;
    • 3. 1 meter voor overige andere bouwwerken;
  • b. perceelsafscheidingen, die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, hoger zijn dan is toegestaan, mogen worden gehandhaafd;
  • c. voor het bouwen van een zwembad dient het volgende in acht te worden genomen:
    • 1. een zwembad is uitsluitend toegestaan op een bij een woning behorend bouwperceel op een afstand van 3 meter van de voorgevel of het verlengde daarvan;
    • 2. de oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 20% van het bijbehorende bouwperceel met een maximum van 35 m².

4.3 Specifieke gebruiksregels

Woningen en aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of een aan huis gebonden bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. het beroep of bedrijf door de hoofdbewoner van de woning wordt uitgeoefend, welke hoofdbewoner maximaal 1 medewerker in dienst mag hebben;
  • b. aan de in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' van de Gemeente Soest vastgelegde parkeernormen wordt voldaan;
  • c. maximaal 50 m² van de vloeroppervlakte van de woning voor de bedoelde activiteiten mag worden gebruikt;
  • d. de sub c genoemde maximale oppervlakte het totaal is van de oppervlakten binnen de woning en de eventueel bij de woning behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • e. er geen reclame wordt gemaakt aan of bij het pand, met uitzondering van een klein bord, met een maximale oppervlakte van 0,5 m², voor de mededeling van het beroep, de openingstijden etc.;
  • f. er geen sprake is van zakelijke dienstverlening aan huis;
  • g. er geen detailhandel wordt uitgeoefend, met uitzondering van beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • h. er geen horeca plaatsvindt;
  • i. de activiteiten met betrekking tot een aan huis gebonden beroep of bedrijf mogen geen hinder voor het milieu opleveren; dit betekent in ieder geval dat het dient te gaan om activiteiten die niet onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen en bedrijven tot en met categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt, danwel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
  • j. het gebruik van de woning en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf niet mag leiden tot (een onevenredige) afbreuk of aantasting van het woonkarakter van de woning;
  • k. de activiteiten met betrekking tot een aan huis gebonden beroep of bedrijf mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het (woon)karakter van de wijk;
  • l. door de bedrijvigheid geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat, behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteiten in het openbaar gebied rond de betreffende kleinschalige bedrijvigheid mogen plaatsvinden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Antidubbeltelregel

5.1 Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in de Woningwet buiten toepassing.

6.2 Algemene regels
  • a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in de bij de desbetreffende bestemming behorende bouwregels en nadere eisen.
  • b. Ter plaatse van de op de weg dan wel de openbare ruimte georiënteerde gevels, is overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,5 meter en de bouwhoogte niet meer dan 3,5 meter bedraagt.
  • c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, die ten dienste staan van de bestemming.
  • d. Daar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies, zoals (huishoudelijke) bergruimten, parkeerruimten en fietsenstallingen, alsmede fiets- en voetgangerstunnels.
  • e. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van vaststelling van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten gelden de dan aanwezige maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Gebruiksregels

Onverminderd het bepaalde in artikel 12 (Overgangsrecht) is het verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemmingen. Onder het verboden gebruik valt in ieder geval het gebruik ten behoeve van seksinrichtingen

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Afwijkingen

Burgemeester en Wethouders van Soest zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, af te wijken van de regels van dit plan:

  • a. voor de bouw van nutsvoorzieningen, met dien verstande dat -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m³ en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en -indien het andere bouwwerken betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m² en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt;
  • b. voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor riolering;
  • c. voor de bouw andere bouwwerken, die om waterstaatkundige of verkeersredenen noodzakelijk zijn, zoals duikers, keermuren, bruggen, verkeersgeleiders en lichtmasten;
  • d. voor de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken bij een woning voor de stalling van scootmobielen of daaraan gelijk te stellen vervoermiddelen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 3 meter en de oppervlakte niet meer dan 10 m² mag bedragen;
  • e. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de grens of richting van wegen en paden en ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en grenzen van bouwvlakken noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven niet meer dan 2 meter bedragen;
  • f. voor het overschrijden van bestemmings- en bouwgrenzen tot 1,5 meter door ondergeschikte bouwdelen, zoals dakkapellen, erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, pergola's, lift- en trappenhuizen, architectonische accenten en dergelijke;
  • g. voor afwijkingen van eisen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  • h. voor het plaatsen van beeldende kunstwerken met een maximale bouwhoogte van 5 meter;
  • i. voor het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 20 meter, alsmede ten behoeve van het oprichten van antennemasten, die onderdeel uitmaken van een gebouw, mits de voor dat gebouw toegestane bouwhoogte met niet meer dan 6 meter wordt overschreden;

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Wijzigingen

Burgemeester en Wethouders van Soest kunnen bestemmings- en bouwgrenzen en grenzen van bouwvlakken, zodanig wijzigen dat de geldende oppervlakte van de bij de wijziging betrokken vlakken en zones niet meer dan 20% wordt verkleind of vergroot, voor zover zulks het belang van een goede ruimtelijke ordening niet wordt geschaad.

9.2 Procedureregels

Bij het toepassen van een wijziging als bedoeld in lid 9.1 wordt de procedure gevolgd, zoals deze is vervat in artikel 10, lid 10.1.

Artikel 10 Algemene procedureregels

10.1 Procedureregels bij wijziging

Een beslissing omtrent het verlenen van een wijziging wordt niet genomen dan nadat de volgende procedure gevolgd is:

  • a. Burgemeester en Wethouders geven in de Soester Courant kennis van de terinzagelegging van het ontwerp van het te nemen wijzigingsbesluit;
  • b. de termijn van terinzagelegging bedraagt 6 weken;
  • c. belanghebbenden kunnen zowel schriftelijk als mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen;
  • d. indien geen zienswijzen zijn ingebracht stellen Burgemeester en Wethouders binnen vier weken nadat de terinzagelegging is verstreken, het besluit tot wijziging vast;
  • e. alvorens tot vaststelling van een besluit tot wijziging over te gaan leggen Burgemeester en Wethouders dit besluit gedurende een termijn van 10 dagen ter inzage voor het beleidsveld Ruimte.

Artikel 11 Werking wettelijke regelingen

11.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde sub a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld sub a. met maximaal 10%;
  • c. het bepaalde sub a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld sub a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, als bedoeld sub a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het bepaalde sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

13.1 Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Dr. de Voslaan nabij nrs. 4, 6 en 8 .

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 21 april 2016.