direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Birkstraat 134, Soest
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0342.BPLG0015-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het perceel aan Birkstraat 134 heeft op basis van het bestemmingsplan Landelijk Gebied een horecabestemming. Dit sloot aan bij de hotelfunctie die hier oorspronkelijk aanwezig was.

Inmiddels heeft het bedrijf Chiqcare WoonZorg B.V. de gronden in eigendom. Zij bieden woonzorgruimte aan cliënten met een aan termijnen gebonden beschikking voor beschermd / begeleid wonen.

Om de te bestaande bebouwing voor deze functie te kunnen gebruiken, is een wijziging van de bestemming nodig naar de bestemming Maatschappelijk. Voorliggend bestemmingsplan voorziet daarom in de onderbouwing dat met de functiewijziging sprake is van goede ruimtelijke ordening én maakt de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk.

1.2 Ligging van het plangebied

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het perceel Birkstraat 134 te Soest. In figuur 1.1. is de ligging van dit perceel weergegeven. Het perceel ligt in het landelijk gebied van de gemeente Soest, aan de Birkstraat die de verbinding vormt tussen Soest (aan de westzijde) en Amersfoort (aan de oostzijde). Het perceel is in figuur 1.1. rood omcirkeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0342.BPLG0015-0301_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied (bron: www.google.nl)

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan Landelijk Gebied van de gemeente Soest zoals vastgesteld op 19 december 2013. In dit bestemmingsplan is voor het perceel de bestemming Horeca opgenomen.

Op de verbeelding zijn specifieke aanduidingen opgenomen waarmee het bouwvlak is vastgelegd, net als het maximum bebouwingspercentage van dit bouwvlak (15 %) en een aanduiding om aan te geven dat de gronden binnen de geluidszone van de N221 (Birkstraat) liggen.

1.4 Leeswijzer

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, de regels en een verbeelding. De toelichting is als volgt opgebouwd:

  • hoofdstuk 2: Beschrijving plangebied. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de huidige situatie en de beoogde ontwikkeling;
  • hoofdstuk 3: Beleidskader. In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling aan nationaal, provinciaal en gemeentelijk beleid getoetst;
  • hoofdstuk 4: Omgevingsaspecten. Hierin wordt de ontwikkeling getoetst op het gebied van de relevante omgevingsaspecten;
  • hoofdstuk 5: Juridische planbeschrijving;
  • hoofdstuk 6: Financiële uitvoerbaarheid;
  • hoofdstuk 7: Maatschappelijke.

Hoofdstuk 2 Beschrijving ontwikkeling

2.1 Oorspronkelijke situatie

Het perceel ligt aan de Birkstraat, een bebouwingslint tussen Soest en Amersfoort. Een luchtfoto van het perceel is opgenomen in figuur 2.1.

Het perceel kent een groene omlijsting in de vorm van een stevige bomenrij. Voor op het perceel is een villa aanwezig als oorspronkelijk hoofdgebouw. Daarachter zijn op de luchtfoto twee gebouwen waar te nemen: een langwerpig (donker) gebouw waarvan voornamelijk het dak te zien is en een kleiner, wit gebouw. Aan de westkant van het perceel is tot slot nog een berging/garage aanwezig die op deze foto minder goed zichtbaar is. Gezamenlijk vormen deze gebouwen de bebouwing op het perceel.

De oorspronkelijke hotelfunctie was hoofdzakelijk in het langwerpige gebouw achter op het perceel gesitueerd. In dit gebouw bevonden zich de zelfstandige hotelkamers.

afbeelding "i_NL.IMRO.0342.BPLG0015-0301_0002.png"

Figuur 2.1 Oorspronkelijke situatie (bron: Bing Maps)

2.2 Nieuwe situatie

Het bedrijf Chiqcare WoonZorg B.V. biedt cliënten de ruimte voor beschermd en begeleid wonen. Qua ruimte biedt de bestaande bebouwing daarvoor voldoende mogelijkheden, uitbreiding van de bebouwing is daarom niet aan de orde. Het nieuwe gebruik van de bestaande gebouwen kan als volgt worden omschreven:

  • de villa aan de straatzijde dient als kantoorruimte bij de woonzorgvoorziening en biedt daarnaast gespreks- en overlegruimtes om met cliënten te gebruiken.
  • het langwerpige hotelgebouw krijgt de functie van woonzorgeenheden. Van de 18 voormalige hotelkamers zijn er 2 omgebouwd tot gezamenlijke keukens, de overige kamers zijn vernieuwd en geschikt gemaakt voor de nieuwe doelgroep.
  • In het kleinere gebouw achter de villa kunnen diverse activiteiten worden uitgeoefend door de cliënten. Zo kan de ruimte bijvoorbeeld gebruikt worden als overlegruimte, activiteitenruimte of gezamenlijke woonkamer.
  • De berging / garage tot slot blijft eveneens behouden en verandert niet van functie.

De cliënten aan wie woonruimte geboden wordt, zijn personen die daarvoor van de gemeentelijke WMO-consulent een zorgindicatie hebben gekregen met daaraan gekoppeld een aan termijnen gekoppelde beschikking voor begeleid / beschermd wonen. De bewoning is voor de afzonderlijke personen daarom van tijdelijke aard, al kan de absolute duur per persoon uiteenlopen.

Naast het feit dat de bestaande bebouwing behouden blijft, geldt dit ook voor het aanwezig groen en de terreininrichting. In samenspraak met de gemeente zijn recent 2 bomen gekapt in verband met ziekte. Alle overige beplanting blijft behouden.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Nationaal beleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte' (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister van Infrastructuur en Milieu vastgesteld. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de Structuurvisie formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

3.2 Provinciaal beleid

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en Ruimtelijke Verordening 2013-2028

De provinciale structuurvisie omvat de visie van de Provincie Utrecht op toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen. De daaraan gekoppelde verordening omvat bijbehorende regels met betrekking tot ruimtegebruik en ruimtelijke ontwikkelingen, die ook doorwerken voor lagere overheden

De filosofie 'lokaal wat kan, regionaal wat moet' staat in beide beleidsdocumenten centraal.

Het accent is verlegd van een toetsende rol van de provincie naar sturen op kwaliteit (ontwikkelingsplanologie). Een belangrijke wijziging met betrekking tot de nieuwe verordening is dat bijvoorbeeld het ontheffingsinstrumentarium niet langer voorkomt. In plaats daarvan biedt de verordening ruimte voor lokale ontwikkelingen binnen regionale randvoorwaarden. Als aan die randvoorwaarden wordt voldaan, zijn de ontwikkelingen mogelijk zonder enige betrokkenheid van de provincie. Daarbij is sturing en beoordeling op (ruimtelijke) kwaliteit een belangrijk uitgangspunt van de provinciale structuurvisie en verordening.

Het provinciaal beleid maakt onderscheid tussen ruimtelijke mogelijkheden in stedelijke gebieden en in het landelijk gebied daarbuiten. Het voornaamste uitgangspunt daarbij is dat verstedelijking in beginsel binnen het stedelijk gebied plaatsvindt. Deels om door concentratie van functies vitale dorpen en steden te behouden, maar ook om op dit manier het landelijk gebied te ontzien. In het landelijk gebied is verstedelijking daarom uitsluitend in bepaalde situaties en onder strikte voorwaarden mogelijk, zoals vastgelegd in de verordening.

Voor voorliggend bestemmingsplan is hoofdstuk 4 van de verordening 'Pijler verstedelijking landelijk gebied' het meest van belang. Hierin is in artikel 4.2 de basisregel vastgelegd dat 'een ruimtelijk plan geen bestemmingen en regels bevat die verstedelijking toestaan'. Het artikel vervolgt met een opsomming van regelingen waarmee onder voorwaarden alsnog ruimte kan worden geboden voor vormen van verstedelijking.

Enkele situaties waarbij er onder voorwaarden mogelijkheden zijn voor vormen van verstedelijking, zijn in het geval van bebouwingsenclaves- en linten, bestaande niet-agrarische bedrijven en in kernrandzones. De bijbehorende voorwaarden zijn per situatie verschillend. Als rode draad geldt in alle gevallen dat de specifieke vorm van verstedelijking ter plaatse een kwalitatieve verbetering vormt, geen afbreuk doet aan de gebiedseigen waarden en geen belemmering vormt voor omliggende functies.

Naast de regelgeving omtrent verstedelijking, is uit de verordening ook het onderwerp landschap relevant voor voorliggend bestemmingsplan. In artikel 4.9 van de verordening is vastgelegd dat bij ruimtelijke plannen de landschappelijke beschermd en waar mogelijk versterkt worden. Voor het plangebied is in dit geval de ligging in het landschap Eemland van belang, waarvoor de volgende kernkwaliteiten worden onderscheiden:

  • extreme openheid;
  • slagenverkaveling;
  • veenweidekarakter;
  • historie van de Zuiderzee;
  • Grebbelinie;
  • overgangsgebieden (bij Eemnes, Soest en Amersfoort).

Deze kernkwaliteiten hebben in de verschillende deelgebieden van Eemland verschillende accenten, waar nader op in wordt gegaan in de Kwaliteitsgids voor de Utrechtse Landschappen. Bij ontwikkelingen in het landschap van Eemland is het vooral van belang dat de open ruimte behouden en versterkt wordt. Dit betekent behoud van een continue open ruimte langs de Eem, van Randmeer tot Amersfoort. Bij ontwikkelingen kan de openheid versterkt worden door verplaatsing van bebouwing, begroeiing of andere opgaande elementen. Nieuwe bebouwing vestigt zich bij voorkeur in randzones of in bestaande linten, waarbij deze laatste wel transparant moeten blijven.

Kwaliteitsgids Utrechtse landschappen

De provincie Utrecht heeft voor haar hele grondgebied, per landschap, kwaliteitsgidsen opgesteld.

Het doel van deze kwaliteitsgidsen is tweeledig. Enerzijds worden hierdoor kernkwaliteiten van het

Utrechtse landschap concreet gemaakt, zodat iedereen begrijpt over welke elementen het gaat.

Anderzijds wordt hierdoor inspiratie en houvast geboden over het omgaan met ontwikkelingen,

zodat de kernkwaliteiten voor de toekomst zijn zeker gesteld en zelfs beter beleefbaar worden. Op

het plangebied is de kwaliteitsgids Eemland van toepassing.

In deze kwaliteitsgids is de openheid een belangrijke kernwaarde. De omgeving van de Birkstraat wordt echter specifieke benoemd als een overgangsgebied richting de Heuvelrug waar het landschap al meer verdicht is.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie 2009-2030 Een groen en levendig dorp

De gemeente streeft in haar structuurvisie, zoals de titel reeds duidelijk maakt, naar behoud en versterking van het karakter als groen en levendig dorp.

Hoe dat bereikt kan worden, wordt onder andere behandeld aan de hand van gewenste en benodigde functies en waar deze ruimtelijk opgevangen kunnen worden. In aansluiting op het provinciaal beleid ligt daarbij de nadruk op concentratie van functies in het stedelijk gebied en behoud van landschappelijke kwaliteiten in het landelijk gebied. Om het dorp groen en levendig te houden, wordt tegelijkertijd gesignaleerd dat het verder concentreren van stedelijke functies niet onbeperkt kan worden doorgevoerd en dat ook gekeken moet worden waar er ruimte beschikbaar is om gedoseerd uit te breiden.

Voor dit bestemmingsplan zijn twee onderwerpen in het bijzonder van belang.

  • Bebouwingslint Birkstraat: Eén van de mogelijkheden voor gedoseerde uitbreiding is de Birkstraat. De Birkstraat ligt weliswaar in het landelijk gebied maar is van oudsher een bebouwingslint, wat betekent dat hier een zekere mate van bebouwingsdichtheid en aanwezigheid van (stedelijke) functies als passend wordt ervaren. De structuurvisie plaatst overigens ook kanttekeningen bij het verder verdichten van de Birkstraat. Door de ligging nabij EHS en binnen Nationaal Landschap is het een kwetsbaar gebied waar niet iedere vorm van verstedelijking zonder meer passend is, mede gelet op het goede zicht op het open overgangslandschap van bos naar weide. Daarnaast is de Birkstraat een belangrijke verkeersader wat meegewogen zal moeten worden bij de woonkwaliteit en bij mogelijkheden voor ontsluiting. Tot slot liggen de kernen van Soest en Amersfoort en daarmee ook voorzieningen op afstand.
  • Zorgbehoefte: conform de landelijk trend wordt een verschuiving in zorgbehoefte geconstateerd, waarbij de wens verschuift naar het langer zelfstandig thuis kunnen blijven wonen. Dit begint bij aanpassingen aan en nabijheid van zorg bij reguliere woningen. Op het moment dat er toch meer zorg nodig is, verschuift de nadruk naar clusters van zorgwoningen waarbij zorgaanbieder op efficiënte wijze zorg kunnen bieden en bewoners toch zoveel mogelijk zelfstandig een woning of kamer bewonen. Om die reden worden traditionele verpleeg- en verzorgingscomplexen op grote schaal vernieuwd of zelfs geheel vervangen door kleinere woonzorgvoorzieningen. Overigens gaat het bij wonen met zorg en welzijnsdiensten, niet alleen om ouderen, maar ook om mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke handicap, dan wel een fysiek beperking. Ook ten aanzien van deze doelgroepen zijn de maatschappelijke tendensen dat zij meer en meer in zelfstandige woningen of onder begeleiding in kleinschalige woonvormen zullen wonen.

Gebiedsvisie landelijk gebied Soest

De 'Gebiedsvisie landelijk gebied Soest' vormt een integrale visie op toekomstige ontwikkelingen in het landelijk gebied. Gebaseerd op de trends in de agrarische sector, waar bedrijven op termijn ofwel (moeten) kiezen voor schaalvergroting of voor verbreding van de activiteiten, kunnen in het landelijk gebied zeer uiteenlopende ruimteclaims worden verwacht. Dit, in combinatie met de wens om de landschappelijke kwaliteit en diversiteit te beschermen en versterken, vraagt om een visie op toekomstige ontwikkelingen.

De visie onderscheid daarbij verschillende gebieden, die ieder afzonderlijk hun eigen landschappelijke kwaliteiten kennen en wisselend geschikt zijn voor bepaalde functie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0342.BPLG0015-0301_0003.png"

Figuur 3.1 Uitsnede Gebiedsvisie landelijk gebied Soest - deelgebied Birkstraat

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan maakt onderdeel uit van het deelgebied Birkstraat. Deze wordt getypeerd als een agrarisch lint met ruime doorzichten naar het open agrarische gebied van de Eempolder aan de noordzijde en het coulisselandschap richting Korte Duinen aan de zuidzijde.

In de visie is de Birkstraat geschikt om een meer divers karakter te krijgen: de agrarische bestemming is nog steeds primair maar door de ligging tussen het stedelijke gebied van Soest en Amersfoort vindt steeds meer verbreding plaats (groene diensten).

Daarbij is op het gebied van beeldkwaliteit onder andere aandacht vereist voor het behoud van de stroken verkaveling, karakteristieke eikenlanen en de bescherming van monumentale bebouwing.

3.4 Toetsing

Het perceel Birkstraat 134 maakt onderdeel uit van het landelijk gebied van Soest, waar verstedelijking in beginsel niet gewenst is.

De toelichting bij de provinciale verordening omschrijft daarover echter dat met deze regeling 'een ongebreidelde uitwaaiering van stedelijke functies moet worden voorkomen en dat binnen deze context nieuwe vormen van verstening daarom alleen onder specifieke voorwaarden toelaatbaar zijn'. Hieruit valt af te leiden dat het gaat om het toevoegen van extra bebouwing aan het landelijk gebied.

In dit geval gaat het om het invullen van bestaande bebouwing met een nieuwe functie. Van verstedelijking in de vorm van verstening is daarom geen sprake. Doordat er ook geen verdere ruimtelijke ingrepen aan de orde zijn, blijft ook de ruimtelijke structuur ter plaatse behouden en worden dus geen landschappelijk of cultuurhistorisch waardevolle structuren of elementen aangetast.

De nieuwe functie zelf sluit tot slot goed aan bij de gewenste ontwikkelingen die in de gemeentelijke structuurvisie en de gebiedsvisie landelijk gebied benoemd.

De ontwikkeling past zodoende binnen het ruimtelijk beleidskader zoals vastgelegd op de verschillende overheidsniveaus.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Verkeer en parkeren

Ontsluiting

De ontsluiting van het perceel blijft na de functiewijziging ongewijzigd. Dit betekent dat het perceel aan de noordzijde direct ontsloten wordt via de Birkstraat. Deze vormt in oostelijke richting de verbinding met Amersfoort en in westelijke richting met Soest. Vanaf de Birkstraat vormen de N413 en de N221 aansluiting op de A28.

Gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling is de bestaande infrastructuur ruimschoots voldoende voor een goede afwikkeling van het verkeer.

Parkeren

Het parkeren gebeurt net als in de oorspronkelijke situatie op eigen terrein. De verplichting daartoe is bovendien vastgelegd in de regels van het bestemmingsplan, waarmee afwenteling van de parkeerbehoefte op de omgeving wordt voorkomen.

Op basis van de 'Nota parkeernormen auto en fiets Soest' (2e herziening) worden maatschappelijke voorzieningen met een wooncomponent als (kleine) woningen aangemerkt. De oppervlakte van de private woonruimtes is daarbij bepalend voor de parkeernorm, waarin ook de parkeerbehoefte van de aanverwante ruimtes (zoals kantoor, administratie, verblijfsruimten) is verwerkt.

Gelet op de omvang van de private woonruimtes waar de cliënten gebruik van maken, is de parkeernorm voor woningen kleiner dan 50 m2 van toepassing. Deze bedraagt 0,7 parkeerplaats per woning. In dit geval is sprake van maximaal 16 onzelfstandige wooneenheden. De parkeerbehoefte bestaat zodoende uit minimaal 16 * 0,7 = 11,2 parkeerplaatsen. Dit betekent dat minimaal in 12 parkeerplaatsen voorzien dient te worden. Op eigen terrein is voldoende ruimte beschikbaar om hierin te voorzien.

Conclusie

Voor de afwikkeling van het verkeer en het opvangen van de parkeerbehoefte zijn geen ingrepen nodig. De bestaande infrastructuur en de ruimte op eigen terrein zijn afdoende om hierin te voorzien.

4.2 Wegverkeerslawaai

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van deze geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

De beoogde ontwikkeling betreft een geluidgevoelige functie, gelet op de aanwezigheid van nachtverblijven voor cliënten waarmee langdurig verblijf aan de orde is. De locatie ligt binnen de geluidszone van de Birkstraat. Om die reden is akoestisch onderzoek uitgevoerd, waarvan de rapportage is opgenomen in bijlage 1.

Hieruit blijkt dat de geluidbelasting op het gebouw waarin de cliëntenverblijven / nachtverblijven gesitueerd zijn, aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voldoet. In het onderzoek is ook de geluidbelasting op de overige, bestaande gebouwen in beeld gebracht. Daaruit komt naar voren dat de geluidsbelasting op die gebouwen niet aan de voorkeursgrenswaarde voldoet. Om die reden kan de locatie waar de cliëntenverblijven / nachtverblijven zich verblijven niet zonder meer uitwisselbaar blijven in het bestemmingsplan. Er is om die reden voor gekozen om de bestaande locatie van deze verblijven met een specifieke aanduiding vast te leggen op de verbeelding van het bestemmingsplan. Omdat hiermee uitgesloten is dat deze verblijven nog ergens anders kunnen worden gesitueerd, is het vaststellen van hogere grenswaarden niet nodig.

Gelet op de bevindingen uit het onderzoek en in combinatie daarmee het vastleggen van de bestaande locatie van de cliëntenverblijven / nachtverblijven, is het aspect wegverkeerslawaai geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.3 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Onderzoek en conclusie

Ten opzichte van de vigerende planologische situatie is er sprake van een functiewijziging. Het plangebied verandert van horeca naar maatschappelijk. Gezien het oorspronkelijk gebruik voor de functie horeca zal de bodemkwaliteit voldoende zijn voor de beoogde functie. Daarnaast vinden er geen grondwerkzaamheden plaats. Er wordt geconcludeerd dat het aspect bodem de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

4.4 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.1 weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Onderzoek

Met dit bestemmingsplan wordt de functiewijziging mogelijk gemaakt van de functie horeca naar de functie woonzorgvoorziening. Gelet op de aard en omvang van de nieuwe functie (max. 16 woonzorgeenheden) en afgezet tegen de oorspronkelijke functie (horeca, waaronder mogelijkheden tot hotel of restaurant), is per saldo geen sprake van noemenswaardig meer verkeer. Gelet op de omvang van projecten waarvoor het Besluit Nibm van toepassing is (o.a. woningbouwprojecten tot 1.500 woningen), wordt gesteld dat de beoogde ontwikkeling zelf geen noemenswaardige bijdrage heeft aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2015 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Birkstraat. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.

4.5 Bedrijven en milieuzonering

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Onderzoek

In de directe omgeving van het plangebied zijn naast woningen ook (agrarische) bedrijven en een recreatiepark aanwezig. Daarnaast heeft het plangebied zelf de bestemming horeca. Vanwege deze diversiteit aan activiteiten kan gesproken worden van een gemengd gebied.

Grenzend aan het plangebied is recreatieterrein Duynparc Soest gelegen (Birkstraat 132). Hiervoor geldt een richtafstand van 30 m ten opzichte van een gemengd gebied. Het Duynparc is op circa 10 m afstand van de woonzorgeenheden gelegen. Aan de algemene richtafstand voor een recreatieterrein als geheel wordt zodoende niet voldaan. Een nadere beoordeling van de situatie leert echter dat de inrichting en activiteiten van het recreatieterrein zodanig zijn, dan van een acceptabel woon- en leefklimaat gesproken kan worden:

  • Op het recreatieterrein zijn recreatiewoningen gelegen welke geen milieuhinder veroorzaken.
  • Op circa 10 m ten zuiden van het plangebied is op het recreatieterrein een wasserette gelegen. Hiervoor geldt volgens de VNG-publicatie een richtafstand van 0 m ten opzichte van een gemengd gebied. Aan deze richtafstand wordt daarom voldaan.
  • Naast deze recreatiewoningen is een jeu de boules baan gelegen welke gezien de aard en omvang geen belemmering vormt.
  • Op circa 38 m ten zuidoosten van het plangebied is op het recreatieterrein een tennisbaan gelegen. Voor een tennisbaan geldt een richtafstand van 30 m ten opzichte van een gemengd gebied. Aan deze richtafstand wordt voldaan.
  • Op circa 50 m ten westen van de woonzorgeenheden is op het recreatieterrein een voetbalveld (zonder verlichting) gelegen. Gezien de omvang, gebrek aan verlichting en de afstand, vormt het voetbalveld geen belemmering.

Naar aanleiding van de ingediende zienswijze is aanvullend onderzoek uitgevoerd op het aspect geluid. Deze is uitgewerkt in een memo en bijgevoegd in bijlage 2. De samenvattende conclusie in deze memo is dat de realisatie van een aantal woon-/zorgeenheden aan de Birkstraat 134 niet extra belemmerend is op het onderdeel geluid voor de doorontwikkeling van het recreatieterrein aan de Birkstraat 132. Uit de berekeningen is gebleken dat de woning aan de Birkstraat 130 bepalend is voor de “geluidruimte” van Birkstraat 132.

Ten noorden van het plangebied zijn agrarische gronden gelegen welke gezien de aard en intensiteit van gebruik geen belemmering vormen.

Ten zuidoosten van het plangebied op circa 60 m is ter plaatse van Birkstraat 142 een kippenfarm gelegen. Dichterbij deze kippenfarm zijn reeds geurgevoelige objecten gelegen. Daarnaast blijkt uit de planmer die is opgesteld voor het bestemmingsplan landelijk gebied dat de geurbelasting beperkt is. Er zal dan ook sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Tot slot zal het plangebied door de beoogde ontwikkeling zelf minder milieuhinder veroorzaken. Immers in de huidige situatie is er sprake van de bestemming horeca. De wijziging naar een woonzorgvoorziening zal de (potentiële) milieuhinder reduceren.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de beoogde ontwikkeling sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat er in de omgeving geen bedrijven aanwezig zijn die door de ontwikkeling in hun bedrijfsvoering worden beperkt. Ook zal milieuhinder voor omliggende milieugevoelige functies aanzienlijk afnemen door de functiewijziging van het plangebied.

4.6 Geur

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor geurgevoelige objecten, zoals in dit geval de woonzorgeenheden, moet het geuraspect worden onderzocht. Het is niet toegestaan om zonder meer nieuwe geurgevoelige objecten mogelijk te maken binnen de geurcontour van een bestaand bedrijf.

Nabij het plangebied is kippenfarm Van Spijker aanwezig. Dit is een intensief veehouderijbedrijf aan de Birkstraat 142.

Relevant voor de beoogde ontwikkeling, is dat tussen het plangebied en de kippenfarm recreatieterrein Duynpark Soest ligt. Op dit recreatieterrein zijn recreatiewoningen aanwezig, die als milieugevoelige functies worden aangemerkt. Dit houdt in dat het intensieve veehouderij bedrijf in westelijke richting, dat wil zeggen in de richting van het plangebied, reeds te maken heeft met geurgevoelige functies op kortere afstand. De beoogde ontwikkeling zorgt zodoende niet voor een belemmering van de bedrijfsactiviteiten.

Andersom geldt dat het bedrijf Van Spijker geen belemmeringen oplevert voor een goed woon- en leefklimaat voor de beoogde woonzorgeenheden. Het betreft een enkel bedrijf waardoor er geen sprake is van cumulatie is van geurhinder en er geen verhoogde achtergrondwaarden aan de orde zijn.

Het aspect geur staat de uitvoering van de beoogde ontwikkeling daarom niet in de weg.

4.7 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten.  In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

Conform de landelijke risicokaart is circa 300 m ten zuidoosten van het plangebied de inrichting Bosbad Birkhoven gelegen. Deze inrichting heeft zowel geen PR 10-6 contour als geen invloedsgebied en vormt dan ook geen extern veiligheidsrisico. Verder zijn er in de directe omgeving geen risicovolle inrichtingen aanwezig.

Circa 700 m ten oosten van het plangebied loopt een spoorlijn waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Omdat het plangebied op meer dan 200 m afstand ligt van de spoorlijn hoeven er volgens het Basisnet geen beperkingen te worden gesteld aan het ruimtegebruik ter plaatse van het plangebied.

Verder vindt er in de directe omgeving geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, het water of door buisleidingen.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.8 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.

Toetsing

Grenzend aan het plangebied loopt ten oosten een hoogspanningsverbinding van 150 kV. Hiervoor geldt aan beide zijden een indicatieve zone 80 m. Het plangebied valt binnen deze zone. Binnen deze zone wordt geadviseerd nieuwe situaties te voorkomen waarin kinderen langdurig worden blootgesteld aan het magnetisch veld van de hoogspanningsverbinding. De beoogde ontwikkeling maakt dergelijke situaties niet mogelijk. De woonzorgeenheden zijn niet bedoeld voor kinderen tot 15 jaar. Om dit ook planologisch vast te leggen, is in de regels bij de bestemming Maatschappelijk vastgelegd dat dit niet is toegestaan.

Het plangebied valt ook deels binnen de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' uit het bestemmingsplan Landelijk Gebied. Binnen de zone van deze dubbelbestemming mag niet worden gebouwd. De beoogde ontwikkeling betreft een transformatie van de bestaande bebouwing. De dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' vormt dan ook geen belemmering.

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn verder geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig.

Conclusie

Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.9 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Vallei & Veluwe, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. De initiatiefnemer heeft het waterschap geïnformeerd door gebruik te maken van de Digitale Watertoets. Deze is uitgevoerd op 14 juni 2016. Daaruit kwamen geen aandachtspunten naar voren die aanleiding geven tot nader overleg met het waterschap.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Waterschapsbeleid

Sinds 1 januari 2013 zijn waterschap Vallei & Eem en Veluwe gefuseerd tot het waterschap Vallei en Veluwe. Voor de periode 2016-2021 heeft het waterschap een waterbeheerprogramma opgesteld. Op basis van de strategische doelstellingen uit de Langetermijnvisie, de Deltabeslissingen, de aanbevelingen uit het in 2014 gepresenteerde OESO-rapport en de Kaderrichtlijn Water zijn in dit programma tactische doelen geformuleerd. Per jaarplan wordt samen met de partners concreet invulling gegeven aan de daadwerkelijke realisatie van deze doelen. Per 1 januari 2014 is ook een nieuwe Keur ingetreden voor het gehele waterschapsgebied. In de Keur staat wat er wel en niet mag in watergangen, waterkeringen, bergingsgebieden en ondersteunende kunstwerken en met grondwater. Met die regels beschermt het waterschap de dijken, sloten, waterstanden en grondwaterstanden.

Gemeentelijk beleid

Waterplan 2011-2015

De gemeente Soest heeft op 17 maart 2011 het Waterplan Soest 2011-2015 vastgesteld, waarin uitgangspunten en doelstellingen met betrekking tot (stedelijk) waterbeheer zijn genoemd. Het gemeentelijke waterplan streeft naar Duurzaam Bouwen in de toekomst en integratie van waterbewust bouwen in gemeentelijke bouw-, verbouw- en inrichtingsprocedures.

Gemeentelijk Grondwaterplan Soest 2011-2015

Het grondwaterplan (2011-2015) beschrijft de wijze waarop de gemeente invulling geeft aan haar wettelijke zorgplicht voor grondwaterbeheer. Met het opstellen van het GWP is het beleid voor de grondwaterzorg geformuleerd en hiermee zijn de effecten en de kosten voor het uitvoeren van de zorgplicht expliciet en toetsbaar gemaakt. Het grondwaterplan is net als het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) strategisch van aard en maakt onderdeel uit van het verbrede GRP. In het plan is een kostendekkingplan opgenomen, hierin worden alle maatregelen financieel vertaald.

Gemeentelijk rioleringsplan Soest 2012-2017

Voor het verwijderen van afvalwater uit de woonomgeving is riolering een onmisbare voorziening. Aanleg en beheer van riolering is een gemeentelijke taak die zijn wettelijke basis vindt in de Wet milieubeheer. Het plan beschrijft hoe de gemeente in de genoemde periode haar rioleringstaak vorm wil gaan geven en hoe goede beleidsafwegingen op het terrein van bescherming van bodem- en waterkwaliteit en de rioleringszorg gemaakt zullen worden. In het plan wordt aangegeven op welke wijze invulling wordt gegeven aan de wettelijke zorgplicht voor een doelmatige inzameling en een doelmatig transport van afvalwater.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied is gelegen langs de Birkstraat te Soest en bestaat uit enkeerdgronden; fijn zand. In het plangebied is er sprake van grondwatertrap VII. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand

varieert tussen 0,8 m en 1,4 m beneden het maaiveld en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 1,2 m beneden het maaiveld ligt.

Waterkwantiteit

Binnen en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen watergangen aanwezig.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- en beschermingszone van de regionale/primaire waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel.

Toekomstige situatie

Algemeen

De beoogde ontwikkeling betreft de functiewijziging van de bestaande bebouwing naar een woonzorgvoorziening, bestaande uit onzelfstandige wooneenheden, algemene ruimten en kantoorruimten en een berging/schuur.

Waterkwantiteit

De beoogde ontwikkeling betreft de transformatie van bestaande bebouwing. Verhard oppervlak zal daarom niet toenemen en watercompenserende maatregelen zijn dan ook niet vereist.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de Keur. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap mag worden gebouwd, geplant of opgeslagen. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.

Voor de realisatie van de beoogde ontwikkeling is geen vergunning op basis van de Keur noodzakelijk.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.10 Ecologie

Op basis van de Wet Natuurbescherming is het van belang bij de ruimtelijke planvorming vooraf te onderzoeken of én welke dier -en plantensoorten er voorkomen, wat hun beschermingsstatus is en wat de effecten zijn van de ingreep op het voortbestaan van de gevonden soorten.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt op grote afstand van gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Natuurbeschermingswet.

Het plangebied maakt evenmin onderdeel uit van de EHS zoals deze is vastgelegd in de provinciale verordening.

Wel maakt het plangebied onderdeel uit van Nationaal Landschap Arkemheen Eemland. Het beschermingsregime daarvoor is niet uitsluitend op ecologie gericht, maar meer op kwaliteiten van het landschap in algemene zin, waar ook ecologie onderdeel van is. Dat het plan landschappelijk geen noemenswaardige impact heeft, is reeds uit de beleidstoets in paragraaf 3.4. aan bod gekomen.

Soortenbescherming

Soortenbescherming is relevant bij werkzaamheden die van invloed kunnen het leven en het leefgebied van beschermde flora- en faunasoorten.

Werkzaamheden waaraan gedacht kan worden zijn onder andere bouw- en sloopwerkzaamheden, werkzaamheden aan watergangen, het verwijderen van groen en grondwerkzaamheden. De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan is gemoeid is niet gericht op enige van deze werkzaamheden. De bestaande bebouwing en inrichting van het perceel wordt als zodanig in tact gelaten, uitsluitend de functie die op het terrein wordt uitgeoefend wijzigt.

Om die reden is (mogelijke) aantasting van flora- en faunasoorten binnen het plangebied en de directe omgeving daarvan uitgesloten.

Conclusie

Het aspect ecologie staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.11 Archeologie

Op basis van de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) is geregeld dat de verantwoordelijkheid voor het beheer van de archeologie bij de gemeente ligt. Dit houdt onder andere in dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening gehouden dient te worden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten archeologische waarden.

Erfgoedverordening gemeente Soest 2014

De bescherming van archeologische waarden is binnen de gemeente Soest vastgelegd in de Erfgoedverordening gemeente Soest 2014. Deze verordening hanteert verschillende zones met archeologische waarden. Daarbinnen dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden voordat werkzaamheden uitgevoerd mogen worden die (mogelijk) een verstorend effect hebben op archeologische (verwachtings)waarden. De regeling is gebaseerd op de gemeentelijke beleidsadvieskaart ui 2011, waarin de zones met archeologische waarden en verwachtingswaarden zijn vastgelegd.

Onderzoek

Het plangebied ligt op basis van de beleidsadvieskaart in de zone 'Archeologisch Waardevol Verwachtingsgebied 1'. Een uitsneden van de beleidsadvieskaart waaruit dit blijkt is opgenomen in figuur 4.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0342.BPLG0015-0301_0004.png"

Figuur 4.1 Uitsnede beleidsadvieskaart Archeologie

Bij deze zone geldt een verplichting tot archeologisch onderzoek bij werkzaamheden groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm.

De beoogde ontwikkeling gaat echter niet gepaard met werkzaamheden anders dan de interne verbouwing en vernieuwing van bestaande gebouwen. Archeologisch onderzoek is daarom niet uitgevoerd. Wel dient de onderzoeksplicht in het bestemmingsplan geborgd te worden, zodat bij eventueel toekomstige werkzaamheden de onderzoeksplicht van toepassing is. Om die reden is in dit bestemmingsplan een archeologische dubbelbestemming opgenomen. Hiermee wordt aangesloten bij de regeling zoals opgenomen in het plan Landelijk Gebied.

Conclusie

Het aspect archeologie staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Om het aspect archeologie bij (mogelijke) toekomstige werkzaamheden te waarborgen, is een archeologische dubbelbestemming opgenomen.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsplanregeling nader toegelicht. Bij het opstellen van het plan is aansluiting gezocht bij de planregels van het bestemmingsplan Landelijk Gebied, waar het projectgebied voorheen in opgenomen was.

De regels zijn daarnaast conform de standaarden Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen

(SVBP2012), de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen (PRBP2012) en de Standaard

Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten (STRI2012). Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en

de uniformiteit binnen de gemeentelijke dan wel landelijke bestemmingsplannen gediend.

5.2 Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover

deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis

hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit

artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten

Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten, die bij het bouwen in acht

genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk

De bestemming Maatschappelijk is als enkelbestemming opgenomen voor het gehele plangebied en staat een woonzorgvoorziening toe met 16 woonzorgeenheden. Gelet op de resultaten uit het onderzoek naar wegverkeerslawaai is de locatie waar de woonzorgeenheden zich mogen bevinden, specifiek vastgelegd.

Artikel 4 Leiding - Hoogspanningsverbinding

De hoogspanningsverbinding die over het perceel ligt, is met deze bestemming vastgelegd en geregeld. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is alleen toegestaan nadat een positief advies van de betreffende leidingbeheerder is ontvangen.

Artikel 5 Waarde – Archeologie – Hoge verwachting

In dit artikel is de bescherming van de archeologische verwachtingswaarde binnen het plangebied geregeld door middel van een zogenoemde dubbelbestemming. Hierin is nadrukkelijk gesteld dat gebouwen (die op basis van de andere ter plaatse geldende bestemmingen mogelijk zijn) op gronden met een archeologische verwachtingswaarde, ter bescherming van die waarden, alleen onder voorwaarden toegestaan zijn.

De dubbelbestemmingen met betrekking tot archeologie zijn opgesteld op basis van de

beleidskaart archeologie Soest. Hierop zijn gebieden met een verschillende archeologische

verwachtingswaarde en het beleid ten aanzien van deze gebieden weergegeven.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Antidubbeltelregeling

Dit artikel bevat een algemene regeling, waarmee kan worden voorkomen, dat er in feite meer

wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van)

bouwvlakken van eigenaars verschillen. De regeling is met name van belang met het oog op

woningbouw. Deze bepaling is afkomstig uit het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 7 Algemene bouwregels

  • Overschrijding bouwgrenzen

Om te voorkomen, dat kleine ontwikkelingen leiden tot het volgen van aparte procedures, is in dit

lid opgenomen, dat voor bepaalde ontwikkelingen de bouwgrenzen overschreden mogen worden.

  • Bestaande maten

Met deze regeling wordt voorkomen, dat bestaande situaties, die afwijken van de maatvoering

ingevolge hoofdstuk 2 van de regels – onbedoeld – geheel of gedeeltelijk onder het

overgangsrecht van dit bestemmingsplan vallen.

  • Onderkeldering van gebouwen

In dit lid worden regels gesteld aan onderkeldering van gebouwen.

  • Ondergrondse parkeervoorzieningen

In dit lid worden regels gesteld aan het ondergronds bouwen van parkeervoorzieningen.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

Dit artikel bepaalt welke vormen van gebruik als strijdig met het bestemmingsplan moeten worden aangemerkt.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

Een deel van het plangebied is voorzien van de aanduiding 'geluidzone - weg'. Hierbinnen zijn, gelet op de ligging nabij een gezoneerde weg in het kader van de Wet geluidhinder. Om die reden gelden aanvullende regels ten aanzien van toegestane functies en het uitvoeren van geluidsonderzoek.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Dit artikel voorziet in een limitatief aantal situaties waarvoor van het bestemmingsplan afgeweken kan worden. Het gaat veelal om kleinschalige afwijkingen in maatvoering of om ondergeschikte bouwdelen.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor geringe overschrijdingen van

bestemmingsgrenzen en om dit bestemmingsplan te wijzigen als -een wijziging van- de

Beleidsnota parkeernormen en parkeerfonds opnieuw door de gemeenteraad is vastgesteld.

Artikel 12 Overige regels

Hierin is geregeld dat voor de wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, deze

gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

Artikel 13 Overgangsregels

  • Overgangsrecht bouwwerken

Het overgangsrecht ten aanzien van bouwen is in dit lid vastgelegd. Uitbreiding van de

bebouwing, die onder het overgangsrecht valt is slechts mogelijk met afwijking van het bevoegd

gezag.

  • Overgangsrecht gebruik

Het betreft de overgangsbepaling met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en

bouwwerken, voor zover dat gebruik afwijkt van dit bestemmingsplan op het moment, dat dit

rechtskracht verkrijgt.

Artikel 14 Slotregel

Dit artikel geeft aan onder welke naam dit bestemmingsplan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Voor de onderhavige ontwikkeling worden de proceskosten en de ontwikkelingskosten en het risico op planschade gedragen door de initiatiefnemende partij. Er zijn geen bijzondere kosten voor de aanleg van ontsluitingen, kabels en leidingen. Om de genoemde kosten te dekken is tussen de gemeente Soest en de initiatiefnemende partij een overeenkomst gesloten.

De economische uitvoerbaarheid is daarmee aangetoond en de gemeentelijke kosten zijn op deze manier afgedekt.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt het bestemmingsplan tijdens de voorbereiding van het plan voorgelegd aan de wettelijke overlegpartners.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft conform de wettelijke vereisten gedurende een periode van 6 weken ter inzage gelegen, waarbinnen eenieder in de gelegenheid is gesteld een zienswijze tegen het plan in te dienen.

Op het plan zijn twee zienswijzen binnen gekomen. Hieronder wordt kort weergegeven wat de aanpassingen in het plan zijn op basis van de zienswijzen:

  • 1. In een van de zienwijzen wordt gesteld dat de bestemmingsplanwijziging een mogelijke belemmering kan vormen voor de toekomstige ontwikkeling van Birkstraat 132. Om aan te tonen dat de ontwikkeling aan de Birkstraat 134 geen belemmering vormt voor de toekomstige plannen van de Birkstraat 132 is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De conclusie uit dit onderzoek is verwerkt in paragraaf 4.5 Bedrijven en milieuzonering. De zienswijze geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.
  • 2. TenneT geeft in haar zienswijze aan geen bezwaar te hebben tegen het plan. Wanneer er werkzaamheden binnen de belemmerde strook plaats gaan vinden dient er wel een zogenaamde toestemming te worden aangevraagd. Dit om de werkzaamheden veilig uit te kunnen voeren en om de plannen op toelaatbaarheid te kunnen toetsen. Verder geeft Tennet aan dat in artikel 4 aanpassingen benodigd zijn. Deze aanpassingen zijn verwerkt. De vraag om de hoogspanningsverbinding voorrang te geven, is niet verwerkt. Wel is de voorrangsregeling bij de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - Hoge verwachting eruit gehaald, waardoor ze gelijkwaardig zijn.